r
Lukas 2: 20 en 2l
En de herders keerden wederom, verheerlijken- de en prijzende God over ailes wat z4 gehoord en gezien hadden, gel[ik tot hen gesproken rras.
En als
acht dagen vervtrld waren,dat
men het Kindeken besnijden zou, zoo werd Z[jn Naam genaamd JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was 1).Wii hebben hierboven gezien, hoe uitnemend het geloof der herders is geweest, aangezien zij geen afkeer hebben gekregen door het zien
van
onzen Heere Jezus Christus, neergelegdin de kribbe,
als uitgeworpenuit
de menschheid.En
daarin hebbenzij
getoond, dat hun geest was opgeheven boven de werelden
datzij
iets anders zochten dan wattot
het geluk vandit
wankele leven behoort. \ryrjtoch weten, dat de Joden gedrenkt waren met de dwaze meening,
dat
de Verlosser henin
allen voorspoeden
rijkdom moest doenbloeien; dat
Hij
als een Koningzijn
moest, die landen en volken veroverde; zelfsde
apostelenzijn
eentijdlang met die
dwaling bevangen geweest. Wanneerwij dan ziert, dat het voor
deherders genoeg was den Zoon van God
in
eenstal te
zien, moet dat ons te meer een reden zijn om hun geloof groot te maken.Maar dat
alleswordt niet
alleen verhaald, opdatzij
door ons zouden geloofd en geprezen worden, maar opdatwij
moeite zouden doen ons naar hun voorbeeldte
voegen.Wij
hebben zoo voor en na aangestipt, dat zoo'n aanstoot de herders niet heeft verhinderd, den Zoon van God te aanbidden en Hem als hun T,aligmaker aan te nemen, naardien zij hun gedachten bepaald hielden bij de boodschap,die hun door den engel was gebracht.
En
de zaak wordt ons hier nog beter bevestigd. Want met nadruk zegtLukas,
d at
zij
G o dverheerlijkt hebben over alles wat zA gehoord
1) Calv. Opera, XLVI, 311--€24.
186
en gezien hebben, nl. wat hun door den engel gezegd was. Wij
zien dus,dat
de herders zooveelwinst
methet
woord,dat hun
verkondigd was, gedaan hebben,dat zij
vast stonden tegen alles,wat
hen kon verleiden en doen aÍwijken van het geloof, datzij
moesten hebben en dat steunde op onzen Heere Jezus Christus.Al is
het een groot voordeel geweest, dat de heer-lijkheid
Godshun is
geopenbaarden dat zij
een heirleger van hemelsche engelen hebben gezien, toch is er slechts een kort woordvan
onderwijzing geweest. Hoewelw$
onzerzijdsniet alle
dagen zulke visioenen hebben als ons van hen wordt verteld, voorziet Goddoor een ander middel
in
hetgeen noodigis
om ons vanZijn wil
te verzekeren, opdatwij
eenbelist
geloof hebben. rvVantHij
houdtniet
op's
avonds en's
morgens onze herinnering opte
Írisschen aan hetgeenwij
reeds gehoord hebben. Wanneerwij
dan ook onzen God zoo vaaktot
ons hooren spreken, al is het door den mond vansterfelijke
schepselen,is er dan
eenige verontschuldiging, alswij
niet zóó door de leer worden bevestigd, welke ons zoo vaak her- haald wordt,dat wij alle
ergernissente
boven komen, waardoor Satan tracht en moeite doet ons van den rechten wegaf
te keeren?Letten
wij
dan wel op den regel, die ons hier wordt gegeven, nl. dat wij ons verstand heelemaal moeten onderwerpen aan het Woord van Goden
daarb\i onze gedachten besloten enals
gevangen houden.Wanneer
wii
daartoe gekomen zijn, zullenwij
onzewinst
weten te doen met hetgeen God ons zal openbaren, ook al is het voor onze inbeelding weemd. Want niet zonder oorzaak zegt Paulus, dat God de wereld door dwaasheid heeft willen behouden, daarmee bedoelend een middel, dat altijd veroordeeld zal worden, wanneer de menschen steunen Op hun hersens. En inderdaad, wat is het, dat de Z;oon van God (Die de fontein des levensis)
hier Zieh sterÍeldk komt maken, en datHij
ten slotte een zoo smaadvollen dood ondergaat, datHii
zelfs door Gods mondwordt
vervloekt?Wie zal
zichin
een zoowreede zaak kunnen vinden?
Want als de
menschen den wijen teugelwillen
hebben om maarte
zeggenwat zij
denken en hun meening naar voren te brengen, zal zeker onze Heere Jezus Christus nooit door ons aangenomen worden. Maar wanneerwij
deze nederig- heid en bescheidenheid in ons omdragen, datwij
aannemen, wat onsdoor den mond Gods wordt gezegd, en ons geloof heeft daar zdn fundament. en
wij
hebben een toegang en een toeleiding omer
opte
steunen, dan zullenwij,
cokal
zouden de dingen op het eerste gezicht afkeerig kunnen maken, toch alles goedin
orde en recht-L87
vaardig en
wel
gereguleerd vinden,wat
God heeft gedaan. Maar (zooalsik
al gezegd heb), Gods Woord moet dan heerschen en ons leiden, opdatwij
de werken Gods niet verwerpen door onze stout- moedigheid en roekeloosheid.Ziet
daarin
hoofdzaak,wat wij
nogte
onthouden hebben van hetgeen door Lukaswordt
verhaald,dat
de herdersin
den stal gekomen, niet nagelaten hebben God te verheerliiken, ook al hebbenzij
een kleinkind
gezien, dat daar als uitgeworpen lag.En
waar' om? Omdat zij opmerkzaam geweest zijn op de boodschap van den engel. Zóó bleven zdin
den band: zoo hebbenzij
smaak gehad in hetgeenzij
anders konden veroordeelen. Alzoo, Iaat ons beginnen bij het geloof, en weten, dat het geloofuit
het gehoor is, zoodat wij' verzakend hetgeenuit
onze eigen gedachten opkomt, God hooren sprekenen
rustenin Ziin
zeggen. Intusschen wordenwii
recht'streeks vermaand,
tot welk
einde onze Heere Jezus Christus onsdoor
het
Evangeliewordt
aangeboden,nl.
dat,waar
God de on' eindige riJkdommen Zijner goedheid laat zien,wij
onzerzijds ons be' ijveren zullen, Zijn heiligen Naam te zegenen en Hem allenlof
voor onze zaligheid toete
brengen en onsin
Hemte
verbl$den, zooals daarover boven gesproken is.DaaropverhaaltLukas, dat de aeht dagen vervuld werden, dat het Kind moest besneden worden, en dat Hem de naam Jezus gegeven werd, volgens hetgeen de engel tevoren bevolen had'
Wij hebben hierbij twee punten op te merken. Het ééne is, dat Gods
Zoon, hoewel
heerschappiien
oppergezag hebbend over, allesehepselen, Zich toch niettemin aan de Wet en aan de dienstknechts' gestalte
heeft willen
onderwerpen, opdatwij
doorZijne
genadebevrijd zouden worden. Dat
ls
het eerste. En het tweede heeft be'trekking op
den naam Jezus,dat
die Hemniet
slechts door den engel gegeven is, vóórdatHij in
den moederschoot ontvangen werd, maar datdit
bevestigdis
geworden, opdat menZiin
kracht onder de menschen zou kennen en weten waaromHij
door God Zijn Vader gezonden was.Wat hêt eerstê punt betreft, wordt nlet zonder reden door Paulus gezegd, dat onze Heere Jezus Chr{stus, hoewel
Hij
Gode even geliik kon zijn, Zich toch heeft willen vernietigen en onze natuur heeÍt aangenomen.En
dan voegthij er
aan toe, datHii
de gestalte en 188positie van een arrnen dienstknecht en slaaf heeft aangenomen; dat
Hij
niet in deze Koninklijke waardigheid, die Hem was gegeven, ook naar het vleesch, is verschenen; en verder, datHij
niet verschenenis in Zijn
Goddel$ke glorie, dieHij
had gehad vóór de schepping der wereld, zooalsHij
daarvanin
Joh. 17 spreekt. Integendeel, HiJis
begonnenin
smaad, zoodat gerzegd wordt,dat Hij als 't
waregeen mensch geacht is, gelijk er van gesproken wordt
in
Psalm 22,maar als een aardworm was, en zoozeet een smaad van iedereen,
dat Hij
onze dienstknecht genoemd wordt. God noemt Hem her- haaldelijkZijn
dienstknecht, maardat
heeftHij
nogniet
genoeg geacht, wantHij
heeft Zichals in
ènzen dienst gesteld.Nu
mag het waar zijn,dat dit
niets afdoet van Zijne majesteit, maar wij hebbenaltijd dit
beginsel vastte
houden, dat, naar Gods goedheid aanhet licht treedt wij
ook grond hebben Hemte
meerte
ver- heerlijken. Want watis
de oorzaak geweest, dat onze Heere JezusZich
in Zijn
verschijning ontdaan heeftvan Zijn
heerschappij en datHij
een dienstknechtsgestalte heeft aangenomen? De liefde, dieHij ons
toedroeg,en de
oneindige genade, welkeHij
jegens onsheeft
willen
aanwenden. Wanneer dan onze Heere Jezus Christus Zieh niet vernederd en vernietigd heeft uit noodzaak oÍ dwang, maarHij
heeft het met vrijenwil
gedaan, enHij
is daartoe door niets be wogen noch gebracht dan door Zijn onbegrijpelijke liefde die Hij jegens ons had, en door de zorg voor onze zaligheid en door een genade, die niet genoeg kan grootgemaakt worden-
wannêerwij
dan dat alleshebben verxtaan, dan
is hier
zeker niet de minste reden om Hemte
verachten, enZijn
glorie zal daardoorniet
verdonkerd worden.Maar temeer moeten
wij
vervuld ziJn van verwondering, waar wij zien, dat God Zijn eenigen Zoon niet gespaard heeft, Die Zijnerzijds Zich zelÍ. als't
ware vergeten heeft om ons te toonen, dat de liefde, welkeHij
ons toedroeg, buitengewoon was. Want wanneerHij
zegt,dat
Hij
gekomenis
om dienstknecht der menschente
zijn en hun dienaar, openbaart dat ons, datHij
niets van Zichzelt heeft gezocht, maar dat Hij gedaan en volbracht heeft al hetgeen tot der menschenzaligheid vereiseht
was.
Daarom betuigdeHij ook onder
Zijn discipelen:Ik
verkeer in het midden van u als een die dient,Ik
hebhier
geenuiterlijk
aanzienals
een meester. HoewelHij
meester werd genoemd (zooalsHij
hetin
waarheid was) enZijn
discipelenHem
kendenals
Dengene,voor Wien alle knie
rnoet gebogenworden, toch zou men zoolang Hij in de wereld verkeerde, zeker geen
enkel teeken van koninklijke majesteit gevonden hebben, wanneer
189
men Zijn staat had gadegeslagen. Hierop hebben wij eenerzijds acht te slaan. Maar wat wij nu hebben te behandelen, is, dat Hij dienstknecht
van
GodZijn
Vader gemaaktis, nl. in
onze menschelijke natuur.Want men moet
altijd
tusschen de twee (naturen) onderscheiden, Zietdaar Gods Zoon, Die Zich dienstknecht noemt en zoo door deproÍeten genoemd is. En hoe? Heeft
Hij
ZiJn Godheid losgelaten, of is er eenige verandering in Zijn Wezen gekomen, hetwelk Hij van alletijden
heeft gehad, éénen
eenvoudigmet
GodZijn
Vader? Wij zullen niet zeggen, datin dit
opzicht onze Heere Jezus Christus ook maar iets verrrederd is, maar omdat Hij ons vleesch heeÍt aangenomen, daarom heeftHij wijwillig
Zich onderworpen.En
de redenis
ge- weest (zooals Paulus zegtin
Gal. 4), opdatHij
ons van de dienst- baarheid der Wet zou bewijden. En aan dezen kant moetenwij
hier beginnen, dat, aangezien de overtreding van onzen vader Adam onze ondergangis
geweest,wij
door een daartegenover gesteld middel moeten opgericht worden. Want zonder gehoorzaamheid bleven wiJ neergestortin
dien afgrond van vervloeking, waarinwij
allen ge- boren zijn. Zoo moest het dus wel, dat onze Heere Jezus Christus dienstknechtsgestalte aannam om de vereischte gehoorzaamheid te vervullen, omuit te
wisschen de rebellie van onzen vader Adam en tegelijkertijdal
onze ongerechtigheclen.Daar mogen
wij
nogwel
eens over nadenken ener op
letten, datt detaak van
Gods Zoonis
geweest, onste
verlossenuit
de verdoemenis, waarin wii allen gestort waren door den val van Adam onzen vader. Nu kon dat niet geschieden (zooalsik
gezegd heb), oÍ Hij moest Zijn gehoorzaamheid aanbrengen, opdat onze weerspannig- heid werd uitgedelgd. Zoois Hij
dienstknecht geworden. Maar nu moetenwij
nog een stap verder gaan, nl. dat God door de Wetge
eischt heeft, wat men Hem verschuldigd was, en telkens heeÍt voor- gehouden, wanneer de menschen ervan afweken, en dat zij vlak in- gaan tegen Zijnwil
en Zijn gerechtigheid, en dat zd schuldig staan aan den eeuwigen dood. Weliswaar zouden wij, ook als er nooit een geschreven Wet was geweest, even goedin
den staat des verderfs verkeeren, wantwij zijn er in
geboren en ook wordenwij er
ge noegzaam van overtuigd, aangezien wij heelemaal aan het kwaad zijn overgegeven en verdoryen zijn, kortomin al
onze gedachten en al onze genegenheden vijanden Godszijn; Hd
moetdus wel
onze Rechter zijn. Dat is ook zoo geweest, vóórdat er een geschreven Wet was. Maar de menschen, geneigd alszij
ziJn zich zelfte
vleien enaltijd
door geveinsdheid zichzelÍte
dekken, verstaan hun toestand 190nlet genoeg, totdat die door de lvVet ontdekt
is'
De Wetis
dus ge' tromen om de verdoemenis der menschen te vermeerderen' om hun tetoonen,datallenvoorGodboosdoenerswaren.Kortom,telkens en zoo vaak wij de geboden der Wet lezen, komen grooten en kleinenhunvonnistehooren,omdatdaarguegdwordt:Vervloektzalhij
,ijrr,ai"
niet vervullen zalal
hetgeen daarin vervatis'
En wie kanaáá
z.vu,
is er nooit een na Adams val, van de schepping der wereld af, gwonden. En wanneer de wereld nog honderdmaal langer duurde'toci
zouer
nooitin
een menschelijk schepsel volmaaktheid4tl
Naardien het dan zoo staat, zien
wij,
dat, wanneer Godzijn lvet
bekend maakt, zulks evenveel is als wanneer een rechter zich op zijn rechterstoel zette en den boosdoener voor zich
liet
komen om hem het verdiende vonnis bekend te maken' Ziet' dat brengt de\{et
mee'ir,
utroo, wanneer wd onderworpen bleven aan de \Met' werden wiJ zekervooreerstdoorGodvervloekt,daarnadesdoodsschuldigver.klaard,zoodatslechtsdeexecutiewachtte.Zooisonsallertoestand
*Ànfropig, geliik Paulus daarvan
in
den breede handeltin
den brief aan tle Galaten enin
Rom' 3' Wat bleefer
dan alleen over? JezusChristus moest verschiJnen, onderworpen aan de
Wet'
en daaraanniet
onderworpenuit
óorzaak van Hemzelf noch aangezienHij
ertoe gehouden werd, maar omdat
Hij
onzen staat had aangenomen en Zictrin
onze plaats had borg gesteld en Zichtot
voornaamsten schuldenaar gemaakt heeft om voor onste
betalen' Daarom zegt Paulus, dat de oude vaderen, hoewel zij kinderen Gods waren en de belofte der eeuwige zaligheid haclden, toch als kleine kinderen oncler de tuchtroede zijn gehouden, totdat de volheid des tijdsis
gekomen (zegthij),
d.w.z. de door God bestemdetiid'
Ziet dan God' Die ZiJn ZoJn heeft gezonden (zegthii),
gewordenuit
een vrouw' en onder' worpent"r, d"
Wet, opdat wiJer
vanbewiid
zouden worden' de aaniemingtot
kinderen verkregen hebbende'maar dan op
eenandere wiize aan de oude vaderen' Want wiJ kunnen heden God als onzen Vader oPenlijk aanroePen'
Wij
zien dan nu,in
welk opzicht deze door Lukaskort
verhaaldegeschledenis ons
profijt
Urengt'Hii
zegt in twee woorden' d at
d eacht dagen .'""tr, ld waren' dat het Kind moest
besneden worden
Alles komter
nu op aan' dat wd weten waarom.Want
onze Heere Jezus Christus heeÍt geen besniJdenls noodig, als wij letten op het doel, waartoe dit sacrament is lngesteld'WantGodheeftdaarmeetweedingenwillenverklaren:vooreerst,
dat heel het menscheliJk geslacht verdonrenis'
en ten andere' dat 191ult
ditzelfde gesracht de zaligheid moest komen. Eenerzijds heeft God onderhet
oog willen brengen, dat de menschen niets dan ellende konden voortbrengen. Want wij hebben gezien, hoe Adam heel zijn ge- slacht ln ellende met zich meegesreept heeft, en hoe wij kinderen oestooms zijn en het beeld Gods zoozeer
in
ons uitgewischt is, dat w\i venrreemdzijn van alle
hope des eeuwige levens,en
door Godniet meer erkend worden en
Hij
ons verwerpt en ons verfoeit. Ziet dan, wat aangeduid werd door het zichtbare sacrament onder de wet, opdat de menschen belijden moesten, datuit
hun zaad enuit
hun ge- slacht niets dan enkel vervloeking kon voortkomen, Maar zoo is het niet geweest bij onzen Heere Jezus christus. wer isÍId
ontvangenuit
Adams zaad, zooalswij
gezien hebben, maarniet in
den gewonen weg'want Hij
is ontvangen van den Heiligen Geest en toenin
arle zuiverheid,in
gehoorzaamheid aan GodZin
Vader gewijd, zóó dat er geen bezoedeling, vlekof
smet aan Hem geweest is. HiJ had dusniet
noodig,wat
Hemzelf betrof, besnedente
wordenom
dezereden. Kortom, HiJ was
niet
alleen zuiver van alle besmetting en onaangetast door de zonde van Adam, maarH$ is
de Íontein van zuiverheid geweestom
dê anderente
reinigen, enhet
geeegende zaad, waardoorwij
allen gezegend zijn geworden.Dan had de
besniidenisnog
een ander doel,als ook
wordt gezegd' dat God aan de Joden heeft willen toonen, dat zij hun zarig- heid daar moesten zoeken, vanwaar hun verderf gekomen was, Want God had hen weluit
den afgrond des doods door een engel klrnnenuittrekken, als Hij gewÍld had, maar Èry n*tt
Aieiaangaanae anders bevolen, nl. dat het gechieden moet door een menseh,-zooals Paulus ln Rom. 5 zegt. De dood heeft zich tot allen uitgestrekt, daar.om
is er
een mensch gezonden,nl.
onze Heere Jezus Christus, Die alles hersteld heeft. Zoo is dan de besnijdenis een teeken geweest, dat de Joden door God werden ."ngenom"rr. En.oor
welk middel? Door het menschelijk zaad.En
hoe?Dit
zaadis
toch vetvloekt. Ja wel, maar eris
een uitzonderingin
den persoon van onzen Heere JezusChristus, en hoewel
Hij
geborenis uit
het menschel{ik zaad, toch tsHij
altiid zuiver en gaaf gebleven, want HiJ is het onbevlekte lam Gods, dat door geen besmettingof vuil
bezoedeldis
geweest. Moest dus Jezuschristus
besneden wordenom
reinheid wederte
ver- krijgen? Die had Hij niet verloren. En alzoo zien wiJ, dat de besnfde- nis niet bij Hem paste.Een
tweede reden noemtpaulus nog ln
Rom.4, dat de
be.snljdenis geweest
ls
een zegelder
r.echtvaardigheid des, gelooÍs.t92
Moest
Hij
nu van elders gerechtvaardigd worden, vermitsw\j
aan Hem ontleenen alles wat dient om ons te rechtvaardigen? En naar- dienHlj
allen die geloovenin
Ziclrzelf rechtvaardigt door middel van het Evangelie, moestHij
daartoe eenige nieuwe gerechtigheid ver- werven? Zekerlijk niet, maar alles geschiedtter
oorzake van ons;en zoo ook, toen
Hij
wilde gedoopt worden (zooals wiJ dat later zien zullen),is
ookdit
geschied, omdat HiJ zelf het noodig hadof
omdaarvan eenig profijt te ontvangen? Neen. De doop is ons een teeken, dat
wij
worden gereinigd door Zijn bloed. En dat veronderstelt, datwij
bezoedelJ zijn en datwij
van den moederschootaÍ
slechts enkel besmetting aanbrengen, die onsbij
God gehaat moet maken en ver- foeilifk. Nu is Jezus Christus gedoopt, maar dat is, om met ons den doop gemeenschappelijk te hebben en opdat wij heden weten, wanneerwij dit
sacrament ontvangen, datwij in
Hem ingeënt worden. Zoospreekt Paulus
er
ook vanin
Efsze 5, datik al
aangehaald heb.Daarop doelde onze Heere Jezus ook, toen Hij wilde gedoopt worden.
Daarom zeide
Hij
ook tegen Johannes den Dooper: het betaamt onsalle gerechtigheid te verrmllen, met
dit
woord beteekenend, dat HiJZleJt
aan
geheelzulk een staat
moest onderwerpen,als
ZijnVader Hem bevolen had. Kortom, wanneer ons verhaald wordt, dat onze Heere Jezus Christus besneden
is,
verstaanwii het
dan, datHij
ons ontheven heeft van den last, die ons moest neerdrukken, endat wij in
dien weg ervan bevrijdzijn
geworden.En
verder, wiJ hebben niet alleente
letten op het zichtbaar en uitwendig teeken,dat Hii voor
één keer heeÍt aangewend, maar ookop
de onder- werping aan de Wet, zooalswij
daar reeds even op gewezen hebben.Want inderdaad diende de besniJdenis om de Joden
te
verplichten, heel delVet te
houden, als haddenzij
voor God en menschen ult- gesproken, dataj
moesten vervullen alles rvat God had bevolen, oÍ anders zich jegens Hem des doods schuldig zouden maken. Daarom zegt Paulus,dat zij,
die besneden worden, zich verweemden van onzen Heere Jezus Christus en dat Hij hun niets nut is. En waarom?Het houdt zooveel in, alsof zij verloochenden de rrijheld, die Hij voor hen heeft venporven. Leeren wij dan allereerst de genade van onzen Heere Jezus Christus groot
te
maken,nu
het Hem behaagd heeft (Hem die heerschappiJ en souverein gezag had boven de engelen) Zich voor ons en voor onze zaligheidin
dienstbaarheidte
begeven.Laten wd het weten, hoeveel wiJ aan Hem verplicht zijn, en dat dit ons ontvlamme
tot
zulkenijver
om Hemte
loven ente
dienen en ons aanIIem
overte
geven, dat het ons heel de wereld doe ver- 193geten, en om ons te onttrekken aan onze'booze begeerten en
te.be r
denken ons heelemaal aan den dlenst te witden van flem, Die ons zoo duur verwonren heeÍt.
Ziet dan, wat
wij in
de eerste plaats hebben op te merken.In
de tweede plaats moeten wij leeren kennen de weldaad, dieHij
ons ver- woryen heeft, nl. een genrste conscientle te hebben en Godwij
als onzen Vaderte
kunnen aanroepen. Daartoewekt
Paulus ons ook opin
het Schriftgedeelte, dat we aanhaalden. Want alswij
reken.schap moesten afleggen
en
naar de strengheidder Wet
moesten gerlcht worden, zouden wij allen verloren en lverdoemd worden. Het ls dus onmogelijk, datw{
ooit rust vonden, dat.wij den mond konden openen om ons op God te beroepen, dat wiJ konden steunen op Zijn goedhelden
barmhartigheid, zoolangrnij niet tot het
inzichtge
komenzijn, dat wij van
denvloek der
rfi/etzijn
bewijd, omdat onze Heere Jezus Christus Zich borg voor ons heeft gesteld en voor ons heeft betaald,gelijk wij al
hebben aangetoond, door Zich te onderwerpen aan dezen plicht,nl.
delVet te
houden, daarmeebe
ginnend met de besnijdenis, opdat Hij in heel zfin leven een zoodanige volmaaktheid zou toonen, dat God met ons verzoend werd.Nu is het geen geringe zaak, alles te vervullen wat
in
de Wet is verïat.Wij
hebben gezegd,, hoe God van ons eischt, wat boven onzekrachten en verïnogens gaat, zelfs al waren die honderdmaal meer dan het
gwal
is enwij
waren niet zoo verdorven en vol opstandig- heid alswij
het zijn.Er
staat, dat wij Hem zullen lieftrebben met alonze krachten, met al onze gedachten en genegenheden, met heel ons
hart
en heel onze ziel.En
hoe zullen wiJ ooit daartoe komen?Al
spant een mensch zichtot
het uiterste in, toch moethij
altijd weer erkennen, dat er veel zwakheden in hem zljn. Alzoo kan de volmaakt.heid nergens anders gevonden worden dan
in
den Zoon Gods, en daarom moetenwij tot
Hem telkens weer de toevlucht nemen, zoovaak
wij
vetzocht worden mogen doortwijfel of
wantrrouwen, be- schuldigd worden door onze zonden, en de Wet van God ons ver- bijstert. Wanneer wiJ zoodanige wroegingen en bezwaren hebben, iser
geen ander geneesmiddel dan te komentot
wat Lukas ons hier aanwijst, dat Jezus Christus heeft willen besneden worden om deWet te vervullen, opdat w[j ervan bevrijd zouden worden. Weliswaar
is
Gods rfiIet nlet verbroken en vernietigd omte
zeggen, dat men ze heden niet behoeftte
houden en ziJ ons niet meer ten tegel is.De Wet van God heeÍt toch altfjd haar Euàg, nl. wat haar leer en onderrleht aangaat. Maar
wat
haar gestrengheid betreft, dewelke ,194was om ons ln den afgrond neer te storten, zie, die heeÍt opgehouden,
en God heeft niet gewild, dat
zij
heden heerschappii over ons zou hebben, zooals ziJ die zou hebben, al,swij er
niet van waren wiJ- gemaakt door het voorrecht, dat we hebben genoemd. Wanneer dan ook onze Heere ons Zijne geboden voorhoudt, hebben we op tu'ee dingente
letten, allereerst, datHij
onswil
onderwijzen, welke deware heiligheid
is,
opdat een iederniet
omzwerye naar eigen be doelingen, die men oproept. Leerenwij
dan de gehoorzaamheid aan onzen God zuiver te zien, zooalsHij
ons daarvan den weg aanwijst door Zijne Wet. Maar dan is er nog een tweede ding, nl. dat de Wet ons allen veroordeelt en ons aantoont, datwij
allen van God ver- worpen zijn, kortom, ziJ is voor ons een crimineel proces. En Paulus vergelijkt haar ook in Col. 2 met een publieke acte, waardoor wij be- zwaard, worden, evenals men de ontvangen inlichtingente
berdebracht tegen een boosdoener,
ja
het vonnis zelf, om hem te zeggen,dat
hii
reeds veroordeeld is. Zoo staat het dus met deld/et. Maar indezen hebben wij de toevlueht te nemen tot onzen Heere Jezus Chris- tus, wetend, dat, al
ztn
wiJ nog heel ver van de gewaagde volmaakt- heid en al hlnken wU bd ons loopen en doen zelÍs heel wat misstap- peh, wiJ desnlettemin door God zullen wiJgesproken worden, aange- zien onze Heere Jezus Christus ons vonnis op Zic}a genomen heeft enZich
vrijwillig
en naar eigenwil
met dien last beladen heeÍt, dienwij
onmogelijk konden dragen. Zietdaar in hoofdzaak, wat betreft de besnijdenis. En laten wij verder ook verstaan, dat heden de doop ons een getuigenis is, om ons te verzekeren, dat de dienstbaarheid, waar- mee de oude vaderen zijn bezwaard geweest, weggenomen is en dat zoodanigewijheid
onsis
verworven, dat wiJ met opgeheven voor- hoofd als Zijne kinderentot
God kunnen naderen. lvl/eliswaar hebben de oude vaderen die genadeweldaad met ons gemeen gehad, maar zewas hun niet
zoo volledig geopenbaard. Hedenzijn wij in
hetvolle
genot ingegaan, sedert onzelfeere
Jszus Christusin
onze plaats heeft willen treden; het is geschied, opdatwij
Satan konden belachen, ook al zijn wij arme zondaren, en opdat wiJ ons kunnen be- roemen, dat God ons aanneemt door Zdne genade, en opdat de Wet heden niet met zoo'n strengheid over ons heersche, dat ziJ ons ver- doemt, aangezien wiJ onze vrijspraak geheel gereed hebben in onzen Heere Jezus Christus.Nuwordtintusschengezegd,
dat ZiJn Naam werd
ge-naamd Jezus volgens hetgeen de engel
be-v o I e
n
h ad. Hier
zienwij,
dat hetbij
de Joden gewoonte was, 195de namen
te
geven, wanneer de kinderen besneden werden, zooals tegenwoordig, wanneer men ze doopt.Die
gewoonteis
dus niet nieuw, want zij werd reeds vóór de geboorte van Gods Zoon waarge- nomen. En inderdaad, wij hebben reeds boven gezegd, dat de namen den Joden hebben gediendtot
aanmaning, om hen op te wekken tot hetgeen de naam inhield. Zoo is Abraham aldus geheeten, opdat hij de genade Gods zou kennen, die hem bewezen was, nl. dat hij vader van alle geloovigen zou zijn.Nu
hebben ziJ, dielater
geboren zijn, niet iedervoor
zich opnieuw een naam bedacht, maar menheeÍt
de namen der vaders en der voorvaderen behouden, zooalswij
dat alin
LukasI
gezien hebben. Waar het dan zoo is, hebbenwij
op te merken, dat de Jodenaltijd dit
spoor hebben gevolgd,nl. dat
denamen dienden
tot
onderrichtingen
aansporingvan
hen,die
ze droegen, en daarom hebbenzi
ze met de besnijdenis gegeven, op-dat
de zaakte
meer kracht zou hebben, enzij,
die op de een of andere manier waren benoemd, wisten dat toen zij Gode waren aan- geboden,zij dit
onderpandder
aanneming hadden ontvangen, dat zij toen in het verbond Gods waren opgenomen. En daarom moet men erte
meer aandachtbij
hebben, wanneer een naam moetge
geven worden, opdat de kinderen,als zij tot
dejaren van
manoÍ
wouw gekomen zijn, zullen verstaan, dat zij niet maar eenvoudig gedooptzijn, maar ook, dat men hun
een aandenken gegevenheeft, opdat
zij
zouden erkennen, datzij
waarlijk behoorentot
het huis Gods. Oudtijds heeft men wel namen veranderd; bijv. als iemand werd geadopteerdof
wel iemand werduit
slavernijin wijheid
ge- steld,dan werd zijn
naam veranderd.Nu
ontvangenwij,
vóórwij
nog een naam hebben, de ware wijheidin
de kerk Gods, om tezijn
als Zijne huisgenooten, maar de naam komter
danlater
b\Jtot
sterkere bevestiging. Alzoo moetenal
degenen, die namen heb-ben, welke iets nuttigs beteekenen, om hen aan
te
sporentot
deweeze Gods en hen
in het
geloofin
onzen Heere Jezus Christuste
bevestigen,altijd
den naam dien ziJ dragen, met hun doop ver- binden.fntusschen hebben wij op te merken, dat er een speciale reden was bd Jezus Christus. rffant dikwijls zullen namen gegeven Worden naar den wensch der vaders, en de kinderen zullen
er niet
aan beant- woorden. Deze zal aan God gegeven en toegewdd worden, die allejuk
zal verwerpen; een ander zal genoemd wordenin
gedachtenis aan God of in gewaarwording van Zijnkracht
en zoo zijn er andere namen (wanthet
dient nergens toehier
een heelen vooffaad op 196te
noemen). En men zal toch zien, dater
slechts opstandigheid en verachting van Godis
en datzij
alle herinnering aan Hem willen begraven. Men zal zelfs zulken aantreffen, die een eervollentitel
hebben en toch aan de waarheid van dentitel
niet beantwoorden.Zoo
zqner
velen,die zich
Christelijkeen
Katholieke Koningen noemen,en
tochziet
menhet
tegenovergestelde. Anderen zullen zich betitelen als koningen van Antiochië en van Jeruzalem. En toch, wat hebben zij eraan? Het is alles slechts belachelijk. Zoo staat het ook met dezulken, die uitnemende en eerbare namen hebben en toch komenzij
niets na vanwat
hun namen inhouden en beteekenen.Laten
wij
dan opmerken, dat als de Zoon van God Jezus genoemdis, dit niet
geschiedis
naar de inbeelding van menschen noch op goed geluk af, maar het is geschied, omdat God Hem alzoo door denengel heeft genoemd.
Nu
hebbenwij
boven verklaard,wat
deze naam beteekent, nl. Zaligmaker. Zietdaar de hoofdsom van hetEvan' gelieen
bijgevolg van heelhet
geloof,dat wij
hebbente
komentot
het Koninkrijk der hemelen, hetwelk beslotenligt in dit
woordJezus. En waarom?
Dit
houdt in, datwij
allen verdoemelijk zijn endat er
geen middells om
onsuit de
ellende,waarin wd
ver' keeren,uit te
halen dan dat Jezus Christus onsis
besteld en Hij den titel van Zaligmaker draagt, om te toonen, dat geen verdoemeniszal
beletten,dat God ons als Ziin kinderen en
erfgenamenaanneemt. Ziet dan, welke de kracht is van den naam Jezus, nl. dat, wanneer
wij
alles aÍgeloopenen
aÍgeredeneerd hebben,en
ieder heeft onderzochtwat in
hem is,wij
bevinden zullen, datwii
ver' loren en veroordeeldzijn;
en dan, dat desniettemin onze zaligheid ons is bereid en God ze ons aanbiedt. En Jezus Christus, die onstot
Zich roept en zoo wiendeldk ons noodt, toont, dat HiJ niet tever- geeÍs Zaligmaker is, maar om het ons te doen gevÍaarworden' Als nu die naam Hem niet door God was gegeven, welke zou dan de zeker' heid van ons gelooÍ zijn en hoe zoudenwij
ons voordeel met dezennaam kunnen doen? Daarom heb
ik
danook
gezegd, dater
eenblzondere reden
in Ifem
was, dieHij
niet met de anderen gemeen heeft. Want ieder zal niet aan zijn naam beantwoorden. Maar JezusChristus ts, gelijk
Hij
het betuigt, de hoop vanal
degenen, die op Hem betrouwên. Zoo hebbenwij
dan twee zakenbij dit
Schrift' gedeelte opte
merken, en dat zal het besluitzijn:
ten eerste, dat Jezus Christus,in
de wereld gekomen zijnde, dadelijkhet
merk' teeken der zaligheid heeft meegebracht, als waser
een opgerichte banier en zeide Godtot
ons: Komt onder de schaduw dieIk u
ver' tgilr
tleen, en
gii
zult verlost worden van de verdoemenis, waarln grj ge-stort
werdt.ziet
dary hoewij
deze authentieke boodsch"p t'"t - d"r, engel moeten aannemen, die van God zelf gekomen is, en latenwij
weten, hoe God getrouw is, en dat allen, die op Hem hopen, niet zullen teleurgesteld worden, en dat deze naam van ?.aligmaker, die aan zrln Zoon gegeven is, zijn werking zal hebben en vervuld zal worden, mitswii
hemin
geloof aannemen. Denkenwii
er aan.Het tweede is, dat Jozef en Maria nagekomen zijn wat hun door den engel bevolen was, en
in
duen als getuigen en herauten van Gods genade geweest ziJn.wij
moeten dan erkennen de vaderlijke goed-heid Gods hierin, dat
Hij,
Die bevolen had, datZijn
eeniggeóren zoon zallgmaker werd genoemd, heeft gewild, dat dat ruchtbaar zou worden en datwij
het zouden weten, want anders zou het ons iriets gebaat hebben. Als Gods goedheid verborgen bleef, wat zou dat zdn?Aangezien
wij
doorhet
geloof ingang hebbenin het
Koninkrijk der hemelen, hebbenwij
ook noodig, dat het Evangelie ons bekend gemaaktwordt, dat
wU onderricht worden, waarom Gods Zoonin
de wereld gezonden ls, watHij
ons heeft aangebracht, en welkprofijt fij
nog heden ten dage van Hem hebben, Ziet dan, hetgeen ons aangetoond wordt, l{/anneer er staat, datHij
op den dag der be sniJdenis Jezus genaamd is, nl. dat niet alleen de engel dien naam heeft aangebracht, maar ook, dat hiJ heel opmerkelijkis,
als een openbrief
zooals men zegt, en dat God gewild heeft, dat kleinen en grooten zouden weten, waarom GodZijn
z-oonin
de wereld had gezonden. Laten wiJ dan zoozeer winst doen met den naam Jezus,dat daarin
ligt
al ons vergenoegen en onze weugde, gersk we reedshebben gez,egd,,
dat
de hoofdsom des Evangelies Aaaróp slaat en heelhet
wezenliJke onzer za.ligheid daarinis
besloten-Niet
dat wS ze daarin hebben te zoeken gelijk de papisten, maar wd moetende kracht
grUpen,die er
mee verbondenis,
en, nadatwii
onze armoede hebben leeren kennen en wiJ,wat
ons zelf betreft, geen hoop meer hebben, tochniet
nataten moedte
vatten,err,'*a"r wij
Gocls Zoon hebbentot
een zoo goed en zeker bnderpand, b+sluiten, dat God niet zal aflaten ons
te
houden voorzijn
kit deren.En
waarom? Omdater
zaligheidis in Zijn
Zoonen Hij niet
in't
Mlde weg spreekt, en Juist gewild heeft dat die Naam bekend zou worden, en dat wu zoodanige overtuiging zouden hebben, dat het is om onÉi door daden te toonen, dat heelemaal, zooals HiJ ons belooÍd heeft' datwii
verlost zullen worden van de verdoemenls, $ranneer wil ons vertrouwen stellen inZjn
eenigen Zoon, IIiJ ook zoo Zijn arm198
heeft uitgestrekt om
te
vervullen enuit te
voeren, watHij
heeft gv.egd.Ziet
danin
hoofdzaak, hoewlj
nog hedenten
dage den Naam Jezus moeten hebben als een hoofdsom van het Evangelie, en (gelijkik
gezegd heb), wanneer wiJ er op vertrouwen, zij het onseen
vesting niet
alleenom alle
aanvallenvan
Satan,van
de ongeloovigen en aÍgodendienaarsaf
te slaan, maar om ook het heil te smaken, dat God ons er in aanbiedt; en datwij
weten, hoe JezusChristus onzn Zaligmaker is, d.w.z. dat HiJ voor ons aan den dood
ls
prijsgegevenen
datHij
voldaan heeft vooral
onze zonden en ongerechtighedenen dat Hij
opgewektis tot
onze rechtvaardig- making; datwtj
nu ons levenin
ZSn hand stellen, wetend dat Hij er zulk een zorg voor dragen z,al, datwij
door Zijn toedoen van eenveel beter leven deelgenoot worden gemaakt. Ons verlost hebbend
uit
helsche smarten, geeftHij
onsnu
toegangtot
de hemelscheerfenis, welke HiJ ons verworïren heeÍt en van welks bezit wiJ
be
hooren verzekerdte
zijn, totdat God ons heeft getrokkenuit
dezewereld en heeft vergaderd
tot
Zich, en hetgeenwij
heden gelooven, ons geopenbaard wordt.199