• No results found

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de onderzoeksmaster. Historische Wetenschappen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de onderzoeksmaster. Historische Wetenschappen"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING

van de onderzoeksmaster Historische Wetenschappen

2011-2012

(2)

Par. 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Toepasselijkheid van de regeling

Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de onderzoeksmaster Historische Wetenschappen, hierna te noemen: de opleiding.

De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Letteren, verder te noemen: de faculteit.

Artikel 2 - Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, afgekort tot WHW en zoals sindsdien gewijzigd;

b. de opleiding: de masteropleiding als bedoeld in art. 7.3a, lid 1 onder b van de wet;

c. student: hij die is ingeschreven aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding;

d. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet;

e. praktische oefening: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13 lid 2 onder d van de wet, in één van de volgende vormen:

- het maken van een scriptie;

- het verrichten van een literatuurstudie;

- het deelnemen aan veldwerk of een excursie;

- het maken van een werkstuk;

- het verrichten van een stage;

- het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden.

f. tentamen: het onderzoek naar en de beoordeling van kennis, vaardigheden en inzicht van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, ongeacht de vorm waarin dit onderzoek plaatsvindt, door ten minste één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator;

g. examen: toetsing waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover de examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, inzicht en vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek (conform art. 7.10 van de wet);

h. examencommissie: de examencommissie van de opleiding ingesteld conform art. 7.12 van de wet (zie ook Structuurregeling Radboud Universiteit Nijmegen);

i. examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens (conform art. 7.12 van de wet);

j. studiepunt (stp): studiebelastingseenheid conform het European Credit Transfer System (vgl. art. 7.4a van de wet), waarbij één studiepunt gelijk is aan 28 uren studie;

k. werkdag: maandag t/m vrijdag m.u.v. de erkende feestdagen;

l. studiegids: de gids voor de opleiding, bevattende de specifieke informatie voor de onderzoeksmaster;

m. instelling: Radboud Universiteit Nijmegen;

n. onder fraude wordt verstaan het handelen van een student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden of die van andere studenten geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken;

o. onder plagiaat wordt verstaan het bij het maken van werkstukken, scripties en andere schriftelijke toetsen geheel of gedeeltelijk overnemen of parafraseren van teksten van andere auteurs zonder adequate bronvermelding en zonder dat duidelijk het begin en einde van citaten op adequate wijze is aangegeven..

Artikel 3 - Doel van de opleiding

In deze tekst worden met de termen student/hij/hem/enz. zowel mannelijke als vrouwelijke studenten aangeduid.

(3)

Met de opleiding wordt beoogd de student een verdieping van kennis, inzicht en vaardigheden bij te brengen met betrekking tot de relevante wetenschappelijke theorieën, debatten, paradigma‟s en onderzoeksmethoden op het gebied van de discipline van de opleiding, zodat hij na voltooiing van de opleiding beschikt over een adequate academische vorming en voorbereid is op een loopbaan binnen het wetenschappelijk onderzoek binnen de discipline of een maatschappelijke functie in het verlengde van de opleiding.

Artikel 4 - Vorm van de opleiding

De opleiding wordt uitsluitend voltijds verzorgd.

Artikel 5 - Het examen van de opleiding

De opleiding wordt afgesloten met een masterexamen Historische Wetenschappen.

Artikel 6 - Studielast

De studielast wordt uitgedrukt in hele studiepunten.

Het masterexamen heeft een studielast van 120 stp.

Artikel 7 - Taal van de opleiding

Het onderwijs wordt gegeven in het Nederlands, de tentamens en het examen worden afgenomen in het Nederlands. In afwijking hiervan worden de volgende onderdelen van het onderwijs in het Engels gegeven:

Niet van toepassing.

Artikel 8 - Toelating tot de opleiding

Toelating tot de opleiding is met ingang van 1 september 2011 niet meer mogelijk.

Artikel 9 - Flexibele instroom

De opleiding kent geen flexibele instroom zodat degene die instroomt in de opleiding zijn bacheloropleiding volledig moet hebben afgerond.

Par. 2 - Samenstelling van de opleiding Artikel 10 - Samenstelling

1. De masteropleiding omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast:

Jaar 1

 Cursus Historiografie van de historische wetenschappen 10

 Ondersteunend vak t.b.v. de subdiscipline 5

 Cursus Wetenschappelijke debatten in de vijf subdisciplines/afstudeerrichtingen in de geschiedwetenschap (Oude Geschiedenis, Middeleeuwse Geschiedenis, Economische en Sociale Geschiedenis, Cultuurgeschiedenis en Politieke Geschiedenis)

5

 Practicum Onderzoekscollege van de vijf subdisciplines/afstudeerrichtingen 10

 “Ideologie, mentaliteit en maatschappelijke praktijk” en scriptie-ontwerp 7

 Internationale literatuur en het historisch onderzoek 5

 Academic Writing 3

(4)

 Cursus Theorie van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de Geesteswetenschappen

5

 Cursus Methoden en technieken op het gebied van de Geesteswetenschappen 5

 Cursus Hedendaagse debatten over veranderingen in cultuur en maatschappij 5

Jaar 2

Verdeeld naar de onderzoekspecialismen van de vijf subdisciplines (Oude Geschiedenis, Middeleeuwse Geschiedenis, Economische en Sociale Geschiedenis, Cultuurgeschiedenis en Politieke Geschiedenis) volgen de studenten het volgende programma:

 Ondersteunende cursussen ten behoeve van de subdiscipline 12,5

 Practicum Specialistische onderzoekstraining (per subdiscipline) 10

 Practicum Onderzoeksscriptie en scriptiecolloquium 30

 Practicum Schrijven van een publicabel wetenschappelijk artikel 2,5

 Schrijven van een Engelstalige opzet voor een promotie-project 5

2. a. Voor alle in lid 1 genoemde onderdelen geldt een aanwezigheidsplicht.

b. Onvoldoende aanwezigheid bij de onder sub a genoemde onderdelen kan als uiterste consequentie hebben dat de student niet wordt toegelaten tot het tentamen van het betreffende onderdeel.

Artikel 11 - Praktische oefeningen in de masteropleiding

1. De volgende onderdelen van de opleiding als genoemd in art. 10, omvatten, naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm en van de daarbij vermelde omvang:

a. Specialistische onderzoekstraining (per subdiscipline): practicum b. Onderzoeksscriptie en scriptiecolloquium: practicum

c. Schrijven van een publicabel wetenschappelijk artikel: practicum

2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in dit lid kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefening met voldoende resultaat is gevolgd:

niet van toepassing.

3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de desbetreffende praktische oefening zoals vermeld in lid 1 als het behalen van het tentamen:

niet van toepassing.

Par. 3 - Tentamens en examens van de opleiding

Artikel 12 - Volgorde van de tentamens („volgtijdelijkheid‟)

1. Aan de tentamens en de daarbij behorende praktische oefeningen behorend bij de examenonderdelen van het tweede jaar, kan pas worden begonnen nadat alle onderdelen uit het eerste jaar zijn behaald.

2. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat op verzoek van de student wordt afgeweken van de volgorde zoals boven vermeld.

Artikel 13 - Tijdvakken en frequentie tentamens

1. Tot het afleggen van de tentamens van de in de artikelen 8 en 10 genoemde onderdelen wordt tweemaal gelegenheid gegeven in het studiejaar waarin het betreffende onderwijs wordt gegeven. De datum van de eerste tentamengelegenheid dient aan het begin van het semester waarin het bij het betreffende onderdeel behorende onderwijs van start gaat, bekend te zijn. De datum van de herkansing dient bekend te zijn voordat de eerste tentamengelegenheid heeft plaatsgevonden.

2. In een studiejaar waarin het onderwijs van een bepaald onderdeel voor het eerst niet wordt gegeven, wordt

(5)

ten minste nog eenmaal gelegenheid gegeven het tentamen van het betreffende onderdeel af te leggen.

3. Werkstukken waarvoor door de opleiding of de docent(en) geen vaste inleverdata zijn vastgesteld, dienen uiterlijk 12 maanden na afloop van het onderdeel waarop ze betrekking hebben, te worden ingediend.

Overigens dienen werkstukken altijd ten minste 30 dagen voor de dag waarop het examen wordt aangevraagd te worden aangeboden aan de examinator.

4. Een met goed gevolg afgelegd tentamen mag zonder de expliciete toestemming van de desbetreffende examencommissie niet herkanst worden. Indien deze toestemming wordt verleend, geldt het hoogst behaalde cijfer.

5. Wanneer een tentamen dat niet met goed gevolg is afgelegd wordt herkanst, is het laatst behaalde cijfer bepalend voor het behaalde resultaat.

Artikel 14 - Vorm van de tentamens

1. De tentamens van de onderdelen genoemd in art. 10 worden geëxamineerd door middel van schriftelijke opdrachten, referaten en eindgesprekken.

2. De examencommissie kan bepalen dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd.

3. Aan studenten met een functiebeperking wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.

4. Ten aanzien van een tentamen dat niet is genoemd in het eerste lid omdat het betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende

Onderwijs- en Examenregeling is bepaald.

Artikel 15 - Mondelinge tentamens

1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald.

2. Het mondeling afnemen van een tentamen is in de regel niet openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator op verzoek van de student in een bijzonder geval anders heeft bepaald.

Artikel 16 - Fraude en plagiaat

1. Wanneer een docent of surveillant tijdens een tentamen of bij het nakijken van een tentamen of een werkstuk fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden constateert of vermoedt, deelt hij dit schriftelijk mede aan de examencommissie van de betrokken opleiding en aan de betrokken student.

2. De examencommissie beslist vervolgens binnen 10 werkdagen over de eventueel te nemen maatregelen. De examencommissie beslist niet dan nadat de student die het betreft door haar is gehoord, of althans daartoe in de gelegenheid is gesteld. Van het horen wordt een schriftelijk verslag gemaakt.

3. In geval van fraude tijdens het tentamen wordt de student uitgesloten van (verdere) deelname aan het tentamen. Uitsluiting heeft tot gevolg dat van het betreffende tentamen geen uitslag wordt vastgesteld.

4. In geval van fraude tijdens het tentamen wordt de student uitgesloten van (verdere) deelname aan het tentamen. Uitsluiting heeft tot gevolg dat van het betreffende tentamen geen uitslag wordt vastgesteld.

5. Conform WHW art. 7.12 lid 4 kunnen de door de examencommissie in geval van fraude of plagiaat te nemen maatregelen inhouden dat de student gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn

(6)

van ten hoogste 12 maanden het recht wordt ontnomen één of meer aan te wijzen tentamens en/of examens aan de instelling af te leggen.

6. In aansluiting op de in lid 3 genoemde maatregelen kan een examencommissie in geval van plagiaat de student de verplichting opleggen een nieuw werkstuk te schrijven over een door de voor het

examenonderdeel verantwoordelijke docent vast te stellen onderwerp.

Par. 4 - Tentamenuitslag

Artikel 17 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag

1. De examinator stelt binnen 10 werkdagen na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en verschaft het secretariaat van de opleiding de nodige bewijsstukken ten behoeve van de uitreiking van een schriftelijke verklaring van de uitslag aan de student.

2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 15 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft het secretariaat van de opleiding de nodige bewijsstukken ten behoeve van de uitreiking van een schriftelijke verklaring van de uitslag aan de student.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid stelt de examinator de uitslag van de tentamens van periode 4 vast binnen vijf werkdagen na afloop van de betreffende tentamenperiode.

4. De begeleider van de masterscriptie stelt tezamen met een tweede, door de examencommissie aan te wijzen examinator het eindcijfer van dit onderdeel vast binnen de in het vorige lid genoemde termijn. Bij verschil van mening wijst de examencommissie een of meer deskundigen als examinator aan die de masterscriptie met een cijfer beoordeelt / beoordelen.

5. Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie c.q. de examinator tevoren binnen welke termijn en op welke wijze de student een schriftelijke verklaring van de uitslag zal ontvangen.

6. Op de schriftelijke verklaring van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht (zie ook art. 19), alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens, bedoeld in art. 7.61 van de wet.

7. Einduitslagen van examenonderdelen worden uitgedrukt in hele of halve cijfers waarbij 6,0 als laagste voldoende geldt. Daarbij gelden de volgende afrondingsregels:

- tot ..,25 wordt naar beneden afgerond op ..,0 - van ..,25 tot ..,75 wordt afgerond op ..,5 - vanaf ..,75 wordt naar boven afgerond op ..,0

8. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid mogen deelcijfers wel worden uitgedrukt in cijfers, afgerond op één decimaal.

Daarbij gelden de volgende afrondingsregels:

- als de tweede decimaal een van de cijfers 0 t/m 4 is, dan blijft de eerste decimaal ongewijzigd - als de tweede decimaal een van de cijfers 5 t/m 9 is, dan wordt de eerste decimaal met één verhoogd

9. In afwijking van het bepaalde in lid 7 wordt een einduitslag niet vastgesteld op 5,5. Een gemiddelde van 5,5 tot en met 5,9 wordt afgerond naar 6,0. Een gemiddelde van 5,1 tot en met 5,4 wordt afgerond naar 5,0.

Artikel 18 - Geldigheidsduur

1. De geldigheidsduur van tot de opleiding behorende examenonderdelen bedraagt 36 maanden.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de examencommissie met betrekking tot een onderdeel waarvan de geldigheidsduur is verstreken, op inhoudelijke gronden besluiten om de geldigheidsduur te verlengen.

(7)

Artikel 19 - Inzagerecht en nabespreking

1. Na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt een nabespreking plaats tussen de examinator en de student, waarbij de gegeven uitslag nader wordt toegelicht.

2. Binnen een termijn van vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling afgelegd tentamen kan de student op zijn verzoek inzage verkrijgen in zijn beoordeeld werk en de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip.

3. De examinator kan bepalen dat de inzage of kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het tweede lid genoemde termijn.

4. Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in lid 2 pas indienen, wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn.

5. In verband met de beperkte tijd tussen tentamenperiode 4 en herkansingsperiode 4 vindt inzage van een tentamen uit deze periode plaats op de dag van bekendmaking van de betreffende resultaten.

6. Het bepaalde in het vijfde lid is ook van toepassing wanneer de examencommissie dan wel de examinator aan de student de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met modelantwoorden.

7. Gedurende de in het tweede lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het tentamen en zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.

Par. 5 - Vrijstellingen

Artikel 20 - Vrijstelling van tentamens

1. De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van het afleggen van een of meer van de in de art. 10 genoemde tentamens, tot een maximum van 50 stp, indien de student:

a. hetzij een naar het oordeel van de examencommissie qua inhoud en niveau overeenkomstig en gelijkwaardig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid, met een resultaat van tenminste 7,5 voor de reguliere onderdelen en 8,0 voor de scriptie;

b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken met betrekking tot het desbetreffende onderdeel.

Par. 6 - Examen

Artikel 21 - Uitslag examen

1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de student de vereiste bewijzen heeft overgelegd van de door hem behaalde tentamens van de onderdelen van de opleiding.

2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven.

3. Indien de student blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, kan de examencommissie aan de uitslag een judicium verbinden. Dit wordt op het getuigschrift vermeld.

(8)

4. Aan het masterexamen kan een van de volgende judicia worden verbonden:

Bene meritum: het gemiddelde van alle masteronderdelen is hoger dan of gelijk aan 7,5.

Cum laude: het gemiddelde van alle masteronderdelen is hoger dan of gelijk aan 8,0; de scriptie is beoordeeld met een 8,5 of hoger en voor geen enkel onderdeel werd een cijfer lager dan 6,5 behaald.

Summa cum laude: het gemiddelde van alle masteronderdelen is hoger dan of gelijk aan 9,0; de scriptie is beoordeeld met een 9,0 of hoger en voor geen enkel onderdeel werd een cijfer lager dan 7,0 behaald.

5. Niet in aanmerking voor een judicium komen studenten die voor meer dan 60 studiepunten werden vrijgesteld van het afleggen van tentamens van de opleiding.

6. Alleen indien de examencommissie daartoe met algemene stemmen besluit, kan zij afwijken van hetgeen in de voorgaande leden van dit artikel ten aanzien van judicia is bepaald.

Artikel 22 - Regels en richtlijnen examencommissie

1. De examencommissie heeft in het bijzonder tot taak het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens.

2. De examencommissie stelt regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen.

3. De examencommissie kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het tentamen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen.

Artikel 23 - Graad

Aan degene die het masterexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad „Master of Arts‟ (MA) verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.

Par. 7 - Studiebegeleiding

Artikel 24 - Studievoortgang en studiebegeleiding

1. De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten.

2. De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de

opleiding.

Par. 8 –Slotbepalingen

Artikel 24 - Vaststelling en wijziging Onderwijs- en Examenregeling

1. Vaststelling en wijziging van deze regeling worden door de decaan, gehoord de opleidingscommissie en na instemming van de Facultaire Gezamenlijke Vergadering, bij afzonderlijk besluit vastgesteld.

2. Wijzigingen van deze regeling gaan in per 1 september van het cursusjaar dat volgt op het jaar waarin deze werden vastgesteld. Wijzigingen die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, kunnen alleen

plaatsvinden indien de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.

3. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de examencommissie ten aanzien van een student genomen is.

(9)

4. In geval van nood of overmacht kan de examencommissie afwijken van bepalingen in deze regeling met opgave van redenen aan de decaan.

Artikel 25 - Bekendmaking

De onderwijsdirecteur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling.

Artikel 26 - Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 29 augustus 2011.

Aldus vastgesteld bij besluit van de decaan van de Faculteit der Letteren op 26 augustus 2011.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De geldigheid van behaalde prope- deuseonderdelen verstrijkt op 31 augustus van het academisch jaar dat volgt op het academisch jaar waarin men zich voor het eerst voor

Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen

1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast zodra de student de tentamens van de onderdelen behorende bij de desbetreffende opleiding met goed gevolgd heeft

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.5 kan de examencommissie, wanneer daar geldige inhoudelijke danwel onderwijskundige redenen voor zijn, voor een examenonderdeel, waarvan

examen: toetsing waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover

Aan degene die het examen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd kan door de examencommissie een judicium worden toegekendf. De regels voor de toekenning van het

examen: toetsing waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover

examen: toetsing, waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover