• No results found

Bestemmingsplan Reconstructie Van Heemstraweg Weurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bestemmingsplan Reconstructie Van Heemstraweg Weurt"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van Heemstraweg Weurt

Gemeente Beuningen

(2)

Bestemmingsplan Reconstructie Van Heemstraweg Weurt

Inhoud:

Toelichting

Bijlage: akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Regels

Verbeelding

(3)
(4)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Geldende plannen 6

1.4 Leeswijzer 7

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 8

2.1 Bestaande situatie 8

2.2 Toekomstige situatie 8

2.3 Conclusie 8

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 9

3.1 Algemeen 9

3.2 Bestemmingsplan 11

Hoofdstuk 4 Beleidskader 12

4.1 Nationaal beleid 12

4.2 Provinciaal & regionaal beleid 12

4.3 Gemeentelijk beleid 13

4.4 Conclusie 15

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 16

5.1 Bodem 16

5.2 Geluid 16

5.3 Luchtkwaliteit 17

5.4 Externe veiligheid 17

5.5 Waterhuishouding 17

5.6 Ecologie 19

5.7 Cultuurhistorie & archeologie 19

5.8 Leidingen 22

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 23

6.1 Economische uitvoerbaarheid 23

6.2 Overleg 23

6.3 Zienswijzen 23

Bijlage 1 Onderzoek wegverkeerslawaai 24

Regels 25

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 26

Artikel 1 Begrippen 26

Artikel 2 Wijze van meten 28

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 29

Artikel 3 Verkeer 29

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2 30

Artikel 5 Waterstaat - Waterlopen 32

Hoofdstuk 3 Algemene regels 33

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel 33

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels 33

(5)
(6)
(7)

Toelichting

(8)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Beuningen is in samenwerking met Provincie Gelderland en Stadsregio Arnhem Nijmegen voornemens de Van Heemstraweg binnen de bebouwde kom van de kern Weurt te reconstrueren. De huidige verkeersvoorzieningen op en rond deze doorgaande verbinding zijn verouderd, verkeersonveilig, onaantrekkelijk en er is sprake van een barrièrewerking. Daarnaast is de Van Heemstraweg onderdeel van de snelfietsroute Beuningen - Nijmegen, wat een herinrichting van het profiel vraagt.

De wegreconstructie past voor het grootste deel in het geldende bestemmingsplan voor kern Weurt.

Alleen voor een kleine hoek ten zuidoosten van het huidige kruispunt Van Heemstraweg - Postkantoorstraat is dit niet van toepassing.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van het huidige kruispunt Van Heemstraweg - Postkantoorstraat.

Globale ligging plangebied (rode omkadering)

Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

1.3 Geldende plannen

De gronden binnen het plangebied maken deel uit van het bestemmingsplan 'Kern Weurt' vastgesteld

(9)

Uitsnede geldend bestemmingsplan Kern Weurt met globale aanduiding plangebied (rode omkadering)

De gronden in het plangebied hebben binnen dit bestemmingsplan de bestemming 'Kernrandgebied'.

De als 'Kernrandgebied' aangegeven gronden zijn bestemd voor: agrarisch grondgebruik,

waterstaatkundige doeleinden, water, waterafvoer en waterbeheer een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen. Wegen en fietspaden zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Gezien de voorgenomen wegreconstructie is het nodig om het geldende bestemmingsplan voor het plangebied te herzien ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:

 In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Eerst komen de ruimtelijke opzet en de aanwezige functies in de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving ervan aan bod. Daarna volgt de ruimtelijke en functionele beschrijving van de nieuwe ontwikkelingen en de onderbouwing hiervan;

 In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;

 In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;

 In hoofdstuk 5 komen de uitkomsten van de onderzoeken met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten als geluid;

 In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de redenen waarom wordt afgezien van inspraak en overleg aan de orde.

(10)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

Het hele wegvak van de Van Heemstraweg heeft in de huidige situatie een te groot doorgaand karakter, gericht op de doorstroming van autoverkeer (weginrichting is nog als voormalige provinciale weg buiten bebouwde kom vormgegeven). De Van Heemstraweg is tevens een fietsruggegraat in het netwerk met veel woonwerk- en school fietsverkeer. Het is onderdeel van de nieuw te realiseren snelfietsroute Nijmegen – Beuningen. Bestemmingen zijn ook recreatief: Waaldijk,

oeverwallengebied, Beunings veld en toekomstige recreatieplas Beuningse Plas.

Het plangebied van dit bestemmingsplan, gelegen in de zuidoosthoek van de Van Heemstraweg en de Postkantoorstraat, bestaat uit een weiland en is in gebruik als paardenwei (hobbymatig).

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Wegreconstructie Van Heemstraweg

Ten behoeve van de reconstructie is een (schets)ontwerp gemaakt door de gemeente. De basis voor het ontwerp is het verbeteren van de veiligheid en voorrang van de fietsers in de richting

Beuningen-Nijmegen, in het kader van de snelfietsroute. Daarnaast is vanuit de structuurvisie de wens om noord en zuid te verbinden uitgewerkt. De ruimte voor oplossingen is zeer beperkt door de hoogteverschillen en beperkte ruimte ter hoogte van de kruising van de wegen noord-zuid en oost-west. De basis voor het plan is de ruimte gebruiken waar deze aanwezig is.

Enerzijds is gekozen om in de noord-zuidrichting het dorp beter te verbinden voor de voetgangers en de fietsers. Deze wordt in een doorgaande lijn, met een herkenbare loper vormgegeven. De route voor auto's wordt hiervan afgebogen, mede ingegeven door het ruimtebeslag, maar ook om in het midden ruimte te creëren voor een groene invulling. Dit geeft enerzijds rust tijdens het oversteken van de Van Heemstraweg. Anderzijds onderbreekt dit de lange rechtstanden in de oost-west richting, waardoor het (tezamen met de bochten) verkeer afgeremd wordt. Daarnaast draagt dit bij aan een groene entree van Weurt. Overigens betreft het opgaand groen (bomen) om er voor te zorgen dat voldoende (over)zicht op de verkeerssituatie en het dorp blijft.

In kader van een heldere verkeerssituatie en goede doorstroming van fietsverkeer wordt het

langzaam verkeer tussen de Postkantoorstraat en de Kerkstraat gescheiden van het autoverkeer. Het langzaam verkeer kan rechtdoor oversteken. De auto's buigen af en aan vinden aan weerszijden van een groene middenruimte aansluiting op de Van Heemstraweg.

2.3 Conclusie

Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Het initiatief past binnen de relevante beleidskaders van de (hogere) overheden. Ook op het gebied van de diverse milieuaspecten zijn er geen

belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

(11)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de

overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en de standaardregeling voor bestemmingsplannen in de gemeente Beuningen. Voor het bouwen is verder het Besluitomgevingsrecht (Bor) van belang. In de Bor zijn onder andere regels voor bouwvergunningvrije bouwwerken opgenomen.

Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.

3.1.1 Inleidende regels Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen.

Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde. Het onderhavige bestemmingsplan bevat 1 bestemming, 2 dubbelbestemmingen en 1 algemene aanduiding.

(12)

3.1.2 Opbouw bestemmingen Bestemmingsomschrijving

Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend.

Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

Bouwregels

In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.

3.1.3 Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene aanduidingsregels

Het plangebied is gelegen in de geluidzone van het bedrijventerrein Kanaalhavens in Nijmegen. Deze zone is in het kader van onderhavig bestemmingsplan niet van belang. Toch is er voor gekozen de geluidzone op te nemen, om zo de zichtbaarheid hiervan op www.ruimtelijkeplannen.nl volledig te laten zijn.

3.1.4 Overgangs- en slotregels Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel

Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

(13)

3.2 Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan kent 1 bestemming, 2 dubbelbestemmingen en 1 algemene aanduiding.

Hieronder volgt in het kort een beschrijving.

Verkeer

Deze bestemming heeft betrekking op wegen. In het plangebied geldt deze bestemming voor de openbare gronden aan de zijde van de Van Heemstraweg.

Waarde-Archeologie (dubbelbestemming)

In het plangebied is een dubbelbestemming opgenomen, te weten 'Waarde-Archeologie'. Deze dubbelbestemming heeft tot doel om de archeologisch te verwachten waarden in de bodem te beschermen. Bij (bouw)werkzaamheden groter dan 100 m² dient de initiatiefnemer te onderzoeken of er bijzondere archeologische waarden voorkomen. Daarbij is een regeling voor de

omgevingsvergunning opgenomen: hierin worden bepaalde werken en/of werkzaamheden

omgevingsvergunningsplichtig gesteld (inclusief enkele uitzonderingen). Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht gelden enkele maatstaven. Werken en werkzaamheden die geen verband houden met de beoogde

doeleinden, of die onevenredig afbreuk doen aan de beoogde waarden en kwaliteiten zijn

ontoelaatbaar. De aanvaardbaarheid van werken of werkzaamheden, die wel verband houden met (één van) de beoogde doeleinden, is afhankelijk van de mate waarin deze werken en/of

werkzaamheden afbreuk doen aan de overige doeleinden binnen de desbetreffende bestemming.

Waterstaat - Waterlopen (dubbelbestemming)

Ter bescherming van de (onderduikerde) A-watergang binnen het plangebied is de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterlopen” opgenomen in het bestemmingsplan.

Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning kan het ook noodzakelijk zijn om voor bepaalde werken en werkzaamheden in de beschermingszone van een waterstaatswerk een watervergunning aan te vragen, zoals voor het aanbrengen of verwijderen van (hout)beplantingen. Op dergelijke werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap Rivierenland van toepassing.

Geluidzone-industrie (algemene aanduidingsregel)

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat die gronden tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor industrie. Zoals vermeld heeft deze aanduiding geen betekenis voor onderhavig bestemmingsplan, maar is opgenomen om de geluidzone op www.ruimtelijkeplannen.nl volledig zichtbaar te laten zijn.

(14)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten aan bod.

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen bijvoorbeeld ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de

besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

4.1.3 Conclusie

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.2 Provinciaal & regionaal beleid

De provincie Gelderland ziet er op toe dat bestemmingsplannen ook inderdaad worden vastgesteld conform hun beleid, waarbij zij een reactieve rol vervult. Een en ander vraagt om een nadere vertaling van het Streekplanbeleid. Die vertaling is neergelegd in de Wro-agenda, die beoogt een kader te bieden voor de toepassing van nieuwe instrumenten en duidelijkheid te bieden waar dit reeds kan. In deze agenda wordt beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het

verwezenlijken van provinciale doelen. De nieuwe wet verandert niets aan de inhoud van het 'Streekplan Gelderland 2005'.

(15)

4.2.1 Structuurvisie: Streekplan Gelderland 2005

In het streekplan kiest de provincie voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (groenblauwe raamwerk) én de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke

functies en infrastructuur. De ruimtebehoefte wordt zorgvuldig in regionaal verband geaccommodeerd zodat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig

ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. De Ruimtelijke Verordening Gelderland is het beleidskader waaraan de provincie ruimtelijke plannen toetst. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Vervolgens heeft een tweetal herzieningen plaatsgevonden, die zijn verwerkt in de 2e geconsolideerde versie (19 december 2012). De 3e herziening (29 mei 2013) van de Verordening heeft geen betrekking op onderhavig bestemmingsplan. Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan overgenomen.

4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020

De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke

beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.

4.2.4 Conclusie

In het plangebied zijn geen provinciale of regionale belangen in het geding.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Strategische visie

In 2008 – 2009 onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en

deskundigen heeft de gemeenteraad 6 strategische hoofdlijnen bepaald:

1. De 4 verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;

2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;

3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;

4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;

5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;

6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.

(16)

4.3.2 Structuurvisie Gemeente Beuningen

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012.

Hoofdopgaven

De hoofdopgaven van Weurt:

1. Verbinden van Weurt. Weurt wordt doorsneden door de van Heemstraweg. Deze weg vormt een barrière in het dorp die de inwoners van Weurt graag zien verdwijnen.

2. Op zoek naar een hart. Het dorp Weurt kent geen duidelijk dorpshart. De bevolking van Weurt zou graag zien dat er een dorpsplein zou zijn waar voorzieningen meer geconcentreerd liggen en waar ontmoetingen kunnen plaatsvinden.

3. Versterken van synergie tussen voorzieningen. Weurt beschikt over een redelijk

voorzieningenniveau. Het is naar de toekomst toe een opgave deze voorzieningen te behouden en te versterken. De centrale opgave is meer synergie te bereiken.

4. Accupunctuur, verbeteren van de openbare ruimte. De openbare ruimte in Weurt en de structuur van verschillende woongebieden is tamelijk schraal. De structuurvisie reikt ideeën aan hoe de belevingswaarde en functionaliteit van de ruimte in de toekomst verbeterd kan worden.

(17)

4.3.3 Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan

De gemeente Beuningen heeft in 2011 nieuw verkeersbeleid vaststellen. Hierbij wordt

voortgeborduurd op bestaand beleid, maar wordt ook nadrukkelijk rekening gehouden met ruimtelijke ontwikkelingen en andere beleidsvelden die in de gemeente en de regio een rol spelen. Naast de verkeersprojecten die al in voorbereiding zijn is in dit plan een Meerjaren Uitvoeringsprogramma (MUP) opgezet dat én beantwoordt aan de voorkeursrichting zoals besproken met de Commissie Ruimte én dat de gesignaleerde knelpunten ten aanzien van de verkeersveiligheid op lokaal niveau oplost.

In de visie van het GVVP moet de Van Heemstraweg een minder belangrijke functie krijgen voor (doorgaand) verkeer. De weg moet minder een barrière zijn tussen de twee helften van het dorp. Met een meer verkeersluwe inrichting zal daarnaast de leefbaarheid voorop komen te staan.

De wegreconstructie voor de Van Heemstraweg staat als project WE37 opgenomen in het Meerjarig Uitvoeringsprogramma. De prioriteit is hierbij als hoog aangemerkt.

4.3.4 Conclusie

Met voorgenomen ontwikkeling wordt invulling gegeven aan het gemeentelijke beleid.

4.4 Conclusie

Het voorgenomen plan past binnen de beleidskaders van de verschillende overheidslagen.

(18)

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van technische onderzoeken met conclusies. Alleen de voor het plangebied relevante milieuaspecten worden beschreven.

5.1 Bodem

Onderhavig bestemmingsplan is noodzakelijk als onderdeel van de wegreconstructie. Aangezien er geen gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd, is het in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk bodemonderzoek te verrichten.

Het aspect bodem vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.2 Geluid

5.2.1 Wegverkeerslawaai

Door Ecopart B.V. is onderzoek verricht naar het aspect wegverkeerslawaai (projectnummer 15846, 20 januari 2014). Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat in de huidige situatie een groot aantal van de in de berekeningen meegenomen geluidsgevoelige bestemmingen binnen de invloedzone van de Van Heemstraweg eeb geluidbelasting Lden van meer dan (afgerond) 48 dB, zijnde de

voorkeursgrenswaarde. De hoogste geluidbelasting bedraagt inclusief 5 dB aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder, 58 dB.

Uit de rekenresultaten blijkt dat in de bestaande situatie als gevolg van het wegverkeer (autonome groei en wegreconstructie) de toelaatbare grenswaarde van 48 dB [Lden] op een aantal

beoordelingspunten wordt overschreden. Uit de resultaten blijkt tevens dat er in de nieuwe situatie (2024) op de gevels van een aantal geluidsgevoelige bestemmingen in de directe omgeving van het plangebied, sprake is van een toename van de geluidbelasting met afgerond meer dan 2 dB ten opzichte van de huidige situatie.

Als gevolg van de voorgenomen wijziging ter plaatse van de kruising Van Heemstraweg /

Postkantoorstraat / Kerkstraat te Weurt zal er derhalve sprake zijn van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Als gevolg van de voorgenomen aanpassingen moeten maatregelen worden onderzocht welke leiden tot een nieuwe situatie, waarbij sprake is van een gelijke dan wel lagere geluidbelasting vanwege de Van Heemstraweg.

Ten aanzien van de woningen welke onderhevig zijn aan het wettelijke regime "reconstructie Wet geluidhinder" kan geconludeerd worden dat met het pakket aan maatregelen (stil wegdek), sprake is van een gelijk blijvende dan wel lagere geluidbelasting ("stand-still"). Een hogere-waarde-procedure Wgh (ontheffing grenswaarden) hoeft derhalve niet te worden doorlopen.

Geconcludeerd wordt dat er geen belemmeringen zijn ten gevolge van het aspect wegverkeerslawaai.

5.2.2 Industrielawaai

Het plangebied is gelegen in de geluidszone van het industrieterrein Kanaalhavens in de gemeente Nijmegen. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen toegevoegd, waardoor de geluidszone niet van betekenis is voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Ook worden bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. In het kader van het volledig zichtbaar houden van de zone op www.ruimtelijkeplannen.nl is er voor gekozen de geluidszone wel op te nemen in de regeling en de verbeelding, maar zoals gezegd heeft dit geen gevolgen voor de werking van het bestemmingsplan.

(19)

5.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden en voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal

Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de

luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Onderhavig bestemmingsplan is noodzakelijk als onderdeel van de wegreconstructie. Vanwege deze wegreconstructie zal de verkeersintensiteit op de verschillende wegen niet toenemen. Daarnaast worden geen extra gevoelige bestemmingen toegevoegd en kunnen auto's gelijkmatiger de Van Heemstraweg oprijden door het verwijderen van de verkeersregelinstallaties (verminderen van stoppen en optrekken van auto's). Op grond van de Wet milieubeheer hoeft derhalve geen onderzoek verricht te worden in het kader van de luchtkwaliteit.

Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Wetgeving

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).

Met onderhavig bestemmingsplan wordt niet de realisatie van een gevoelige bestemming beoogd.

Daarnaast vormen de wegen geen onderdeel van een transportroute voor gevaarlijke stoffen.

5.4.2 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.5 Waterhuishouding

In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken.

Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.

Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het

watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. De waterparagraaf is in overleg met hert waterschap tot stand gekomen.

5.5.1 Ligging

(20)

5.5.2 Randvoorwaarden 5.5.2.1 Waterschap Rivierenland

De algemene randvoorwaarden van het waterschap zijn van toepassing. Er is beleid ontwikkeld om wateroverlast bij hevige regenval te voorkomen. Daarvoor is het van belang dat er voldoende waterberging wordt gecreëerd bij ruimtelijke plannen.

De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging. Voor plannen met een toename van verhard oppervlak tot 5 ha kan de vuistregel van 436 m³ waterberging per hectare verharding worden gebruikt, mits er geen complicerende zaken zoals kwel aan de orde zijn. Daarbij geldt een vrijstelling voor plannen in binnenstedelijk gebied waar het verharde oppervlak maximaal 500 m2 toeneemt. Voor het buitengebied geldt hierbij een maximale toename van het verharde oppervlak van 1.500 m2.

5.5.2.2 Gemeente Beuningen Waterplan

In het Waterplan Beuningen wordt het gemeentelijk waterbeleid verwoord. In het waterplan worden de ambities op het gebied van water in Beuningen onderverdeeld in 5 categorieën.

1. Afkoppelen: het afkoppelen van 25 % van het verhard oppervlak van het gemengd stelsel in 2010; 100 % afkoppelen bij uitbreidingsplannen.

2. Waterkwaliteit: verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit in Beuningen conform de functie toekenning van het oppervlaktewater.

3. Het toekennen van functies aan het oppervlaktewater: Hierdoor zijn functietypen gedefinieerd die bestaan uit een onderling samenhangend geheel van doelstellingen met betrekking tot

waterkwaliteit, waterkwantiteit, natuurwaarden, inrichting en onderhoud. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende functietypen:

 natuurlijk water

 belevingswater

 kijkwater

Het beheer en onderhoud wordt hierop aangepast.

4. Veiligheid: Bij de aanleg en inrichting van waterlopen wordt bewust rekening gehouden met de kindveiligheid van het water. Dit betekent dat flauwe en/of plasdras zones aangelegd moeten worden om verdrinking te voorkomen.

5. Waterbeleving: Water meer zichtbaar maken en elementen toevoegen, zodat het water meer beleefd wordt.

Gemeentelijk rioleringsplan 2013 - 2017

De gemeenteraad stelt het Gemeentelijk RioleringsPlan 2013 - 2017 (GRP) in november 2012 vast.

Hierin is het beleid voor de zorgplicht voor het afvalwater, het afvloeiend hemelwater en het grondwater vastgelegd.

Samengevat hieruit het volgende:

Wateroverlast

De gemeente streeft ernaar wateroverlast te voorkomen, maar kan dit niet uitsluiten. Dit houdt in dat de gemeente er voor kiest op basis van theoretische benadering, middels rioolberekeningen, water op straat te accepteren voor een minimale periode (de norm is gesteld op 1 keer per 2 jaar). Indien in de praktijk schade ontstaat aan eigendommen, wordt door de gemeente onderzocht of adequate

maatregelen te treffen zijn.

Klimaatverandering

De gemeente maakt per typegebied verschillende acceptatieniveaus. Het betekent een verbreding

(21)

riool terecht, hetgeen ten goede komt aan de werking van de zuiveringsinstallatie. Als verwerking op eigen terrein in redelijkheid niet mogelijk is, dan kan het overtollige regenwater afgevoerd worden naar het openbare terrein, al waar het afvoeren de verantwoordelijkheid van de gemeente is.

5.5.3 Huidige situatie

De locatie betreft de kruising Van Heemstraweg - Postkantoorstraat. Dit kruisingsvlak wordt heringericht, waarbij de nadruk ligt op de goede doorstroming van fietsers.

5.5.4 Toekomstige situatie Nieuwe ontwikkeling

Het bestemmingsplan is benodigd in het kader van een groter project, de wegreconstructie van de Van Heemstraweg. Hemelwater afkomstig van de rijbanen zal in de bermen worden opgevangen.

Hoewel de nieuwe aansluitingen vanuit de Kerkstraat en Postkantoorstraat ter plaatse extra

verharding betekent, zal door de groene inrichting van de reconstructie het verharde oppervlak in het totale project niet toenemen. Het nemen van extra watercompenserende maatregelen is derhalve niet noodzakelijk. De (onderduikerde) A-watergang, die in noord-zuidrichting door het plangebied loopt, blijft in stand.

Watertoets

Het bestemmingsplan is in het kader van de watertoets voorgelegd aan het waterschap Rivierenland.

Het waterschap heeft schriftelijk aangegeven dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen (kenmerk 201403728/267273, 12 maart 2014). Het plan is conform de eisen en wensen van het waterschap.

5.5.5 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.6 Ecologie

Het plangebied bestaat uit een weide die in gebruik is als paardenveld. Bij de realisatie van de kruising zijn hier derhalve geen natuurwaarden in het geding. Het project betreft een

wegreconstructie, deze heeft geen impact op natuurgebieden in de omgeving (uiterwaarden van de Waal).

Vorenstaande houdt in dat de ecologie geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.7 Cultuurhistorie & archeologie

5.7.1 Cultuurhistorie

De gemeente heeft een zogenaamde cultuurhistorische kenmerkenkaart opgesteld (RAAP-rapport 1603, kaartbijlage 3). Het plangebied behoort tot de gebiedscategorie "oud cultuurland (vroege middeleeuwen)". De Postkantoorstraat en Kerkstraat zijn aangegeven als 'weg of pad (situatie 1832)'.

(22)

Vorenstaande houdt in dat de cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.7.2 Archeologie

In 1992 is op Malta een Europees Verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valletta (kortweg: Malta). Doel van Malta is om bij ruimtelijke plannen meer en beter rekening te houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden en deze, waar mogelijk, beter te beschermen. Het Verdrag van Valletta is in 1998 geratificeerd en inmiddels als wijziging van de Monumentenwet (1988) geïmplementeerd via de Wet op de archeologische

monumentenzorg (Wamz) die per 1 september 2007 van kracht is geworden. Dit betekent dat er niet meer in de “geest” van de wet moet worden gewerkt maar dat bij elke schop die de grond in gaat, gekeken moet worden of er sprake is van archeologische waarden en/of verwachtingen. Bij van rijkswege beschermde archeologische terreinen is een vergunning nodig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

De gemeente Beuningen heeft een archeologische beleidsadvieskaart laten vervaardigen (RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-rapport 2170, kaartbijlage 3). Deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010. Het grondgebied van de gemeente Beuningen is op de beleidsadvieskaart ingedeeld in beleidszones. Volgens deze kaart heeft het plangebied een hoge verwachtingswaarde en valt binnen beleidszone 3. Dit betekent dat, voor zover de vrijstellingsgrens wordt overschreden, nader onderzoek uitgevoerd zal moeten worden naar de archeologische waarden in het plangebied.

(23)

Vanwege het hoogteverschil tussen de Van Heemstraweg en het plangebied is het niet noodzakelijk om werkzaamheden te verrichten die leiden tot vergravingen onder het huidige maaiveldniveau.

Derhalve is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Voor de verdere borging van het aspect archeologie in het bestemmingsplan, zal wel de archeologische verwachtingswaarde middels een zogenaamde dubbelbestemming worden opgenomen.

Vorenstaande houdt in dat de archeologie geen belemmering vormt voor de vaststelling van

(24)

5.7.3 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat de aspect cultuurhistorie en archeologie geen belemmeringen vormen voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.8 Leidingen

In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas, brandstof gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen.

(25)

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de economische haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten van overleg en inspraak.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor het project is een bedrag op de gemeentebegroting gereserveerd en beschikbaar voor voorbereiding. Daarnaast wordt een bijdrage uit het wegenfonds beschikbaar gesteld. Daarnaast subsidieert de Stadsregio en de Provincie een bedrag. Daarmee is het project financieel uitvoerbaar.

6.2 Overleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het bestemmingsplan is in het kader van de watertoets voorgelegd aan het waterschap Rivierenland. Het waterschap heeft schriftelijk aangegeven dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van

opmerkingen (kenmerk 201403728/267273, 12 maart 2014). Het plan is conform de eisen en wensen van het waterschap.

6.3 Zienswijzen

In het kader van de zienswijzen heeft het ontwerpbestemmingsplan van 6 maart 2014 tot en met 16 april 2014 voor eenieder ter inzage gelegen. Er is gedurende deze periode één zienswijze ingekomen die géén aanleiding geeft het bestemmingsplan niet of gewijzigd vast te stellen.

(26)

Bijlage 1 Onderzoek wegverkeerslawaai

(27)

Regels

(28)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Reconstructie Van Heemstraweg Weurt' met identificatienummer NL.IMRO.0209.BPreconVHwegWeurt-vadf van de gemeente Beuningen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bestaand

 t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

 t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelsgrens de grens van een bouwperceel;

(29)

1.17 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige

kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;

(30)

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.

2.6 peil:

de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

(31)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. fiets- en voetpaden,

b. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;

c. kademuren;

d. keerwanden;

e. kunstwerken;

f. oeververbindingen (bruggen);

g. parkeervoorzieningen;

h. verblijfsgebied;

i. verkeersvoorzieningen;

j. waterlopen;

k. wegen, straten en paden;

l. wegverkeer;

m. hondenuitlaatplaatsen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Situering van bouwwerken

Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende:

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 9 m bedragen;

b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels 3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

a. buitenopslag.

(32)

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte

archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties en zonering van 50 m rondom monumenten.

4.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de

archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:

1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de

oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;

2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;

3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;

4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde

bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;

4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, diepploegen, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg van diepwortelende beplanting.

(33)

4.3.2 Uitzonderingen

Het onder 4.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

a. In het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een terzake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

b. voor werken en werkzaamheden in het kader van normale onderhouds- en

vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen, kabels, riolering, leidingen en beplantingen;

c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik, zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;

d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;

e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m².

f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

g. voor werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering zijn of legaal kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

h. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist.

4.3.3 Verlening

a. De onder 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de

aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

b. Indien het rapport of andere beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.

4.3.4 Voorwaarden

Overeenkomstig het in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen zij voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:

a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer

archeologische begeleiding of zorg nodig is;

b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

(34)

Artikel 5 Waterstaat - Waterlopen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie.

5.2 Bouwregels

Op de als 'Waterstaat - Waterlopen' aangeduide gronden mogen uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de doeleinden omschreven in 5.1, met dien verstande dat het bouwen van aanlegsteigers niet is toegestaan.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden

liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie en waterkering geen bezwaar bestaat;

dienaangaande wordt door het bevoegd gezag, alvorens een vergunning te verlenen, advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

(35)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat die gronden tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor industrie.

(36)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

8.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1 met maximaal 10 %.

8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van

inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 8.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van

Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het