• No results found

Toetsplan studiejaar jaar 1 en 2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Toetsplan studiejaar jaar 1 en 2"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

G2020

Toetsplan studiejaar 21-22

Bachelor of Science Geneeskunde Rijksuniversiteit Groningen

Universitair Medische Centrum Groningen

Deel 1A

jaar 1 en 2

(2)

2

Inhoudsopgave

Voorwoord……….. 3

1 Eindtermen van de bacheloropleiding Geneeskunde G2020……….. 4

1.1 Landelijke eindtermen en G2020………. 4

1.2 Doel van de opleiding G2020……….. 4

1.3 Eindtermen kennisontwikkeling bacheloropleiding……… 4

1.4 Eindkwalificaties competentieontwikkeling bacheloropleiding……….. 5

2 Relatie competenties en curriculumonderdelen………. 7

2.1 Onderwijseenheden Oorzaken van Ziekten……… 8

2.2 Onderwijseenheden Kennisprogressie……… 9

2.3 Onderwijseenheden Competentieontwikkeling……….. 9

3 Toetsbeleid, toetsmethoden en toetsvormen……….. 9

3.1 Visie op toetsing……… 9

3.2 Toetsmethoden kennis ………. 10

3.3 Toetsmethoden competentieontwikkeling ………. 11

3.4 Tutoronderwijs……… 12

3.5 Verantwoordelijk voor het toetsbeleid………. 12

4 Uitvoeringsregels toetsproces Kennistoetsen………. 12

4.1 Vaststelling van de leerdoelen Oorzaken van Ziekten……… 12

4.2 Samenstelling van de schriftelijke kennistoetsen Oorzaken van Ziekten……… 12

4.3 Afname van de toetsen Oorzaken van Ziekten……….. 13

4.4 Cesuur schriftelijke toetsen Oorzaken van Ziekten……… 13

4.5 Vaststellen eindresultaat toetsen Oorzaken van Ziekten……… ….. 14

(3)

3

4.6 Nabespreking en inzage van de toetsen Oorzaken van Ziekten……….. .. 14

4.7 Volgtijdelijkheid van toetsen ………. 14

4.8 Herkansing Oorzaken van Ziekten……….. 14

4.9 Toetsprocedures Voortgangstoets……….. 16

5 Uitvoeringsregels toetsproces toetsen Competentieontwikkeling…………. 18

5.1 Vaststelling van de leerdoelen Competentieontwikkeling……… 18

5.2 Samenstelling van de summatieve beoordeling van Competentieontwikkeling.. 18

5.3 Berekening cijfer competentieontwikkeling………. 19

5.4 Voortgangsgesprek………. 19

5.5 Eindgesprek ………..………….. 20

5.6 Beoordelingsadvies ………. 20

5.7 Vaststellen van het eindcijfer ……….. 20

5.8 Herkansing ………... 20

5.9 Remediëring ………. 21

(4)

4

Voorwoord

Dit document beschrijft het toetsplan van de bacheloropleiding Geneeskunde G2020 van de Rijksuniversiteit Groningen dat per 1 september 2014 van start is gegaan. Dit plan bevat de beoordelingsprocedures van het curriculum en de onderwijsonderdelen van de bacheloropleiding (BSc) voor jaar 1 en 2 in het academisch jaar 2021- 2022. Het toetsplan van de bacheloropleiding Geneeskunde (G2020) is in overeenstemming met de toetsnotitie van de Faculteit Medische Wetenschappen die gebaseerd is op het algemene toetsbeleid van de Rijksuniversiteit Groningen.

Het curriculum evolueert en verbetert continu op basis van evaluaties. Per studiejaar 2021-2022 start het eerste jaar met het nieuwe competentieonderwijs. In dit toetsplan is het competentie- onderwijs beschreven voor jaar 1 en 2 (= Deel 1A). Deel 1B betreft jaar 3 en Deel 1C betreft de premaster.

Dit toetsplan is gemaakt in overleg met de Examencommissie Tandheelkunde & Geneeskunde (ECTG) en vastgesteld als onderdeel van de Onderwijs- en Examenregeling (OER) door het Faculteitsbestuur op 17 maart 2021.

A.M.D.N. van Lammeren

Programmaleider bachelor G2020

(5)

5

1. Eindtermen van de bacheloropleiding Geneeskunde G2020 1.1 Landelijke eindtermen en G2020

De eindkwalificaties voor de initiële opleiding tot arts in Nederland zijn gedefinieerd in het Raamplan Artsopleiding 2020 (Raamplan) en opgesteld door de acht medische faculteiten in Nederland.

De eindkwalificaties van de arts worden geformuleerd als competenties in verschillende

competentiedomeinen, gebaseerd op het CanMEDS-raamwerk. Het Raamplan hanteert de volgende definitie van het begrip competentie: “Een competentie is het ontwikkelbare vermogen – dat een geïntegreerd geheel bevat – van kennis, inzicht, vaardigheden, waarden en attitudes, om

professionele activiteiten in een authentieke context adequaat, gemotiveerd en proces- en resultaatgericht te kunnen uitvoeren.”

In G2020 worden de volgende competentiedomeinen gehanteerd, afgeleid van de competentie uit het Raamplan 2020:

1. Medische deskundigheid (MED) 2. Communicatie (COM)

3. Samenwerking (SAM)

4. Wetenschappelijk handelen (WET) 5. Leiderschap (LEI)

6. Maatschappelijk handelen (MAH) 7. Professionaliteit (PROF)

Een competentiedomein bevat een globale omschrijving van de competentie gevolgd door een aantal deelcompetenties. Deze deelcompetenties fungeren daarbij als ‘stip op de horizon’, en beschrijven het eindpunt van een ontwikkeling over drie bachelorjaren. De deelcompetenties van de bacheloropleiding voor de competentieontwikkeling zijn gebaseerd op en afgeleid van die van de masteropleiding G2020 en geformuleerd op eindniveau bachelor zonder tussenniveaus.

1.2 Doel van de opleiding G2020

Het doel van de G2020 bachelor- en masteropleiding Geneeskunde is studenten op te leiden tot basisarts met kwalificaties zoals beschreven in het Raamplan. De twee programma’s leiden de studenten op tot competente basisartsen die in staat zijn professioneel om te – blijven – gaan met de ontwikkelingen in de medische praktijk. Toekomstige artsen, die in staat zijn optimaal te functioneren in de continu en snel veranderende omgeving van de zorg, moeten een degelijke medische basiskennis hebben die ze kunnen toepassen. Het vermogen om nieuwe informatie te wegen en te integreren is essentieel om kritisch en creatief medische en wetenschappelijke problemen aan te pakken. Deze kritische, analytische houding stelt de academisch geschoolde student in staat om nieuwe kennis te verwerven, ook na afloop van de medische opleiding (life-long learning).

In de bacheloropleiding studeert de student in een zogenaamde Learning Community (LC), een overzichtelijke gemeenschap waarin men zich met elkaar verbonden voelt en van elkaar leert, waarin wordt gestreefd naar een ‘eigen’ docentencorps en een specifiek inhoudelijk profiel. Komend jaar zijn er de volgende LC’s: Global Health (GH), Duurzame Zorg (DZ), Intramurale Zorg (IZ) en Molecular Medicine (MM) (jaar 2 en 3) en Innovatieve Gezondheidszorg(IG) (jaar 1)

1.3 Eindtermen kennisontwikkeling bacheloropleiding

Het Raamplan deelt de basisvakken als volgt in: (1) natuurwetenschappelijke en (2) mens- en maatschappijwetenschappelijke vakken. In de onderwijseenheden Oorzaken van Ziekten verwerven studenten kennis betreffende basis- en klinische vakken. Basisvakken zijn de medisch- en

natuurwetenschappelijke vakgebieden en de mens- en maatschappijwetenschappen die de

(6)

6

onderliggende kennis aandragen om tot goed begrip en inzicht te komen van klinische ziektebeelden.

In G2020 behoren de volgende disciplines tot de natuurwetenschappelijke basisvakken: anatomie, celbiologie, farmacologie, fysiologie, histologie, pathologie. Onder de mens- en

maatschappijwetenschappen vallen de disciplines medische psychologie, medische sociologie, ontwikkelingspsychologie, ethiek, medisch recht en een gedeelte van public health (organisatie, financiering en kwaliteit van de geneeskunde). De leerdoelen van de basisvakken worden bij de inhoudelijke invulling van het curriculum over de jaren verdeeld.

1.4 Eindkwalificaties competentieontwikkeling bacheloropleiding

Het doel van de onderwijseenheden Competentieontwikkeling is het verwerven van competenties.

1. MEDISCHE DESKUNDIGHEID (MED)

De arts integreert medische deskundigheid met alle overige competenties uit de CanMEDS-competentiedomeinen. De arts past medische kennis en (klinische) vaardigheden toe en handelt op basis van professionele waarden om kwalitatief hoogstaande, doeltreffende, doelmatige en veilige patiënt- of populatiegerichte (preventieve) zorg te leveren.

Bachelor

De juist afgestudeerde bachelor is in staat om:

MED 1 Eenvoudige gezondheidsvraagstukken te analyseren, gebruikmakend van relevante biopsychosociale kennis en wetenschappelijke bronnen in de gesimuleerde praktijk of eenvoudige praktijksetting van directe dan wel indirecte patiëntenzorg

MED 2 In een gesimuleerde beroepssituatie of eenvoudige praktijksetting doeltreffend, doelmatig, ethisch verantwoord en patiëntgericht een consult te verrichten met een individuele patiënt

2.1 gebruikmakend van de relevante biopsychosociale kennis een eenvoudig consult te verrichten 2.2 een volledige (hetero)anamnese af te nemen

2.3 in op niveau en complexiteit geselecteerde oefensituaties een lichamelijk onderzoek uit te voeren bij een (simulatie)patiënt ( in Oorzaken van ziekten)

2.4 van een enkelvoudig probleem een differentiaaldiagnose op te stellen 2.5 in heldere bewoordingen een samenvatting te geven van een patiëntcasus

2.6 mogelijke behandeldoelen te onderzoeken en te formuleren voor eenvoudige gezondheidsvraagstukken 2.7 uitleg te geven over een behandelplan

2.7.1 dit in begrijpelijke taal te bespreken

2.7.2 te controleren of de patiënt alles heeft begrepen 2.7.3 het gesprek adequaat te structureren

MED 3 In een gesimuleerde beroepssituatie of eenvoudige praktijksetting voor enkelvoudige problemen te bepalen welke onderzoeken kunnen worden ingezet voor diagnostisch, preventief en/of therapeutisch beleid 3.1 basale eerste hulp, inclusief reanimatie, toe te passen (in Oorzaken van Ziekte)

3.2 in een gesimuleerde beroepssituatie of eenvoudige praktijksetting een conceptplan op te stellen voor een behandeling of

3.3 procedure voor enkelvoudige gezondheidsproblemen (in Oorzaken van ziekten) MED 4 In onderwijssituaties op professionele wijze veilig te werken

4.1 de patiënt en diens veiligheid centraal te stellen in het medisch consult

4.2 de principes van veilig werken in de gezondheidszorg toe te passen (in Oorzaken van ziekten) 4.3 te reflecteren op het eigen handelen en hierop feedback te vragen

4.4 effectief samen te werken 2. COMMUNICATIE (COM)

De arts gaat een doeltreffende en empathische relatie aan en onderhoudt deze met patiënten, hun naasten en andere (zorg)professionals om essentiële informatie die nodig is voor goede (preventieve) zorg te verzamelen en te delen en om een goede begeleiding te kunnen geven.

Bachelor

De juist afgestudeerde bachelor is in staat om:

COM 1 In een gesimuleerde beroepssituatie of eenvoudige praktijksetting met patiënten contact te onderhouden op basis van wederzijds begrip, empathie en vertrouwen en daarbij

1.1 zowel verbaal als non-verbaal empathisch en respectvol te communiceren 1.2 contextuele factoren te herkennen in de communicatie

1.3 meningsverschillen en emotioneel beladen gesprekken te (h)erkennen en te experimenteren met gedragsalternatieven om hiermee om te gaan (onder supervisie van de docent)

COM 2 In een gesimuleerde beroepssituatie of eenvoudige praktijksetting relevante biopsychosociale informatie

(7)

7

over een medisch probleem te verzamelen en te analyseren en daarbij

2.1 onderliggende zorgbehoeften en voorkeuren te verhelderen door gebruik te maken van persoonsgerichte anamnestische vragen

COM 3 In een gesimuleerde beroepssituatie of eenvoudige praktijksetting patiënten en hun naasten te betrekken in het opstellen van behandelplannen die aansluiten bij hun wensen en doelen en daarbij

3.1 (bij een enkelvoudig probleem) wensen en doelen van de patiënt te bespreken en rekening te houden met contextuele factoren

COM 4 In een gesimuleerde beroepssituatie of eenvoudige praktijksetting medische informatie op adequate wijze te documenteren

3. SAMENWERKING (SAM)

De arts werkt effectief en doelmatig samen met andere (zorg)professionals en patiënten en hun naasten om veilige, hoogwaardige (preventieve) zorg te leveren waarbij de patiënt centraal staat.

Bachelor

De juist afgestudeerde bachelor is in staat om:

SAM1 In onderwijssituaties effectief samen te werken 1.1 een relatie op te bouwen en te onderhouden

1.2 samen te werken met andere studenten en zorgprofessionals

1.3 in gesimuleerde beroepssituaties of eenvoudige praktijksetting onder supervisie gezamenlijke besluitvormingsgesprekken te voeren die recht doen aan de voorkeuren, doelen en waarden van de patiënt

SAM2 In onderwijssituaties en gesimuleerde beroepssituaties of in een eenvoudige praktijksetting goede relaties te onderhouden door begrip voor elkaar te hebben en meningsverschillen en conflicten op te lossen 2.1 respectvol met elkaar om te gaan

2.2 hulp te vragen om goede samenwerkingsvaardigheden te ontwikkelen

SAM 3 In gesimuleerde beroepssituaties of eenvoudige praktijksetting zorg of andere taken adequaat over te dragen om de continuïteit en veiligheid te waarborgen

3.1 een mondeling of schriftelijke overdracht te kunnen verzorgen 4. LEIDERSCHAP (LEI)

De arts handelt vanuit een visie op de zorg en neemt daarbij tevens verantwoordelijkheid voor enerzijds de eigen persoonlijke ontwikkeling en anderzijds de professionele ontwikkeling. De arts reflecteert en toont persoonlijk leiderschap ten aanzien van de eigen ontwikkeling. De arts werkt samen met anderen om zorg te dragen voor een hoogwaardig en doelmatig gezondheidszorgsysteem, optimale zorg en een continue professionele ontwikkeling van zichzelf en collega’s.

Bachelor

De juist afgestudeerde bachelor is in staat om:

LEI1 Een lerende houding aan te nemen en persoonlijk leiderschap te ontwikkelen 1.1 zich lerend op te stellen om zelfreflectie en zelfinzicht te ontwikkelen

1.2 prioriteiten te stellen in studie en privé om de balans te bewaken ter bevordering van de eigen, duurzame inzetbaarheid

LEI2 Verantwoordelijkheid te nemen voor de ontwikkeling tot medisch professional 2.1 te reflecteren op de eigen professionele ontwikkeling

2.2 samen te werken met collega’s

2.3 op een veilige manier feedback te geven en te vragen en belangrijke zaken met elkaar te bespreken LEI3 In gesimuleerde beroepssituaties of eenvoudige praktijksetting bij te dragen aan optimale zorgverlening en

daarbij

3.1 adequaat om te gaan met relevante informatietechnologie

LEI4 Globale kennis te hebben over beschikbare middelen voor de financiering van de gezondheidszorg 5. MAATSCHAPPELIJK HANDELEN (MAH)

De arts zet diens kennis en expertise in om de gezondheid en het welzijn van de individuele burger, populatie en de volksgezondheid als geheel te verbeteren, rekening houdend met beschikbare middelen.

Bachelor

De juist afgestudeerde bachelor is in staat om:

MAH1 In een gesimuleerde beroepssituatie of eenvoudige praktijksetting aspecten in kaart te brengen betreffende ziektepreventie en passende zorg voor de patiënt, die recht doen aan de behoeften van de individuele patiënt in diens context

1.1 gezondheidsbevordering en ziektepreventie onderwerp van gesprek te maken met patiënten 1.2 te bepalen welke determinanten van gezondheid en ziekte bijdragen aan de (ervaren) gezondheid MAH2 In een gesimuleerde beroepssituatie of eenvoudige praktijksetting gezondheidsbehoeften te identificeren in

een patiëntengroep of populatie en daarbij

2.1 determinanten van gezondheid en ziekte te identificeren 2.2 risicopopulaties te herkennen

MAH3 In onderwijssituaties zich een mening te vormen over maatschappelijke thema’s die worden bediscussieerd

(8)

8 6. WETENSCHAPPELIJK HANDELEN (WET)

De arts draagt als academicus bij aan de toepassing, verspreiding, vertaling en uitbreiding van kennis in de praktijk door een leven lang te blijven leren, anderen op te leiden, bewijs te evalueren en bij te dragen aan wetenschappelijk onderzoek.

Bachelor

De juist afgestudeerde bachelor is in staat om:

WET1 Opgedane kennis en vaardigheden over te dragen aan collega’s 1.1 bij te dragen aan een veilige leeromgeving

1.2 een eenvoudige leeractiviteit te verzorgen 1.3 op een veilige manier feedback te geven

1.4 constructief onderwijsactiviteiten te evalueren ter verbetering van het onderwijs

WET2 In een gesimuleerde beroepssituatie of eenvoudige praktijksetting de best beschikbare evidence toe te passen 2.1 te onderkennen dat er sprake kan zijn van klinische onzekerheid

2.2 adequate protocollen en richtlijnen te vinden, te selecteren en correct toe te passen in een gesimuleerde beroepssituatie

2.3 onderzoeksgegevens en onderzoeksliteratuur kritisch te beschouwen WET3 Onder supervisie te participeren in medisch wetenschappelijk onderzoek

3.1 onder supervisie een goede probleemstelling te formuleren en daarbij een passende methode te kiezen om een hypothese te beantwoorden

3.2 de ethische principes voor onderzoek te herkennen

3.3 onder supervisie bij te dragen aan lopend wetenschappelijk onderzoek 3.3.1 onder supervisie een deelonderzoek uit te voeren en te analyseren 3.3.2 hiervan verslag te leggen en dit te presenteren aan professionals 7. PROFESSIONALITEIT (PROF)

De arts zet zich in voor de gezondheid en het welzijn van zowel individuele patiënten als van (groepen van) de bevolking door ethisch verantwoorde praktijkvoering die voldoet aan de vigerende gedragsnormen en regelgeving, door zorg te dragen voor de eigen persoonlijke gezondheid en welbevinden en door goed samen te werken met andere zorgprofessionals.

Bachelor

De juist afgestudeerde bachelor is in staat om:

PROF1 Zichzelf continu te blijven ontwikkelen door een lerende houding aan te nemen 1.1 leerdoelen op te stellen en hiernaar te handelen

1.2 op regelmatige basis feedback te vragen en te reflecteren op het eigen handelen 1.3 zich actief in te zetten voor een goede samenwerking in teams

PROF2 Zich in het contact met patiënten en collega’s te gedragen conform de ethische waarden en normen van de medische beroepsgroep

2.1 zich gepast professioneel te gedragen

2.2 vertrouwelijk om te gaan met medische informatie

PROF3 Zich in gesimuleerde beroepssituaties of eenvoudige praktijksetting te houden aan de wettelijke kaders en gevraagde professionele verantwoordelijkheden en daarbij

3.1 onder supervisie te praktiseren

3.2 onprofessioneel gedrag te (h)erkennen en dit te bespreken met supervisor 3.3 onder begeleiding intervisie toe te passen

PROF4 Zorg te dragen voor de eigen gezondheid en welzijn in het licht van de uitdagingen van de studie en de toekomstige beroepspraktijk

4.1 te reflecteren op het eigen welzijn

4.2 zich leerbaar op te stellen als het gaat om goede zelfzorg 4.3 de balans tussen studie en privé te bewaken

4 Relatie competenties en curriculumonderdelen

De bacheloropleiding G2020 heeft onderwijseenheden gericht op medische kennis en vaardigheden en onderwijseenheden gericht op competentieontwikkeling. Het onderwijsprogramma bestaat uit:

- Onderwijseenheden ‘Oorzaken van Ziekten’

- Onderwijseenheden ‘Kennisprogressie’

- Onderwijseenheden ‘Competentieontwikkeling’

- Onderwijseenheid ‘Bachelorproject’ (jaar 3)

Het eerste jaar van G2020 bestaat uit 5 onderwijseenheden:

- Oorzaken van Ziekten 1.1 (18 EC)

(9)

9 - Oorzaken van Ziekten 1.2 (17 EC)

- Competentieontwikkeling LC 1.1 (10 EC) - Competentieontwikkeling LC 1.2 (11 EC) - Kennisprogressie 1 (4 EC)

(zie figuur 2)

Het tweede jaar van G2020 bestaat uit 5 onderwijseenheden:

- Oorzaken van Ziekten 2.1 (18 EC) - Oorzaken van Ziekten 2.2 (18 EC)

- Competentieontwikkeling LC 2.1 inclusief profileringsonderwijs (10 EC) - Competentieontwikkeling LC 2.2 inclusief profileringsonderwijs (10 EC) - Kennisprogressie 2 (4 EC)

(zie figuur 2)

Tabel: Onderwijsonderdelen en verdeling EC’s in jaar 1 en jaar 2

Semester 1.1 Semester 1.2

Oorzaken van Ziekten 1.1 (18 EC) Oorzaken van Ziekten 1.2 (17 EC) Competentieontwikkeling 1.1 (10 EC) Competentieontwikkeling 1.2 (11 EC)

Inclusief zorgstage en wetenschappelijke stage Kennisprogressie 1 (4 EC)

Semester 2.1 Semester 2.2

Oorzaken van Ziekten 2.1 (18 EC) Oorzaken van Ziekten 2.2 (18 EC) Competentieontwikkeling 2.1 (10 EC)

inclusief profileringsonderwijs Competentieontwikkeling (10 EC)

inclusief profileringsonderwijs Kennisprogressie 2 (4 EC)

2.1 Onderwijseenheden Oorzaken van Ziekten

In de onderwijseenheden Oorzaken van Ziekten worden de eindtermen met betrekking tot de kennisontwikkeling behaald. Middels deze onderwijseenheden raakt de student doordrongen van de betekenis van basisvakken voor de medische inhoud. Gedurende de drie jaren bouwt de student de kennis van de basisvakken op. Door de kennis expliciet in de onderwijseenheden Oorzaken van Ziekten te programmeren is het voor studenten herkenbaar. De opleiding G2020 beoogt de student te leren kennis op een geïntegreerde manier aan te wenden in het professioneel handelen. Elke week staat in de onderwijseenheid van Oorzaken van Ziekten één gezondheidsklacht centraal.

Klachten worden geclusterd in thema’s, die gemiddeld vier weken in beslag nemen teneinde versnippering te voorkomen en structuur voor studenten aan te brengen. Docenten en

examinatoren maken onderling afspraken over de vormgeving van onderwijslijnen in thema’s en semesters en voorkomen zo lacunes in de kennisontwikkeling. De thema’s zijn leidend voor de inhoud van het curriculum en zijn zodanig gekozen dat er een logische aansluiting is met de leerstof van de basisvakken.

Van studenten wordt verwacht dat zij alle aspecten van deze klacht bestuderen: van de moleculaire achtergrond, etiologie, pathogenese, symptomatologie en therapie tot de financiële, ethische en public health aspecten. Op deze manier zijn de basisvakken goed geïntegreerd met de klinische inhoud en worden ze ook zo getoetst. Ook wordt verwacht dat studenten bij een klacht de link kunnen leggen met Healthy Ageing.

(10)

10 2.2 Onderwijseenheden Kennisprogressie

In de onderwijseenheden Kennisprogressie wordt de kennisprogressie via de Interfacultaire

Voortgangstoets getoetst. Deze toets wordt met de andere deelnemende faculteiten samengesteld.

Deze toets wordt beschreven als een wenselijk instrument voor externe validatie.

2.3 Onderwijseenheden Competentieontwikkeling

In de onderwijseenheden Competentieontwikkeling ontwikkelt de student de competenties zoals geformuleerd voor de bacheloropleiding. De competentieontwikkeling vindt plaats in de learning communities (LC’s). Het onderwijs van de onderwijseenheden Competentieontwikkeling zijn gebaseerd op vier leerlijnen, namelijk:

1. Professionele Ontwikkeling (PO): gele leerlijn 2. Healthy Ageing (HA): blauwe leerlijn

3. Medische Communicatie (MC): groene leerlijn 4. Wetenschappelijke Vorming (WV): rode leerlijn

Aan de leerlijnen zijn de competenties uit de competentiedomeinen van bachelorjaar 3 gekoppeld.

Deze geven aan welk niveau verwacht wordt aan het einde van bachelorjaar 3. Voor de trainingen, opdrachten en overige studieactiviteiten zijn hier per leerjaar leerdoelen van afgeleid. De toetsing is voor alle LC’s identiek.

De LC’s kleuren sommige opdrachten met LC-specifieke onderwerpen. Het is duidelijk aangegeven welke opdrachten de student moet inleveren of welke prestaties hij moet leveren, en welke deelcompetenties hij daarmee ontwikkelt. Middels opdrachten en andere studieactiviteiten wordt de student in staat gesteld zich te ontwikkelen. De prestaties van de student worden verzameld in een portfolio (Scorion).

3 Toetsbeleid, toetsmethoden en toetsvormen 3.1 Visie op toetsing

De principes van het toetsprogramma zijn gebaseerd op de geformuleerde eisen van de

Rijksuniversiteit Groningen voor een goed toetsprogramma 1, in combinatie met recente inzichten over en ervaring met longitudinaal toetsen. De visie op toetsing van het curriculum sluit aan bij de ambities, doelen en onderwijsmethodieken van de opleiding. Vandaar dat het toetsprogramma:

1. de student stimuleert actief bezig te zijn met de studie en de leerstof (verhogen participatie);

2. de student uitnodigt om te laten zien wat hij/zij kan en in elke competentie bereikt heeft (verhogen autonomie en verhogen motivatie en binding);

3. de student uitnodigt tot het willen groeien en deze groei te laten zien (verhogen motivatie en stimuleren academische houding);

4. zorgt voor regelmatige feedback van de docent op de producten en competentieontwikkeling van de student (voorwaarde om bovenstaande verwachtingen te realiseren);

5. ruimte biedt voor peerfeedback en peerbeoordelingen (verhogen binding, motivatie en academische houding).

In het toetsprogramma wordt systematisch informatie verzameld over het functioneren en de prestaties van de student. Op basis van deze informatie kan de student worden bijgestuurd om zo uiteindelijk een beslissing te kunnen nemen over de studievoortgang. Door de frequente planning van toetsmomenten en het gebruik van verschillende toetsvormen wordt de student gestimuleerd om op een effectieve manier competenties te ontwikkelen en met de leerstof aan de slag te gaan en aan de slag te blijven. Het toetsprogramma heeft de volgende uitgangspunten:

1 ‘De toets doorstaan: Toetsbeleid aan de RUG’ revised edition policy document 2013

(11)

11 - gericht op ontwikkeling kennis en competenties;

- biedt veel informatie uit meerdere bronnen;

- student krijgt regelmatig feedback van docenten en peers;

- student reflecteert regelmatig op eigen functioneren.

3.2 Toetsmethoden kennis De medische kennis wordt getoetst in:

Jaar 1 Jaar 2

- Oorzaken van Ziekten 1.1 (18 EC) - Oorzaken van Ziekten 1.2 (17 EC) - Kennisprogressie 1 (4 EC)

- Oorzaken van Ziekten 2.1 (18 EC) - Oorzaken van Ziekten 2.2 (18 EC) - Kennisprogressie 2 (4 EC)

3.2.1 Toetsen Onderwijseenheden Oorzaken van Ziekten I & II

Kennis uit de onderwijseenheden Oorzaken van Ziekten wordt met schriftelijke toetsen getoetst.

Schriftelijke toetsen bestaan grotendeels uit vignetten, een schets van het klinische ziektebeeld.

Daaraan gekoppeld wordt een serie vragen gesteld, waarin de basisvakken een belangrijk aandeel hebben.

De onderwijseenheid Oorzaken van Ziekten 1.1 bestaat uit de volgende thema’s:

- Ontwikkeling

- Endocriene regulatie - Bloed & Nieuwvorming - Afweer & Infectie 1 - Afweer & Infectie 2

Oorzaken van Ziekten 1.2 bestaat uit de thema’s:

- Ischemie - Letsel & Trauma - Degeneratie

- Ziekte & Gezondheid

De onderwijseenheid Oorzaken van Ziekten 2.1 bestaat uit de volgende thema’s:

- Systeemziekten - Benauwd - Nieuwvorming 1 - Abdomen - Nieuwvorming 2

Oorzaken van Ziekten 2.2 bestaat uit de thema’s:

- Hormoonhuishouding - Voortplanting

- Zieke kind

- Groei & Ontwikkeling

- Problemen in het kleine bekken Toetsvorm:

- De kennis in de onderwijseenheden Oorzaken van Ziekten 1.1, 1.2, 2.1, 2.2 wordt gemeten met een tentamen dat op meerdere toetsmomenten (3-5 weken) wordt afgenomen.

- De toets bestaat uit open- (OB) en gesloten boek (GB) vragen waarbij als richtlijn geldt 10 OB- en 10 GB-vragen per week. OB-vragen zijn bij voorkeur casus-gerelateerde vragen.

(12)

12

- Specifieke kennis van basisvakken opgedaan in een eerdere fase van het deeltentamen wordt bevraagd in een cumulatief toetssysteem.

- Over elke week wordt een vooraf bepaald aantal OB en GB vragen gesteld die over maximaal drie toetsen worden verdeeld.

3.2.2 Toetsing onderwijseenheden Kennisprogressie

Kennis wordt ook getoetst middels de Interfacultaire Voortgangstoets. Deze toets is

curriculumonafhankelijk en wordt tegelijkertijd afgenomen bij meerdere medische faculteiten in Nederland. Deze toets levert naast informatie over de kennisontwikkeling van de individuele student ten opzichte van zijn studiegenoten ook informatie op die het mogelijk maakt om het kennisniveau van verschillende cohorten studenten in verschillende programma’s te vergelijken.

De procedure voor het beoordelen van het eindresultaat is in het landelijke overleg Interuniversitaire Voortgangstoetsing en de ECTG vastgesteld. Alle deelnemende geneeskundeopleidingen hanteren dezelfde procedure.

Toetsvorm:

- De Interfacultaire Voortgangstoets (‘Voortgangstoets’) wordt 4x per jaar afgenomen.

- Het is een meerkeuzetoets.

- Het eindresultaat van de Voortgangstoets wordt aan het eind van het studiejaar beoordeeld op grond van de resultaten die zijn behaald voor alle vier de Voortgangstoetsen.

- De student ontvangt na elke afgelegde toets een beoordeling over zijn kennisniveau op de betreffende Voortgangstoets.

- De student reflecteert op zijn resultaten van de Voortgangstoets in het coachgesprek aan het einde van het studiejaar.

3.3 Toetsmethoden competentieontwikkeling

Toetsing van de competentieontwikkeling vindt plaats binnen de LC’s. Door het werken aan de opdrachten en studieactiviteiten en door het participeren en samenwerken in werkgroepen, werkt de student aan zijn competentieontwikkeling. De producten, prestaties, performances en het functioneren in de groep van de studenten worden door verschillende docenten van narratieve feedback voorzien. Dit gebeurt aan de hand van heldere criteria afgeleid van de leerdoelen.

De jaarcoördinator ziet erop toe dat de docenten bij elke beoordeling van competenties ruime narratieve feedback aanleveren en vooraf voldoende worden geïnstrueerd over deze manier van beoordelen. Studenten en/of beoordelaars kunnen daarnaast in specifieke gevallen zelf aangeven over welke competentie ze aanvullende feedback willen krijgen/geven. Deze narratieve feedback vormt de input voor het summatieve cijfer op de competentiedomeinen (zie verder hoofdstuk 5 Uitwerking uitvoeringsregels toetsproces toetsen Competentieontwikkeling).

3.3.1 Toetsen Onderwijseenheid Competentieontwikkeling 1.1, 1.2, 2.1 en 2.2 De summatieve eindbeoordeling van de onderwijseenheid bestaat uit:

1) Summatieve beoordeling van de competentieontwikkeling gebaseerd op summatieve cijfers op competentiedomeinen.

In de summatieve beoordeling wordt de aanwezigheid van het verplicht onderwijs2 en of voldaan is aan de portfolioverplichtingen meegenomen.

2 Tot het verplichte onderwijs behoort al het kleinschalig onderwijs en onderwijs waartoe is ingeschreven

(13)

13 3.4 Tutoronderwijs

Het tutoronderwijs is een verplicht practicum voor de onderwijseenheden Oorzaken van Ziekten. In het tutoronderwijs wordt de student beoordeeld op het functioneren in de groep. Deze beoordeling weegt mee in het eindcijfer van de onderwijseenheid Competentieontwikkeling.

De tutor registreert afwezigheid en de daarvoor opgegeven reden, en rapporteert afwezigheid op gezette tijden bij de examinator van Oorzaken van Ziekten.

3.5 Verantwoordelijk voor het toetsbeleid

De programmaleider is eindverantwoordelijk voor het opstellen en correct uitvoeren van het toetsbeleid. De programmaleider stelt het toetsplan en de Onderwijs- en examenregeling op.

De examencommissie (ECTG), aangesteld door het faculteitsbestuur, ziet onder andere toe op de juiste toepassing en uitvoering van het toetsplan. De examinatoren worden aangesteld door de examencommissie op grond van hun expertise en ervaring. De ECTG stelt richtlijnen en aanwijzingen op waarin beschreven staat op welke wijze de examinatoren het toetsplan moeten uitvoeren.

De examencommissie is hierbij verantwoordelijk voor de volgende specifieke taken:

1. Formuleren en bepalen van de wijze waarop toetsen en beoordelingen worden vastgesteld en de manier waarop de cesuur wordt vastgesteld

2. Het aanstellen van de juiste examinatoren voor de verschillende onderdelen van het toetsprogramma

3. Bepalen van de methode waarop periodieke evaluatie van de toetsmethoden wordt georganiseerd

4. Evaluatie van het toetsplan in relatie tot de gerealiseerde competenties van het programma 5. Supervisie over de gebruikte toetsmethoden in relatie tot het vastgestelde toetsplan Elk studiejaar evalueert de ECTG de uitvoering van het toetsplan en kiest daarbij de punten van aandacht voor het komende studiejaar. De ECTG rapporteert jaarlijks in haar jaarverslag de resultaten van de uitvoering van het toetsplan. Indien nodig past de decaan het toetsplan aan. Op deze manier zorgt de ECTG voor een goede kwaliteitscontrole van de toetsing op basis van het toetsplan.

4. Uitvoeringsregels toetsproces Kennistoetsen 4.1 Vaststelling van de leerdoelen Oorzaken van Ziekten

De leerdoelen van de verschillende onderwijseenheden worden vastgesteld door de hiervoor aangewezen examinatoren. Eén van beiden is het aanspreekpunt voor de ECTG.

4.2 Samenstelling van de schriftelijke kennistoetsen Oorzaken van Ziekten

De kennis van de onderwijseenheden Oorzaken van Ziekten jaar 1 en 2 wordt getoetst met een schriftelijke toets die in delen wordt afgenomen (toetsmomenten). De beide coursedirectors in het betreffende semester zijn verantwoordelijk voor de samenstelling van de schriftelijke toetsen.

Schriftelijke toetsen worden samengesteld volgens de volgende generale richtlijnen:

- De inhoud van de vragen vormen een goede representatie van de leerstof (representatie) - De inhoud van de vragen zijn te relateren aan de leerdoelen (validiteit)

- De vragen dienen niet op meerdere manieren zijn uit te leggen, genoeg informatie te bevatten om de vraag te kunnen beantwoorden en geen tegenstrijdige antwoorden op te leveren vanuit verschillende bronnen (betrouwbaarheid)

- De toets bestaat uit open- en gesloten boek vragen. De vraagvorm is multiple choice - De verdeling van de vragen over de toetsmomenten gebeurt volgens een van tevoren

vastgesteld cumulatief systeem

(14)

14

De examinator stelt de toets samen en legt conceptvragen voor de schriftelijke toetsen voor aan het Toetsbeoordelingspanel. Dit panel van deskundigen voorziet deze conceptvragen van commentaar en beoordeelt de wijze en helderheid van de vraagstelling. Vragen kunnen worden geherformuleerd of afgewezen voor schriftelijke toetsing vanwege onduidelijkheden of slechte aansluiting bij de stof.

De examinator voor de onderwijseenheid besluit uiteindelijk over de definitieve samenstelling van de toets.

4.3 Afname van de toetsen Oorzaken van Ziekten

Deelname aan alle deeltoetsen behorende tot een semester is verplicht. De richtlijnen en regels omtrent de afname van de toets worden door de examinator duidelijk gecommuniceerd naar de studenten. Een student die zich, met moverende redenen zoals ziekte of overmacht, tijdig per email heeft afgemeld op het adres g2020-basic1@umcg.nl (jaar 1) en g2020-basic2@umcg.nl (jaar 2) kan in aanmerking komen voor deelname aan de inhaaltoets. De ECTG besluit over deelname aan de inhaaltoets, die wordt gehouden na afloop van het deeltentamen. Het cijfer behaalt met de

inhaaltoets vervangt het ‘nul’ resultaat van de gemiste deeltoets bij de berekening van het eindcijfer van het deeltentamen. Studenten die per deeltentamen meer dan 1 deeltoets hebben gemist worden altijd verwezen naar de herkansing. Studenten die zich niet of te laat via het

bovengenoemde emailadres melden of, naar het oordeel van de ECTG, vanwege niet valide redenen afwezig waren worden verwezen naar de herkansing na afloop van het studiejaar.

Gemiste deeltoetsen: Het eindcijfer voor een onderwijseenheid van Oorzaken van Ziekten wordt berekend nadat de student aan alle deeltoetsen van het betreffende semester heeft deelgenomen.

Studenten die vanwege een valide reden één deeltoets per semester hebben gemist worden na afloop van het deeltentamen, na toestemming van de ECTG, in de gelegenheid gesteld de gemiste deeltoets in te halen (de procedure wordt beschreven in de Regels & Aanwijzingen (R&A) van de ECTG 2020-2021). Het resultaat van de inhaaltoets wordt gecombineerd met de resultaten van de overige deeltoetsen en gebruikt voor de berekening van het eindcijfer voor de onderwijseenheid.

Studenten die meer dan één deeltoets hebben gemist worden verwezen naar de herkansingen die plaats vinden na afloop van het studiejaar.

Inhaalmomenten voor de deeltoetsen:

Na afloop van een semester (begin februari voor semesters 1.1 en 2.1 en eind juni/begin juli voor semesters 1.2 en 2.2) is er de mogelijkheid om 1 deeltoets in te halen.

Voor semester 1.1 is er een extra mogelijkheid voor het inhalen en herkansen van deeltoetsen van deeltentamen A na de kerstvakantie.

4.4 Cesuur schriftelijke toetsen Oorzaken van Ziekten

Bij de berekening van het resultaat van de schriftelijke toets is een kennispercentage van 60% en een cesuur van Cohen met P99 van toepassing.

De onderwijseenheid Oorzaken van Ziekten 1.1 wordt getoetst met 2 deeltentamens (1.1A en 1.1B) die respectievelijk voor 40% en 60% meewegen in het eindresultaat. Bij een voldoende eindresultaat (een cijfer ≥5,50) voor de onderwijseenheid worden 18 EC toegekend mits daarnaast ook aan alle practicumverplichtingen is voldaan en aan alle deeltoetsen is deelgenomen.

De onderwijseenheid Oorzaken van Ziekten 1.2 wordt getoetst met 2 deeltentamens (1.2A en 1.2B) die beide voor 50% meewegen in het eindresultaat. Bij een voldoende eindresultaat (een cijfer

≥5,50) worden 17 EC toegekend mits daarnaast ook aan alle practicumverplichtingen is voldaan en aan alle deeltoetsen is deelgenomen.

(15)

15

De onderwijseenheid Oorzaken van Ziekten 2.1 wordt getoetst met 2 deeltentamens (2.1A en 2.1B) die respectievelijk voor 40% en 60% meewegen in het eindresultaat. Bij een voldoende eindresultaat (een cijfer ≥5,50) voor de onderwijseenheid worden 18 EC toegekend mits daarnaast ook aan alle practicumverplichtingen is voldaan en aan alle deeltoetsen is deelgenomen.

De onderwijseenheid Oorzaken van Ziekten 2.2 wordt getoetst met 2 deeltentamens (2.2A en 2.2B) die respectievelijk voor 40% en 60% meewegen in het eindresultaat. Bij een voldoende eindresultaat (een cijfer ≥5,50) worden 18 EC toegekend mits daarnaast ook aan alle practicumverplichtingen is voldaan en aan alle deeltoetsen is deelgenomen.

Na elk toetsmoment krijgt de student individueel feedback over de prestatie bij de laatste toets en een overzicht van de gesommeerde prestatie tot dan toe. Na afronding van een deeltentamen volgt binnen 10 werkdagen een definitief cijfer. Aan het eind van het semester vindt een summatieve beoordeling plaats. Het eindresultaat van de onderwijseenheid wordt berekend op basis van de cijfers behaald voor beide deeltentamens wanneer voor alle deeltoetsen een resultaat beschikbaar is.

4.5 Vaststellen eindresultaat toetsen Oorzaken van Ziekten

De examinator communiceert de uitslag van de beoordelingen binnen de onderwijseenheid aan de student. De uitslag van de schriftelijke toetsen en cijfers van deeltentamens wordt binnen 10 werkdagen vastgesteld.

4.6 Nabespreking en inzage van de toetsen Oorzaken van Ziekten

Elke deeltoets wordt nabesproken met de Jaarvertegenwoordiging (JV/YR), in aanwezigheid van een producent (notulist). Eventuele inhoudelijke onduidelijkheden worden door de examinator

voorgelegd aan een inhoudsdeskundige docent. De beslissingen in deze bijeenkomsten worden door de examinator binnen 10 werkdagen met inhoudelijke onderbouwing openbaar gemaakt. Op een later moment worden de toetsen door de examinator en het Toetsbeoordelingspanel (TBP) nabesproken met de docenten (n.b. de leveranciers van vragen). De resultaten, en eventuele beslissingen van de examinator, worden in deze bijeenkomst bediscussieerd.

4.7 Volgtijdelijkheid van toetsen

Tijdens het cumulatief toetsen wordt de student voortdurend in de gelegenheid gesteld om onvoldoende prestaties te verbeteren. In G2020 wordt het principe van volgtijdelijkheid gebruikt, hetgeen betekent dat, bij het niet behalen van een voldoende eindresultaat op meerdere

onderwijseenheden, eerst de in de tijd vroegste onvoldoende onderwijseenheid moet worden herkanst (dit is ook van toepassing op studenten in jaar 1 van G2020 met een verlaagd Bindend Studieadvies (BSA)). Voor dit systeem is gekozen vanwege de kennisopbouw gedurende het programma, wat het noodzakelijk maakt dat éérst voorgaande onderwijseenheden met een voldoende resultaat zijn afgesloten.

4.8 Herkansing Oorzaken van Ziekten

Studenten worden in de gelegenheid gesteld om onvoldoende resultaten op deeltentamens na afloop van het 2e semester, in juli of augustus ,te herkansen.

4.8.1 Herkansing deeltentamen 1.1A, 1.1.B, 1.2A, en 1.2B

Voor studenten in jaar 1 van de bachelor wordt een extra herkansing van deeltentamen 1.1A na de kerstvakantie gerealiseerd om een slechte start te kunnen repareren en zo eenvoudiger aan de eisen van het Bindend Studieadvies te kunnen voldoen. Idem voor de deeltoetsen van deeltentamen 1.1B eind januari/begin februari.

In het tweede semester van jaar 1, wordt eind april (na afloop van de zorg- en wetenschapsstage, voor aanvang van thema 8) ook een extra mogelijkheid gegeven om deeltoetsen van deeltentamen

(16)

16

1.2A in te halen en/of deeltentamen 1.2A te herkansen. Idem voor de deeltoetsen van deeltentamen 1.2B eind juni.

Daarnaast is er een mogelijkheid om voor de beide semesters om deel te nemen aan de reguliere herkansingen na afloop van het studiejaar. Studenten kunnen dan een deeltentamen herkansen of het volledige semester.

4.8.2 Herkansing Voortgangstoets

De Voortgangstoets wordt vier keer per jaar afgenomen en elke Voortgangstoets geldt als een herkansingsmogelijkheid voor voorafgaande onvoldoende beoordeelde Voortgangstoetsen. De student moet voldoende kennisgroei laten zien. Aan het einde van het studiejaar wordt op basis van een combinatie van het resultaat van de Voortgangstoetsen beoordeeld of de onderwijseenheid Kennisprogressie van dat jaar behaald is. Het niet behalen van de Voortgangstoets belemmert de student niet in zijn overgang naar het volgende studiejaar, mits de student voldoende studiepunten behaald heeft. El

] ke Voortgangstoets in het volgende studiejaar biedt de student opnieuw de gelegenheid om te voldoen aan de criteria van de onderwijseenheid Kennisprogressie van het voorgaande jaar.

4.9 Toetsprocedures Voortgangstoets

De Voortgangstoets wordt landelijk ontwikkeld. De procedures van afname, bekendmaking uitslag en herkansing worden via de website bekendgemaakt.

(17)

17

5 Uitvoeringsregels toetsproces toetsen Competentieontwikkeling 5.1 Vaststelling van de leerdoelen Competentieontwikkeling

De leerdoelen zijn afgeleid van de deelcompetenties die op hun beurt weer de uitwerking zijn van de vastgestelde competenties voor de bacheloropleiding G2020. De competenties voor de

bacheloropleiding zijn vastgesteld door de programmaleider.

5.2 Samenstelling van de summatieve beoordeling van Competentieontwikkeling

De student krijgt narratieve feedback op producten, presentaties, performances en het functioneren in de groep aan de hand van een feedbackformulier. Deze feedback wordt gegeven door de docent (trainer, coach, wetenschapsbegeleider, tutor). Bij het functioneren in de groep wordt ook de aanwezigheid en participatie beoordeeld. Op vastgestelde momenten geeft de docent een cijfer voor de competentiedomeinen die aan de orde waren in het betreffende onderwijs. De beoordeling op het competentiedomein wordt o.a. gebaseerd op de eerder gegeven feedback. In tabellen 1a en 1b is het aantal beoordelingsmomenten in jaar 1 aangegeven. Tabellen 2a en 2b bevatten de toetsen van jaar 2.

Tabel 1a Toetsen semester 1.1

Leerlijnen Semester 1.1 Toetsen

Leerlijn Professionele Ontwikkeling Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij opdracht 1 De goede dokter Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij de leerlijn Professionele Ontwikkeling 1.1

Leerlijn Medische Communicatie Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij de trainingen Medische communicatie

Summatieve cijfer op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de trainingsgroep

Leerlijn Healthy Ageing Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij opdracht 2 Healthy ageing en de rol van de dokter

Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de werkgroep

Leerlijn Wetenschappelijke vorming Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij opdracht Evidence Based Medicine

Tutorgroep Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de tutorgroep

Tabel 1b Toetsen semester 1.2

Leerlijnen Semester 1.2 Toetsen

Leerlijn Professionele Ontwikkeling Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij de leerlijn Professionele Ontwikkeling 1.2

Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij de Zorgstage

Leerlijn Medische Communicatie Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij de trainingen Medische communicatie

Summatieve cijfer op competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de trainingsgroep

Leerlijn Healthy Ageing Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij opdracht 3 Kwetsbare groepen Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij opdracht 4 Pijn

Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de werkgroep

Leerlijn Wetenschappelijke vorming Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij de wetenschappelijke stage Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de werkgroep tijdens de wetenschappelijke stage

(18)

18

Tutorgroep Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de tutorgroep

Tabel 2a Toetsen semester 2.1

Leerlijnen Semester 2.1 Toetsen

Leerlijn Professionele Ontwikkeling Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij de leerlijn Professionele ontwikkeling 2.1 & voldaan aan profileringsonderwijs

Leerlijn Medische Communicatie Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij trainingen Medische communicatie

Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de trainingsgroep

Leerlijn Healthy Ageing / Wetenschappelijke vorming

Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij opdracht 5 Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij opdracht 6

Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de werkgroep

Tutorgroep Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de tutorgroep

Tabel 2b Toetsen semester 2.2

Leerlijnen Semester 2.2 Toetsen

Leerlijn Professionele Ontwikkeling Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij de leerlijn Professionele ontwikkeling 2.2 & voldaan aan profileringsonderwijs

Leerlijn Medische Communicatie Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij trainingen Medische communicatie

Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de trainingsgroep

Leerlijn Healthy Ageing / Wetenschappelijke vorming

Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij opdracht 7 Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij opdracht 8

Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de werkgroep

Tutorgroep Summatieve cijfers op de competentiedomeinen behorende bij het functioneren in de tutorgroep

Profileringsonderwijs

Het profileringsonderwijs is onderdeel van de leerlijn Professionele Ontwikkeling. Daarmee is de toetsing hiervan onderdeel van de toetsing van PO. De student moet voldoen aan de toets behorende bij het gekozen project. Aanwezigheidsverplichtingen voor onderdelen van ‘Oorzaken van Ziekten’ of ’Competentieontwikkeling’ gaan boven deelname aan het profileringsonderwijs.

Totstandkoming eindcijfer onderwijseenheid Competentieontwikkeling

De summatieve eindbeoordeling van de onderwijseenheden Competentieontwikkeling jaar 1 en jaar 2 is gebaseerd op summatieve cijfers gegeven door verschillende docenten op de

competentiedomeinen. De cijfers gegeven op de competentiedomeinen worden opgenomen in een dashboard (zie tabel 3).

(19)

19 Tabel 3 Voorbeeld dashboard

Competentiedomeinen 3 MED COM SAM LEI WET MAH PROF

Leerlijn Professionele Ontwikkeling

a a a a a

Leerlijn Healthy Ageing a a a a a

leerlijn Wetenschappelijke vorming

a a a a

Leerlijn Medische Communicatie a a a

Tutor a a a

Gemiddelde per competentiedomein

B B B B B B B

Eindcijfer

Competentieontwikkeling

C

5.3 Berekening cijfer competentieontwikkeling

Om te komen tot het eindcijfer Competentieontwikkeling (C):

- Het gemiddelde cijfer van een competentiedomein wordt berekend door de som van de cijfers (a) van dat domein te delen door het aantal metingen (bijv. MED (a+a+a) : 3 = B.

- Vervolgens wordt de som van de gemiddelde cijfers van de competentiedomeinen gedeeld door het aantal competentiedomeinen (B+B+B+B+B+B+B) : 7 = C

Daarnaast bepaalt de examinator of de student voldoet aan de cesuureisen:

- Alle competentiedomeinen ≥ 5,5.

- Niet meer dan 1x een ≤5.0 in één domein.

- Niet meer dan 2x een ≤5.0 in alle summatieve beoordelingen.

- Eindcijfer onderwijseenheid ≥ 5,5.

Studenten met een onvoldoende resultaat worden aan het einde van het semester achter gesloten deuren besproken tijdens een vergadering van de Beoordelingscommissie Competentieontwikkeling (een zogenaamde 'Rapportvergadering'). Dit wordt bijgewoond door de jaarcoördinatoren, de examinatoren en de programmadirecteur en een onafhankelijke persoon. De jaarcoördinator geeft een overzicht van de eindbeoordelingen van de studenten van hun jaar. Ook gevallen van twijfel en individuele gevallen die aandacht behoeven komen aan bod. Studenten voor wie het aanbevolen eindcijfer een onvoldoende is (O), maar die de examinator overweegt een voldoende te geven, worden in ieder geval besproken.

Statistiektoets jaar 1

Cohort 20-21: De statistiektoets is behaald indien ≥ 5,5. Het behalen van de statistiektoets is een eis om te mogen starten met het bachelorproject in jaar 3.

3 MED= Medische deskundigheid COM= Communicatie

SAM= Samenwerking LEI= Leiderschap

WET= Wetenschappelijk handelen MAH= Maatschappelijk handelen PROF= Professionaliteit

(20)

20 Cohort 21-22: De toets bestaat uit:

- Aanwezigheid bij de practica

- Twee deeltoetsen: aan het einde van semester 1.1 en na de wetenschappelijke stage (1.2) - Het gemiddelde van alle deeltoetsen moet ≥ 5,5 zijn. Het behalen van de statistiektoets is een

eis om te mogen starten met het bachelorproject in jaar 3.

5.4 Voortgangsgesprek

Halverwege het semester 1.1 heeft de student een voortgangsgesprek met de coach. Dit gesprek wordt door de student voorbereid middels een reflectieopdracht. Hierin beschrijft de student zijn ontwikkeling. Hij gebruikt daartoe de tot dan toe verkregen feedback en de behaalde resultaten en de gemaakte ontwikkeling binnen andere onderdelen van de opleiding.

De coach bekijkt de gegeven feedback, de resultaten van de andere onderwijseenheden en bespreekt dit met de student.

In het geval de coach oordeelt dat de student er niet goed voorstaat, geeft hij dit duidelijk aan en bespreekt dit met de student. In dat geval spreekt de coach met de student af dat er een Plan van Aanpak geschreven moet worden. Dit plan wordt vastgelegd in Scorion.

5.5 Eindgesprek

In het eindgesprek bij de afsluiting van het semester, spreekt de coach met de student de

ontwikkeling door. Net als bij het voortgangsgesprek bereidt de student dit gesprek voor d.m.v. een reflectieopdracht. De coach en student bekijken en bespreken de cijfers, de feedback en de reflectie van de student. Onvoldoendes worden extra doorgesproken om de oorzaken en achtergrond daarvan helder te krijgen.

5.6 Beoordelingsadvies

De coach geeft van alle studenten een beoordelingsadvies aan de examinator in de vorm van ‘geen bijzonderheden’ dan wel ‘graag bespreken in de beoordelingscommissie’. In het laatste geval geeft de coach een toelichting hiervoor aan de examinator.

5.7 Vaststellen van het eindcijfer

De examinator beoordeelt of de student aan de cesuureisen voldoet en beoordeelt de resultaten van de plagiaatscanner. Indien er geen bijzonderheden zijn valideert de examinator het gemiddelde eindcijfer (op basis van de summatieve cijfers uit het dashboard).

In de volgende gevallen wordt de student besproken in de beoordelingscommissie:

1. Als de student niet voldoet aan de cesuur voor slagen;

2. Als de student een zeer disharmonisch profiel heeft (ook al is het eindcijfer voldoende);

3. Studenten met een ≤5.0 op een domein waarop slechts 1 cijfer gegeven is.

4. Studenten die zijn voorgedragen door de coach.

5. Studenten bij wie overige opvallende zaken aan de orde zijn.

Bij het vaststellen van het cijfer wordt meegewogen:

- Of de student al het verplichte onderwijs heeft gevolgd ( practica, kleinschalige bijeenkomsten zoals de coachbijeenkomsten, trainingen en de werkgroepen

- Of de student zich aan de gestelde deadlines heeft gehouden ( zoals het inleveren van opdrachten, en het afsluiten van de portfolio)

(21)

21

De examinator kan afwijken van het gegenereerde eindcijfer indien dit zo besproken wordt in de beoordelingscommissie. De examinator rondt het cijfer af naar een heel cijfer (≥ 0,50 naar boven).

Hardheidsclausule: In het geval dat studenten door ziekte, overlijden of andere persoonlijke omstandigheden niet aan de eisen van de opdrachten en inleverdata kunnen voldoen, kunnen zij zich schriftelijk wenden tot de examinator met een verzoek tot een persoonlijk plan.

5.8 Herkansing

De studenten met een onvoldoende en/of één van bovengenoemde andere situaties worden besproken in een vergadering van de Beoordelingscommissie Competentieontwikkeling (een zogenaamde 'Rapportvergadering'). In deze vergadering zijn aanwezig: examinatoren competentieontwikkeling, de jaarcoördinatoren en een lid dat niet betrokken is bij het bacheloronderwijs van het betreffende jaar. In deze commissie wordt de herkansing bepaald.

Het type herkansing wordt besproken in de beoordelingsvergadering en gevalideerd door de examinator. Er zijn een aantal herkansingsmogelijkheden:

1. Een snelle herkansing: deze moet binnen twee weken kunnen worden afgerond.

2. Herkansing in het volgende semester: de student krijgt leerdoelen en opdrachten (beschreven in een actieplan) en werkt hieraan in het volgende semester (naast alle leerdoelen en opdrachten die behoren bij dat semester). De examinator bepaalt de termijn waarbinnen de opdrachten ingeleverd moeten worden. De examinator beoordeelt of de onderwijseenheid voldaan is 3. Indien het aantal no shows en de onvoldoende dusdanig groot is dat dit niet herkanst kan

worden in het volgende semester, wordt de herkansing geplaatst in het volgende studiejaar.

Het nieuwe eindcijfer van de herkanste onderwijseenheid is maximaal een 6.

De examinator koppelt de uitslag terug naar de student middels een gesprek. De examinator kan ook kiezen voor een triadegesprek indien er meer aan de hand is of de herkansing ingewikkelder.

De examinator schrijft een toetsverslag en stuurt deze naar de examencommissie.

5.9 Remediëring

Studenten, die ondanks de bovenbeschreven begeleiding zich toch nog onvoldoende ontwikkelen naar het gewenste niveau van competentiebeheersing, worden eventueel door de examinator verwezen naar de Studenten Remediëring Commissie (SRC).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Planologische ruimte scheppen doen we vanuit onze faciliterende rol ook slechts voor die zaken die bijdragen aan onze focus van duurzame eigenzinnige woongemeente, bijvoorbeeld

Archiefdoos inzake christelijk kleuter- en lager onderwijs Franeker 2.1 Wandbord op karton: Commissie van beroep CVO, 1923 2.2 Wandbord op karton: Commissie van beroep CVO,

Cijfers liegen niet is een eclectisch boek, met onderwerpen die uiteenlopen van mensen, volken en landen tot energieverbruik en technische innovatie, inclusief de machines

Voor de volgende cijfers wordt gebruik gemaakt van het aantal 15- 75 jarigen binnen de wijken: In Katendrecht gaat het om 3602 inwoners binnen deze

(2020: € 5.072; 2019: € 4.993) aan inkomen geniet (onder andere winst uit onderneming, loon of resultaat uit overige werkzaamheden) of die in aanmerking komt voor

Tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een

De stichtingskosten van de sporthal zijn geraamd op € 6.800.000, de jaarlijkse exploitatie kosten komen daarmee op € 68.000/jaar.. Hierbij wordt opgemerkt dat door toepassing

Dit blijkt goed te werken in situaties waar studenten fysiek niet aanwezig kunnen zijn, er sprake is van een ‘open boek’-tentamen met veel bronnen en applicaties, wan- neer de