• No results found

Paul d' Ivoi, Dick Fann en de radium-dieven · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Paul d' Ivoi, Dick Fann en de radium-dieven · dbnl"

Copied!
335
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Paul d' Ivoi

Vertaald door: Ed. van den Gheyn jr.

bron

Paul d' Ivoi, Dick Fann en de radium-dieven (vert. Ed. van den Gheyn jr.). Met illustraties van Louis Bombled. Erven Martin G. Cohen, Amsterdam 1910

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/ivoi001dick01_01/colofon.php

© 2012 dbnl

i.s.m.

(2)

Alle scheepsgangen waren vol menschen. Bladz. 49.

Paul d'Ivoi, Dick Fann.

(3)

Eerste afdeeling.

Het Syndicaat der Edelgesteenten.

I.

Waarin Dick Fann optreedt.

- Je slaapt nog al goed, zou ik zeggen, Jean!

- Ik geloof er Mijnheer een pleizier mee te doen.

- Dat zal ik niet tegenspreken, beste jongen.

- Dat dacht ik ook wel. Toen Mijnheer me gisteren in dienst nam, zei u: ‘Jean Brot, ik ben erg moe..., ik heb onderscheiden ingewikkelde politiezaken moeten oplossen.

Daarom ben ik naar Parijs vertrokken om me daar in stilte af te zonderen, al heerscht in Frankrijks hoofdstad ook nog zooveel lawaai en herrie. Wees jij nu ook weinig spraakzaam, houd je kalm voor zooveel mijn dienst het toelaat... Stommetje spelen en zoo min mogelijk je bewegen! Dat wil wat zeggen voor een, die anders alle dagen op de fiets zit...; en toen heb ik er zóó over gedacht: Zes uren dienst per dag, de overige achttien van een etmaal zal ik dan maar slapen (wat dan als stilzwijgendheid en onbeweeglijkheid is te verstaan) en daarmee denk ik Mijnheer dan ook genoegen te doen.

- Opperbest begrepen, jongeman!

De sprekers deden er het zwijgen toe. Hun zachte ademhaling was alleen hoorbaar in het vertrek.

De ‘patroon’, achteloos in een leunstoel uitgestrekt, scheen een rijzig, schraal, bijna mager heerschap. Aan zijn vadzige, ineengezakte houding zou men gezegd hebben dat alle geestkracht van hem was geweken, zoo zijn gezicht geen

onverzettelijke wilskracht had verraden.

En het was een zonderling gezicht; misschien kon men dat gelaat schoon noemen, doch vreemdsoortig was het zeker: een zeer ontwikkeld voorhoofd onder een goudblonden haardos, met donkerblauwe oogen, waarboven zware wenkbrauwen zich welfden en een kin, die vastberadenheid teekende. Het zorgvuldig glad geschoren wezen drukte zekere voornaamheid uit en glansde, als men het zoo zeggen mag, onder den indruk van gedachten, die den jonkman steeds bezig hielden.

De bediende, een knaap van veertien of vijftien jaren, droeg nog de kastanjebruine

livrei met vergulde knoopen van een groot Parijsch dagblad-bureau en lag in zijn

volle lengte uitgestrekt op een canapé.

(4)

Beiden schenen zeer verdiept in hun taak; de een in zijn overpeinzingen, de ander in zijn slaap. Plotseling liet een electrische schel zich hooren. Met een sprong was Jean Brot ter been en vroeg hij fluisterend:

- Heeft Mijnheer gescheld?

De aangesprokene schudde het hoofd; met een gebaar wees hij naar de deur die toegang gaf tot de slaapkamer. Dit was voldoende. Jean sloop zachtjes over het tapijt en verdween door de aangeduide opening.

- Wie kan me h i e r nu komen storen? bromde de man in den leunstoel. Je moet in het groote Parijs als een stofdeeltje zijn verzwolgen, heel geheimzinnig een vrijgezel-kwartier hebben gehuurd, liefst op een binnenplaats, in de stille Juliette Lamberstraat - en dan nog bezoek krijgen...!

Jean verscheen andermaal op den drempel, fluisterend zeggend:

- Een dame.

- En?

- En de dame heeft geantwoord: - ‘In orde, geef dit kaartje aan Sir Dick Fann’.

- Nog mooier!

- Zij voegde er bij: ‘Mijnheer zal het wel goedvinden. Het is een kwestie van leven of dood!’

- Wat je zegt, Jean!

De uitroep bracht een heele verandering teweeg van tooneel. Dick Fann, aldus heette onze held, richtte zich eensklaps op. Zag hij er zoo even nog ietwat vadzig, kwijnend en traag uit, thans was zijn houding krachtig en gespierd en flikkerde een vlam in zijn oogen.

Hij beschouwde aandachtig het kaartje, hem door Jean overhandig.

- Fleuriane Defrance, murmelde hij... Een kwestie van leven of dood... Laat binnenkomen.

Jean verdween aanstonds, maar niet zoo gauw, of hij gunde zich den tijd om te grommen:

- O, die vrouwen! Overal hebben ze toegang!

Een oogenblik daarna werd de deur geopend en teekende zich op den drempel de slanke gestalte af van een jeugdige schoone.

Haar leeftijd telde ongeveer twintig lentes, het was een elegante en tevens krachtige verschijning. Zij had licht bruin haar, dat sierlijk afstak bij de blanke frissche tint van haar gezicht, een fijnen neus en aanvalligen mond, die beslistheid en een oprecht karakter te kennen gaven. Maar vooral trokken zeer groote oogen van een

vreemdsoortig, bijna violetblauw, bizondere aandacht. De uitdrukking dier oogen nam ieders opmerkzaamheid in beslag, men lette enkel daarop, en onwillekeurig drong zich bij den beschouwer het tegenstrijdig gezegde op van den dichter: ‘Achter haar oogen gaat zij schuil’.

Het habijt maakt niet den monnik, naar het heet. Het is mogelijk, maar zeer zeker

openbaart het kostuum het innerlijk wezen eener vrouw. Bij Fleuriane viel geen enkel

gebrek te bespeuren aan smaak. Eenvoud gold bij haar als het kenmerk van het ware,

sober en onberispelijk van snede was haar kleeding.

(5)

Een eenvoudige hoed, geëvenredigd aan haar ovaal gelaat, sierde haar hoofd en getuigde alleen reeds van haren artistieken smaak in een tijdperk dat de monumentale en ongerieflijke hoofddeksels der vrouwen haar het aanzien geven van rozen, geschraagd door een koepel van middeleeuwsche kerkgebouwen.

Met snellen oogopslag had Dick Fann een en ander opgemerkt, en op minzamen toon sprak hij:

- Mag ik u verzoeken plaats te nemen, Mejuffrouw, ik ben geheel oor.

De trekken van de bezoekster verhelderden zich; zij ging zitten, en met een klankrijke stem, waaraan een lichte trilling een bekoorlijkheid te meer bijzette, zeide ze:

- Ik ben u oneindig dankbaar. Maar ik wil van uwen tijd geen misbruik maken met u te verzoeken de redenen mijner dankbaarheid te willen aanhooren. Mijn relaas zal u doen begrijpen, welk een dank ik u zal verschuldigd zijn, bijaldien...

Zij zweeg, schudde met het hoofd en vervolgde op meer zakelijken toon:

- Ik begin dus. Mijn naam, Fleuriane Defrance, is u bekend, naar ik meen.

Dick Fann knikte en zei:

- Dochter van Catulle Defrance, lid der Wereldvereeniging van den handel in edelgesteenten, Canadees van nationaliteit, befaamd pelsjager, want maanden lang is hij afwezig en wordt nu en dan gesignaleerd van Alaska naar Aurakanië, van Siberië naar Thibet... Ter naam en faam staat hij als eerlijk en schrander te boek.

Het jonge meisje glimlachte bij deze getuigenis, haren vader betreffende.

- Voeg er bij, viel ze hem in de rede, een beslist bewonderaar van Sir Dick Fann.

En een in de rede vallen van dezen trachtende te beletten, vervolgde ze:

- Laat mij uitspreken, het is geen loftuiting, maar wel een noodzakelijke bewering, gij zult het zoo aanstonds erkennen. Een groot bewonderaar derhalve van Sir Dick Fann, den rechtsgeleerde, letterkundige en doctor in de wijsbegeerte, die, terwijl alle bedieningen voor zijn bekwaamheden openstaan, het beroep van amateur-detective heeft gekozen en binnen twee jaren tijds zich daar, boven alle andere collega's, heeft ingewerkt. Juist daarom, hernam Fleuriane na een kort stilzwijgen, is het dat ik, alleen zijnde in Europa en met schrik bevangen, de hulp kom inroepen van Sir Dick Fann.

Hij liet zich de woorden ontvallen:

- Een kwestie van leven of dood?

Haar antwoord luidde bevestigend.

De oogen van den detective vestigden zich op Fleuriane met doordringende scherpte.

- Gij doorgrondt mijn karakter, Mejuffrouw. De keuze waaraan ge mij zoo even herinnnerdet, wijst op een voorliefde voor worsteling, wekt een prikkel in mij voor ieder vraagstuk, dat mijn schranderheid tart. Derhalve, beschik over mij.

- Mijn dank voor deze bereidwilligheid.

- Niet noodig. Uw stap pleit voor het belang, dat met deze zaak gemoeid is.

(6)

Te meer, sommige teekenen bewijzen de groote moeilijkheid waarin gij verkeert:

het onvaste van uwen anders zoo zekeren blik, de ontroering, die u met al uw zelfbeheersching niet kunt meester worden.

Fleuriane kon een beweging van verbazing niet onderdrukken.

En dan, vervolgde hij, zijt ge in een auto-tax gekomen, in een groen rijtuig zelfs, hier zie ik een pluisje van de bekleeding op uw mouw. Welnu, uw angst is van dien aard, dat ge bij uwe komst alhier de huisbewaarster hebt aangetroffen, bezig de vestibule te schrobben en in plaats van langs de trottoirs te loopen, met uwen voet getrapt hebt in een plas water, waarvan een uwer laarsjes zeepachtige spatten heeft behouden.

Fleuriane sidderde bij deze opsomming. Voorzeker had zij van Dick Fann's doorzicht hooren gewagen, maar nimmer kunnen vermoeden dat hij bij eene eerste ontmoeting dergelijke kleinigheden zou ontdekken. Want alles was waarheid; dit had haar bizonder getroffen, hij had haar eenvoudig verklaard op welke kenteekenen hij zijne gevolgtrekkingen had gegrond.

Overigens gunde hij haar niet den tijd zich aan hare overpeinzingen over te geven, want hij eindigde met te zeggen:

- U zijt dus de kluts kwijt... Wat u in dezen toestand gebracht heeft, moet wel van ernstigen aard zijn, want aan moed ontbreekt het u niet.

- Dat is zoo, antwoordde het jonge meisje, zonder de minste pralerij. Mijn vader heeft me dikwijls meegenomen op zijn lange jachttochten. Hij ging daarbij van het denkbeeld uit, dat een sport-opvoeding met onderwijs moet samengaan.

Koelbloedigheid en het nemen van een snel besluit is de vrucht er van geweest.

- Om dit te leeren, moet men van nature annleg hebben.

- Wel mogelijk, stemde Fleuriane toe. Miscchien had ik dien aanleg, zooals u zegt... En wat mij het voordeel ervan doet inzien, is, dat Mistress Patorne, mijn gezelschapsjuffrouw, wier taak het is mij te volgen op al mijn schreden - op dit oogenblik wacht ze mij in uw spreekkamer - nooit haar kinderachtige vrees heeft kunnen afleggen. Enfin, laten wij dit rusten.

- En zeg mij liever, waartegen gij beschermd wenscht te zijn.

Een hoog rood kleurde de wangen der bezoekster.

- Helaas! dat is het juist wat mij meer dan al het overige in verwarring brengt... ik heb geen enkele zekerheid...

Zij was er bepaald op verdacht, Dick Fann te hooren protesteeren. Maar daartoe kwam het niet.

- Dan vermoedt ge, zei hij onverschillig, bedreigd te zijn?

- Dat is het, geloof ik... ik ben er zelfs zeker van...; maar die zekerheid berust niet op juiste gegevens...

Zij werkte zich hoe langer zoo meer in. Dick Fann kwam haar te hulp.

- Mejuffrouw, op dit oogenblik beklemt u de vrees van lichtzinnig te hebben

gehandeld met mijne hulp in te roepen. Stel u gerust, ik denk er zóó niet over... Met

uw wilskracht, uw aangeboren kloekmoedigheid neem ik de oorzaak uwer ontroering,

hoe vaag deze ook moge zijn, zeer ernstig op.

(7)

- Ontmoet ik u heden voor het eerst, wilt u zeggen... Dit is zoo; maar nu ik u zoo een vijf minuten heb aargezien, ken ik u even goed als uwen vader, die zonder ophouden over u waakte van af den dag dat ge, nog een klein kind zijnde, u gekwetst hebt aan een wenkbrauw tegen den boek van een marmeren schoorsteenmantel.

En daar zij hevig schrikte bij deze nieuw openbaring, die even juist was als de vorige, moedigde hij haar op welwillenden toon aan, met te zeggen:

- Vrees niets en kom ruiterlijk voor den dag met wat u bezwaart.

- Ik zal gehoor geven aan uw verzoek. Het begin zal u wel toeschijnen als weinig te hebben uit te staan met mijn persoon, doch het hoort bij mijn verhaal. U zult zich de zonderlinge tijding herinneren, die nu zes maanden geleden door alle telegrafen der wereld naar de vier windstreken is overgebracht? In één en denzelfden nacht waren op onze planeet alle groote werkplaatsen, waarin men het grillig en tooverachtig element bestudeert, dat Radium heet, geplunderd en verwoest. Wat Frankrijk betreft, gold het de laboratoria van Curie, Calmettes en andere; de vijf geleerde kabinetten van Duitschland, de drie van Oostenrijk, twee van Rusland, zes in Engeland, negen in Amerika enz. enz. hadden het bezoek ontvangen der geheimzinnige dieven, die beslag hebben gelegd op het kostbaar metaal zonder naar iets anders om te zien.

Dick maakte een bevestigend gebaar.

- De gezamenlijke macht, waarmede men te werk was gegaan, bewees duidelijk dat de bandieten aan een enkel opperhoofd gehoorzaamden, die zich van toenaf in het bezit bevond van al het op de aard-oppervlakte vrij gekomen radium, zegge drie-en-twintig, zevenhonderd dertien milligram, want in dit minimum gewicht bevond zich het menschelijk fortuin in radium. Het is waar, dat een millgram der zeldzame aarde, onverbruikt en zijn schitterende eigenschappen gedurende

tweeduizend jaren behoudend, wonderen van gedaantewisselingen kan teweeg brengen en van dat tijdstip af 23.712 milligrammen zich als een verbazende hoeveelheid voordoen. De man, die ze had kunnen vergaren, werd de Radiumkoning, even machtig als de alleenheerschers van goud, ijzer, staal en petroleum in de Nieuwe wereld. Gij, Mijnheer Dick Fann, moest tot deze gevolgtrekking komen.

- Ha! u zinspeelt op mijn rapport, Mejuffrouw?

- Dat niet alleen, ik zal het samenvatten.

- Onnoodig, ik ben er van op de hoogte.

- Daaraan twijfel ik niet, doch aangezien de gevolgtrekkingen ervan het

uitgangspunt vormen van mijn ongerustheid, moet ik u verzoeken mij te laten spreken zooals ik het nuttig oordeel.

- Ga uw gang, Mejuffrouw, hoewel ik de onaangenaamheden doorzie waaraan de heer Catulle Defrance is blootgesteld geweest.

- Wilt u die uiteenzetten...?

- Volgaarne, als ik u daarmede kan dienen. Alleen moet ik u zeggen dat ik niet best begrijp, hoe u in dit alles betrokken zijt.

- Welnu, zeg wat u gist, wilt u?

De detective maakte een afkeurend gebaar.

(8)

- Ik gis nooit, Mejuffrouw. Gissen is zich door zijn verbeelding laten leiden. Politie behoort tot de exacte wetenschappen. Dit op den voorgrond stellende, kom ik tot de volgende verklaring:

Als een professor, die een betoog houdt, vervolgde Dick Fann:

- Eén zaak heeft mij terstond getroffen. De werelddiefstal van het radium viel in zekeren zin samen met het openbaar maken der uitkomsten eener studie van hooggeschatte geleerden aangaande den invloed van radium op de edelgesteenten, gevormd uit zuiver gekristalliseerd aluminium, zooals robijnen, smaragden, saffieren, topazen, amethisten enz. Deze proeven toonden aan dat, als het bloostellen aan den electrischen oven de ontkleuring en waardevermindering dezer kostbare steenen teweeg bracht, van den anderen kant, door het bijbrengen van radium ordinaire steenen van 2 franc het karaat veranderen in topazen, smaragden en onberispelijke saffieren, die op 45 à 500 franken het karaat worden geschat. Toen kwam mij een logische gevolgtrekking voor den geest. Om een algemeenen roof van het radium tot stand te brengen, moest geen geld worden ontzien. Waarom een fortuin aan zoo iets besteden, gevaar te loopen met den arm van het gerecht in aanraking te komen, als de voordeelen bij welslagen niet ruimschoots opwegen tegen den inzet van het spel? Immers, de gedaanteverwisseling van 2 frank steenen in juweelen van 45 à 500 het karaat beantwoordde nauwkeurig aan hetgeen men van den inzet verwachtte. De bezitter van radium dacht onmetelijke winsten te behalen.

- En uw gevolgtrekking, voleindde Fleuriane, kwam hierop neer: Onderzoek instellen bij de opkoopers van ordinaire steenen en voornamelijk in de onmiddellijke omgeving der geleerden die proeven hebben genomen; uit hun laboratorium is althans eene onbescheidenheid uitgegaan, welke tot de plundering der werkplaatsen aanleiding heeft gegeven.

Dick Fann hechtte met eene buiging hieraan zijne goedkeuring:

- Persoonlijk was ik door een zeer ernstig geval in beslag genoemen..., anarchistische bewegingen bedreigden de arsenalen eener groote Europeesche mogendheid, en daar ik mijn persoon niet kon verdubbelen, heb ik het spoor aangegeven.

- Jawel, maar de officieele speurders hebben niets ontdekt.

Een glimlach was het antwoord van Dick Fann.

- O! haastte zij zich er op te laten volgen, ik wil daarmee uwe bewering niet in twijfel trekken.

- Ik weet het wel, Mejuffrouw. De heer Catulle Defrance, uw vader, heeft het integendeel zeer ernstig opgevat. Als lid der Wereldvereeniging van juweliers heeft hij het syndicaat in het leven geroepen van alle gewone in omloop zijnde gestoenten, corindons genaamd... U zelf, die destijds te Londen verblijf hieldt, had hij de taak opgedragen een oog te houden op de waardelooze steenen en ze in afzonderlijke kistjes op te zenden naar de verschillende in Canada gevestigde depôts.

Zij sidderde, ten hoogste verrast:

- Hoe weet gij dat?

- Het was gemakkelijk na te gaan. Uw vader had een middel gevonden om de

(9)

- Dat is zoo... Welnu, Sir Dick Fann, dit is dan de oorzaak mijner aanhoudende vrees.

- Wel zoo, wel zoo!

Zeer geïntrigeerd en belangstellend tevens, schoof de leifhebber-detective zijn stoel wat nader bij de spreekster.

- Zooals u wel denken kunt, hernam deze, nemen de juweliers, die alles van de dieven hebben te vreezen, eigenaardige listen te baat, om hen op een dwaalspoor te brengen. De kistjes met gesteenten, welke openbaar naar bekende depôts worden afgezonden, kwamen vermomd en onkenbaar er van terug om in een veilige plaats te worden vergaderd. Nu wil het mij voorkomen dat de radium-dieven - want ik houd uwe verklaring voor de eenig juiste - wil het mij voorkomen, zeg ik, dat die snaken mij nagaan om door mij de bergplaats der voorwerpen van hun begeerte te ontdekken.

- Daarop kunt u rekenen.

- U houdt het er ook voor?

- Het is zonneklaar. U begeeft u naar uwen vader, noodzaakt hem in zekeren zin domicilie te kiezen op een zijner eigendommen, door u uitgekoren, in plaats van zooals in uwe afwezigheid een zwervend leven te leiden. Dan valt er niets

gemakkelijker dan een oog te houden op hem en zijne omgeving en daardoor, het is slechts een kwestie van tijd, tot de ligplaats der steenen te geraken. U zijt zoodoende de geleiddraad, Mejuffrouw.

Het jonge meisje klapte vroolijk in de handen.

- Welk een geluk acht ik het, u zoo te hooren spreken. Ik was zoo bang, voor een dweepster te worden aangezien.

- Die vrees koestert u niet meer. Wat denkt u nu te doen?

- Mijn vader waarschuwen. Maar ik vertrouw zelfs de telegraaf niet.

- Dat is zeer voorzichtig. U moet naar Amerika gaan.

- Het is mijn plan. Maar bij mijn vader kan ik niet verblijf honden, wil ik het spel der boeven niet spelen die ons nagaan. Van den anderen kant zal ik in Canada niet afzonderlijk kunnen wonen zonder in opspraak te komen. Vandaar dat ik op een zonderling, maar toch practisch denkbeeld ben gekomen, want ik zal daardoor toch met mijn vader kunnen verkeeren zonder domicilie ten zijnent te hebben.

Met een blik van voldoening hief Dick Fann het hoofd op.

- Opperbest, zei hij. Ik doorschouw uw plan. U zult het vasteland van Amerika slechts terloops doortrekken. De heer Catulle Defrance, door een kort bericht gewaarschuwd, zal u op een door hem geschikt geoordeeld punt ontmoeten.

- Wat doet u dit onderstellen?

- Het verwerpen van alle nuttelooze middelen. Er blijft slechts dit eene over: Den heer Defrance verwittigen en zich niet metterwoon bij hem vestigen.

- Dat is waar, zei ze, door den eenvoud der redeneering getroffen.

- Derhalve, vervolgde Dick Fann, zult u Amerika doortrekken als reizigster...

ingevolge eene weddenschap, want in de oogen der Noord-Amerikanen kan niets

zoo natuurlijk voorkomen als een dergelijk ondernemen.

(10)

- Bewonderingswaard is uwe vinding, dit moet gezegd.

Hij scheen de bewondering, die in de woorden der elegante Canadeesche was gelegen, niet te willen begrijpen. Op vragenden toon hernam hij:

- En de wedloop, waarin zal die bestaan?

- In een reis om de wereld met een automobiel.

- Zou het de uitdaging zijn, die...?

- Door de Matin is bericht, ja. Van Parijs naar Havre, zeetraject naar New-York, met een auto van die stad naar San-Francisco; tweede overtocht naar Alaska, Siberië, Rusland, Duitschland, Parijs. Ik ben onder de vertrekkenden ingeschreven... Ik heb een auto van dertig paardekrachten, de Dion, waarin vier plaatsen met mijn bagage.

Ik neem mijn gezelschapsdame Patorne mede... Alleen...

Zij aarzelde een oogenblik.

- Alleen, bracht zij eindelijk uit, heb ik geen auto-bestuurder en...

Dick Fann barstte uit in een lach. Terwijl zij hem een onrustig-vragenden blik toewierp, schertste hij:

- Een specialen chauffeur, verdubbeld met een detective, in staat het stuur te houden en den radium-dief te ontmaskeren, die zich bepaald op zijn pad zal bevinden...

Zij deed er het zwijgen toe, haar groote oogen zagen hem smeekend aan. Hij stak haar de hand toe.

- Sla toe, Mejuffrouw, Dick Fann de amateur-speurder zal uw wattman zijn.

En daar zij, door een plotselinge ontroering aangegrepen, stamelde:

- Oh! heb dank, heb dank voor uwe toewijding... staakte hij met een onverschillig gebaar hare ontboezeming, met te zeggen:

- Bedank mij niet ...Dit zaakje der corindons is zeer interessant.

Hij was opgestaan, hiermede het jonge meisje willende te kennen geven dat het onderhoud ten einde was. Zij gehoorzaamde aan den zwijgenden wenk en richtte, door Dick voorafgegaan, haar schreden naar de deur.

Maar op hetzelfde oogenblik werd deze plotseling geopend; een rijzig man, met hoogroond gelaat, den kleinen Jean Brot, die zich wanhopig aan de panden van diens jas had vastgeklemd, achter zich aan slepend, stortte hij zich in het vetrek met den uitroep:

- Verschooning, mijn waarde heer Dick Fann!... men zegt me dat u hier niet is, maar de zaak is te ernstig om uwe afwezigheid te vermoeden.

Dit zeggende, ontwaarde de binnenkomende Fleuriane. Hij zweeg plotseling, werd scharlakenrood en stamelde:

- Ha zoo! Ik wist niet...

Dick liet hem niet uitspreken:

- Aangenaam u te ontmoeten, Meneer Ginat, u is een der lichtende sterren van de Fransche politie; ik had het genoegen u te Londen te ontvangen en acht mij gelukkig, de kennis te hernieuwen.

En zich wendend tot Fleuriane:

- Ga niet heen, Mejuffrouw...; ik dacht ons onderhoud geëindigd. Het kon ook

anders zijn.

(11)

- Waarom? vroeg zij verwonderd.

Hij haalde de schouders op.

- Wanneer men op de loer ligt van het wild, moet men er op bedacht zijn dat het voorbij kan komen.

En iedere nieuwe vraag den pas afsnijdend, geleidde hij het jonge meisje zachtkens,

doch met aandrang naar de deur, die hij achter haar sloot.

(12)

II.

Een vreemdsoortige diefstal.

- Welnu, Mijnheer Ginat?

De vraag werd gefluisterd. Dick Fann had zich tot den nieuw aangekomene gekeerd.

- Welnu, mijn waarde heer, begon de aangesprokene, ik vraag allereerst verschooning dat ik u kom storen...

- Onnoodig... Beleefdheidsformules veroorzaken tijdverlies, en de misdadigers profiteeren er van om het hazenpad te kiezen. Laten we dus het hart der kwestie aanvatten. U komt van een onderzoek resultaat en wenscht mijn advies te vernemen.

De oogen van den Parijschen agent drukten verbazing uit.

- Hoe weet u dat ik van een onderzoek kom? mompelde hij.

- Al te eenvoudig, inderdaad. Uwe vraag vat ik als kortswijl op.

- Ik verzeker u van niet.

- Dan zal ik u antwoorden: U zijt zeer keurig op uw kleeding, Mijnheer Ginat. Zoo u uw eigen appartement hadt verlaten, zou uw kostuum niet de lichte sporen dragen van stof, die ik bespeur op uw mouwen, op de panden van uw jaquet. En op levendiger toon:

- Ja, kijk maar eens op uw schouder, er ligt een schitterend weefsel op, dat van een spinweb afkomstig schijnt.

- Waaruit u opmaakt?

- Dat u een slecht onderhouden vertrek hebt onderzocht, waarschijnlijk onbewoond.

De bezoeker van Dick Fann kon van zijn verbazing niet bekomen.

- Waarom juist een vertrek, en niet een fabriek, een kelder...?

- Dan zou het stof er zóó niet uitzien, niet zoo fijn, Mijnheer Ginat.

En met een glimlach, waarin een zweem van ironie, vervolgde de liefhebber-detective:

- Ik zeg: beslist een onbewoond vertrek... Om in dergelijke plaats u op te houden, moeten er feiten zijn voorgevallen, die op aangrezende lokalen invloed hebben gehad... op bewoonde kamers. Gevolgtrekking: Een diefstal door muurbrekers gepleegd. Deze industrieelen opereeren enkel bij bewerkers of houders van goud of edelgesteenten, de slachtoffers zijn bankiers of juweliers.

Het gezicht van den heer Ginat was ontsteld. In een zonderlinge mengeling wisselden verbazing en misnoegdheid zich er op af.

- Jawel... zoo is het... ik heb het appartement, dat aan het byouterie-magazijn grenst,

bezocht... ben zelfs door het gat gekropen dat de dieven hebben geboord... Daardoor

zal ik mijn kleeding hebben bevuild... Maar nooit zal ik begrijpen,

(13)

hoe u met dat enkele stofdeeltje den spijker op zijn kop hebt geslagen, bromde hij.

- Goed, zei Dick kalm... Mijn gevolgtrekking is dus juist. Dat is het voornaamste en wint eenige minuten over en weer praten uit. De naam der bestolenen?

- Larmette & Co.

- De groote juweliers van de Rue de la Paix.

- Nauwelijks drie maanden gevestigd...

Een vluchtige glimlach ontspande de trekken van den detective, maar terstond zijn ernst hernemend:

- Welke aanwijzingen hebt u gevonden?

- Geene.

- Oh! Mijnheer Ginat, als u mij iets verbergt, zal ik tot mijn leedwezen u hoegenaamd niet van nut kunnen zijn.

De agent stampvoette ongeduldig.

- Mijn tegenwoordigheid hier bewijst u, dat ik geen gat zie in deze netelige zaak...

U weet dat de magazijnen van Larmette & Co. gelijkvloers gelegen zijn aan de straat van het huis; de eerste verdieping is vacant. In die lokaliteit zijn de schelmen doorgedrongen... Hoe? Wanneer? Daar ligt het geheim. Niemand heeft iets gezien of gehoord. Ik heb huisbewaarder, huurders, bedienden, personeel, naburige winkeliers ondervraagd... Geen licht, geen licht, en toch bestaan de boeven, het bewijs er van is dat zij de zoldering hebben doorboord, door die opening in de gaanderijen van Larmette zijn geraakt en dat zij...

Met woedend gebaar balde Ginat zijn vuisten.

- Er komt nog een complicatie bij. De schoften hebben onder de juweelen een keuze gedaan.

Een nieuwe flikkering van voldoening lichtte op in Dick Fann's oogen, maar werd door zijn bezoeker niet opgemerkt. Met gemaakte onverschilligheid bracht deze in het midden:

- Natuurlijk hebben ze de steenen van groote waarde meegenomen.

- Ditmaal is u de plank mis, mijn waarde heer Fann! riep de agent met blijkbare zelfvoldoening. Zij hebben steenen van ondergeschikte orde buitgemaakt: robijnen, topazen saffieren ent. en de diamanten nauwgezet ontzien. Wat zegt u daarvan?

De detective wreef zich onwillekeurig de handen.

- Zijt u tevreden? vroeg de heer Ginat, die deze beweging opmerkte.

Maar zonder twijfel lag er zijn gastheer niets aan gelegen, hem zijn meening bloot te leggen, want zijn gelaat betrok, en op aarzelenden toonde morde hij:

- Zeer vreemd, inderdaad... Ik zou het terrein wel willen onderzoeken.

- Niets gemakkelijker. Ik zal u geleiden en u aan de heeren voorstellen.

Alsof een plotseling denkbeeld bij hem oprees, schudde Dick Fann het hoofd.

- Neen, ik heb te Parijs een schuilplaats gezocht, omdat ik zeer vermoeid was...;

ik wil mijn herstel niet in de waagschaal stellen, door mij te bemoeien met een zaak, die ik zeer aantrekkelijk vind.

- Al te geheimzinnig, niet waar? fluisterde Ginat, wiens gezicht verhelderde.

En werkelijk, hoewel de agent een bondgenoot er mee verloor, wiens bekwaam-

(14)

heid de bewondering gaande maakte van de Europeesche politie, gevoelde hij een ijdele vreugd bij de gedachte dat deze opzag tegen een onderzoek, waarvan hij zelf geen steek begreep. Het gevoelen was menschelijk. Ook de agent was een mensch.

Daarom beving hem een huivering, toen Dick Fann hernam:

- Toch wil ik tot uw welslagen medewerken.

- Zonder u met de zaak te bemoeien...?

- Zonder mij persoonlijk er mee in te laten, waarde heer Ginat. Ik zal een vertrouwd vriend verzoeken, zich naar Larmette & Co. te begeven. Verwittig hiervan deze laatsten, en zie van hen te verkrijgen, dat zij zich aan het onderzoek onderwerpen van mijn vriend Sir Braddy, die een verbazend handlijnenlezer is.

- Een handwaarzegger? herhaalde de agent verbaasd.

- Ja... Met ongelooflijke helderheid leest hij in de lijnen der hand en...

- Kan hij in de handpalm der bestolenen den naam lezen der dieven? spotte de heer Ginat op verachtelijken toon.

Dick Fann hield zich of hij de ironie niet opmerkte.

- De namen niet, waarde heer, maar zekere toevalligheden, die u misschien op het spoor zullen brengen. Dikwerf heb ik aan hem het begin van mijne nasporingen te danken gehad.

- Zoo!... zoo!... zoo!...

De Fransche politieman bracht deze uitroepen op drie verschillende tonen uit. Er lag een oneindige voldoening in. Deze Engelsche detective, die alle politiemannen naar de kroon stak, deze geniale man van het gild, een witte raaf, erkende een medewerker..., voorzeker een van de bovenste plank, omdat aan hem de eerste terreinverkenning zou worden opgedragen.

De heer Ginat zou partij trekken van de heldere inzichten van dezen Sir Braddy, het prestige van Dick Fann zou er door minderen, want nu de liefhebber niet het stilzwijgen, wat betreft Sir Braddy, had verzocht, kon men bij eventueele vangst van de dieven het geval wereldkundig maken. Er lag eer in met voldoening van jaloezie...

Met dankbaarheid in de stem antwoordde daarom Ginat:

- Ik ben u ten zeerste verplicht. Ik begeef me terstond naar Larmette & Co. en kondig uwen handwaarzegger aan.

- Van mijn kant zal ik hem waarschuwen.

De twee mannen gaven elkaar een handdruk, en de heer Ginat vertrok, mompelend binnensmonds:

- Beslist, het vervolg is beter dan het begin... Drommels, een Engelsche detective is niet meer toovenaar dan ik... Ik heb het altijd gezegd... en nu begrijp ik ook zijn succes... Bluf! Kunstjes!... altijd een soort behendigheid om zich op den voorgrond te plaatsen.

Misschien zou zijn vreugde zeer getemperd zijn, zoo hij zijn gastheer, die alleen

in zijn vertrek was achtergebleven, had kunnen gadeslaan. Meer dan een minuut lang

verkneukelde Dick Fann zich inwendig. Neen! hij geleek niet meer het doezelig

heerschap in zijn leunstoel van nog geen uur geleden. Geheel zijn persoonlijkheid

verried een veerkracht, een verlangen naar de worsteling, en zijn oogen schitterden

(15)

Eindelijk kwam die opgewektheid tot bedaren. De detective richtte zijn schreden naar de deur, opende deze behoedzaam en zag in het portaal.

In het aangrenzend vertrek wachtten twee vrouwen, die met gedempte stem een gesprek voerden. Een van haar was Fleuriane. De onderzoekende blik van den detective vestigde zich op haar gezellin, in wie hij zonder moeite de gezelschapsdame Madame Patorne herkende.

Geheel in het zwart gekleed, groot van gestalte, beenachtig, met mannelijk voorkomen, kon deze vijf-en-veertig jaren tellen. Klaarblijkelijk had de dame aanhoudenden strijd moeten voeren tusschen onverwinlijke minzaamheid en jacht op kunstmatige bekoorlijkheden. Zooals het doorgaans gaat in dergelijken strijd, was Madame Patorne tot dien graad van belachelijkheid geraakt, waarbij men het publiek zoodanig amuseert, dat het u voor schuldelooze wanstaltigheid gaarne vergeving schenkt.

- Mejuffrouw Fleuriane, mag ik u een oogenblik verzoeken?

Het jonge meisje sprong op, en zich haastend naar den spreker:

- Wat is er aan de hand?

Als eenig antwoord gaf Dick Fann haar toegang tot zijn kabinet en sloot zich met haar op. Fleuriane zag hem met verbazing aan. Hoezeer vond zij hem niet veranderd.

Onder de kalmte van zijn wezenstrekken bespeurde men zijn verbazend werkzamen gedachtenloop. Zij opende den mond om hem te ondervragen, maar hij was spoediger ter taal dan zij.

- Luister, sprak hij, ik zie u voor oprecht, moedig en verstandig aan. Ik zal u het grootste bewijs van achting geven als ik mij geheel op u verlaat.

Zij dankte met een gebaar, want zij besefte de geheele waarde der uitgesproken woorden.

- Alleen, vervolgde hij, verg ik een belofte uwerzijds. Madame Patorne mag niets weten, noch oorzaken, noch doel.

- Acht u haar in staat om verraad te plegen?

- Dwazen maken zich aan zoo iets niet schuldig, Mejuffrouw. Zij laten zich onbewust verschalken.

Fleuriane scheen een oogenblik na te denken. De correcte betuiging van den detective had haar aanvankelijk van streek gebracht. Nu erkende zij de juistheid van zijn denkbeeld, want rondweg luidde haar antwoord:

- Ik beloof.

Toen helderde Dick's aangezicht op; in zijn realistisch taaleigen murmelde hij met gedempt stemgeluid:

- Het wild is voorbij gesneld!

De aanvallige Canadeesche huiverde. Het wild ...was de onbekende vijand, de ongrijpbare, tegen wien zij bescherming was komen vragen. Dick Fann wilde haar voorkomen als met bovenmenschelijke macht begaafd, want nauwelijks had hij zijn verzoek geformuleerd, of hij beweerde op het spoor te zijn.

Hij las de gedachte van het jonge meisje, en eenvoudig verluidde het van zijn lippen:

- Neen, Mejuffrouw, niets wonderbaars ligt er in opgesloten. Drie maanden

(16)

zijn heden verloopen dat ik op de tijding wachtte, die ik dezen morgen heb ontvangen.

Een toeval heeft u denzelfden dag doen kiezen om u bij mij aan te melden.

- Drie maanden hebt u gewacht? prevelde ze met onvaste stem en geroerd door de rondheid zijner bekentenis.

Hij knikte bevestigend.

- Alles zal u duidelijk worden. Toen ik mijn rapport opmaakte over de zaak van het radium, gaf ik toestemming tot de openbaarmaking, met het eenig doel om het hoofd van dezen werelddiefstal te noodzaken zichzelf te ontmaskeren.

- Ik begrijp u niet.

- Daarom zal ik het u uitleggen. De man, die van het radium een syndicaat wilde maken, had een doel. Welk? Ik dacht aan een byonterie-onderneming, verandering van ordinaire gesteenten in kostbare juweelen, maar wiskundig zeker was ik er niet van.

- Ga voort, wat ik u verzoeken mag, want ik snap niet hoe...

- Die zekerheid bezit ik thans. Luister: De man woont hier in Parijs, hij houdt u in het oog, want gij moet hem tot de ontdekking leiden van de ligplaats aller gewone corindons, die door uwen vader op alle markten opgekocht zijn.

- Tot zoover ben ik het met u eens.

- Mijn tegenwoordigheid te Parijs verontrust hem, hetgeen bewijst dat ik met een zeer schrander man te doen heb. Hij houdt het er voor dat ik wellicht in het bezit ben van enkele voor hem gevaarlijke aanwijzingen. Buiten twijfel worden al mijn gangen bespied, en daar ik nog geen stap gedaan heb, is de onrust van mijn tegenstander er niet op verminderd. Noodlottigerwijs is hij zoo ver gekomen waar ik hem hebben wilde: zich poseeren als de bestolene, ten einde elders dan ten zijnent den dief te doen opsporen.

Met enkele woorden van middagklare helderheid bracht Dick Fann het meisje op de hoogte van het bezoek der muurbrekers ten huize van Larmette & Co. Oh! mijnheer Ginat zou verbaasd hebben gestaan, zoo hij den man had hooren spreken, die zich zoo behendig van zijn gezelschap had ontslagen.

- Alles bewijst mij, vervolgde Dick, dat de diefstal gesimuleerd is. Door de keuze van de gestolen steenen heeft men het tweevoudig denkbeeld aan mij willen

opdringen, dat de dieven van het radium en der minderwaardige corindons niet dezelfden zijn en den beroofde onschuldig is. Welnu, mijn zienswijze is verschillend.

Het is dezelfde schuldige die aan het werk is geweest, en men moet den dief onder de bestolenen zoeken. Ik heb beweerd, dat het radium nietswaardige steenen moest wijzigen; men steelt prijswaardige gesteenten met voorbijgang van ieder ander kostbaar juweel, en ge ziet het verband tusschen een en ander.

- Zeer zeker... door u voorgelicht, begrijp ik het. Maar het heerschap jaagt mij vrees aan, want ik moet aannemen dat hij stoutmoedig is en toegerust met een...

- Duivelsche geslepenheid, dat is het woord. Alleen heeft hij een grove fout begaan.

Hij heeft ons zijn schuilplaats aangewezen, en ik hoop dat hij vandaag nog ons zijn persoon zal doen kennen.

- Dan behoef ik voor mijn vader en mezelf geen vrees meer te koesteren.

(17)

- Gij zult minder bevreesd behoeven te zijn, Mejuffrouw, want het valt gemakkelijker tegen een bekenden vijand op zijn hoede te wezen dan tegen een die in het duister werkt.

- Zult u hem dan niet laten arresteeren?

- De wet veroordeelt alleen op materieele bewijzen. De man moet van onze vermoedens onkundig blijven. Aan ons staat het, hem niet uit het oog te verliezen en hem op heeter daad te betrappen.

Op zonderlingen toon liet de detective er op volgen:

- Ik zal hem machteloos maken, dat beloof ik u... of wel...

Hij brak af, om op kalmer manier te zeggen:

- Niemand is bestand tegen een dolkstoot of revolverkogel, en voor den drommel!

een doode heeft geen schuld als hij de verbintenis, bij het leven aangegaan, niet nakomt.

Fleuriane antwoordde niet. Zij verbleekte bij deze laatste woorden. Een oogenblik sloot zij de oogen. Toen zij ze weer opsloeg, schitterden ze met ongewonen glans.

Zij stak den spreker de hand toe, en met diep stemgeluid bracht zij uit:

- Mijnheer Dick Fann, aan uw handen vertrouw ik het leven toe van mijn vader en mijn persoon.

Dienzelfden dag stond tegen twee uur in den namiddag een auto-tax voor de magazijnen van Larmette & Co. in de Rue de la Paix.

Een man van middelbaren leeftijd, onberispelijk gekleed, stapte er uit. Op het eerste gezicht scheen niets de aandacht op dezen persoon te moeten vestigen, en toch zagen de voorbijgangers hem met onverholen verbazing aan. Wanneer men de richting volgde hunner blikken, kon men de oorzaak begrijpen.

De oogen van den onbekende waren verborgen achter een gouden bril met glazen van allerzonderlingsten vorm. De glazen waren gevat in een montuur van kolossalen omvang, een mozaïek voorstellend van prismatische kristallen, die bij iedere beweging van den man vuurstralen afschoten als echte diamanten.

De bezitter van dit bewonderingswaard optisch toestel bekommerde zich volstrekt niet om de nieuwsgierigheid waarvan hij het voorwerp was. Hij betaalde den chauffeur, trad met afgemeten tred op den hoofdingang toe der magazijnen van Larmette & Co., waarin hij verdween.

De bezoeker zag in het rond, kreeg een bediende in het oog, en met scherp hoog stemgeluid krijschte hij:

- De heeren Larmette & Co.... Mijn naam is Sir Braddy, dien zij verwachten.

Voordat de bediende een antwoord had kunnen uitbrengen, sprong een man met hooge gelaatskleur, die tot dusver voor een lessenaar was gezeten, op den vrager toe:

- Is u Sir Braddy...? In orde! ik wachtte u... Mijn naam is Ginat, inspecteur der openbare veiligheid. Dick Fann zal u wel over mij gesproken hebben... Zeer goed...

Wij kennen dus elkaar... De heeren zullen binnen het kwartier wel terug zijn, ze zijn wat laat gaan lunchen...

De politieman viel zich zelf plotseling in de rede:

(18)

- Kijk! Kijk! Kijk! zei hij, iederen uitroep meer klem bijzettend. Vraag verschooning, maar u draagt al een heel origineelen bril.

- Van Churchill & Nathanson te Londen, wien ik oneindig veel verplicht ben, antwoordde Sir Braddy. Aan deze geniale gezichtkundigen heb ik het te danken, dat ik nog zien kan; zonder hen zou ik zoo goed als blind zijn geweest. Een ongeluk in de werkplaats heeft mijn oogen gebrand. Twee jaar hebben deze bekwame

vakmenschen er naar gezocht om een combinatie uit te vinden van prisma's, die zóó juist was, dat het netvlies van het oog maar één beeld ontwaart en ik zien kan als ieder normaal mensch. Het is de theorie van den stereoskoop met vijftien

vermenigvuldigd, want ik had zoo maar dertig geslepen facetten...

- Wel zoo! Wel zoo! zong Ginat op een even overtuigden toon als zijn begrip van de wetenschappelijke tirade te kort schoot, alleen er uit opmakend dat de bril met het gezichtsgebrek in overeenstemming was.

Maar de handwaarzegger herinnerde hem aan het doel zijner komst.

- De diefstal, hier in dit huis gepleegd, is nog al van belang, mijnheer de inspecteur.

- Dat zal waar zijn... Nagenoeg 1200 saffieren, robijnen, smaragden enz... enfin, al wat er aan corindons-gesteenten in het magazijn was... Het is aan te nemen, dat de knapen te voren een prijscourant van den voorraad hadden opgemaakt. Zij hebben geen steen laten liggen. Geen enkele. En dan nog wel steenen van waarde... De ordinaire gesteenten hebben ze niet aangeraakt, en toch zou hun dit zeer gemakkelijk zijn gevallen. Zie!

Ginat trok een lade open, waarin corindons van lagen prijs door elkander lagen.

Sir Braddy zag toe en nam er zelfs eenige in de hand.

- Ik begrijp de dieven, zei hij glimlachend.

- Drommels, antwoordde de politieman, lachende op zijn beurt, deze keisteenen zijn nauwelijks twee á drie frank waard per karaat.

- Wel mogelijk... Maar hun aantal in aanmerking genomen, zouden deze toch nog de begeerte er naar kunnen opwekken... Het wil me voorkomen, dat er wel een duizend zich in deze lade bevinden.

- Veertienhonderd vijftig precies..., ik heb ze geteld; u begrijpt dat het onderzoek niets moet verzuimen.

Sir Braddy deed er het zwijgen toe... Een lichte beweging had alleen de

belangstelling verraden, welke de woorden van den spreker in hem gaande maakten.

De groote glazen straatdeur werd geopend, en drie heeren traden binnen, door den volgenden uitroep van Ginat verwelkomd:

- Mijnheer Larmette... zijn compagnons: de heeren Mohler en Raflay!

Terstond liet hij er op volgen:

- Sir Braddy, wiens bezoek ik u heb aangekondigd.

De handwaarzegger maakte een statige buiging.

Larmette bleek een rijzig, mager, eenigszins gebogen man. Zijn breed voorhoofd

verried den denker. Onder zijn haren, die de eerste grauwe tinten vertoonden van

den veertigjarigen leeftijd, verbaasde u zijn gladgeschoren gezicht door eene

bleekheid, die niet ziekelijk, maar vreemdsoortig was. Men zou gezegd hebben

(19)

dat een handig operateur de huid van alle kleur had ontdaan. En van uit dit wit, onbeweeglijk, ijskoud gelaat schitterden een paar vurige, zwarte, onderzoekende oogen u tegen.

Die man was zonder twijfel de chef van het huis. Zijn compagnons Mohler en Raflay schenen door hem in de schaduw gesteld. Zij vertoonden het gemiddelde type van den Parijschen koopman en hielden zich eenigzins op den achtergrond, daardoor instinctmatig een zeker ontzag willende te kennen geven voor het hoofd der

handelsfirma.

Met ietwat gemaakte rondborstigheid stak Larmette den heer Braddy de hand toe.

- Wees welkom, Mijnheer. Onze handen zijn ter uwer beschikking, hoewel ik niet inzie, in hoever eene lezing der lijnen er van het onderzoek naar de inbraak kan dienen.

- Ik evenmin, antwoordde de aangesprokene met zijn kortademig, pieperig stemgeluid. Ik moet bekennen, dat ik nooit den gedachtenloop van mijn vriend Dick Fann in zijn gerechtelijke besluiten heb kunnen volgen... Het is een verschijnsel dat alle wetenschappelijke theorie den bodem inslaat.

Ginat lachte luidkeels. Hij haastte zich te zeggen:

- Goed, goed... Beginnen we met de voorstelling... Zoo Dick Fann gevolgtrekkingen heeft gemaakt, zal ik ook wel het een of ander er uit afleiden... Een politieman heeft een speciale opvatting, en de bewijsvoering van een detective is wel de redeneering van een ander waard.

- Mag ik den heeren verzoeken, mij te volgen naar mijn bureau? sprak de heer Larmette. De heer Braddy zal in de gelegenheid worden gesteld, ons van zijn talent te doen blijken.

Dit zeggende nam hij de leiding, door de vier anderen gevolgd. Ginat liep naast hem, en beijverde zich eene verklaring te geven van den zonderlingen bril op den neus van den heer Braddy, een instrument, dat hoogst waarschijnlijk een vraag van den juwelier had uitgelokt.

Vijf minuten later bevonden de vijf mannen zich in het bureau, dat aan het einde der verkoopzalen was gelegen.

Met een ernst en deftigheid, die den heer Ginat hoogst vermakelijk voorkwam, rangschikte Sir Braddy de juweliers aan één kant der tafel, terwijl hij zelf zich vóór hen plaatste aan de tegenovergestelde zijde.

Alsnu verzocht hij hun de linkerhand met open palm op de tafel te leggen. Toen aan zijn verzoek was voldaan, verdiepte hij zich in de studie der handen, die aldus voor zijn onderzoek ter beschikking waren.

Ginat leunde naast hem met een elleboog op de tafel, trachtende uit te vorschen welke gevolgtrekking de praktizijn uit de kruising der lijnen van de juweliershanden zou kunnen maken.

Zoo hij deze laatsten even had gadegeslagen, zou hij bemerkt hebben, dat Raflay

een weinig verbleekte, dat Mohler een hoogere kleur had dan naar gewoonte en er

iets vochtigs aan zijn slapen kleefde. Hij zou een vluchtigen en harden blik van

Larmette naar zijn compagnons hebben opgemerkt. Maar onze

(20)

inspecteur was volstrekt niet op gelaatsonderzoek bedacht. Geheel zijn oplettendheid was gewijd aan de geopende handen vóór hem. Wat mocht Braddy er wel in lezen?

Plotseling sprong hij ter zijde. De handlezer had zich eensklaps opgericht, op een toon van verbazing uitroepend:

- Zonderling!... Zonderling!...

- Wat dan? vroeg Larmette, den spreker een doordringenden blik toewerpend.

- Oh! een werkelijk zeer zonderlinge samenloop van omstandigheden. Voor het eerst van mijn leven stuit ik op zoo iets.

- Welnu, wat?

- De diefstal, waarvan u de slachtoffers zijt, moet u alle drie aan een fortuin helpen.

Maar de uitroepen zijner hoorders tegenhoudend, boog hij zich opnieuw over de handen, die hij op de tafel vasthield.

- Een oogenblik... Uw leeftijd is zoowat veertig jaren, Mijnheer Larmette?

Een zweem van aarzeling teekende zich op het gezicht van den juwelier, maar ook slechts vluchtig als het weerlicht. De koopman antwoordde:

- Een en veertig.

- Goed. U zijt onlangs van een lange reis thuis gekomen?

Nieuwe aarzeling, ditmaal duidelijker. Het antwoord luidde:

- Ja wel. Een reis om de wereld, om correspondenten aan te stellen, een reis, die mij zeer vermoeid heeft.

- En toch zult u weer een andere ondernemen.

Verbaasd zag Larmette naar Braddy op.

- Is dat niet zoo? drong de handwaarzegger aan.

Op jovialen toon antwoordde Larmette:

- Nu ja! Een geheim is het niet. Ik heb me ietwat overwerkt en wil nu reageeren tegen een dreigende zenuwoverspanning, als ik een gezonde sport te baat neem.

Daarom heb ik me laten inschrijven voor een automobiel-wedloop New-York - Alaska - Parijs. Zoo ik had kunnen vermoeden dat inbrekers... Neen, dan had ik niet geteekend...

- En u zoudt verkeerd hebben gehandeld.

- Verkeerd?

- Uw hand en ook die der heeren zeggen het. De natuur, die de toekomst opteekent, vergist zich niet. In alle drie handen lees ik: dubbele reis, personeel bij u aanwezig, onder procuratie dezer heeren - hij wees op Mohler en Raflay, wier houding een verbazende ongerustheid te kennen gaf. - Een ernstig geval, een diefstal staat aangeduid in de korte pauze tusschen twee verplaatsingen, maar de gevolgen er van zullen gelukkig zijn...

- Gelukkig! een verlies van nagenoeg een millioen?...

- Zie maar eens zelf: Deze kleine streep die de kanslijn doorsnijdt... Zie eens hoe

ze zich ombuigt om iets hooger te verloopen met dit kruisteeken, dat wedloop,

verplaatsing aanduidt...

(21)

Op dezen uitroep van Larmette antwoordde Sir Braddy met de grootste kalmte:

- Welnu, en?

- Welnu, dat wil zeggen, dat de uitkomsten van den diefstal ten uwen bate zullen zijn.

- Hoe is zoo iets mogelijk?

Braddy sloeg de handen in elkaar.

- Daarvan weet ik niets... Mijne kunst bepaalt zich tot verklaring der handlijnen...

Het is nu aan mijn vriend Dick Fann om zijn gevolgtrekkingen te maken.

Terstond stiet de heer Ginat een vervaarlijk gebrul uit:

- Naar den duivel er mee! Wat zou uw Dick Fann weten te vinden in deze voddenkraam van goocheltoeren?

- Goocheltoeren!

De handwaarzegger nam een dreigende houding aan, doch hij herstelde zich terstond, en tot den juwelier zich wendend:

- Uw rechterhanden, Mijnheeren... Een feit van zulk gewicht moet rechts en links worden nagegaan.

En terwijl de juweliers voldeden aan zijn verzoek, greep Sir Braddy hun rechterhand en onderzocht die met stipte nauwgezetheid; vervolgens op een punt wijzend der levenslijn, mompelde hij zegevierend:

- Kijk..., natuurlijk iets minder duidelijk afgeteekend, rechts wijkt de hand eenigszins af door het veelvuldig gebruik er van... Maar toch spreken de lijnen nog duidelijk... Dubbele reis, een gelukkig voorval.

En zich fier oprichtend, de stralen van zijn bril borend als het ware in de oogen van den politieman, beet hij hem toe met schril stemgeluid:

- Meneer de inspecteur, u sprak daar zoo even van ‘goochelkunsten’... Dit eischt vergoeding van schade en intrest... Ik stel u een weddenschap voor van

honderdduizend franken.

- O, bromde Ginat, ik wil mijn woorden liever intrekken. De Fransche politie is niet vrijgevig genoeg om te dulden dat hare agenten zich met dergelijke waagstukken inlaten.

En met gebalde vuisten en verbeten woede:

- Maar voor den drommel, hoe wilt u dat een politieman eenige aanwijzing vindt in uw praatjes?

- Dick Fann zal die wel uitvinden, was het flegmatiek antwoord van den handlezer.

Ginat bedekte met beide handen zijn gelaat, zonder twijfel om de harde woorden in te houden, welke hij den man wilde toevoegen, die hem zoo kalm verpletterde onder de meerderheid van den Engelschen rechercheur.

Dit gebaar belette hem de rilling op te merken, de wisseling van haastige blikken tusschen de beheerders van de befaamde juweelenfirma onderling. Nadat deze overigens met een oogopslag zich verzekerd hadden dat hun bezoekers zich met hen niet bemoeiden, namen zij hun onverschillige houding weer aan.

- Het lag niet in mijne bedoeling, u te beleedigen, Mijnheer de inspecteur, hernam

Sir Braddy. Ik ga weer naar het Grand-Hôtel. Zonder twijfel zal Dick

(22)

Fann mij in den loop van den avond een bezoek brengen... Welnu, ik ben er zeker van dat, zoo men hem niet lastig valt, er geen week zal voorbij gaan of hij heeft alles opgehelderd.

De spreker stond met den rug naar de juweliers gekeerd, hij kon dus de ontroering niet opmerken, die zich afteekende op hun gezicht bij het vernemen dezer woorden.

Zoo kalm mogelijk wendde hij zich daarom tot hen:

- Mijne heeren, zei hij, ik wil van uwen tijd geen misbruik maken. Houdt u verzekerd dat de beproeving, waarvan u het slachtoffer zijt, geheel tot uwe voldoening zal afloopen.

- Voorzeker, zei Larmette, aanvaard ik die voorspelling van harte.

Hij schudde krachtig de hand van den bezoeker en sprak langzaam:

- Als u dien meneer Dick Fann, van wiens helderziendheid u zooveel opgeeft, zult ontmoet hebben, wilt u mij dan op de hoogte houden...?

- Onnoodige vraag. U zijt de voornaamste geïnteresseerde, en u hebt het recht...

- Ik zal er u dank voor weten, voor mij en mijn compagnons.

Daarop deden zij den brilleman uitgeleide tot op het trottoir. Bij het afscheid nemen vroeg de juwelier nog:

- U gaat misschien nu den heer Dick Fann opzoeken?

- Welneen. Die is een phantast. Men ontmoet hem alleen als het hem welkom is.

Ik ga eenvoudig terug naar het Grand-Hôtel, waar ik logeer. Maar stel u gerust. Hij heeft mij tot u gezonden; hij zal dus wel naar den uitslag zich komen informeeren van mijn ...lezing.

Daarop verwijderde hij zich met verhaaste schreden, onderwijl Larmette & Co., zoomede de heer Ginat de magazijnen binnentraden. Een oogenblik later evenwel kwam een bediende er uit te voorschijn, die de voetstappen volgde van den handenlezer Sir Braddy.

Geen twintig minuten waren nog verloopen of deze handlanger was terug gekeerd, en Larmette ontmoetend in den eersten salon, fluisterde hij dezen haastig toe:

- Goed en wel terug in het Grand-Hôtel, logeert op de eerste verdieping, no. 4, met balcon.

De juwelier glimlachte, trad zijn kantoor weer binnen, waar de heer Ginat de

patroons Mohler en Raflay bizonder amuseerde met scherpe aardigheden ten beste

te geven aan het adres van den detective Dick Fann, die bij onderzoek naar misdaden

zich bediende van de hulp der handwaarzeggers en andere toekomstvoorspellers.

(23)

III.

Wie Sir Braddy was, aan wien Ginat zich ergerde.

Sir Braddy was het Grand-Hôtel binnengegaan door den ingang van den boulevard des Capucines, doch van kamer no. 4 had hij geen gebruik gemaakt.

Op de eerste verdieping aangeland, doorliep hij de gang, nam een lift, en na deze op de derde te hebben verlaten, dwaalde hij door verdere gangen, langs trappen, in een reeks van marschen en contra-marschen, waardoor hij den uitgang van het hôtel in de rue Scribe kon bereiken.

Maar zijn dwalen door het weelderig Parijsche lustoord kenmerkte zich door een uiterlijke verandering in zijn persoon, en wel zoodanig, dat de bespieder, die zoo even door Larmette op hem was afgezonden, hem niet zou herkend hebben.

De man die het Grand-Hôtel verliet, was Dick Fann. Strikt genomen, begrijpt men dat hij bril en pruik in zijn zak had laten verdwijnen; maar dat zijn groote overjas, zoo even nog donkerbruin, een grijze kleur had aangenomen, dat zijn zwarte hoed een fraaie beige tint had, dàt was geheel en al onverklaarbaar.

Alleen de kleedermakers en hoedenfabrikanten van Londen, die op aanwijzing van den detective dergelijke veranderbare kleedingstukken wisten te vervaardigen, zouden een nieuwsgierige, die naar de ontdekking van het raadsel streefde, hebben kunnen bevredigen.

De paletot was een geheel ondoordringbaar kleedingstuk met een dubbel front, zonder voering, dubbele zakken en had middelbare inwendige sluiting.

Door een wonder van onzichtbaar mechanisme kon de hoed als een handschoen worden omgekeerd, kortom, geen Sir Braddy was door deze gedaanteverwisseling meer te herkennen.

Met slenterenden pas richtte Dick zijn schreden naar den boulevard Haussmann, langs de gebouwen der Groote Opera, en geraakte aldus op de hoogte van een groot magazijn van elegante modes.

Langs het trottoir stond een auto-tax stil. Op het bankje lag een dagblad en een theeroos, achtergelaten door een inzittende, die zonder twijfel op dit oogenblik zich ophield in het magazijn.

Dick posteerde zich in de nabijheid van het voertuig. Bijna tegelijkertijd trad een jonge dame uit het etablissement op den auto toe. Bij de herkenning van den rechercheur maakte zij een lichte beweging van verrassing, maar zij stak hem hartelijk de hand toe, en beiden namen in het rijtuig plaats.

- Naar het bosch van Boulogne, om den grooten vijver, en terug langs de Place de l'Etoile! beval de Engelsman aan den chauffeur.

De auto rolde voort met Dick Fann en Mejuffrouw Fleuriane Defrance, want zij was het, zooals de lezer heeft begrepen.

- Kwam ik niet te laat? begon het jonge meisje.

(24)

- Neen, zoo is het goed. U hebt de aanwijzingen, die ik u dezen morgen bij ons afscheid gaf, allerbest opgevolgd. Zooals het nu is, kunnen wij eens praten, met de zekerheid, niet te zullen worden afgeluisterd.

Angstig zag zij op.

- Zij zijn dus...?

- Zeer bezwarend zijn de bewijzen, sprak hij met gedempt stemgeluid, alsof een nieuwe voorzorgsmaatregel noodig was. Ik ken den... Radiumkoning.

- U hebt hem bij Larmette ontdekt...?

- Het is Larmette zelf.

- Hij?

- Ja.

Er ontstond een diep stilzwijgen. Fleuriane was een en al verbazing.

- Hij! herhaalde het jonge meisje, hij...! Weet u het wel zeker?

- Beslist.

- Maar bedenk dat hij behoort tot een aanzienlijke familie, dat hij een vermogend man is, daar een rijke erfenis hem in staat heeft gesteld, de juweelenzaak op te richten.

Hij is een millionair, die zich arm waant. Het milliard trekt hem aan, hypnotiseert hem als 't ware. Om tot dat milliard te geraken, is hij tot alles in staat. De waanzin van het koningschap over het goud heeft hem aangegrepen. De geest bezielt hem der Amerikaansche vele-millioenen bezitters, wier eenig doel is, schatten op te stapelen, op cynische wijze de menschheid te onderdrukken en daarbij van meening zijn, een goddelijke zending ten uitvoer te brengen. Larmette behoort tot de soort van lieden die uit praalzucht spelen met fortuinen, welke door lijden, ondergang en broodsgebrek van duizenden zijner medeschepselen zijn bijeenvergaard.

De detective had zich opgewonden. Plotseling kalmeerde hij zich en besloot op snerpenden toon:

- Hij is een gevaarlijke gek.

- Vriend van de beroemde geleerden, die de werking van het radium op de corindons of zoogenaamde minderwaardige steenen ontdekten, murmelde Fleuriane, nog met een poging om de zoo juiste beweringen van haren metgezel te ontzenuwen.

Hij schudde zachtkens het hoofd.

- Herinner u mijn eerste rapport, Mejuffrouw. Heb ik er niet op gewezen, dat het denkbeeld van een Radiumsyndicaat moest wortel vatten in de omgeving der mannen van de wetenschap?

En daar zij het hoofd liet zakken:

- Twintig jaren zullen noodig zijn om het fortuin in radium voor de menschheid te herstellen. Gedurende twintig jaren is Larmette meester van de gedaantewisseling der corindons... En daarin ligt het begeerde milliard.

Op zachteren toon vervolgde hij:

- Ik wil u overtuigen, want het gevaar dreigt van zijn kant. Zichier wat ik tijdens

mijn vluchtige inspectie heb bemerkt. De vertooning van een diefstal

(25)

was goed op touw gezet. De officieele politie moest er bij inloopen. De verdwenen steenen zijn door Larmette en zijn compagnons zoogenaamd ontvreemd... Zij hebben ze eenvoudig van plaats doen verwisselen, en zooals met alle eenvoudige zaken, zal niemand op dergelijken kunstgroep bedacht zijn.

- Van plaats verwisseld, zegt u? Maar dan kan men ze toch vinden?

- Wel, heel gemakkelijk. Ze liggen in een ongesloten lade... ik heb er van in handen gehad.

De blikken der Canadeesche staarden als van een krankzinnige.

- U onderstelt, vervolgde Dick Fann, dat een arrestatie alsnu gemakkelijk is, Mejuffrouw... Laat mij u van dezen waan genezen. De steenen zijn onherkenbaar.

Ze zijn blootgesteld geweest aan de warmte van een electrischen oven, die, zooals ge weet, de eigenschap bezit, ze te ontkleuren en ondoorschijnend te maken. Ze zullen in dien toestand blijven, tot op den dag het Larmette zal behagen, door middel van het radium, hun den oorspronkelijken glans terug te geven. Voor het oogenblik hebben ze den schijn van gewone corindons aangenomen.

En daar zij den spreker aanzag met iets van twijfel in haar blik:

- Ik verzeker u, dat het zoo is, zei hij droogjes.

- O maar, haastte zij zich te antwoorden, ik geloof u, ik wil u gelooven, alleen...

ik begrijp het niet.

Reeds had hij zijn opwelling van kwade luim onderdrukt.

- Ik heb ongelijk. Mejuffrouw, u kunt den toeleg niet begrijpen ...maar ik sta er op, u te overtuigen en zal u niets verbergen. Wat was de beweegreden van deze gesimuleerde inbraak?... Den dief van het radium in den onaanvechtbaren toestand te brengen van te zijn een bestolene der corindons.

- Ja, ja, zei ze met gefronste wenkbrauwen, terwijl haar geheele persoon de inspanning verried van onafgebroken oplettendheid.

- Er viel te bewijzen, zonder te veel te bewijzen, want daarmede wordt niets bereikt.

Zoo men tegelijkertijd de corindons van waarde en de ordinaire gesteenten had ontvreemd, zou men den houder van het gestolen radium maar al te gemakkelijk hebben onderkend. Het ware een onhandigheid geweest, die niet is te verwachten van den kant der beschuldigden, die de plundering der groote werkplaatsen van de wereld hebben voorbereid en tot uitvoering gebracht. Vandaar de gedaanteverwisseling der steenen en de noodzakelijkheid voor de misdadigers, om de aandacht te vestigen op de onverholen verachting, door de gewaande dieven aan den dag gelegd voor minderwaardige steenen. Zij zijn daarbij niet in gebreke gebleven. Van den anderen kant liet de maatregel toe, de corindons onder zich te houden. De electrische oven in de eerste plaats, vervolgens het radium, en de toeleg was gelukt.

- Er begint licht voor mij te dagen, murmelde Fleuriane met ontroerde stem... Ik zie en bewonder de macht van het brein, dat dergelijke verwikkelingen kan voorzien.

Een lichte blos kleurde de wangen van Dick Fann, doch hij vervolgde:

- Ik heb de glanslooze corindons gezien, die oogenschijnlijk hun waarde hadden

verloren. Een afgezant van Dick Fann had in opdracht den schelmen vrees

(26)

aan te jagen, hen aan te zetten tot de valsche handgrepen die voorzien waren. Men heeft mij een blik gegund op de steenen, hun aantal genoemd, dat bovenmatig de ontvreemde corindons overtrof.

- Bovenmatig, maar dan...?

- Het pleitte voor de nauwkeurigheid van mijn vermoedens... Een firma als Larmettte & Co. overlaadt zich niet met goedkoope gesteenten... Bij uitzondering slechts zet zij dergelijke van de hand... Een voorraad van honderd à honderdvijftig dezer prullen is ruim voldoende. Maar de laden bevatten een hoeveelheid van veertienhonderdvijftig, wat zich laat begrijpen door de bijvoeging van de dertienhonderd gestolen en veranderde steenen.

Nu werd de zaak helder voor het begrip van Fleuriane, haar gelaatsuitdrukking weerspiegelde haar gedachten. Dick Fann merkte het op; met een glimlach van voldoening zei hij:

- Daar ik mij als handwaarzegger had uitgegeven, heb ik de handlijnen der firmanten onderzocht. En onderwijl ik kwakzalverachtige phrasen ten beste gaf over de lijnen van hun handen, bemerkte ik daarin eenige lichte sporen, die de hanteering van den electrischen vuurhaard had achtergelaten.

- Wat zègt u?

- De waarheid, Mejuffrouw. Welke voorzorgen men ook neme, deze

onvermijdelijke sporen laten zich een twee- à drietal dagen gelden. Ik wist het en zocht er naar, daarom heb ik ze ook gevonden. Maar de meest formeele

schuldbekentenis was wel de onrust, die bijwijlen zich afteekende op de gezichten der compagnons van Larmette en de gebiedende oogwenken van dezen laatste aan het adres zijner medeplichtigen.

- Hoezoo? in uw bijzijn waren zij onvoorzichtig genoeg...

Andermaal glimlachte de rechercheur.

- Ik boog me op dat oogenblik over hun handen... en volgens hun opvatting - ik moet hun recht laten wedervaren - was het normaal onmogelijk hun gezichten te zien.

- Komaan, zuchtte het jonge meisje, ik begin er weer niets van te begrijpen.

- Omdat u mij den tijd niet gunt, mij nader te verklaren. Normaal, zei ik, kon ik hen niet zien, maar ik bezat een abnormaal middel, waarop zij niet verdacht konden zijn.

Hij tastte in een zijner zakken en liet de dame den vreemdsoortigen bril zien, die zoozeer den heer Ginat had geïntrigeerd.

- Dit was het middel.

- Wat is dat?

- Een optisch, toestel, weleer uitgedacht voor een mijner vrienden, die door een

ongeluk in het laboratorium bijna van zijn gezicht was beroofd. Alle voorwerpen

verdubbelden voor hem, en dat bracht verwarring in zijn waarnemingsvermogen. Op

den rand van het montuur waren prisma's gezet, wier combinatie de dubbele beelden

slechts tot een enkel herleidde. Prisma's met weerkaatsingvermogen laten goed zien

al wat naast mij, zelfs achter mij voorvalt. Wanneer ik mij dus voorover buig, zie ik

(27)

staan en die, mijn standpunt in aanmerking nemende, zich overtuigd houden, dat ik van hen niets anders zien kan dan de voeten.

En den bril wegbergend:

- Ik moet me haasten... onze rit om den vijver loopt ten einde. Binnen weinige minuten nemen we afscheid van elkander... Ik kan er nog bijvoegen, dat een bediende van Larmette mij gevolgd in naar het Grand-Hôtel en aan het bureau zich

geïnformeerd heeft naar de kamer, door Sir Braddy bewoond. Dezen avond verlaat ik Parijs om naar Engeland terug te keeren.

- Wat? Gaat u vertrekken?

Schrik lag in Fleuriane's vraag. Hij stelde haar spoedig gerust.

- Ik moet wel. Larmette weet, twijfel er niet aan, dat u tot mij gekomen zijt. Om hem gerust te stellen, verwijder ik mij. Maar trek u dit niet aan. Ik vergezel u op de rondreis New-York - Parijs. Alleen ben ik dan niet meer Dick Fann, ik heet dan Watson, de getrouwe wattman, dien gij hebt geëngageerd.

Op het woord geëngageerd, dat in Canada, zooals in alle landen onder Engelsche heerschappij, verloofde beteekent, bloosde Fleuriane, haar oogen drukten eenige verwarring uit. Zonder dit te bemerken, vervolgde Dick:

- Mijn jongen, Jean Brot, zal morgen in uw dienst treden. Het is een Parijsche guit, maar van goed ras, eerlijk en trouw, daarvoor sta ik borg. Hij zal een oogje houden op Madame Patorne en haar op ieder valsch spoor brengen, dat zij in haar zotheid aan onze tegenstanders moet openbaren.

- U vergeet niet, bracht Fleuriane op bewogen toon in het midden, dat de auto-rit binnen zes dagen zal plaats hebben?

- Na den vijfden dag zult u aan den trein van zeven uur, Lyon-Mediterrannée, uwen chauffeur Watson opwachten.

- Aan den Lyon-spoorweg?

- Ja, Watson woont te Mäcon; hij moet dus van Mäcon komen.

- Ha zoo! Hij bestaat dus?

- Natuurlijk. Zonder dat zou het minste onderzoek onzer tegenstanders - en naspeuringen zullen zij doen, want het zijn wantrouwende lieden - het geringste onderzoek, zeg ik, hun het bedrog openbaren.

- Maar als u zijn naam aanneemt, zal men hem uitvinden.

- Dat niet. Watson is een zwijger, die zeer eenzelvig leeft, en niemand in het vertrouwen neemt. Ik heb indertijd een hartverdriet bij hem ontdekt, maar dit leed zal, dank zij enkelen woorden die ik een derden persoon heb ingefluisterd, een einde nemen. Ik dacht daarmee een goed werk te verrichten, dat u ten goede zal komen ...Watson zal binnen vijf dagen in alle stilte zijn verblijf verlaten en naar Ouargla gaan in Algerië.

- Waarom juist naar Ouargla?

- Om zich bij dien derden persoon te vervoegen. Dring niet verder aan... Daarin schuilt een geheim, dat mij niet behoort. Onthoud alleen, dat hij ons van dienst zal zijn.

De Triomfboog verhief zich voor de oogen der sprekers. Nog enkele wentelingen

der wielen, en de auto-tax geraakte in den grandiosen kring van de Place de l'Etoile.

(28)

- Alles is dus goed afgesproken, Mejuffrouw, murmelde de detective. Dick Fann zegt u vaarwel. Na een vijf dagen zal Watson u zijn hulde aanbieden.

En zonder het jonge meisje tijd te gunnen voor een antwoord, boog hij zich naar het portier:

- Stoppen, wattman!

Het rijtuig stond stil. Dick drukte het handje dat hem werd toegestoken, en verwijderde zich met versnelden pas in de richting van de Avenue Wagram, terwijl de auto Fleuriane naar haar verblijf voerde.

De aanvallige Canadeesche gaf zich eenige oogenblikken aan hare overpeinzingen over. In haar hart gevoelde ze zekere spijt, die haar geen verwondering haarde. Met leedgevoel herinnerde zij zich Dick Fann niet te kennen te hebben gegeven, welk nu vertrouwen hij haar had ingeboezemd.

Tegen acht uur in den avond van dien dag hadden twee mannen post geval op het trottoir vóór den ingang van het Grand-Hôtel. Zij hielden zich op onder de boomen langs den boulevard des Capucines, maar hun oogen begluurden nauwkeurig alle personen die zich in de helder schitterende verlichting van het etablissement vertoonden.

- Denkt ge dat hij komen zal? vroeg fluisterend een der nieuwsgierigen, in wien men den bediende had kunnen herkennen, die Sir Braddy op de hielen was gevolgd, toen deze het magazijn van de rue de la Paix had verlaten.

- Ik hoop het, antwoordde de andere op denzelfden toon. Hij is me in den loop van den dag niet gesignaleerd... Als de handwaarzegger zich dus niet heeft vergist, kan deze duivelsche Dick Fann van avond wel komen opdagen.

- Jaagt hij u onrust aan, mijnheer Larmette?

- Ik behoor niet tot de herten, die op hun pad de lucht insnuivend van een hazewind, plotseling de kluts kwijt raken.

De sprekers gingen met hun waarnemingen voort. Plotseling sprongen ze op. In de zee van licht teekende zich de gestalte af van een man, die een beigen hoed droeg en in een grijze overjas was gehuld. De pas aangekomene trad, als een goed bekende met het Grand-Hôtel, de vestibule binnen en richtte zijn schreden naar een der trappen.

- Daar is hij, Mijnheer Larmette.

- Drommels! ik zie hem wel... Ik heb heel veel lust hem in een gesprek met zijn vriend Sir Braddy te verrassen.

- Zal hij niet verwonderd staan, u te ontmoeten?

- Welneen. Het is een heel natuurlijke stap, dien ik ga doen. Als bestolene wit ik weten of er kans bestaat dat de dieven geknipt worden.

Er lag ironie in deze woorden.

- En dan... Zie eens. Davisse, zou je 't niet interessant vinden, uit zijn eigen mond te vernemen wat hij voornemens is tegen onze waarde inbrekers te ondernemen?

- Wel zeker... maar gevaarlijk is het ook.

- Bah! Het heele leven is één afwering en al van tallooze gevaren... Altijd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vrou- wen willen communiceren.” Dick: “Een interessante doelgroep voor Wikipedia zijn wat oudere mensen die veel kennis hebben en die de tijd hebben om daar aan te kunnen werken

In de figuur zijn de grafieken van f en g weergegeven.. De grafieken sluiten een

[r]

Naar mijn oordeel past het bij de verantwoordelijkheid van de accountant zich te realiseren, dat financiële informatie over huishoudingen niet alleen voor deskundigen

Deze voorstelling van zaken geeft wel aan dat als een accountantskantoor de pretentie heeft een bedrijf niet alleen als contro­ leur, maar vooral ook als adviseur te

Door de nog in half duister gedompelde kamer dansten, in het gulden streepje zonnelicht zijpelend tusschen de spleet der neergelaten rolgordijnen, de goudstofjes van den

Als Lavarède den blik vol haat had opgevangen, dien Bouvreuil hem toewierp, dan zou hij reden gehad hebben om zich ongerust te maken, maar hij zag er niets van, want hij vertelde

Maar 's morgens van den andren dag Kust hem zijn moeder met een lach, En noemt hem weêr haar lieve Piet - - Dat was hem in geen jaar geschied. - En zie, wat ligt daar in