• No results found

Leidt de SVWW tot werk?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Leidt de SVWW tot werk?"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Opdrachtnemer

SEO Economisch Onderzoek / M. de Graaf-Zijl

Onderzoek

Leidt de SVWW tot werk?: de Stimuleringsregeling

Vacaturevervulling door Werklozen en met werkloosheid bedreigde Werknemers (SVWW) vergeleken met andere re-integratietrajecten Startdatum – 1 april 2007 Einddatum – 1 april 2007

Categorie

Wets- en beleidsevaluatie

Conclusie

Onder de SVWW zijn re-integratieprojecten gesubsidieerd die vanuit de vraagzijde van de arbeidsmarkt (werkgevers, sectoren) waren geïnitieerd. De SVWW voorziet daarmee in re-integratietrajecten die zich onderscheiden van de gangbare UWV- en gemeentelijke trajecten door een vraaggerichte benadering. In de projecten zijn werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers met scholing of

werkervaringsplaatsen gekwalificeerd en naar een baan begeleid. Uit dit onderzoek blijkt dat SVWW-trajecten korter duren dan UWV- en gemeentelijke trajecten voor vergelijkbare groepen werkzoekenden. De kans op werk voor bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden (NUG'ers) is groter bij een SVWW-traject dan bij een gemeentelijk traject met of zonder scholing. Bij WW'ers is de kans op werk na een SVWW-traject vrijwel vergelijkbaar met de kans op werk na een UWV-

scholingstraject. Zowel SVWW-trajecten (die vrijwel altijd een scholingscomponent hebben) als UWV-scholingstrajecten leiden voor deze groep werklozen vaker tot uitstroom naar werk dan UWV-trajecten zonder scholing. Qua duurzaamheid van de baanvondsten lijkt de SVWW het voor alle drie de groepen (bijstandsgerechtigden, NUG'ers en WW-ers) even goed of net iets beter te doen dan de beide vormen van UWV- en gemeentelijke trajecten; SVWW-deelnemers blijken het na een traject gevonden werk hooguit iets vaker ten minste een half jaar te behouden. Per saldo leidt de SVWW tot het grootste aantal duurzame baanvondsten, vooral door het grotere aantal werkvinders. SVWW-trajecten leiden al met al tot betere resultaten dan UWV- en gemeentelijke trajecten voor vergelijkbare groepen. Dit effect geldt vooral voor bijstandsgerechtigden en NUG'ers. De verschillen bij de WW zijn beduidend kleiner. Bron: Bibliotheek SZW

Link naar bestand

http://www.onderzoekwerkeninkomen.nl/rapporten/80nhrx7a

(2)
(3)

Roetersstraat 29 - 1018 WB Amsterdam - T (+31) 20 525 1630 - F (+31) 020 525 1686 - www.seo.nl - secretariaat@seo.nl

Leidt de SVWW tot werk?

De Stimuleringsregeling Vacaturevervulling door Werklozen en met werkloosheid bedreigde Werknemers (SVWW) vergeleken met andere re-integratietrajecten

Marloes de Graaf-Zijl

(4)

“De wetenschap dat het goed is”

SEO Economisch Onderzoek doet onafhankelijk toegepast onderzoek in opdracht van overheid en bedrijfsleven.

Ons onderzoek helpt onze opdrachtgevers bij het nemen van beslissingen. SEO Economisch Onderzoek is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam. Dat geeft ons zicht op de nieuwste wetenschappelijke methoden. We hebben geen winstoogmerk en investeren continu in het intellectueel kapitaal van de medewerkers via promotietrajecten, het uitbrengen van wetenschappelijke publicaties, kennisnetwerken en congresbezoek.

Dit rapport is een onderdeel van het rapport: “Evaluatie SVWW” uitgegeven door de Raad voor Werk en Inkomen.

De Raad voor Werk en Inkomen is het overlegorgaan van werkgevers, werknemers en gemeenten. De RWI doet voorstellen aan de regering en andere partijen over het brede terrein van werk en inkomen. Doel van deze voorstellen is een goed functionerende arbeidsmarkt te bevorderen. Het vergroten van de transparantie en het verbeteren van de kwaliteit op de re- integratiemarkt behoort eveneens tot de kerntaken van de RWI.

SEO-rapport nr. 979 ISBN: 978-908766-011-6

Copyright © 2007 SEO Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Het is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen

(5)

Inhoudsopgave

Samenvatting... i

1 Inleiding ...1

2 De SVWW-populatie... 3

3 Resultaten SVWW ... 5

3.1 Hoe lang duurt een traject...5

3.2 Uitstroom en kans op werk...6

(6)
(7)

Samenvatting

Dit rapport geeft uitsluitsel over de mate van succes van de Stimuleringsregeling Vacaturevervulling door Werklozen en met werkloosheid bedreigde Werknemers (SVWW). De SVWW voorziet in re-integratietrajecten voor werkzoekenden, die zich onderscheiden van de gangbare UWV- en gemeentelijke trajecten door een vraaggerichte benadering. Het betreft initiatieven van individuele werkgevers of groepen ondernemers, sectoren en branches, die veelal door middel van scholing en/of werkervaring werkzoekenden kwalificeren voor functies waarvoor zij in de praktijk mensen nodig hebben.

In totaal hebben in de jaren 2002 tot 2004 8698 personen een SVWW-traject doorlopen, verdeeld over 87 verschillende projecten. Dit rapport geeft een analyse van de bijna 5000 personen die deelnamen aan de 63 projecten die ultimo 2006 waren afgerond. Door een koppeling van de sofi- nummers van deze SVWW-deelnemers aan de administratieve gegevens in de bestanden van SUWI-partners is inzicht gekregen in onder meer de relevante achtergrondkenmerken en de mate van werkhervatting. Het betreft voor het grootste deel langdurig werklozen uit de WW, bijstandsgerechtigden en mensen die bij het CWI waren ingeschreven als werkzoekend, maar geen recht hadden op een uitkering. De resultaten voor deze drie groepen zijn gunstig in vergelijking met de trajecten die UWV en gemeenten in dezelfde periode aan een groep werkzoekenden met vergelijkbare kenmerken aanboden:

¾ SVWW-trajecten duren korter dan UWV- en gemeentelijke trajecten die zijn ingezet voor vergelijkbare groepen werkzoekenden.

¾ De kans op werk voor deelnemende bijstandsgerechtigden is groter bij een SVWW-traject dan bij een gemeentelijk traject met of zonder scholing.

¾ De kans op werk voor deelnemende niet-uitkeringsgerechtigden is eveneens groter bij een SVWW-traject dan bij een gemeentelijk traject met of zonder scholing.

¾ Bij WW'ers is de kans op werk na een SVWW-traject vrijwel vergelijkbaar met de kans op werk na een UWV-scholingstraject. Zowel SVWW-trajecten (die vrijwel altijd een scholingscomponent hebben) als UWV-scholingstrajecten leiden voor deze groep werklozen vaker tot uitstroom naar werk dan UWV-trajecten zonder scholing.

¾ Qua duurzaamheid van de baanvondsten lijkt de SVWW het voor alle drie de groepen (bijstandsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en WW-ers) vergelijkbaar of net iets beter te doen dan de beide vormen van UWV- en gemeentelijke trajecten. SVWW-deelnemers blijken het na een traject gevonden werk hooguit iets vaker tenminste een half jaar te behouden. Per saldo leidt de SVWW tot het grootste aantal duurzame baanvondsten (met name vanwege het grotere aantal werkvinders).

Kortom: SVWW-trajecten leiden tot betere resultaten dan UWV- en gemeentelijke trajecten voor vergelijkbare groepen. Dit effect geldt vooral voor bijstandsgerechtigden en nuggers. De verschillen bij de WW zijn beduidend kleiner.

Bij de SVWW-evaluatie van het onderzoekbureau ECORYS in het eerste gedeelte van deze

bundel concluderen de onderzoekers dat de SVWW-projecten hooguit in beperkte mate tot

(8)

ii

aantoonbaar betere resultaten hebben geleid dan de meer aanbodgeoriënteerde trajecten van UWV en gemeenten. Alleen voor WW’ers en Nuggers lijkt er sprake te zijn van (enigszins) betere resultaten. Bij de vergelijking van plaatsingsresultaten heeft ECORYS zich – noodgedwongen – beperkt tot de registraties van trajectresultaten die door de SVWW-projecten zijn bijgehouden en op algemene studies voor wat betreft de UWV- en gemeentelijke trajecten. In de onderzoeksrapportage van Ecorys wijzen de onderzoekers op een gebrekkige vergelijkbaarheid van de SVWW-resultaten met die van andere soorten re-integratietrajecten. Oorzaak daarvan zijn verschillen in doelgroep, verschillen in mogelijke achtergrondkenmerken van deelnemers en definitie en wijze van registratie van plaatsingen. De aanvullende analyses op de SUWI-bestanden in dit deel van de bundel, verricht op basis van een geheel andere methodiek, objectiveren deze verschillen en harmoniseren de definities van een plaatsing. Hierdoor kan er wel een verantwoorde en reële vergelijking worden gemaakt van de resultaten. Uit deze aanvullende analyses blijkt dat met SVWW-trajecten duidelijk betere resultaten worden behaald dan met de meer aanbodgeoriënteerde trajecten van UWV e

n gemeenten.

(9)

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

In de SUWI-wet is aan de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) de taak toebedeeld om een regeling te ontwikkelen en uit te voeren waarmee regionale, sectorale en bedrijfsinitiatieven op het gebied van re-integratie gestimuleerd kunnen worden. Op grond van deze taak is in 2002 de Stimuleringsregeling Vacaturevervulling door Werklozen en met werkloosheid bedreigde Werknemers (SVWW) van start gegaan. In de SVWW zijn re-integratieprojecten gesubsidieerd die vanuit de vraagzijde van de arbeidsmarkt (werkgevers, sectoren) waren geïnitieerd. In totaal zijn er in 2002 en 2003 87 SVWW-projecten van start gegaan. In deze projecten zijn op grotere en kleinere schaal werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers met scholing en/of werkervaringsplaatsen gekwalificeerd en begeleid naar een nieuwe baan.

Een goede vergelijking tussen de resultaten van de SVWW en die van de trajecten van UWV en gemeenten is gezien het verschil in perspectief zeer relevant. Een groot deel van de UWV- en gemeentelijke trajecten is vooral aanbodgericht, terwijl met de SVWW meer vraaggerichte trajecten in gang zijn gezet.

1.2 Onderzoeksopzet

Dit onderzoek maakt gebruik van het SUWI-cliëntstromenbestand, dat in het kader van het onderzoek “De weg naar werk” is geconstrueerd. Dit bestand betreft een koppeling van administratieve gegevens over WW-, bijstand- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, CWI- inschrijvingen, werk, gesubsidieerd werk en re-integratieactiviteiten van alle Nederlanders die tussen 1999 en 2004 instroomden in de SUWI-keten.

1

De Raad voor Werk en Inkomen heeft een bestand met sofinummers van 4967 SVWW-deelnemers geleverd. Door dit bestand te koppelen aan het SUWI-cliënstromenbestand waren we in staat het arbeidsmarktverleden van de SVWW- deelnemers en hun arbeidsmarktsituatie na het SVWW-traject te achterhalen.

Ultimo 2006 waren in totaal 63 projecten afgerond. Van de 4967 personen van wie de gegevens door de RWI aan SEO werden aangeleverd zijn 4319 personen achterhaald in het SUWI- clientstromenbestand. De overige personen zijn niet teruggevonden in de SUWI-bestanden;

bijvoorbeeld vanwege ongeldige sofi-nummers of omdat het met werkloosheid bedreigden betrof (en ze dus nog werkten op het moment dat ze met een SVWW-traject starten en derhalve niet bekend hoefden te zijn bij één van de SUWI-partners).

Dit onderzoek is erop gericht de resultaten van de SVWW – in termen van uitstroom en de kans op werk – te vergelijken met die van UWV- en gemeentelijke trajecten. Om een zuivere vergelijking te kunnen maken tussen de uitkomsten van de SVWW en andere re-

1 Zie M. De Graaf-Zijl, I. Groot en P. Hop (2006), De weg naar werk, Onderzoek naar de doorstoom tussen WW, bijstand en werk, vóór en na de SUWI-operatie, Den Haag: Raad voor Werk en Inkomen.

(10)

2 HOOFDSTUK 1

integratietrajecten, is het noodzakelijk een controlegroep te zoeken die zoveel mogelijk lijkt (bijvoorbeeld qua leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, arbeidsverleden) op de groep SVWW- deelnemers. Met andere woorden: we vergelijken de resultaten van de SVWW met die van UWV- en gemeentelijke trajecten ingezet voor een groep werkzoekenden met dezelfde kenmerken. Dit doen we door gebruik te maken van econometrische matchingmethoden. Bijlage B2 geeft een uitgebreide beschrijving van deze methode. In dit proces zijn mensen uit de SVWW-populatie afgevallen voor wie geen geschikte vergelijkbare persoon was te vinden in de controlegroepen.

Deze groep blijkt qua uitstroom naar werk echter niet fundamenteel te verschillen van de gematchte groep.

De analyses hebben betrekking op de resultaten van trajecten tot ultimo 2005. Een deel van de projecten was op dat moment nog niet afgerond. De absolute resultaten zullen daarmee hoger uitkomen dan in dit rapport naar voren komt; voor een vergelijking van resultaten tussen SVWW- en andere trajecten heeft het geen gevolgen.

1.3 Leeswijzer

De indeling van dit rapport is als volgt. Hoofdstuk 2 beschrijft de achtergrondkenmerken van de SVWW-populatie. Daar wordt duidelijk op welke groep werkzoekenden de SVWW was gericht, en in welke mate de groep afwijkt van deelnemers aan UWV- en gemeentelijke trajecten.

Hoofdstuk 3 presenteert de resultaten van de SVWW in vergelijking met die van UWV- en gemeentelijke re-integratietrajecten. Dit doen we apart voor de groepen WW’ers, bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden.

Overal waar we in de tekst de term controlegroep gebruiken, doelen wij op de groep die door middel

van de beschreven matching methode qua kenmerken gelijk is aan die SVWW-populatie.

(11)

2 De SVWW-populatie

In 2002 is de Stimuleringsregeling Vacaturevervulling door Werklozen en met werkloosheid bedreigde Werknemers (SVWW) van start gegaan. In de SVWW zijn re-integratieprojecten gesubsidieerd die vanuit de vraagzijde van de arbeidsmarkt (werkgevers, sectoren) waren geïnitieerd In totaal zijn er in 2002 en 2003 87 SVWW-projecten van start gegaan. In deze projecten zijn op grotere en kleinere schaal werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers met scholing en/of werkervaringsplaatsen gekwalificeerd en begeleid naar een nieuwe baan. Volgens de projectregistraties volgden in totaal 8698 personen een SVWW-traject.

Dit rapport richt zich op deelnemers aan de projecten die begin 2007 waren afgerond (in totaal 4967 personen). Tabel 1 geeft een overzicht van de arbeidsmarkttoestand waarin deze mensen zich (volgens de databestanden van SUWI-organisaties) bevonden op het moment dat ze met hun SVWW-traject begonnen.

Tabel 1 Herkomst SVWW-deelnemers (afgeronde projecten) Arbeidsmarkttoestand bij start SVWW-traject Aantal

WW 1070 Bijstand 1317 NUG 851 Overig (arbeidsongeschikt, werk, non-participant)

Onbekend

973 756

TOTAAL 4967 Toelichting: zie bijlage 3

De grootste groep SVWW’ers is afkomstig uit de bijstand, WW of stond bij het CWI ingeschreven als werkzoekend, maar had geen recht op een uitkering. Het zijn deze drie groepen waarop dit rapport zich richt. Bijlage 1 geeft een uitgebreide beschrijving van deze groepen. Wat opvalt in de persoonkenmerken van de SVWW-deelnemers is dat het relatief vaak mannen, alleenstaanden en allochtonen betreft met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt. Vooral WW’ers met een SVWW-traject zijn relatief langdurig werkloos. Gemiddeld zaten zij al bijna een jaar in de WW bij aanvang van het SVWW-traject. Dit is iets langer dan de WW’ers die een UWV-traject volgden. Bijstandsgerechtigden waren gemiddeld een jaar en vier maanden geregistreerd als bijstandsgerechtigde toen zij begonnen met hun SVWW-traject. Ook dit is langer dan deelnemers aan gemeentelijke trajecten. Niet-uitkeringsgerechtigden waren eveneens gemiddeld ongeveer een jaar en vier maanden voor de start van het traject ingeschreven bij het CWI. Maar niet-uitkeringsgerechtigde deelnemers aan gemeentelijke trajecten waren doorgaans nog langer op zoek naar werk toen zij begonnen aan hun re-integratietraject. Wat ook opvalt in bijlage 1 betreft het grote aantal SVWW-deelnemers van wie de fasering (afstand tot de arbeidsmarkt) en opleiding onbekend zijn. Dit gebeurt wanneer het CWI een verkorte intake heeft toegepast.

2

2 Het aandeel SVWW’ers van wie opleiding en fasering onbekend zijn, is groter dan bij de overige deelnemers. Bij het construeren van de controlegroepen (zie bijlage 2) betekent dit dat we uit de controlegroepen met een UWV- of gemeentelijk traject relatief veel werkzoekenden met een onbekende opleiding en fasering selecteren. Dit is alleen gerechtvaardigd als de arbeidsmarktkans van de groepen met onbekende opleiding en fasering niet verschillen tussen de SVWW-groep en de controlegroepen. Dit blijkt niet het geval te zijn.

(12)

4 HOOFDSTUK 2

De verhouding tussen de verschillende subgroepen in het voor dit onderzoek gebruikte bestand wijkt af van de verhouding zoals die is af te leiden uit de Monitor SVWW (waarop het rapport van ECORYS zich baseert).

3

Om deze reden beperkt het rapport zich tot analyses op het niveau van de verschillende subgroepen, en worden geen geaggregeerde resultaten van de totale groep SVWW-deelnemers gepresenteerd.

Tabel 1 toont een relatief groot deel SVWW-participanten wiens arbeidsmarktsituatie bij de start van het traject onbekend is. Deze personen waren niet terug te vinden in het SUWI- cliëntstromenbestand. De mate waarin zij werk vinden is als gevolg daarvan ook onbekend.

Eveneens een relatief grote groep SVWW-participanten vonden we wel terug in het SUWI- cliëntstromenbestand, maar niet als WW’er, bijstandsgerechtigde of nugger. Zij behoorden volgens de administratieve bestanden op het moment dat zij startten met hun SVWW-traject tot de arbeidsongeschikten, non-participanten of werkenden. Qua uitstroom en gevonden banen lijkt lijken de arbeidsongeschikten en non-participanten onder de SVWW-deelnemers het meest op de bijstandsgerechtigden. Ze scoren op deze punten gelijk of net iets beter dan de bijstandsgerechtigde SVWW-deelnemers. Van de mensen die werkten op het moment dat zij begonnen met een SVWW-traject, hebben we niet kunnen achterhalen hoe het hen verder op de arbeidsmarkt verging.

3 Deels wordt dit veroorzaakt doordat er sprake is van verschillende bronbestanden (voor SVWW- projecten was de uitkeringssituatie van deelnemers een achtergrondkenmerk; SUWI-organisaties registreren cliëntgegevens voor de uitkeringsverstrekking), deels doordat niet alle SVWW-deelnemers met succes waren te identificeren in de gekoppelde databestanden.

(13)

3 Resultaten SVWW

3.1 Hoe lang duurt een traject

Figuur 1 geeft een indruk van de lengte van de trajecten. De SVWW-trajecten springen in het oog doordat ze beduidend korter duren dan de UWV- en gemeentelijke trajecten die zijn aangeboden aan een vergelijkbare groep werkzoekenden. Dit geldt voor WW’ers, bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigde. In alle gevallen zijn de SVWW-trajecten na een jaar allemaal ten einde, terwijl veel van de andere trajecten nog doorlopen.

Figuur 1 De duur van een traject: WW’ers, bijstandsgerechtigden en niet-

uitkeringsgerechtigden met een SVWW-traject vergeleken met hun eigen controlegroepen met een UWV- of gemeentelijk traject

WW’ers Bijstandsgerechtigden

Niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers)

Een kanttekening die we hierbij moeten plaatsen is dat het bij de WW’ers met een UWV-traject gaat om volledige trajecten, waarbinnen mogelijk meerdere instrumenten ingezet zijn. De SVWW is één instrument en kan als zodanig onderdeel uitmaken van een langer lopend traject. Dit betekent dat de duur van een SVWW-activiteit niet zonder meer vergelijkbaar is met die van een UWV-traject. Dit geldt niet voor de bijstandsgerechtigden en nuggers. Zij ontvangen

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 6 12 18 24 30 36

maand sinds instroom in traject cumulatieve

kans op einde traject

Duur tot einde SVWW-traject Duur tot einde UWV traject met scholing Duur tot einde UWV traject zonder scholing

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 6 12 18 24 30 36

maand sinds instroom in traject cumulatieve

kans op einde traject

Duur tot einde SVWW traject

Duur tot einde gemeentelijk scholingstraject Duur tot einde gemeentelijk traject zonder scholing

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 6 12 18 24 30 36

maand sinds start traject cumulatieve

kans op einde traject

Duur tot einde SVWW traject

Duur tot einde gemeentelijk scholingstraject Duur tot einde gemeentelijk traject zonder scholing

(14)

6 HOOFDSTUK 3

gemeentelijke trajecten, die geregistreerd zijn op instrumentniveau. De duur van een SVWW- activiteit is voor deze groepen dus wel goed te vergelijken met de duur van een gemeentelijke activiteit.

4

Wel is het goed denkbaar dat zich hier verschillen in de kwaliteit van de registratie voordoen. De duur van de SVWW-trajecten (die maximaal een jaar mochten duren) is ontleend aan de projectregistraties. De duur van de gemeentelijke trajecten is (grotendeels) ontleend aan de bestanden van Monitor Scholing en Activering, die mogelijk op dit punt niet volledig accuraat zijn.

3.2 Uitstroom en kans op werk

3.2.1 WW

Figuur 2 geeft een overzicht van de wijze waarop en de snelheid waarmee WW’ers de uitkering verlaten. De figuur brengt in beeld hoe snel na de start van het re-integratietraject de WW’ers uitstroomden uit de uitkering, waarbij de stippellijnen de uitstroom naar werk in beeld brengen.

Een relevante vraag is of WW’ers die een SVWW-traject volgden sneller de uitkering verlaten dan een vergelijkbare groep WW’ers met een UWV-traject? Figuur 2 laat zien dat dit in beperkte mate het geval is. Gedurende de eerste 6 maanden na de start van de activiteit stromen de SVWW- deelnemers nog minder vaak uit naar werk dan deelnemers aan UWV-trajecten. De uitstroom naar werk is uiteindelijk wel iets groter dan die van UWV-scholingstrajecten, en duidelijk groter dan die van UWV-trajecten zonder scholing.

Figuur 2 Uitstroom van WW’ers met een SVWW-traject vergeleken met de controlegroepen met een UWV-traject (gemeten in maanden sinds start van het traject)

SVWW vergeleken met UWV-trajecten zonder scholingscomponent

SVWW vergeleken met UWV-trajecten met scholingscomponent

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 3 6 9 12 15 18 21 24

maand sinds start traject cumulatieve

kans op

uitstroom SVWW, uitstroom naar werk

UWV traject zonder scholing, uitstroom naar werk SVWW, totale uitstroom

UWV traject zonder scholing, totale uitstroom

Noot: Deze grafieken zijn gebaseerd op Kaplan-Meier schattingen. Hierbij hebben we de methode toegepast zoals beschreven in “T.A. Gooley, W. Leisenring, J. Crowley en B.E. Storer (1999), Estimation of failure probabilities in the presence of competing risks: new representations of old estimators, Statistics in Medicine, vol. 18, pp. 695-706”.

4 Uit de gegevens blijkt dat veel SVWW-ers ook UWV- of gemeentelijke trajecten hebben gehad. Om te voorkomen dat mensen met zichzelf worden vergeleken is de groep met een SVWW-traject uit de controlegroep verwijderd (zie bijlage 2). Wanneer een bijstandsgerechtigde of nugger meerdere instrumenten ontving, is in deze analyse gewerkt met het a-select traject getrokken uit het totale aantal instrumenten van deze persoon (zie bijlage 2).

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 3 6 9 12 15 18 21 24

maand sinds start traject cumulatieve

kans op uitstroom

SVWW, uitstroom naar werk

UWV scholingstraject, uitstroom naar werk SVWW, totale uitstroom

UWV scholingstraject, totale uitstroom

(15)

De monitoring binnen de SVWW was zodanig vormgegeven dat alle werkvondsten van cliënten binnen 9 maanden na het beëindigen van het traject moesten worden geregistreerd. Binnen de RWI bestaan sterke vermoedens dat er bij een aantal projecten sprake is geweest van onderrapportage van het aantal plaatsingen (zie hiervoor het rapport van ECORYS). Uit onze analyse blijkt dat 59 procent van de WW’ers die een SVWW-traject volgden binnen 9 maanden na beëindiging van het traject werk had gevonden.

5

In de (gematchte) controlegroep van WW’ers met een UWV-scholingstraject was dit 56 procent. Bij de (gematchte) controlegroep van WW’ers die een UWV-traject volgden zonder scholingscomponent bedroeg dit percentage 46 procent.

Als resultaat van een re-integratieactiviteit is niet alleen belangrijk hoe snel mensen werk vinden, maar ook of ze duurzaam uit de uitkering blijven. We kijken daarom ook naar het percentage van de gevonden banen dat duurzaam is. Als maatstaf hanteren we werk dat minimaal een half jaar blijft voortduren (voor de exacte definitie, zie Bijlage 3). Figuur 3 laat zien hoeveel gevonden werk duurzaam is. Dan blijkt dat het overgrote deel van de baanvondsten na deelname aan een traject duurzaam is: respectievelijk 89, 83 en 88% van alle gevonden banen duurt langer dan een half jaar. Per saldo leiden SVWW-trajecten tot het grootste aantal duurzame banen omdat het aantal baanvondsten voor deze groep het grootst is: 53% van alle SVWW-deelnemers vindt een duurzame baan, tegen 46% van alle deelnemers aan UWV-scholingstrajecten en 40% van alle deelnemers aan UWV-trajecten zonder scholing.

Figuur 3 Uitstroom naar werk binnen 9 maanden na einde traject (WW)

3.2.2 Bijstandsgerechtigden

Figuur 4 laat duidelijk zien dat – voor de groep bijstandsgerechtigde met het zelfde profiel als degenen die een SVWW-traject volgden – de SVWW effectiever is dan een gemeentelijk traject met of zonder scholingscomponent. Direct vanaf het begin van de activiteit is de uitstroom naar werk hoger voor de groep die een SVWW-traject volgde dan voor de controlegroep die een

5 Dit cijfer is niet rechtstreeks af te leiden uit figuur 3.1. Figuur 3.1 geeft aan hoe snel mensen een baan vinden na de start van het traject. De in de tekst gepresenteerde cijfers betreffen de gematchte groep. Het genoemde percentage verschilt niet van het totale percentage SVWW-ers dat werk vond.

(16)

8 HOOFDSTUK 3

gemeentelijk traject doorliep (aangegeven door de stippellijnen in de figuur). Omdat de uitstroom om andere redenen dan het vinden van werk niet noemenswaardig verschilt tussen de groepen onderling, is ook de totale uitstroom van de SVWW’ers groter dan die van de controlegroepen met de gemeentelijke trajecten (de ononderbroken lijnen).

Figuur 4 Uitstroom van bijstandsgerechtigden met een SVWW-traject vergeleken met de controlegroepen met een gemeentelijk traject (gemeten in maanden sinds start van het traject)

SVWW vergeleken met gemeentelijke trajecten zonder scholingscomponent

SVWW vergeleken met gemeentelijke trajecten met scholingscomponent

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 3 6 9 12 15 18 21 24

maand sinds start traject cumulatieve

kans op uitstroom

SVWW, uitstroom naar werk

Gemeentelijk traject zonder scholing, uitstroom naar werk SVWW, totale uitstroom

Gemeentelijk traject zonder scholing, totale uitstroom

Noot: Deze grafiek is gebaseerd op Kaplan-Meier schattingen. Hierbij hebben we de methode toegepast zoals beschreven in “T.A. Gooley, W. Leisenring, J. Crowley en B.E. Storer (1999), Estimation of failure probabilities in the presence of competing risks: new representations of old estimators, Statistics in Medicine, vol. 18, pp.

695-706”.

Uit onze analyse blijkt dat 40 procent van de bijstandsgerechtigden die een SVWW-traject volgden binnen 9 maanden is uitgestroomd naar werk.

6

In de (gematchte) controlegroep van bijstandsgerechtigden met een gemeentelijk scholingstraject was dit 23 procent. Bij de (gematchte) controlegroep van bijstandsgerechtigden die een gemeentelijk traject volgden zonder scholingscomponent bedroeg dit percentage 16 procent. SVWW-trajecten leiden dus vaker tot werk dan andersoortige trajecten van gemeenten. Hier geldt wel de nuancering dat een substantieel deel van de gemeentelijke traject (in ieder geval niet op korte termijn) is gericht op het vinden van werk, maar bijvoorbeeld op het activeren of ‘een stapje hoger op de re- integratieladder’. Dit neemt overigens niet weg dat hier wel groepen met dezelfde achtergrondkenmerken met elkaar worden vergeleken; het doel van het traject kan dus verschillen, de deelnemers lijken op de beschikbare achtergrondkenmerken wel op elkaar.

Figuur 5 laat zien hoeveel gevonden werk minimaal een half jaar blijft voortduren (voor de exacte definitie, zie Bijlage 3).Ook hier blijkt het overgrote deel van de baanvondsten duurzaam, maar in iets minder mate dan bij WW-ers: respectievelijk 81, 80 en 77% van alle gevonden banen duurt langer dan een half jaar. Per saldo leiden SVWW-trajecten wederom tot het grootste aantal duurzame banen, met name omdat het aantal baanvondsten voor deze groep het grootst is: 32%

van alle SVWW-deelnemers vindt een duurzame baan, tegen 18% van de deelnemers aan

6 Dit cijfer is niet rechtstreeks af te leiden uit figuur 3.2. Figuur 3.2 geeft aan hoe snel mensen een baan vinden na de start van het traject. De in de tekst gepresenteerde cijfers betreffen de gematchte groep. Het genoemde percentage verschilt niet van het totale percentage SVWW-ers dat werk vond.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 3 6 9 12 15 18 21 24

maand sinds start traject cumulatieve

kans op uitstroom

SVWW, uitstroom naar werk

Gemeentelijk scholingstraject, uitstroom naar werk SVWW, totale uitstroom

Gemeentelijk scholingstraject, totale uitstroom

(17)

gemeentelijke scholingstrajecten en 12% van de deelnemers aan gemeentelijke trajecten zonder scholing.

Figuur 5 Uitstroom naar werk binnen 9 maanden na einde traject (bijstandsgerechtigden)

3.2.3 Niet-uitkeringsgerechtigden

Figuur 6 geeft een overzicht van de uitstroom van niet-uitkeringsgerechtigden. Opvallend genoeg is deze figuur in grote mate een kopie van figuur 4, waarin de uitstroomkansen van bijstandsgerechtigden werden gepresenteerd. Het patroon is identiek. Alleen het niveau ligt bij de nuggers hoger. Dit is een indicatie dat de gemeentelijke trajecten en SVWW-trajecten voor niet- uitkeringsgerechtigden op dezelfde manier uitwerken als voor bijstandsgerechtigden. De uitstroom naar werk na een SVWW-traject is duidelijk hoger dan de uitstroom naar werk na een gemeentelijk traject (met dan wel zonder scholing).

Figuur 6 Uitstroom van nuggers met een SVWW-traject vergeleken met de controlegroepen met een gemeentelijk traject (gemeten in maanden sinds start van het traject)

SVWW vergeleken met gemeentelijke trajecten zonder scholingscomponent

SVWW vergeleken met gemeentelijke trajecten met scholingscomponent

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 3 6 9 12 15 18

maand sinds start traject cumulatieve

kans op uitstroom

SVWW, uitstroom naar werk

Gemeentelijk traject zonder scholing, uitstroom naar werk SVWW, totale uitstroom

Gemeentelijk traject zonder scholing, totale uitstroom

Noot: Deze grafiek is gebaseerd op Kaplan-Meier schattingen. Hierbij hebben we de methode toegepast zoals beschreven in “T.A. Gooley, W. Leisenring, J. Crowley en B.E. Storer (1999), Estimation of failure probabilities

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

0 3 6 9 12 15 18

maand sinds start traject cumulatieve

kans op uitstroom

SVWW, uitstroom naar werk

Gemeentelijk scholingstraject, uitstroom naar werk SVWW, totale uitstroom

Gemeentelijk scholingstraject, totale uitstroom

(18)

10 HOOFDSTUK 3

in the presence of competing risks: new representations of old estimators, Statistics in Medicine, vol. 18, pp.

695-706”.

59 Procent van de niet-uitkeringsgerechtigden die een SVWW-traject volgden had binnen 9 maanden werk gevonden.

7

In de (gematchte) controlegroep van niet-uitkeringsgerechtigden met een gemeentelijk scholingstraject was dit 30 procent. Bij de (gematchte) controlegroep van niet- uitkeringsgerechtigden die een gemeentelijk traject volgden zonder scholingscomponent bedroeg dit percentage 29 procent.

Ook qua duurzaamheid komt het beeld overeen met dat van de bijstandsgerechtigden. Hoewel nuggers vaker een baan vinden dan bijstandsgerechtigden, is het aandeel duurzame banen vergelijkbaar (of iets hoger). Figuur 7 laat zien hoeveel gevonden werk duurzaam is (voor de definitie, zie Bijlage 3). Respectievelijk 84, 83 en 76% van alle gevonden banen duurt langer dan een half jaar. Per saldo leiden SVWW-trajecten ook hier weer tot het grootste aantal duurzame banen: 50% van alle SVWW-deelnemers vindt een duurzame baan, tegen 25% van de deelnemers aan gemeentelijke scholingstrajecten en 22% van de deelnemers aan gemeentelijke trajecten zonder scholing.

Figuur 7 Uitstroom naar werk binnen 9 maanden na einde traject (niet-uitkeringsgerechtigden)

7 Dit cijfer is niet rechtstreeks af te leiden uit figuur 3.3. Figuur 3.3 geeft aan hoe snel mensen een baan vinden na de start van het traject. De in de tekst gepresenteerde cijfers betreffen de gematchte groep. Het genoemde percentage verschilt niet van het totale percentage SVWW-ers dat werk vond.

(19)

Bijlage 1 Onderzoekspopulatie

Tabel B1.1 Kenmerken van WW-deelnemers aan SVWW-trajecten, UWV-trajecten mét en zonder scholing en WW’ers zonder traject (ongecorrigeerd)

WW’ers SVWW- traject

WW’ers UWV scholingstraject

WW’ers UWV-traject zonder scholing

WW’ers zonder traject Jaar van instroom WW

1999 2000 2001 2002 2003 2004

1%

3%

14%

41%

28%

4%

0%

2%

16%

63%

19%

0%

0%

1%

5%

23%

49%

22%

16%

14%

14%

16%

20%

20%

Dagen in WW bij start traject 333 dgn 302 dgn 294 dgn Nvt Geslacht

Man Vrouw

61%

39%

60%

40%

58%

42%

58%

42%

Leeftijd 38 jaar 38 jaar 42 jaar 36 jaar

Huishoudsituatie Heeft partner Alleenstaand

42%

58%

44%

56%

53%

47%

57%

43%

Opleidingsniveau Basisonderwijs Vmbo Havo/vwo/mbo Hbo

Universiteit Onbekend

2%

14%

29%

6%

1%

47%*

2%

18%

45%

21%

10%

4%

7%

25%

42%

14%

6%

6%

3%

13%

23%

9%

4%

47%*

Fase-indeling Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Nog te bepalen Onbekend

32%

5%

5%

2%

8%

47%*

74%

6%

3%

2%

10%

4%

56%

5%

10%

4%

19%

5%

39%

1%

2%

2%

10%

47%*

Etniciteit Autochtoon Marokkaans Turks Surinaams Antilliaans

Overige niet-westers Westers allochtoon

67%

5%

3%

7%

2%

7%

12%

75%

2%

3%

3%

1%

4%

12%

71%

3%

5%

3%

1%

5%

12%

76%

2%

1%

3%

4%

3%

11%

Regio Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg

9%

6%

5%

10%

3%

5%

3%

17%

18%

3%

12%

10%

7%

7%

4%

8%

2%

9%

6%

15%

15%

2%

17%

10%

4%

5%

4%

7%

2%

11%

5%

15%

18%

2%

18%

10%

5%

6%

4%

7%

2%

11%

6%

14%

19%

2%

16%

8%

Aantal observaties 1.062 22.500 95.492 1.170.981

* Waarschijnlijk gaat het hier om een groep die door het CWI ‘ verkort’ is ingeschrevenen. Dit betekent dat louter een aantal basale gegevens worden geregistreerd in afwachting van een mogelijke (snelle) werkhervatting dan wel uitgebreidere intake. Zie voetnoot 2.

(20)

12 BIJLAGE 1

Tabel B1.2 Kenmerken van bijstandsgerechtigden in SVWW-trajecten, gemeentelijke trajecten mét en zonder scholing en bijstandsgerechtigden zonder traject (ongecorrigeerd).

SVWW-traject Gemeentelijk

scholingstraject

Gemeentelijk traject zonder scholing

Bijstandsgerechtigden zonder traject Jaar van instroom bijstand

1999 2000 2001 2002 2003 2004

6%

10%

22%

36%

24%

3%

9%

13%

24%

27%

19%

29%

8%

11%

18%

24%

24%

16%

20%

15%

13%

13%

14%

24%

Dagen in bijstand bij start

traject 496 dgn 366 dgn 388 dgn Nvt

Arbeidsmarktsituatie voor bijstand

WW Bijstand

Arbeidsongeschikt Werk

NUG

Non-participatie

15%

19%

1%

30%

16%

18%

9%

13%

1%

30%

18%

18%

13%

9%

2%

29%

19%

21%

9%

5%

5%

40%

16%

23%

Geslacht Man Vrouw

73%

27%

52%

48%

56%

44%

51%

49%

Leeftijd 32 jaar 32 jaar 34 jaar 34 jaar

Huishoudsituatie Heeft partner Alleenstaand

21%

79%

28%

72%

22%

78%

28%

72%

Opleidingsniveau Basisonderwijs Vmbo Havo/vwo/mbo Hbo

Universiteit Onbekend

7%

22%

24%

3%

2%

43%*

23%

26%

22%

5%

4%

20%

15%

31%

26%

6%

4%

18%

8%

14%

12%

4%

3%

60%*

Fase-indeling Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Nog te bepalen Onbekend

17%

3%

11%

9%

16%

43%*

15%

2%

8%

16%

40%

19%

24%

3%

9%

18%

29%

18%

13%

1%

3%

9%

15%

59%*

Etniciteit Autochtoon Marokkaans Turks Surinaams Antilliaans

Overige niet-westers Westers allochtoon

33%

7%

6%

7%

9%

27%

11%

22%

7%

8%

4%

8%

41%

10%

38%

10%

8%

9%

7%

18%

10%

47%

8%

7%

7%

6%

15%

10%

Regio Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg

7%

4%

4%

10%

3%

6%

4%

12%

23%

3%

14%

10%

7%

2%

5%

8%

2%

11%

5%

11%

25%

1%

17%

5%

6%

3%

2%

7%

1%

4%

6%

18%

36%

1%

10%

6%

8%

5%

3%

5%

1%

4%

6%

24%

32%

2%

7%

5%

Aantal observaties 1.308 7.047 61.460 176.745

Zie noot bij tabel B1.1

(21)

Tabel B1.3 Kenmerken van niet-uitkeringsgerechtigden in SVWW-trajecten, gemeentelijke trajecten mét en zonder scholing en bijstandsgerechtigden zonder traject (ongecorrigeerd).

SVWW-traject Gemeentelijk

scholingstraject

Gemeentelijk traject zonder scholing

Bijstandsgerechtigden zonder traject Jaar van inschrijving CWI

1999 2000 2001 2002 2003 2004

11%

4%

9%

35%

34%

8%

23%

8%

18%

27%

19%

5%

27%

7%

16%

21%

20%

9%

14%

11%

16%

17%

20%

22%

Dagen ingeschreven bij

CWI bij start traject 485 dgn 663 dgn 940 dgn Nvt Arbeidsmarktsituatie voor

NUG WW Bijstand

Arbeidsongeschikt Werk

NUG

Non-participatie

16%

10%

1%

29%

13%

30%

3%

13%

0%

24%

14%

25%

4%

13%

0%

21%

13%

32%

25%

10%

1%

40%

3%

20%

Geslacht Man Vrouw

50%

50%

32%

68%

40%

60%

44%

56%

Leeftijd 35 jaar 35 jaar 39 jaar 35 jaar

Huishoudsituatie Heeft partner Alleenstaand

45%

55%

47%

53%

32%

68%

42%

58%

Opleidingsniveau Basisonderwijs Vmbo Havo/vwo/mbo Hbo

Universiteit Onbekend

7%

24%

31%

7%

2%

30%*

24%

25%

21%

7%

5%

18%

23%

32%

20%

5%

3%

16%

13%

21%

17%

6%

3%

40%*

Fase-indeling Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Nog te bepalen Onbekend

15%

9%

13%

8%

26%

29%*

8%

2%

11%

19%

43%

17%

8%

2%

11%

25%

38%

15%

18%

2%

5%

12%

25%

39%*

Etniciteit Autochtoon Marokkaans Turks Surinaams Antilliaans

Overige niet-westers Westers allochtoon

50%

5%

5%

8%

4%

17%

11%

25%

11%

10%

5%

4%

32%

13%

38%

10%

9%

10%

5%

17%

11%

53%

6%

7%

5%

3%

13%

13%

Regio Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg

10%

8%

5%

11%

4%

6%

3%

13%

16%

2%

13%

9%

4%

2%

5%

8%

2%

14%

7%

14%

23%

2%

16%

5%

4%

3%

2%

5%

1%

4%

6%

19%

40%

1%

10%

6%

5%

5%

3%

6%

3%

11%

5%

16%

24%

2%

12%

9%

Aantal observaties 852 4.250 31.844 465.960

(22)
(23)

Bijlage 2 Constructie controlegroepen

Om een zuivere vergelijking te kunnen maken tussen SVWW-trajecten en UWV- en gemeentelijke trajecten, is het belangrijk rekening te houden met de aard van de doelgroep. Zo bleek uit tabel B1.1 bijvoorbeeld dat het opleidingsniveau aanzienlijk verschilt tussen de SVWW- populatie en de UWV-populatie. Een rechtstreekse vergelijking van de uitstroomcijfers tussen beide groepen is daardoor scheef. Dat is appels met peren vergelijken. We willen de SVWW’ers vergelijken met de mensen in de UWV-groep die zoveel mogelijk dezelfde kenmerken hebben. In deze bijlage leggen we uit hoe deze controlegroepen zijn geconstrueerd. Daarbij hebben we voor iedere deelgroep (WW’ers, bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden) twee controlegroepen samengesteld: één groep met een UWV- of gemeentelijk scholingstrajecten en één groep met een UWV of gemeentelijk traject zonder scholingscomponent.

Uit de gegevens blijkt dat veel SVWW’ers ook UWV- of gemeentelijk trajecten hebben gehad. Bij de WW’ers betreft dit 64 procent van de SVWW’ers, bij de bijstandsgerechtigden 52 procent en bij de niet-uitkeringsgerechtigden 29 procent. Om te voorkomen dat mensen met zichzelf vergeleken worden, zijn deze mensen uit de controlegroep(en) verwijderd. Vervolgens zijn controlegroepen geformeerd in drie stappen

8

:

1. De samenstelling van de controlegroepen met UWV- en gemeentelijke trajecten is qua instroomjaar in de WW vergelijkbaar gemaakt met die van de SVWW-populatie

2. De samenstelling van de controlegroepen met UWV- en gemeentelijke trajecten is qua duur na instroom tot de start van een traject vergelijkbaar gemaakt met die van de SVWW- populatie

3. De samenstelling van de controlegroepen met UWV- en gemeentelijke trajecten is qua persoonskenmerken vergelijkbaar gemaakt met die van de SVWW-populatie.

In dit proces zijn zowel mensen uit de controlegroepen afgevallen die niet vergelijkbaar bleken met de SVWW-populatie, als mensen uit de SVWW-populatie voor wie geen geschikte vergelijkbare persoon gevonden kon worden in de controlegroepen. Als gevolg daarvan varieert het aantal SVWW’ers (en hun kenmerken) dat vergeleken wordt per controlegroep. Deze groep SVWW-ers die in de vergelijking buiten beschouwing blijft blijkt overigens qua uitstroom naar werk niet fundamenteel te verschillen van de gematchte groep

Bij het vergelijkbaar maken van de persoonskenmerken van controlegroepen en SVWW-groepen is gematcht op de zogenaamde propensity score. Daarbij werd de kans op een SVWW-traject verklaard uit persoonskenmerken door middel van een probitschatting (zie tabel B2.1-B2.6). Per persoon simuleerden we vervolgens op basis van zijn kenmerken een kans op een SVWW-traject:

de propensity score. We maakten groepen (strata) van mensen met een propensity score in intervallen. Als er binnen een stratum meer personen uit de controlegroep dan uit de SVWW- groep vielen, dan bewaarden we uit dat betreffende interval alle SVWW’ers en een random

8 Wanneer een bijstandsgerechtigde of nugger meerdere instrumenten ontving, is in deze analyse gewerkt met een a-select getrokken instrument uit het totale aantal instrumenten van deze persoon. Deze keuze is gemaakt, omdat een SVWW-traject op een willekeurig moment tussen de andere instrumenten ingezet kan worden. Dezelfde methode is gebruikt voor WW’ers die meerdere re-integratietrajecten ontvingen (wat bij slechts 20 procent van de WW’ers het geval is).

(24)

16 BIJLAGE 2

steekproef van de controlegroep. Vielen juist minder personen uit de controlegroep in een stratum, dan bewaarden we iedereen uit de controlegroep en een random selectie uit de SVVW- groep. Rosenbaum en Rubin (1983) hebben aangetoond dat deze methode even goede resultaten oplevert als matching op de afzonderlijke kenmerken.

9

In tabellen B2.7-B2.9 zien we dat de controlegroepen inderdaad qua persoonskenmerken vrijwel overeenkomen met de SVWW-groep waarmee we ze vergelijken.

Tabel B2.1 Probit analyse ten behoeve van propensity score matching SVWW-UWV met scholing (WW’ers)

Probit regression Number of obs = 4146 LR chi2(36) = 1286.14 Prob > chi2 = 0.0000 Log likelihood = -1715.9686 Pseudo R2 = 0.2726

--- treatment | Coef. Std. Err. z P>|z| [95% Conf. Interval]

---+--- jaar1999 | -.6859043 .2405863 -2.85 0.004 -1.157445 -.2143638 jaar2000 | -.5460832 .1649712 -3.31 0.001 -.8694208 -.2227456 jaar2001 | -.2205508 .0812122 -2.72 0.007 -.3797237 -.0613779 jaar2003 | .0507015 .0588698 0.86 0.389 -.0646813 .1660842 jaar2004 | 2.094789 .3021351 6.93 0.000 1.502615 2.686963 hoelang | .0001989 .0001595 1.25 0.212 -.0001136 .0005115 vrouw | -.0385013 .0499924 -0.77 0.441 -.1364845 .0594819 lft | .0017687 .0031498 0.56 0.574 -.0044047 .0079422 partner | -.0701802 .0525281 -1.34 0.182 -.1731333 .0327729 bo | -.1126364 .1512594 -0.74 0.456 -.4090994 .1838266 vmbo | .0436115 .0666013 0.65 0.513 -.0869246 .1741476 hbo | -.3629023 .0793152 -4.58 0.000 -.5183572 -.2074473 wo | -.8729854 .1385998 -6.30 0.000 -1.144636 -.6013348 oplonb | .5988237 .6515594 0.92 0.358 -.6782092 1.875857 fase2 | .3415215 .0960033 3.56 0.000 .1533584 .5296845 fase3 | .7545307 .1120451 6.73 0.000 .5349263 .974135 fase4 | .2819018 .147839 1.91 0.057 -.0078573 .571661 fase5 | .1994893 .0786591 2.54 0.011 .0453202 .3536584 faseonb | 1.150994 .6539079 1.76 0.078 -.1306418 2.43263 marok | .5824818 .135529 4.30 0.000 .3168499 .8481137 turk | .1185517 .1452195 0.82 0.414 -.1660733 .4031766 sur | .5880654 .1129982 5.20 0.000 .3665931 .8095378 ant | .2292371 .1823368 1.26 0.209 -.1281366 .5866107 nwalloch | .381516 .1068383 3.57 0.000 .1721168 .5909153 walloch | .1046526 .0753554 1.39 0.165 -.0430413 .2523466 groning | -.031298 .1049348 -0.30 0.766 -.2369665 .1743704 fries | -.2471945 .1131337 -2.18 0.029 -.4689324 -.0254565 drenthe | -.0854282 .1292876 -0.66 0.509 -.3388273 .167971 overijs | -.0938369 .1025405 -0.92 0.360 -.2948126 .1071389 flevo | .0295288 .1627661 0.18 0.856 -.2894869 .3485446 gelderl | -.5338731 .1158235 -4.61 0.000 -.760883 -.3068632 utrecht | -.4721653 .135644 -3.48 0.000 -.7380226 -.2063079 zuidhol | -.3023376 .0868822 -3.48 0.001 -.4726236 -.1320516 zeeland | -.2455017 .1578718 -1.56 0.120 -.5549248 .0639214 noordbra | -.3890941 .0895863 -4.34 0.000 -.56468 -.2135081 limburg | -.3392985 .1014291 -3.35 0.001 -.5380958 -.1405011 _cons | -.9157042 .1472988 -6.22 0.000 -1.204405 -.6270038

9 Zie P.R. Rosenbaum & D.B. Rubin (1983), The central role of the propensity score in observational studies for causal effects, Biometrika, vol. 70, pp. 41-55.

(25)

Tabel B2.2 Probit analyse ten behoeve van propensity score matching SVWW-UWV zonder scholing (WW’ers)

Probit regression Number of obs = 22198 LR chi2(36) = 1867.74 Prob > chi2 = 0.0000 Log likelihood = -3330.6272 Pseudo R2 = 0.2190

--- treatment | Coef. Std. Err. z P>|z| [95% Conf. Interval]

---+--- jaar1999 | .5148448 .1806972 2.85 0.004 .1606847 .8690048 jaar2000 | .5545925 .1245232 4.45 0.000 .3105315 .7986535 jaar2001 | .2546465 .0565567 4.50 0.000 .1437973 .3654956 jaar2003 | -.0581838 .0376745 -1.54 0.122 -.1320245 .0156568 jaar2004 | -.1078883 .0885469 -1.22 0.223 -.281437 .0656604 hoelang | -.0004574 .000086 -5.32 0.000 -.0006259 -.0002889 vrouw | -.1239258 .0343825 -3.60 0.000 -.1913142 -.0565374 lft | -.0212405 .0018661 -11.38 0.000 -.0248979 -.017583 partner | -.0596376 .0360455 -1.65 0.098 -.1302854 .0110102 bo | -.345092 .0946895 -3.64 0.000 -.53068 -.1595039 vmbo | -.0961441 .0455061 -2.11 0.035 -.1853345 -.0069538 hbo | -.1209246 .059675 -2.03 0.043 -.2378855 -.0039638 wo | -.4791022 .1130842 -4.24 0.000 -.7007431 -.2574612 oplonb | .2238933 .3417159 0.66 0.512 -.4458576 .8936442 fase2 | .1897519 .0676453 2.81 0.005 .0571696 .3223342 fase3 | -.144556 .0646962 -2.23 0.025 -.2713583 -.0177537 fase4 | -.1423539 .0929344 -1.53 0.126 -.3245019 .0397941 fase5 | -.1214316 .0536188 -2.26 0.024 -.2265226 -.0163406 faseonb | 1.120079 .3437047 3.26 0.001 .4464306 1.793728 marok | .1407705 .0839086 1.68 0.093 -.0236873 .3052284 turk | -.2792234 .0905394 -3.08 0.002 -.4566774 -.1017695 sur | .4014037 .0735511 5.46 0.000 .2572461 .5455613 ant | .2747268 .1255753 2.19 0.029 .0286037 .5208499 nwalloch | .1915034 .0690038 2.78 0.006 .0562585 .3267484 walloch | .1332578 .0515833 2.58 0.010 .0321564 .2343592 groning | .1612335 .0752711 2.14 0.032 .0137049 .3087622 fries | -.0221376 .0801948 -0.28 0.783 -.1793166 .1350413 drenthe | -.0822714 .0883018 -0.93 0.351 -.2553398 .090797 overijs | .0072451 .068873 0.11 0.916 -.1277434 .1422336 flevo | .0550401 .1061145 0.52 0.604 -.1529406 .2630207 gelderl | -.5658319 .0795249 -7.12 0.000 -.7216979 -.4099658 utrecht | -.3965744 .0912173 -4.35 0.000 -.575357 -.2177918 zuidhol | -.2178979 .0569011 -3.83 0.000 -.329422 -.1063737 zeeland | -.0739053 .1136131 -0.65 0.515 -.2965829 .1487723 noordbra | -.3658026 .0603242 -6.06 0.000 -.4840358 -.2475693 limburg | -.2507404 .0677737 -3.70 0.000 -.3835744 -.1179065 _cons | -.6272765 .0960757 -6.53 0.000 -.8155814 -.4389715

(26)

18 BIJLAGE 2

Tabel B2.3 Probit analyse ten behoeve van propensity score matching SVWW-gemeentelijk traject met scholing (bijstandsgerechtigden)

Probit regression Number of obs = 3141 LR chi2(34) = 749.86 Prob > chi2 = 0.0000 Log likelihood = -1758.161 Pseudo R2 = 0.1758

--- treatment | Coef. Std. Err. z P>|z| [95% Conf. Interval]

---+--- Hiervoor ww | .2708614 .0861056 3.15 0.002 .1020975 .4396254 Hiervoor nug | .1453274 .0777455 1.87 0.062 -.007051 .2977058 Hiervoor np | .1245619 .0749462 1.66 0.097 -.02233 .2714537 hoelang | .0001898 .0000661 2.87 0.004 .0000603 .0003193 vrouw | -.745881 .0530037 -14.07 0.000 -.8497663 -.6419956 lft | -.0083084 .0028974 -2.87 0.004 -.0139873 -.0026296 partner | -.0305779 .0654249 -0.47 0.640 -.1588083 .0976524 bo | -.5457784 .0883892 -6.17 0.000 -.7190181 -.3725387 vmbo | -.0873546 .0690183 -1.27 0.206 -.2226279 .0479187 hbo | -.3600861 .1341114 -2.68 0.007 -.6229395 -.0972326 wo | -.4587831 .164118 -2.80 0.005 -.7804485 -.1371178 oplonb | -.4942591 .4784273 -1.03 0.302 -1.431959 .4434412 fase2 | .2141993 .1614275 1.33 0.185 -.1021928 .5305914 fase3 | .2356901 .0952477 2.47 0.013 .0490081 .4223721 fase4 | -.2061671 .0912449 -2.26 0.024 -.3850039 -.0273303 fase5 | -.3405412 .0790775 -4.31 0.000 -.4955303 -.1855521 faseonb | .9571431 .4828281 1.98 0.047 .0108173 1.903469 marok | -.2180259 .1102159 -1.98 0.048 -.4340451 -.0020068 turk | -.3767233 .1120044 -3.36 0.001 -.596248 -.1571987 sur | .201492 .1145628 1.76 0.079 -.0230469 .4260309 ant | -.0736552 .0966743 -0.76 0.446 -.2631334 .1158229 nwalloch | -.3453541 .0710988 -4.86 0.000 -.4847052 -.206003 walloch | .0009177 .0912829 0.01 0.992 -.1779936 .1798289 groning | -.0346978 .1160524 -0.30 0.765 -.2621563 .1927608 fries | .3669838 .1496392 2.45 0.014 .0736963 .6602714 drenthe | -.240272 .1340147 -1.79 0.073 -.502936 .0223921 overijs | .2721899 .1119451 2.43 0.015 .0527815 .4915983 flevo | .1583693 .1541895 1.03 0.304 -.1438365 .460575 gelderl | -.2137365 .112099 -1.91 0.057 -.4334464 .0059735 utrecht | -.0637194 .1321687 -0.48 0.630 -.3227653 .1953264 zuidhol | -.0147919 .0858953 -0.17 0.863 -.1831436 .1535599 zeeland | .27409 .1964492 1.40 0.163 -.1109433 .6591233 noordbra | .0962895 .0953548 1.01 0.313 -.0906025 .2831816 limburg | .4363874 .1160336 3.76 0.000 .2089657 .6638091 _cons | .3837244 .1455728 2.64 0.008 .098407 .6690419 ---

(27)

Tabel B2.4 Probit analyse ten behoeve van propensity score matching SVWW-gemeentelijk traject zonder scholing (bijstandsgerechtigden)

Probit regression Number of obs = 27289 LR chi2(34) = 1292.41 Prob > chi2 = 0.0000 Log likelihood = -4603.6193 Pseudo R2 = 0.1231

--- treatment | Coef. Std. Err. z P>|z| [95% Conf. Interval]

---+--- Hiervoor ww | .1720628 .0462547 3.72 0.000 .0814053 .2627203 Hiervoor nug | .0142078 .0427642 0.33 0.740 -.0696085 .098024 Hiervoor np | -.0109824 .040974 -0.27 0.789 -.09129 .0693252 hoelang | .0001973 .0000379 5.21 0.000 .000123 .0002716 vrouw | -.3988219 .0309162 -12.90 0.000 -.4594166 -.3382273 lft | -.015617 .0016023 -9.75 0.000 -.0187574 -.0124767 partner | .110049 .0390367 2.82 0.005 .0335384 .1865595 bo | -.3061626 .056116 -5.46 0.000 -.416148 -.1961772 vmbo | -.0795609 .039003 -2.04 0.041 -.1560054 -.0031165 hbo | -.2791385 .0789453 -3.54 0.000 -.4338685 -.1244084 wo | -.3073117 .0993849 -3.09 0.002 -.5021026 -.1125208 oplonb | -.1979456 .3099827 -0.64 0.523 -.8055006 .4096094 fase2 | .0972963 .0841702 1.16 0.248 -.0676742 .2622668 fase3 | .2120932 .052323 4.05 0.000 .1095421 .3146444 fase4 | -.1257782 .0519382 -2.42 0.015 -.2275751 -.0239812 fase5 | -.1073413 .045791 -2.34 0.019 -.19709 -.0175925 faseonb | .7195746 .3118596 2.31 0.021 .1083409 1.330808 marok | -.0324262 .0589975 -0.55 0.583 -.1480592 .0832069 turk | -.0687936 .064343 -1.07 0.285 -.1949036 .0573163 sur | .1505234 .0573227 2.63 0.009 .038173 .2628738 ant | .3035467 .0555077 5.47 0.000 .1947537 .4123398 nwalloch | .3092472 .0411056 7.52 0.000 .2286818 .3898126 walloch | .1415032 .0493407 2.87 0.004 .0447972 .2382092 groning | .3171163 .0670318 4.73 0.000 .1857363 .4484962 fries | .4027085 .0793916 5.07 0.000 .2471039 .558313 drenthe | .6620059 .0891076 7.43 0.000 .4873583 .8366536 overijs | .453111 .0629277 7.20 0.000 .329775 .576447 flevo | .8280379 .1031198 8.03 0.000 .6259267 1.030149 gelderl | .5059911 .072458 6.98 0.000 .3639762 .6480061 utrecht | .0661269 .073883 0.90 0.371 -.0786811 .210935 zuidhol | -.0744503 .0461786 -1.61 0.107 -.1649588 .0160581 zeeland | .6025723 .1087707 5.54 0.000 .3893857 .815759 noordbra | .4169157 .055086 7.57 0.000 .3089491 .5248824 limburg | .5052937 .0622421 8.12 0.000 .3833015 .6272859 _cons | -1.49314 .0805758 -18.53 0.000 -1.651066 -1.335215 ---

(28)

20 BIJLAGE 2

Tabel B2.5 Probit analyse ten behoeve van propensity score matching SVWW-gemeentelijk traject met scholing (niet-uitkeringsgerechtigden)

Probit regression Number of obs = 2470 LR chi2(34) = 715.41 Prob > chi2 = 0.0000 Log likelihood = -1233.611 Pseudo R2 = 0.2248

--- treatment | Coef. Std. Err. z P>|z| [95% Conf. Interval]

---+--- Hiervoor ww | .8714256 .141786 6.15 0.000 .5935302 1.149321 Hiervoor nug | .3479099 .1070971 3.25 0.001 .1380034 .5578165 Hiervoor np | .4368113 .0829191 5.27 0.000 .2742929 .5993297 hoelang | .0000553 .0000341 1.62 0.104 -.0000114 .0001221 vrouw | -.5945607 .0633786 -9.38 0.000 -.7187805 -.470341 lft | .0025718 .0032306 0.80 0.426 -.00376 .0089036 partner | .2978087 .0683515 4.36 0.000 .1638422 .4317751 bo | -.5729907 .104449 -5.49 0.000 -.777707 -.3682744 vmbo | -.3032283 .0821424 -3.69 0.000 -.4642245 -.1422322 hbo | -.118554 .1246279 -0.95 0.341 -.3628202 .1257122 wo | -.5584245 .184033 -3.03 0.002 -.9191226 -.1977265 oplonb | -.0571624 .3718253 -0.15 0.878 -.7859265 .6716018 fase2 | .5702897 .1647858 3.46 0.001 .2473155 .8932638 fase3 | -.162375 .1181423 -1.37 0.169 -.3939296 .0691796 fase4 | -.5963896 .1222351 -4.88 0.000 -.835966 -.3568133 fase5 | -.3179348 .1006085 -3.16 0.002 -.5151239 -.1207457 faseonb | -.0630816 .3832116 -0.16 0.869 -.8141625 .6879994 marok | -.7912089 .1313114 -6.03 0.000 -1.048575 -.5338432 turk | -.8799239 .1295969 -6.79 0.000 -1.133929 -.6259187 sur | .051061 .128832 0.40 0.692 -.201445 .3035671 ant | -.4283542 .1437022 -2.98 0.003 -.7100054 -.146703 nwalloch | -.67512 .0849454 -7.95 0.000 -.8416099 -.50863 walloch | -.5426999 .0957121 -5.67 0.000 -.7302921 -.3551077 groning | .7958009 .1471903 5.41 0.000 .5073132 1.084289 fries | .6425405 .157006 4.09 0.000 .3348143 .9502667 drenthe | -.1573155 .1497895 -1.05 0.294 -.4508974 .1362665 overijs | .2548949 .1243173 2.05 0.040 .0112375 .4985524 flevo | .795726 .1903064 4.18 0.000 .4227323 1.16872 gelderl | -.3869954 .1268636 -3.05 0.002 -.6356435 -.1383473 utrecht | -.2217773 .1585834 -1.40 0.162 -.532595 .0890404 zuidhol | -.0438347 .10245 -0.43 0.669 -.2446331 .1569637 zeeland | -.1055956 .2320076 -0.46 0.649 -.5603222 .3491311 noordbra | .0556511 .1111364 0.50 0.617 -.1621722 .2734744 limburg | .4176239 .1338017 3.12 0.002 .1553775 .6798704 _cons | .2387176 .1652496 1.44 0.149 -.0851657 .562601

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een andere groep van werkbereide niet-beroepsactieven die (nog) niet (meer) zijn ingeschreven bij VDAB (2) zit ‘indirect’ wel op de radar, doordat ze bekend zijn bij andere

In de gehele populatie vertonen de vreemdelingen van de EU een mindere uitstroom naar werk dan de andere vreemdelingen, gezien hun specifieke profiel dat vooral bestaat uit

In het RVA panel vinden we niet alleen gegevens over de werkloosheid, zoals de vergoedingscategorie, de toelaatbaarheidsbasis, de hoogte van het dagbedrag en de duur, maar

• het versnellen van innovatie bij een ruime doelgroep van bedrijven door het aanreiken van bruikbare innovaties, technologieën of kennis over recente producten, processen of.

Het resterend juridisch aanbod aan bouwgronden in een stad of gemeente bevindt zich niet altijd op plekken die ruimtelijk het meest geschikt zijn om aan kernversterking en

Hento vult aan: ‘Op basis van eerder onderzoek van UWV naar de perceptie van verplichtingen weten we al dat vooral hoger opgeleiden de sollicitatieplicht als betut- telend

2 Indien het reglement aangepast dient te worden in verband met wijzigingen die voortvloeien uit de bij de werkgever van toepassing zijnde cao en het fonds vaststelt dat

De ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingestemd met het wetsvoorstel dat er voor zorgt dat het quotum voor de