• No results found

werkers en zelfs tot handelingsverlegenheid op de werkvloer. Het is belangrijk dit te doorbreken, om zo de verbindende opdracht van het jongerenwerk te kunnen blijven realiseren.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "werkers en zelfs tot handelingsverlegenheid op de werkvloer. Het is belangrijk dit te doorbreken, om zo de verbindende opdracht van het jongerenwerk te kunnen blijven realiseren."

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van faciliteren naar verbinden

In de huidige pedagogische civil society hebben niet alleen ouders, maar ook opvoedprofessionals en -vrijwilligers, een taak in de opvoeding van jongeren. In dit essay bekijken we de pedagogische opdracht van één van de spelers in het jeugdveld nader: het jongerenwerk.

De pedagogische opdracht van het jongerenwerk heeft de afgelopen jaren een hoge vlucht genomen, het is veel meer dan alleen het aanbieden van gezellige activiteiten. Er ligt voor jongerenwerkers zowel de opdracht in het versterken van de krachten van individuele jongeren, als in het bij elkaar brengen van mensen in de wijk of stad. In de praktijk blijkt dat deze brede pedagogische opdracht kan leiden tot dilemma´s bij jongeren-

werkers en zelfs tot handelingsverlegenheid op de werkvloer. Het is belangrijk dit te doorbreken, om zo de verbindende opdracht van het jongerenwerk te kunnen blijven realiseren.

www.verwey-jonker.nl/wmoinnovatiebank

Susan Ketner Meta Flikweert Majone Steketee

Es say

Wmo Essay

Wmo Kenniscahier Wmo Instrumenten

07

De pedagogische opdracht van het jongerenwerk

Es

Es say say

Verwey-JonkerInstituutVan faciliteren naar verbinden | Susan Ketner Meta Flikweert Majone Steketee

Tegenstellingen in wijken kunnen leiden tot onderlinge irritaties tussen bewoners, tot vermijding en isolatie, en gevoelens van vervreemding. Om polarisatie in wijken te voorkomen is het belangrijk meer te weten over de risico- en beschermingsfactoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van spanningen. In dit essay beschrijven we deze factoren en gaan we in op het vroegtijdig signaleren van spanningen in wijken. Bovendien geven we aanknopingspunten voor beleidsmakers op basis van de Wmo om spanningen te voorkomen en tegen te gaan. In de eerste plaats gaat het om een integrale aanpak van risicofactoren in de buurt.

Ten tweede dient er een actieve rol te zijn voor bewoners, waarbij zij zich gesteund weten door publieke instanties.

Tot slot moet de informele sociale controle in de buurt worden versterkt.

Spanningen in buurten | Ron van Wonderen

Ron van Wonderen

09

Spanningen in buurten

Aangrijpingspunten voor beleid vanuit de Wmo

(2)

November 2011 Ron van Wonderen

Spanningen in buurten

Aangrijpingspunten voor beleid vanuit de Wmo

(3)
(4)

Inhoud

1 Inleiding 5

Wat is ‘polarisatie‘? 6

Polarisatie als proces 7

2 Visie en aanpak van polarisatie

in gemeenten 9

3 Risico- en beschermingsfactoren

spanningen in buurten 16 Meetinstrument polarisatie in buurten 16

Onderzoeksresultaten 18

4 Aanknopingspunten vanuit de Wmo 29 Integrale aanpak van risicofactoren 29 Actieve rol voor bewoners,

mits ondersteund 33

Literatuur 38

(5)
(6)

Verwey- Jonker Instituut

Inleiding 1

In het integratiedebat klinkt een hardere toon. Een gevolg is dat het waarborgen van de sociale samenhang in het lokale beleid centraal is komen te staan. Uit studies van het Verwey-Jonker Instituut naar polarisatie tussen bevolkingsgroepen in buurten blijkt echter dat over polarisatie veel misverstanden bestaan. We hebben in grote, middelgrote en kleine gemeenten bij beleid- smakers en wijkprofessionals geïnventariseerd hoe en in hoeverre het begrip polarisatie ingang vindt.1 De betekenissen die zij geven aan het begrip polarisatie variëren sterk. ‘Polarisatie’ is net zoals ‘sociale cohesie’

en ‘sociaal vertrouwen’ in de gemeentelijke praktijk een containerbegrip. Polarisatie tussen bevolkingsgroepen wordt vaak geassocieerd met radicalisering en veilig- heidsproblemen (incidenten), zoals de spanningen tussen Marokkaanse en Molukse jongeren in Culemborg (2009).

Uit onze grootschalige bewonersonderzoeken naar polarisatie blijkt echter dat in buurten ‘onderhuidse fricties en spanningen’ veel vaker voorkomen.

Om effectief beleid te kunnen ontwikkelen voor het voorkomen en tegengaan van spanningen in buurten is het belangrijk inzicht te verwerven in de factoren die deze spanningen kunnen tegengaan, of juist aanwakke- ren. In dit essay identifi ceren we deze factoren. We zullen beargumenteren dat deze factoren relevant zijn binnen de kaders van de Wet maatschappelijke onder-

1 Van Wonderen & Magry, 2008.

(7)

steuning (Wmo). We adviseren (beginnende) polarisatie- processen integraal aan te pakken door een verbinding van veiligheid met andere beleidsterreinen. Hierbij geldt dat oorzaken én oplossingen voor groeiende tegenstel- lingen tussen bevolkingsgroepen primair te vinden zijn op het niveau van de buurt. We verkennen welke mogelijkheden gemeenten hebben om het vertrouwen tussen bevolkingsgroepen in buurten te vergroten, en om polarisatie tegen te gaan. We maken duidelijk dat de Wmo, in het bijzonder prestatieveld 1, gemeenten hiervoor aangrijpingspunten biedt. De Wmo beoogt namelijk niet alleen de zelfredzaamheid van kwetsbare burgers en hun deelname aan de samenleving te bevorderen, maar ook de sociale samenhang en leef- baarheid in ‘wijken en buurten’ te versterken.

Allereerst gaan we in dit essay in op het begrip polarisatie en de fasen van het polarisatieproces.

Vervolgens bespreken we de resultaten van een studie naar de visies van gemeenten op de aard en oorzaken van spanningen in buurten en op de aanpak hiervan. Ten derde beschrijven we de belangrijkste risico- en

beschermingsfactoren die volgens wetenschappelijk onderzoek een rol kunnen spelen bij het ontstaan van spanningen in buurten. Tot slot gaan we in op vroegtij- dige signalering van spanningen in de buurt, en geven we aanknopingspunten voor beleid vanuit de Wmo.

Wat is ‘polarisatie‘?

Het Verwey-Jonker Instituut en de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam hebben, in samenwerking met de leerstoel Veiligheid en Burger- schap van de Vrije Universiteit, in de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de verschijningsvormen,

(8)

oorzaken en aanpakken van polarisatieprocessen in buurten2. Een belangrijke doelstelling van deze onder- zoeken was om een bijdrage te leveren aan het opvullen van de kennislacune over dit onderwerp. In tegenstelling tot de processen die aan sociale cohesie en vertrouwen in buurten ten grondslag liggen, zijn er vooralsnog weinig empirische studies verricht naar verklarende factoren voor polarisatieprocessen op buurtniveau. Een andere doelstelling was om een meetinstrument te ontwikkelen en te valideren voor het vroegtijdig

signaleren van polarisatie door informatie van bewoners.

Polarisatie als proces

Polarisatie tussen bevolkingsgroepen vindt vaak langs etnische lijnen plaats. Bovendien is er sprake van verschillende fasen in de ontwikkeling van polarisatie.

De defi nitie van polarisatie die hierop aansluit en die wij overnemen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is: De verscherping van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving die kan resulteren in spanningen tussen deze groepen en toename van segregatie langs etnische en religieuze lijnen. In dit essay spitsen we de defi nitie toe op tegenstellingen en spanningen tussen bevolkingsgroe- pen in buurten, opdat deze goed aansluit bij actuele beleidsvragen op lokaal niveau.

Polarisatie tussen bevolkingsgroepen kent meerdere aspecten, die als een proces kunnen worden opgevat.3 Bevolkingsgroepen denken steeds negatiever over

2 Boutellier et al, 2007; Broekhuizen en Van Wonderen, 2010.

3 Van Wonderen, 2008; Trendanalyse polarisatie en radicalisering, 2009.

(9)

elkaar. Dit kan resulteren in spanningen. Deze spannin- gen zijn niet direct zichtbaar in de vorm van incidenten;

vaak is er sprake van onderhuidse spanningen. Uiteinde- lijk kan polarisatie zichtbaar worden door gedrag. Denk aan bekladding, intimidatie en bedreigingen. Maar ook subtieler gedrag, zoals het ontwijken van contact, stigmatiseren en pesten.

(10)

Verwey- Jonker Instituut

Visie en aanpak van polarisatie in 2

gemeenten

Hoe kijken gemeenten aan tegen polarisatie en een gebrek aan vertrouwen tussen bevolkingsgroepen en hoe geven ze uitvoering aan de aanpak hiervan? Zowel op landelijk als op lokaal niveau is de focus op het waarbor- gen van de sociale samenhang sterk toegenomen. Een van de factoren waardoor de sociale samenhang in de samenleving wordt bedreigd, is de oplopende spanning tussen bevolkingsgroepen. De AIVD formuleerde het enkele jaren geleden als volgt: ‘De grootste dreiging voor de Nederlandse democratische rechtsorde is momenteel het bestaan van een breed sociaal-maat- schappelijk probleem, waar in een sfeer van frustratie over de Nederlandse ‘multiculturele’ samenleving zowel van autochtone als van allochtone zijde interetnische confrontaties worden uitgelokt. Aanhoudende interetni- sche confrontaties kunnen op termijn de cohesie in de Nederlandse samenleving bedreigen.’

De urgentie voor het tegengaan van deze spanningen lezen we terug in het Actieplan polarisatie en radicalise- ring 2007-2011 dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken opstelde in samenwerking met de VNG, diverse gemeenten en betrokken bewindspersonen. Dit plan noemt polarisatie een bedreiging voor de sociale samenhang en de onderlinge solidariteit. De aanpak van polarisatie moet volgens het plan op lokaal niveau worden ontwikkeld. Gemeenten krijgen de taak om

(11)

samen met professionals beleid op te zetten dat is gericht op preventie, signaleren en interveniëren. Het is de vraag in hoeverre de extra focus op sociale samen- hang, en op het voorkomen en tegengaan van polarisa- tie, is terug te zien in het gemeentelijk beleid. Een overkoepelende aanpak van beide thema’s zou goed passen, aangezien de preventieve aanpak van polarisatie veel raakvlakken heeft met sociale samenhang en het verbinden van mensen.

Toen wij gemeenten benaderden voor deelname aan een onderzoek naar het beleid om polarisatie te voorko- men (alleen gemeenten met minimaal 15% inwoners van niet-westerse herkomst) viel ons op dat veel gemeenten menen dat er in hun gemeente geen sprake is van polarisatie tussen bevolkingsgroepen. De betekenissen die gemeenten geven aan het begrip polarisatie lopen sterk uiteen. Overduidelijk is er geen sprake van een ingeburgerde defi nitie van het begrip ‘polarisatie’.

Polarisatie wordt geassocieerd met radicalisering, terreur en ongeregeldheden in probleembuurten. Toen wij vervolgens doorvroegen of in gemeenten wel eens sprake is van ‘spanningen tussen bevolkingsgroepen’

vonden de meeste gemeenten dat de spanningen ‘wel mee vallen’. Daarbij werd gerefereerd aan zichtbare incidenten, men heeft weinig zicht op eventuele onderhuidse spanningen. Geïnterviewden in gemeenten hebben moeite met het gebruik van het woord ‘polarisa- tie’. Men redeneert dat er nauwelijks sprake is van

‘polarisatie’ maar dat er wel ‘tegenstellingen’ bestaan tussen bevolkingsgroepen. In Den Haag was bijvoorbeeld bewust gekozen om het woord polarisatie binnen de gemeente bij voorkeur niet te gebruiken. Door in het debat genuanceerde taal te gebruiken en door de nadruk te leggen op ‘overeenkomsten in plaats van verschillen’

hopen gemeenten polarisatie juist te voorkomen.

(12)

Welke vormen van tegenstellingen en spanningen worden in de gemeenten gesignaleerd?

Een opvallende bevinding is dat de geïnterviewden van gemeenten niet alleen tegenstellingen en spanningen tussen allochtone en autochtone bewoners signaleren, maar ook – en misschien wel vooral - tegenstellingen en spanningen tussen allochtone bevolkingsgroepen onderling. In sommige gemeenten zijn spanningen tussen Molukkers en Marokkanen, tussen Turken en Molukkers, tussen Marokkanen en Antillianen of Surina- mers. Bovendien bestaan er spanningen tussen allochto- nen uit traditionele niet-westerse herkomstlanden en allochtonen uit ‘nieuwe herkomstgebieden’, zoals Afrika- nen en Oost-Europeanen.

Naast spanningen tussen mensen van verschillende etnische herkomst zijn er nog enkele vormen van spanningen genoemd in de interviews. Zo kan binnen bepaalde buurten sprake zijn van spanningen tussen oudkomers en nieuwkomers. Deze spanningen komen voor in wijken die door herstructurering van het woningaanbod snel van samenstelling veranderen. De oorspronkelijke bewoners zien hun vertrouwde wijk veranderen en verzetten zich tegen de komst van nieuwe bewoners, stellen zich gesloten op en hebben moeite zich aan te passen aan de nieuwe situatie.

Nieuwe bewoners willen zich over het algemeen wel aanpassen, maar zoeken door de weerstand hun sociale leven soms liever buiten de wijk. Andere ‘groepen’ die worden genoemd in relatie tot spanningen in wijken zijn huurders versus kopers, vooral in buurten waar koop en huurwoningen dicht op elkaar staan; en jongeren versus ouderen.

Onze inventarisatie toont aan dat tegenstellingen en spanningen in buurten tussen allerlei bevolkingsgroepen

(13)

kunnen voorkomen. Deze tegenstellingen resulteren volgens vrijwel alle geïnterviewden slechts incidenteel in confl icten waarbij sprake is van agressie en onrust. Over het algemeen vermijden allochtonen en autochtonen het confl ict en leven ze voornamelijk langs elkaar heen. De spanningen tussen bevolkingsgroepen sluimeren voorna- melijk onderhuids voort en worden niet snel uitgespro- ken. De gepolariseerde houding van autochtonen komt vooral bovendrijven in het stemgedrag of bij protest wanneer tegenstellingen tussen allochtonen en autochto- nen in de directe woonomgeving voelbaar worden. Zo is de bouw van een moskee een erkende ‘trigger’ voor toenemende spanningen tussen allochtonen en autochto- nen. Als het al komt tot zichtbare onrust dan zijn hierbij vaak jongeren betrokken. Ze beledigen, intimideren en bedreigen mensen van andere bevolkingsgroepen, waardoor ze een gepolariseerde sfeer in de buurt creëren of versterken.

Voedingsbodems voor spanningen en afnemend sociaal vertrouwen?

In de interviews zijn verschillende voedingsbodems voor spanningen en afnemend vertrouwen tussen bevolkings- groepen genoemd. Spanningen en afnemend vertrouwen tussen bevolkingsgroepen ontstaan volgens veel geïnter- viewden wanneer leefstijlen van verschillende bevol- kingsgroepen in een buurt botsen. Onenigheid over hoe iemand zijn voortuintje onderhoudt, het bezit van huisdieren en geluidsoverlast kunnen in een buurt voor ruzies en negatieve houdingen tussen leden van verschil- lende bevolkingsgroepen zorgen. De spanningen die voortkomen uit confl icterende leefstijlen zijn vaak moeilijk bespreekbaar. Dit komt onder meer door taal- en culturele verschillen, en uit angst voor de reactie bij het aanspreken van overlastgevers. De geïnterviewden

(14)

geven hierbij aan dat de bevolkingsgroepen elkaar meestal nauwelijks kennen en dat ze elkaar voorname- lijk beoordelen op basis van vooroordelen. Gepolariseer- de verhoudingen in buurten zijn verder vaak gerelateerd aan overlast van jongeren. Op straat rondhangende jongeren zorgen met veel lawaai en agressief gedrag voor een onprettige sfeer op straat. Buurtbewoners ontwikkelingen een negatieve houding tegenover de bevolkingsgroepen waartoe de jongeren behoren. Het gedrag van de jongeren wordt door buurtbewoners ook vaak gezien als een bevestiging van het negatieve beeld dat ze al hadden over bepaalde bevolkingsgroepen.

Het negatieve klimaat rond bepaalde bevolkingsgroe- pen, waarbij de nadruk voortdurend ligt op tegenstellin- gen, versterkt volgens vrijwel alle geïnterviewden de spanningen tussen bevolkingsgroepen. Mediaberichtge- ving over bepaalde bevolkingsgroepen en het soms harde integratiedebat zijn daarbij niet primair de veroorzakers, maar wel de versterkers van het negatieve klimaat, onderlinge tegenstellingen en spanningen.

Politieke confl icten en internationale strijdtonelen zijn in Nederlandse buurten soms aanleiding tot spanningen tussen bevolkingsgroepen.

Tot slot is de sociaal economische positie van mensen en de persoonlijke leefsituatie volgens sommige geïnterviewden ook een belangrijke voedingsbodem voor polarisatie. Mensen met een zwakke sociaal economische positie hebben over het algemeen meer moeite te participeren in de maatschappij, wat kan resulteren in fi nanciële armoede en sociale uitsluiting.

De onzekerheid, frustratie en problemen die dit met zich mee brengt zorgt ervoor dat mensen zich eerder tegen andere bevolkingsgroepen in de maatschappij keren. Mensen die een prettige leefsituatie ervaren,

(15)

zullen vaak een meer open houding naar andere groepen in hun omgeving aannemen.

Beleidsmatige aandacht en aanpakken

We hebben geïnventariseerd in hoeverre en op welke wijze gemeenten beleidsmatige aandacht geven aan het voorkomen van polarisatie. In de meeste gemeenten is geen specifi ek beleid voor de aanpak van ‘polarisatie’, ook niet indien de gemeente polarisatie defi nieert als spanningen tussen bevolkingsgroepen. De aanpak van polarisatie is volgens de geïnterviewden indirect onderdeel van regulier beleid, en is terug te vinden binnen verschillende beleidsterreinen. Vanwege de relatie tussen polarisatie en radicalisering krijgt

‘polarisatie’ volgens de geïnterviewden vooral aandacht vanuit het veiligheidsbeleid. De laatste jaren is echter een accentverschuiving zichtbaar. Geïnterviewden zien in de gemeenten een toenemende aandacht voor een preventieve aanpak van spanningen tussen bevolkings- groepen. Binnen gemeentelijke beleidsterreinen als welzijn, jeugd, sociale zaken en onderwijs worden steeds meer mogelijkheden gezien voor een preventieve aanpak van spanningen. Gemeenten koppelen dit dan ook vaak aan nota’s die de nadruk leggen op het bevorderen van sociale samenhang.

Ontwikkelingen op het internationale en nationale niveau, zoals terrorisme, angst voor de islam, beeldvor- ming en een verhard politiek klimaat, zijn op lokaal niveau nauwelijks te beïnvloeden. Gemeenten kunnen wel actie ondernemen op omstandigheden en ontwikke- lingen die bevolkingsgroepen uit elkaar kunnen drijven op lokaal niveau. Zo kunnen gemeenten tot op zekere hoogte de sociaaleconomische leefomstandigheden van mensen verbeteren. Gemeenten zijn hiervoor echter ook afhankelijk van geld en beleid vanuit de nationale

(16)

overheid. De beste mogelijkheden voor gemeenten voor een effectieve aanpak van tegenstellingen en spannin- gen liggen bij maatregelen op buurtniveau. Spanningen tussen bevolkingsgroepen die primair voortkomen uit confl icterende leefstijlen, fragiele sociale samenhang en overlast dienen op buurtniveau te worden aangepakt.

Projecten die zich in buurten specifi ek richten op het voorkomen van spanningen zijn er in gemeenten echter niet of nauwelijks. Wel bestaan er veel al lopende projecten op het gebied van het bevorderen van sociaal vertrouwen en het binden van bevolkingsgroepen, die volgens geïnterviewden kunnen bijdragen aan het tegengaan van spanningen. Eigen initiatief, ontmoeting en dialoog staan centraal in deze projecten. Veel van de projecten die gericht zijn op het verbinden van bevol- kingsgroepen zullen in de toekomst worden ingepast in de Wmo. Geïnterviewden zien op dit gebied raakvlakken tussen de Wmo doelstellingen en de bestrijding van spanningen. Vooral het eerste prestatieveld biedt aanknopingspunten.

(17)

Verwey- Jonker Instituut

Risico- en beschermingsfactoren 3

spanningen in buurten

Wat zijn volgens wetenschappelijk onderzoek de belangrijkste risico- en beschermingsfactoren die het ontstaan van spanningen in buurten aanwakkeren of belemmeren? In deze paragraaf geven we een antwoord op deze vraag.

Meetinstrument polarisatie in buurten

Om te bepalen welke factoren een rol spelen bij polarisatie in buurten, heeft de Amsterdamse Dienst Onderzoek en Statistiek in samenwerking met het Verwey-Jonker Instituut in 2010 analyses uitgevoerd op de gegevens van de Amsterdamse Veiligheidsmonitor.

Deze monitor wordt jaarlijks afgenomen onder inwoners van de politieregio Amsterdam-Amstelland. In de Amsterdamse Veiligheidsmonitor is sinds 2008 een blok van zeven items opgenomen dat betrekking heeft op het samenleven in buurten. Vijf items meten vertrouwen in de buurt, twee items hebben expliciet betrekking op polarisatie in buurten. Deze zijn door ons als volgt gedefi nieerd:

In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ik niet 1.

zo positief over denk.

Ik voel wel eens spanningen met buurtgenoten die 2.

uit een andere cultuur dan ikzelf afkomstig zijn.

(18)

Een andere doelstelling van dit onderzoek was om een uitgebreid meetinstrument te ontwikkelen en te valideren voor vroegtijdige signalering van polarisatie.4 Dit instrument meet:

De verschillende fasen van polarisatie (onprettig

gevoel, spanningen, contactvermijding).

Specifi eke achtergronden en verklaringen voor

polarisatie, zoals spanningen als gevolg van:

verschillen in omgangsvormen tussen bevolkings-

groepen;

jongerenoverlast;

religieuze of culturele verschillen;

botsende opvattingen over hoe te gedragen in de

• buurt;

botsende opvattingen over het schoonhouden van

de buurt.

Dit polarisatiemeetinstrument is inmiddels opgenomen in de Amsterdamse Veiligheidsmonitor (per september 2010). In de komende jaren komt hierdoor kennis beschikbaar over mogelijke polarisatieprocessen voor alle Amsterdamse buurtcombinaties en de gemeenten rondom Amsterdam. Het Verwey-Jonker Instituut heeft het polarisatiemeetinstrument daarnaast begin 2011 ingezet in bewonersonderzoeken in diverse andere gemeenten om het samenleven van bevolkingsgroepen in buurten te onderzoeken. Hieronder vatten wij de belangrijkste resultaten van deze onderzoeken samen.

4 De ontwikkeling van het uitgebreide polarisatie

meetinstrument beschrijven wij in het rapport Samenleven met verschillen. Over de ontwikkeling van een instrument om polarisatie en vertrouwen in buurten te meten (Broekhuizen & Van Wonderen, 2010).

(19)

Onderzoeksresultaten

Ongeveer 5% van de bewoners in kleine gemeenten, en tot 20% van de bewoners in steden is het eens met de stellingen die polarisatie in de buurt representeren. Ter illustratie: uit het onderzoek in 2010 in Amsterdam blijkt dat 21% van de bewoners het eens is met de stelling ‘In deze buurt wonen bevolkingsgroepen waar ik niet zo positief over denk’ en 19% is het eens met de stelling ‘Ik voel wel eens spanningen met buurtgenoten die uit een andere cultuur dan ikzelf afkomstig zijn’. Amsterdamse stadsdelen en buurten verschillen sterk in polarisatie- scores. Zo fl uctueert het aandeel respondenten dat zegt dat er in de buurt bevolkingsgroepen wonen waar hij/zij niet zo positief over denkt tussen de 8% en bijna 35%. En bij sommige buurten is er zelfs nog meer spreiding in de scores. In verschillende buurtcombinaties geeft tot 40%

van de bewoners aan niet positief te denken over andere bevolkingsgroepen in buurt, en tot 36% van de bewoners geeft aan wel eens spanningen te ervaren met buurtgenoten uit andere culturen. Ook in middelgrote en kleine steden bestaan wijken die hoog scoren op het voelen van spanningen met buurtgenoten uit andere culturen, oplopend tot 30% van de bewoners.

Hoge scores op polarisatie (bewoners denken gemiddeld minder positief over andere bevolkingsgroe- pen en ervaren meer gevoelens van spanningen tegen- over buurtbewoners uit andere culturen) hangen vooral samen met:

Verloedering, sociale overlast en onveiligheid. Vooral

aan jongeren gerelateerde overlast speelt hierbij een belangrijke rol. Belangrijk om op te merken is dat het niet de feitelijke criminaliteit en overlast betreft, maar de door bewoners (subjectief) ervaren criminaliteit en overlast in de buurt.

(20)

Botsende opvattingen over het schoonhouden van de

buurt.

Botsende normen en waarden over wat wel en niet

kan in de buurt.

Verschillende opvattingen over het opvoeden en

toezicht houden op kinderen (er zijn meer spannin- gen tussen bewoners bij tekortschietend toezicht).

In buurten waar veel etnische groepen samenleven,

is sprake van hogere scores op polarisatie tussen bevolkingsgroepen. Ook een hoger aandeel niet- westerse allochtonen in een buurt hangt samen met meer polarisatie.

In buurten waar het gemiddelde opleidingsniveau hoger is, het gemiddelde huishoudeninkomen hoger en het aandeel niet-werkende werkzoekenden lager, is minder sprake van polarisatie. Samengevat: hoe hoger de sociaal economische status van de buurt, des te minder polarisatie.

Tot slot: Beschermende factoren die het ontstaan van polarisatieprocessen in een buurt tegengaan zijn het beleid in de buurt en het optreden van de politie, in het bijzonder de wijkagent.

In het volgende schema vatten we de resultaten van de onderzoeken naar risico- en beschermende factoren voor polarisatie in buurten nog eens samen.

(21)

Schema

Risicofactoren polarisatie:

Ervaren overlast en jeugdcriminaliteit; gebrek aan effectieve sociale controle

Botsende leefstijlen en verschillende opvattingen over hoe te gedra- gen in de buurt

Hoge etnische diversiteit

Gebrek aan publieke familiariteit; vervreemding Lage sociaal-economische status

Beschermingsfactoren polarisatie:

Optreden politie Beleid in de buurt

We lichten de risicofactoren voor polarisatie in wijken hieronder toe.

Ervaren overlast en onveiligheid; gebrek aan eff ectieve (informele) sociale controle

In buurten met veel fysieke overlast (graffi ti, verloede- ring) en sociale overlast (burenoverlast, rondhangende jongeren, drugs- en drankoverlast) en kleine, zichtbare criminaliteit (zoals vernielingen) staat het vertrouwen en de verstandhouding tussen bevolkingsgroepen onder druk. Buurtgerelateerde overlast en criminaliteit vergroot de kans op het ontstaan van spanningen op twee manieren.

In de eerste plaats hangt polarisatie in buurten sterk samen met aan jongeren gerelateerde overlast en onveiligheid. Groepjes jongeren die rondhangen in de openbare ruimte dragen bij aan ‘het niet thuis voelen op straat’ van buurtbewoners en het niet kunnen inschat-

(22)

ten van anderen (mistrust).5 Omdat allochtone jongeren oververtegenwoordigd zijn in jeugdgroepen die rondhan- gen in de buurt, en relatief vaak zijn betrokken bij zichtbare overlast en criminaliteit in de publieke ruimte, kan dit de negatieve beeldvorming over bepaalde bevolkingsgroepen vergroten.

In de tweede plaats ondermijnen sociale overlast en verloedering de effectiviteit van de sociale organisatie in de buurt. Sociale organisatie wordt gedefi nieerd als het onvermogen om gemeenschappelijke waarden te realiseren en om effectieve sociale controle hierop uit te oefenen.6 Een gebrek aan sociale organisatie in een buurt resulteert in een tekortschietende informele sociale controle (‘bewoners die elkaar op hun gedrag aanspreken of corrigeren’). Bewoners dienen bereid te zijn om elkaar aan te spreken op hun gedrag. Dan moeten ze erop kunnen vertrouwen dat ook andere buurtbewoners bereid zijn om in te grijpen als dat nodig is.7

In buurten met veel sociale overlast en verloedering is informele sociale controle niet meer vanzelfsprekend.

Het risico ontstaat dat overlastgevend gedrag ‘normaal’

gevonden gaat worden, wat de drempel verhoogt om elkaar aan te spreken. Bovendien belemmeren anonimi- teit en culturele- en taalverschillen onderlinge commu- nicatie over (on)gewenst gedrag in de buurt. Veel mensen in vooral multiculturele buurten weten niet goed ‘hoe’ de ander aan te spreken, of durven dit niet, men weet niet welke reactie men kan verwachten.

Onderlinge irritaties worden niet uitgesproken. Overlast- situaties en verloedering ondermijnen bovendien het

5 Zie bijvoorbeeld Blokland, 2007.

6 Morenoff, Sampson & Raudenbush, 2001.

7 Bolt, Van Kempen & Van Beckhoven, 2008.

(23)

veiligheidsgevoel, niet omdat de situaties allemaal zo ernstig zijn, maar omdat ze het idee laten postvatten dat de straat ‘niemandsland’ is en dat het samenleven zelf is aangetast.8

Botsende leefstijlen

Het gaat bij ‘botsende leefstijlen’ in een buurt onder meer om het verschillend denken over het schoonhou- den van de buurt; om botsende normen en waarden over wat wel en niet kan in de buurt; en om verschil- lende opvattingen over het opvoeden en toezicht houden op kinderen (er zijn meer spanningen tussen bewoners bij tekortschietend toezicht). In buurten met een grote diversiteit aan bevolkingsgroepen zijn er minder waarden en normen die vanzelfsprekend gedeeld worden, wat tot onduidelijkheid, ontoelaatbaar gedrag, veel ergernis en gevoelens van onveiligheid kan leiden.9 Het samenleven in de buurt hangt mede af van de mate waarin er gelijkgerichte opvattingen bestaan over (ongeschreven) regels in de buurt. Ongeschreven regels gaan over gewenst gedrag (bijvoorbeeld het elkaar groeten), maar gaan ook ongewenst gedrag tegen. Veel gehoorde confl icten over wat er wel en niet ‘hoort’ in de openbare ruimte betreffen het schoonhouden van semi-private (trappenhuizen, portieken) en publieke ruimten, het verkeerd aanbieden van huisvuil, en het tot

‘s avonds laat buitenspelen van (allochtone) kinderen.

Etnische diversiteit

Verschillende theorieën zijn van toepassing op de relatie tussen etnische diversiteit, wederzijdse beeldvorming en relaties tussen bevolkingsgroepen. De sociale identifi - catie theorie stelt dat er geen sprake hoeft te zijn van

8 Van Stokkom, 2008.

9 Bolt & Torrance, 2005.

(24)

een werkelijk (belangen)confl ict voor het ontstaan van negatieve denkbeelden en spanningen tussen bevol- kingsgroepen.10 Enkel door de aanwezigheid van meer- dere bevolkingsgroepen ontstaan negatieve verhoudin- gen in de buurt. Bewoners identifi ceren zich met de eigen groep, omdat individuele leden van de eigen groep grotendeels dezelfde kenmerken hebben, bijvoorbeeld dezelfde religie. De groepen waarmee men zich het minst identifi ceert hebben kenmerken die het minst lijken op die van de eigen groep, en worden het meest negatief beoordeeld. In buurten met een grote diversi- teit aan etnische groepen, zullen volgens de sociale identifi catietheorie de tegenstellingen tussen de verschillende etnische groepen zich versterken. Dit komt tot uitdrukking in ‘wij-zij denken’ tussen de groepen, dat weer resulteert in een negatievere houding ten aanzien van elkaar. Ook de realistische confl ict theorie voorspelt in etnisch diverse buurten meer wij-zij tegenstellingen. Competitie om schaarse goederen en de perceptie van dreiging leiden tot een negatieve,

vijandige houding ten opzichte van andere (etnische) groepen.11

De contacthypothese stelt daarentegen dat bestaan- de vooroordelen en stereotypen tussen bevolkingsgroe- pen juist zullen verminderen naarmate interpersoonlijk contacten tussen de betreffende groepen toenemen.12 De kans op vermindering is het grootst als het weder- zijds contact frequent, langdurig en gevarieerd is. In tegenstelling tot de realistische confl icttheorie gaat de contacthypothese uit van een positieve invloed van etnische diversiteit op het aantal inter-etnische contac-

10 Tajfel, 1982; Turner, 1999.

11 Sherif, 1967; LeVine & Campbell, 1965.

12 Allport, 1954; Pettigrew, 1998.

(25)

ten en daarmee op etnische tolerantie. Het achterlig- gende idee is dat buurtbewoners in buurten met een diverse etnische samenstelling meer ontmoetingskansen hebben en daarmee meer kansen om elkaar beter te leren kennen.

De laatste jaren zijn er echter ook tegengestelde effecten van intergroepscontact gevonden, waardoor er twijfel is gerezen over de algemene geldigheid van de contacthypothese. Meer contact leidt niet altijd tot acceptatie en tolerantie. Onderzoek in Nederlandse buurten met veel verschillende etnische groepen13 wijst uit dat ontmoetingen tussen leden van verschillende bevolkingsgroepen ongeconditioneerd zijn en een vluchtig karakter hebben. Het blijkt dat mensen die op deze wijze met elkaar in contact komen daarin juist een bevestiging kunnen vinden van bestaande (voor)oordelen en stereotypen.14 Het resultaat van intergroepscontact is volgens critici vooral afhankelijk van de omstandigheden waaronder dat contact plaatsvindt.15 Spontane contacten tussen bevolkingsgroepen kunnen bij verschillende opvattingen of leefstijlen leiden tot wederzijds onbegrip en zelfs tot verdere stigmatisering en polarisatie leiden.

Robert Putnam (2007) laat zien dat naarmate een woonbuurt etnisch meer gemengd is, dit juist resulteert in minder sociaal vertrouwen, minder sociale netwerken en minder burgerschap.Putnam verwerpt op grond van zijn onderzoeksbevindingen de eerder besproken contacthypothese.

13 Dagevos, 2005; Van der Laan-Bouma, 2005; Gijsberts en Dagevos, 2007; Tolsma, Van der Meer & Gesthuizen, 2009.

14 O.a. Van Niekerk, Sunier & Vermeulen (1989).

15 Shadid, 1998.

(26)

Gebrek aan publieke familiariteit; vervreemding

In etnisch diverse buurten geldt dat bewoners minder bekend en vertrouwd zijn met elkaar. Belangrijker dan persoonlijk contact is dat bewoners over voldoende informatie beschikken om elkaar te herkennen en sociaal weten te plaatsen (‘men kent elkaar niet, maar is wel bekend met elkaar’). Dit wordt aangeduid met de term ’publieke familiariteit’16. Wanneer ’publieke familiariteit ontbreekt kunnen bewoners het gevoel krijgen dat hun straat of buurt niet langer van henzelf is, het wordt dan lastig om anderen aan te spreken op hun (onfatsoenlijk) gedrag. Er is dan sprake van mis- trust: de anonieme verhouding van bewoners tot elkaar en het niet kunnen inschatten wat men van elkaar kan verwachten (‘men weet het simpelweg niet meer’). In zulke omstandigheden kunnen negatieve verhoudingen tussen bevolkingsgroepen makkelijker ontstaan.

Sociaal-economische status

Ook de sociaal-economische status (SES: inkomen, werk, opleiding) van een buurt kan een rol spelen bij het ontstaan van polarisatieprocessen. De eerder besproken etnische competitietheorie suggereert dat in buurten met een lage sociaal-economische status meer competi- tie bestaat tussen bevolkingsgroepen. De motieven hierachter zijn een gevoel van achterstelling en het geloof dat de aanwezigheid van andere bevolkingsgroe- pen een bedreiging is voor de kansen op baanzekerheid.

Op basis hiervan kan worden gesteld dat in buurten waar veel mensen wonen met een lage economische status er een grotere kans is dat negatieve opvattingen over andere bevolkingsgroepen worden ontwikkeld.

16 Blokland, 2008.

(27)

Naast risicofactoren die het ontstaan van polarisatie tussen bevolkingsgroepen kunnen bevorderen, zijn in buurten ook beschermende factoren te benoemen die het ontstaan van polarisatieprocessen kunnen tegen- gaan.

Optreden van de politie in de buurt

Een beschermende factor die het ontstaan van polarisa- tieprocessen in een buurt tegen kan gaan is het optreden van de politie. Als polarisatie in wijken gerelateerd is aan zichtbare overlast en problemen waar bewoners dagelijks mee te maken hebben, dan kan de inzet van de politie, als soort van protectieve factor, polarisatie deels voorkomen en tegengaan. Volgens een recent rapport van de Politieacademie kan de politie (in het bijzonder de wijkagent) spanningen in buurten voorkomen door zichtbare aanwezigheid op straat. Daarnaast kan de politie spanningen voorkomen door nauwe samenwerking met sleutelpersonen uit de wijk en met organisaties als buurt- en jongerenwerk, straatcoaches, ondernemers, kerken en moskeeën, en scholen.17 Voor bewoners blijkt hierbij vooral van belang te zijn dat de nadruk van de politie niet alleen op repressie ligt. Belangrijker is de zichtbaarheid voor bewoners van de inspanningen van de politie, de benaderbaarheid van de politie en het gevoel van bewoners dat de politie zich richt op de problemen die er volgens bewoners het meest toe doen.

Beleid in de buurt

Bij beleid in de buurt gaat het er om dat bewoners van mening zijn dat de gemeente en partners van de gemeente voldoende aandacht hebben voor de proble- men in de wijk en voor het samenleven in de buurt, en dit ook zichtbaar maakt door concrete activiteiten

17 Adang, Quint en Van der Wal, 2010.

(28)

in de buurt. Bewoners die het gevoel hebben dat de gemeente en partners voldoende aandacht hebben voor de buurt, ervaren gemiddeld minder vaak spanningen met andere bevolkingsgroepen in de buurt.

Religie is geen risicofactor

Tot slot willen we nog enkele woorden wijden aan de factor religie. De relatie tussen polarisatie en religie wordt in de politiek en in media vaak gelegd. Op basis van onderzoeksresultaten kunnen we echter constateren dat de potentiële risicofactor ‘religie’ geen (rechtstreek- se) relatie heeft met het ontstaan van processen van polarisatie. In werkelijkheid lijkt het mensen weinig uit te maken wat het geloof is van hun buurtgenoten en of buurtgenoten wel of geen hoofddoekje dragen. Veel belangrijker is mensen uit verschillende bevolkingsgroe- pen geen overlast van elkaar ervaren. Polarisatie kent mede hierom deels andere risico- en beschermingsfacto- ren dan radicalisering. Voor radicalisering is religieus zijn een noodzakelijke voorwaarde. Daarentegen veroorzaken religieuze jongeren, zeker moskeebezoe- kende jongeren, juist minder problemen op straat.

Religie kan daarom een beschermende factor zijn voor wat betreft polarisatie. Mede hierom vergt het tegen- gaan van polarisatie een andere aanpak dan het tegengaan van radicalisering.

Vroegtijdige signalering

Spanningen tussen bevolkingsgroepen sluimeren voorna- melijk onderhuids en worden niet snel uitgesproken. Het is belangrijk dat lokale bestuurders en professionals deze polarisatieprocessen vroegtijdig signaleren.

Anticiperen en voorkomen in plaats van wachten tot er incidenten gebeuren. Daarom is het verstandig in buurten zowel de mate van polarisatie als gerelateerde

(29)

risico- en beschermingsfactoren te monitoren in bevol- kingsonderzoek. Een mogelijkheid is het toevoegen van vragen aan reeds lopende surveys, zoals de veiligheids- monitor. In buurten met hoge polarisatiescores kan vervolgens nader onderzoek plaatsvinden door buurtin- terviews.

(30)

Verwey- Jonker Instituut

Aanknopingspunten vanuit de Wmo 4

Naar onze mening zijn er drie belangrijke aanknopings- punten voor beleid om spanningen tussen bevolkings- groepen in buurten te voorkomen en tegen te gaan. In de eerste plaats betreft dit een integrale aanpak van risicofactoren in de buurt; in de tweede plaats dient er een actieve rol te zijn voor bewoners, waarbij zij zich gesteund weten door publieke instanties; in de derde plaats dient de informele sociale controle in de buurt te worden versterkt.

Integrale aanpak van risicofactoren

Aan het ontstaan van polarisatieprocessen tussen bevolkingsgroepen in buurten ligt een complex samen- spel van factoren ten grondslag. Polarisatie tussen bevolkingsgroepen is geen onveranderlijk construct dat is verankerd in diepliggende psychologische processen van intolerantie. Het is ook geen onvermijdelijk gevolg van het feit dat verschillende bevolkingsgroepen en religies met elkaar (moeten) samenleven in buurten.

Oorzaken en oplossingen voor polarisatieprocessen tussen bevolkingsgroepen zijn voor een deel te vinden in de buurt, en in meer of mindere mate te beïnvloeden door beleid. We hebben besproken dat spanningen in de buurt sterk verband houden met ’zichtbare’ overlast waarmee bewoners dagelijks worden geconfronteerd, en waarbij vaak jongeren zijn betrokken. Een andere aan

(31)

polarisatie ten grondslag liggende factor die door beleid is te beïnvloeden, betreft irritaties en spanningen die het gevolg zijn van uiteenlopende opvattingen tussen bevolkingsgroepen over wat wel en niet hoort in de openbare ruimte. De derde factor is effectieve sociale controle van bewoners; dat is de mate waarin bewoners zichzelf in staat achten om iets aan de genoemde problematiek te doen. Prioriteit binnen buurtbeleid voor de aanpak van deze factoren kan voedingsbodems voor polarisatie helpen voorkomen. We beperken ons op deze plaats nu verder tot deze, door beleid te beïnvloeden, factoren.

In gemeenten waar tegenstellingen spelen tussen bevolkingsgroepen is het tegengaan hiervan in de regel ofwel typisch incidentenbeleid (repressieve actie na incidenten), ofwel regulier beleid, verdeeld over verschillende beleidsterreinen met een nadruk op veiligheid. Een effectieve aanpak van polarisatie is daarentegen integraal, aangezien oplossingsrichtingen zich uitstrekken tot verschillende beleidsterreinen. Veel mogelijkheden voor preventieve aanpakken bestaan binnen beleidsterreinen als welzijn, jeugd, sociale zaken en onderwijs. Buurten waar tendensen van polarisatie zichtbaar zijn, dienen een gebieds- of buurtgerichte aanpak te krijgen, waarbij wordt samengewerkt tussen wijkagenten, jeugdwerkers, scholen, opbouw/welzijns- werk, corporaties en opvoedingsondersteuning. Veel initiatieven die gericht zijn op het verbinden van bevolkingsgroepen kunnen worden ingepast in de Wmo.

Welke aanknopingspunten kunnen we geven voor beleid en typen interventies ten aanzien van risico- en beschermingsfactoren voor spanningen? In de eerste plaats kunnen we resultaat verwachten van het stimule- ren van gezamenlijke initiatieven met thema’s die culturele scheidslijnen overstijgen en die draaien rondom

(32)

gemeenschappelijke belangen, zoals overlast, school en opvoeding, veiligheid, opvoeding, sport en speelmoge- lijkheden. Sport- en spelactiviteiten zijn sowieso zeer belangrijk als het gaat om het voorkomen van spannin- gen in de wijk, vooral als het gaat om overlastgevend gedrag van jongeren van 14 jaar of jonger. Begeleide sport- en spelactiviteiten, meerdere keren per week op vaste tijdstippen, kan kinderen uit de buurt met elkaar verbinden door samenspelen. Een goede praktijk op dit gebied is het project Thuis Op Straat, waarbij op pleinen en straten niet alleen kinderen worden bereikt, maar ook hun ouders.

Sport kan als middel gelden tot verbinding, talent- ontwikkeling en discipline. Een lokale overheid of samenwerkingspartner kan bevorderen dat dergelijke samenbindende, etniciteit overstijgende activiteiten duurzaam worden opgezet, zoals een zaalvoetbalcompe- titie tussen kinderen (in plaats van een toernooi) of gemeenschappelijke lessen voor leerlingen van verschil- lende (witte en zwarte) scholen.

Zet niet alleen in op sport. Sport verbindt, en is een middel om samen te leren spelen en talentontwikkeling te bevorderen. Sportgerelateerde voorzieningen zijn echter voor maar een deel van de jongeren belangrijk, want niet alle jongeren houden van sport. Met creatieve activiteiten en talentontwikkeling kunnen jongeren worden bereikt die nu nog niet worden bereikt. Ge- meenten organiseren deze activiteiten vaak nog minimaal. Ook meisjes worden in de buurten nog (te) weinig bereikt, omdat het aanbod in de wijk meer op jongens is gericht (bijvoorbeeld het huidige sportwerk).

Het is ook belangrijk om bij ontmoetingen de frustraties die voortkomen uit botsende leefstijlen en overlast bespreekbaar te maken; hierdoor kunnen spanningen worden voorkomen. Het gezamenlijk met

(33)

bewoners opstellen van portiek- en straatetiquettes kan hieraan ondersteunend zijn. Ook verwachten we veel van buurtbemiddeling. Door het uitpraten van burenru- zies onder begeleiding van vrijwilligers worden spannin- gen in buurten tegengegaan.

Opvoedondersteuning en de aanpak van achter de voordeur problematiek (bijvoorbeeld de ‘aanspreken- en vooruithelpen aanpak’ (AV-teams)) zijn niet te onder- schatten ‘winners’ als het gaat om het voorkomen van overlast die kan leiden tot spanningen in buurten.

Tegengaan van overlast in de buurt is vaak een opvoed- kwestie. Door bij mensen binnen te komen kan beter worden gesignaleerd wat er aan de hand is in een gezin en met opvoedondersteuning kunnen mensen gestimu- leerd worden en leren om met hun eigen problemen en sociale omgeving om te gaan. Gezinnen die thuis de zaken beter op orde hebben, hebben meer oog voor de buurt en veroorzaken minder overlast binnenshuis en op straat.

Etnische diversiteit in een buurt is – op zichzelf - meestal geen directe aanleiding voor spanningen.

Sommige buurten met een hoge etnische diversiteit scoren laag op onderlinge spanningen, dit betreft vooral middenklasse buurten. Risicofactoren in heterogene buurten zijn veeleer verschillen tussen jong en oud, laag opleidingsniveau en andere sociaal-economische facto- ren. Een belangrijk aandachtspunt in heterogene buurten is problemen die veroorzaakt worden door taalachter- standen. Taalachterstand vormt een directe aanleiding voor verdere vervreemding tussen bewoners en beperkt de kans op aansluiting van wijkbewoners.

Versterk de samenwerking in de wijk tussen profes- sionals zelf, vooral wat betreft signalen over ontwikkelin- gen in de buurt. Professionals weten elkaar in buurten in de regel goed en eenvoudig te vinden. Tegelijkertijd zijn

(34)

professionals niet altijd op de hoogte van elkaars activiteiten en van gebeurtenissen en nieuwe ontwikke- lingen in de wijk. Hierdoor delen professionals signalen niet altijd met elkaar.

Projecten gericht op het verbinden van bevolkings- groepen zijn alleen zinvol als deze gecombineerd worden met een strikte aanpak van overlastgevend gedrag. Dit is vereist, omdat voor dialoog en contact een basis van vertrouwen nodig is. Deze basis zou bij voortdurende overlast telkens gefrustreerd worden.

Indien er bijvoorbeeld sprake is van voortdurende overlast door jongeren, zijn initiatieven om meer contacten te bevorderen minder kansrijk. Vooraleerst dient een prettiger buitenklimaat te worden gereali- seerd door de aanpak van overlast en het tegelijkertijd aanbieden van activiteiten en meer speel- sport- en vrijetijdsvoorzieningen voor kinderen en jongeren.

Actieve rol voor bewoners, mits ondersteund

Wat kunnen bewoners zelf doen om spanningen in de buurt te voorkomen? Bewoners zijn vaak bereid om zich in te zetten voor de leefbaarheid in de buurt, men weet echter vaak niet goed hoe. Buurtbewoners kunnen ook niet goed inschatten of ze op elkaar kunnen rekenen als het erop aan komt. Het voorkomen en tegengaan van spanningen in de buurt begint idealiter bij de bewoners zelf. Spanningen die voortkomen uit overlast en confl ic- terende leefstijlen zijn echter moeilijk bespreekbaar omdat buurtbewoners, zeker in achterstandsbuurten, vooral bezig zijn met hun eigen leven en zich minder interesseren voor buurtproblemen. Deze fragiele sociale samenhang in buurten maakt het moeilijk gezamenlijk iets te doen aan de problemen. Mensen voelen zich

(35)

machteloos en zijn daardoor eerder geneigd andere bevolkingsgroepen verantwoordelijk te stellen voor de problemen.

Hierbij speelt een rol dat bevolkingsgroepen elkaar nauwelijks kennen en dat ze elkaar voornamelijk

beoordelen op basis van vooroordelen. In deze buurten is er bij bewoners een gebrek aan gelijkgerichte opvattin- gen over opvoeding en de (ongeschreven) leefregels en omgangsvormen van de buurt. Die onduidelijkheid kan zorgen voor permanente ergernis over van alles en nog wat, van het schoonhouden van portieken, het verkeerd aanbieden van huisvuil, tot het brutale gedrag van kinde- ren (tot laat in de avond) en het ontbreken van ouderlijk toezicht. Bewoners spreken elkaar op dit soort zaken niet aan, vaak uit onvermogen en onverschilligheid, maar ook uit angst voor vervelende reacties. Buurtbewoners kunnen ook niet goed inschatten of ze op elkaar kunnen rekenen als het erop aan komt. Daarom worden ook overlast gevende kinderen en jongeren niet gecorri- geerd.

De socioloog Sztompka heeft dit probleem omschre- ven met het onderscheid in trust, distrust en mistrust.18 Trust (vertrouwen) en distrust (wantrouwen) spreken voor zich. ‘Mistrust’ beschrijft het probleem dat we onze buurman niet meer kunnen plaatsen, kunnen we hem nu vertrouwen of niet? Veel beleving van spanningen heeft te maken met mistrust: de anonieme verhouding van burgers tot elkaar en de afwezigheid van verwachtingen ten aanzien van de ander. Bewoners weten het niet meer en houden zich afzijdig. Men heeft niet het gevoel zelf iets aan de problematiek te kunnen veranderen, er ontbreekt bij bewoners het gevoel van effectieve, informele sociale controle. Het gevoel geen grip meer te 18 Sztompka, 1999.

(36)

hebben op de leefomstandigheden in de eigen buurt leidt tot een toename van ervaren spanningen met andere bevolkingsgroepen en heeft een roep om meer veiligheid en controle als gevolg. Hierbij kijken bewo- ners naar overheid, politie en het maatschappelijk middenveld, en niet (meer) naar zichzelf. Bewoners eisen meer blauw en toezicht op straat. Die eis van meer blauw op straat is ongemakkelijk, ook omdat de politie over beperkte capaciteit beschikt. De opgave is hier: belast de politie niet met alle mogelijke problemen voortvloeiende uit mistrust.

De uitdaging is dus: hoe kunnen bewoners worden gestimuleerd en gefaciliteerd om zelf in actie te komen, opdat processen van mistrust en oplopende spanningen bij de wortel worden aangepakt.19 Het gevoel van mistrust en de daaruit voortvloeiende passiviteit van bewoners bij het voorkomen van overlast en spanningen, kunnen worden tegengegaan door het stimuleren van dialoog en contact. Meer contact tussen bewoners leidt echter niet altijd tot meer tolerantie. Frequentere contacten kunnen bij verschillende leefstijlen en opvattingen leiden tot meer onbegrip. Ook buurtbarbe- cues en toevallige maar kortstondige ontmoetingen versterken eerder het gevoel van ‘anders zijn’. Het stimuleren van dialoog en contact heeft alleen zin als deze duurzaam is, uitgaat van een gezamenlijk belang en plaatsvindt op klein schaalniveau (portieken, blok-

19 Overigens willen we niet voorbijgaan aan het feit dat er wijken zijn waar veel gezinnen wonen met meervoudige problemen achter de voordeur. In deze wijken dient ook – en wellicht allereerst - op de aanpak van deze

problematiek te worden gefocust. Deze bewoners zijn vooral bezig om ‘te overleven’. Zodra een bewoner zijn leven binnenshuis op orde heeft, komen portiek en straat in beeld.

(37)

ken, delen van een straat). Sleutelwoorden zijn nabij- heid, kleinschaligheid en concrete thema’s die aansluiten bij zaken die mensen direct raken. Bovendien is het aan te raden zo mogelijk aan te sluiten bij verbanden die er al zijn in de wijk, waar mensen elkaar al min of meer kennen, in plaats van willekeurig mensen te benaderen.

Dit betekent niet dat buurtbewoners elkaar persoonlijk beter moeten leren kennen en intensief contacten met elkaar moeten aangaan. Buurtbewoners vinden het veel belangrijker dat zij onbekenden kunnen vertrouwen en dat er overeenstemming bestaat over de ongeschreven regels die men dient na te leven (‘publieke familiari- teit’). Mensen verwachten van hun buren dat zij ‘goede’

buren zijn. Dat wil zeggen dat men weet wie de buren en hun kinderen zijn, dat men kan rekenen op hulp in geval van nood en dat bij overlast of ergernissen buren (of hun kinderen) kunnen worden aangesproken op hun ongewenst gedrag.

Corporaties, opbouwwerk, jongerenwerk en andere buurtorganisaties kunnen hier, in nauwe samenwerking met buurtagenten, een belangrijke ondersteunende rol vervullen. Bewoners zijn te beschouwen als de eerste verdedigingslinie tegen ongewenste situaties. Professio- nals hebben niet altijd zicht op polarisatieprocessen in buurten zolang er geen incidenten gebeuren. Het zijn de bewoners zelf die het beste kunnen aangeven of in hun buurt spanningen bestaan tussen bevolkingsgroepen en waarom. Meer dan professionals kunnen bewoners in hun buurt 24 uur per dag situaties signaleren. En meer dan dat. Ze kunnen overlastgevers ook aanspreken of ingrijpen bij bijvoorbeeld vandalisme. Voor effectieve en blijvende inzet door bewoners lijkt echter ruggensteun in een of andere vorm door instanties/professionals een voorwaarde. Burgers moeten het gevoel hebben dat ze gesteund worden door de overheid en publieke instanties

(38)

(de politie voorop). Zonder dat diezelfde overheid bewonersinitiatieven overneemt en daardoor verstikt.

Dit betekent dat de overheid initiatieven door bewoners en stimuleert en faciliteert. Het faciliteren van initiatie- ven die vanuit bewoners zelf komen heeft twee grote voordelen: draagvlak (het gaat om de problemen die bewoners zelf ervaren en men bedenken zelf hiervoor de oplossing). Hiernaast hebben bewoners de ervaring zelf iets te kunnen doen, wat het gevoel van machte- loosheid en spanningen vermindert.

(39)

Verwey- Jonker Instituut

Literatuur

Adang, O., Quint, H., & Van der Wal, R. (2010). Zijn wij anders? Waarom Nederland geen grootschalige etnische rellen heeft, Amsterdam, Reed Business.

Allport , G. (1954). The nature of prejudice, Reading, MA: Addison-Wesley.

Blokland, T. (2007). ‘De halve wereld achter de voordeur, het opbouwwerk op straat.’, MO Samenlevingsopbouw, nr. 26 (15), 32-39.

Blokland, T. (2008). Oog voor elkaar. Veiligheidsbeleving en sociale controle in de grote stad, Amsterdam, Amsterdam University Press.

Bolt, G., & Torrance, M.I. (2005). Stedelijke herstructure- ring en sociale cohesie. Utrecht, Nethur.

Bolt, G., Van Kempen, R., & Van Beckhoven, E. (2008).

‘Oorzaken van buurtverval.’, in Bloei en verval van vroeg-naoorlogse wijken, Den Haag, Nicis Institute.

Boutellier, H., Van Wonderen, R., Tan, S., De Groot, I., &

Nieborg, S. (2007) Sociaal vertrouwen in Oud-Zuid.

Literatuurverkenning en ontwikkeling van een meetin- strument. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Broekhuizen, J., & Van Wonderen, R. (2010). Samenleven met verschillen. Over de ontwikkeling van een instru- ment om polarisatie en vertrouwen in buurten te meten, Amsterdam, Vrije Universiteit.

(40)

Dagevos, J. (2005). ‘Gescheiden werelden. De etnische signatuur van vrijetijdscontacten van minderheden.’, Sociologie, nr. 1 (1), 52-69.

Gijsberts, M., & Dagevos, J. (2007). Interventies voor integratie. Het tegengaan van etnische concentratie en het bevorderen van interetnisch contact, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.

Levine, R. A., & Campbell, D. T. (1972). Ethnocentricism:

theories of confl ict, ethnic attitudes and group behavior, New York, Wiley.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2007). Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007- 2010.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008). Trendanalyse polarisatie en radicalisering.

Morenoff, J.D., Sampson, R.J., & Raudenbush, S.W.

(2001). ‘Neighborhood Inequality, Collective Effi cacy, and the Spatial Dynamics of Homicide.’, Criminology, nr.

39(3), 517-560.

Pettigrew, T. F. (1998). Intergroup contact theory.

Annual Review of Psychology, 49, 65-85.

Putnam, R. D. (2007). ‘E Pluribus Unum: Diversity and community in the twenty-fi rst century. The 2006 Johan Skytte prize lecture.’, Scandinavian Political Studies, nr.

30(2), 137-174.

Shadid, W.A. (1998). Grondslagen van interculturele communicatie, Houten/Diegem, Bohn Stafl eu Van Loghum.

Sherif, M. (1967). Group Confl ict and Cooperation, Lon- don, Routledge & Kegan Paul.

(41)

Sztompka, P. (1999). Trust: a sociological theory, Cambridge, Cambridge University Press.

Tajfel, H. (1982). ‘Social psychology of intergroup relations.’, Annual Review of Psychology, nr. 33, 1-39.

Tolsma, J., Van der Meer, T., & Gesthuizen, M. (2009).

‘The impact of neighbourhood and municipality charac- teristics on social cohesion in the Netherlands.’, Acta Politica, nr. 44, (3), 286-313.

Turner, J. C. (1999). ‘Some current Issues in Research on Social Identity and Self-categorization Theories.’, in Ellemers, N., Spears, R., en Doosje, B. (Eds.), Social Identity, Oxford, Blackwell.

Van der Laan Bouma-Doff, W. (2005). De buurt als belemmering?, Assen, Van Gorcum.

Van Niekerk, M., Sunier, T., & Vermeulen, H. (1989).

Bekende vreemden: Surinamers, Turken en Nederlanders in een naoorlogse wijk,0 Amsterdam, Het Spinhuis.

Van Stokkom, B. (2008). ‘Bange burgers, doortastende dienstverleners.’, in Boutellier, H., & Van Steden, R.

(Eds.), Veiligheid en burgerschap in een netwerksamenle- ving, Den Haag, Boom juridische uitgevers.

Van Wonderen, R. (2008). ‘Naar een monitor polarisatie en sociaal vertrouwen tussen bevolkingsgroepen.’, Tijdschrift voor Veiligheid nr. 7 (1), 60-65.

Van Wonderen, R., & Magry, C. (2008). Polarisatie en vertrouwen in de buurt: een oriënterend onderzoek in zes gemeenten naar de aanpak van polarisatie en sociaal vertrouwen, Utrecht, Verwey-Jonker Instituut.

(42)

Colofon

Dit betreft een publicatie die uitkomt binnen het VWS- programma “Beter in Meedoen”. Dit meerjarige programma is gericht op de vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Meer informatie over dit programma kunt u vinden op de website:

www.invoeringwmo.nl

Opdrachtgever/fi nancier Ministerie van VWS Programma “Beter in

Meedoen”

Auteurs Drs. R van Wonderen

Redactie Prof. dr. J.C.J. Boutellier

Drs. T. Nederland,

Dr. M.M.J. Stavenuiter

Omslag Ontwerppartners, Oosterhout

Uitgave Verwey-Jonker Instituut

Kromme Nieuwegracht 6 3512 HG Utrecht T (030) 230 07 99

E secr@verwey-jonker.nl

I www.verwey-jonker.nl

De publicatie kan gedownload en/of besteld worden via onze website: http://www.verwey-jonker.nl/wmoinnovatiebank.

ISBN 978-90-5830-481-0

© Verwey-Jonker Instituut, Utrecht 2011.

Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het Verwey- Jonker Instituut. Gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld.

The copyright of this publication rests with the Verwey-Jonker Institute. Partial reproduction of the text is allowed, on condition that the source is mentioned.

(43)

Van faciliteren naar verbinden

In de huidige pedagogische civil society hebben niet alleen ouders, maar ook opvoedprofessionals en -vrijwilligers, een taak in de opvoeding van jongeren. In dit essay bekijken we de pedagogische opdracht van één van de spelers in het jeugdveld nader: het jongerenwerk.

De pedagogische opdracht van het jongerenwerk heeft de afgelopen jaren een hoge vlucht genomen, het is veel meer dan alleen het aanbieden van gezellige activiteiten. Er ligt voor jongerenwerkers zowel de opdracht in het versterken van de krachten van individuele jongeren, als in het bij elkaar brengen van mensen in de wijk of stad. In de praktijk blijkt dat deze brede pedagogische opdracht kan leiden tot dilemma´s bij jongeren-

werkers en zelfs tot handelingsverlegenheid op de werkvloer. Het is belangrijk dit te doorbreken, om zo de verbindende opdracht van het jongerenwerk te kunnen blijven realiseren.

www.verwey-jonker.nl/wmoinnovatiebank

Susan Ketner Meta Flikweert Majone Steketee

Es say

Wmo Essay

Wmo Kenniscahier Wmo Instrumenten

07

De pedagogische opdracht van het jongerenwerk

Es

Es say say

Verwey-JonkerInstituutVan faciliteren naar verbinden | Susan Ketner Meta Flikweert Majone Steketee

Tegenstellingen in wijken kunnen leiden tot onderlinge irritaties tussen bewoners, tot vermijding en isolatie, en gevoelens van vervreemding. Om polarisatie in wijken te voorkomen is het belangrijk meer te weten over de risico- en beschermingsfactoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van spanningen. In dit essay beschrijven we deze factoren en gaan we in op het vroegtijdig signaleren van spanningen in wijken. Bovendien geven we aanknopingspunten voor beleidsmakers op basis van de Wmo om spanningen te voorkomen en tegen te gaan. In de eerste plaats gaat het om een integrale aanpak van risicofactoren in de buurt.

Ten tweede dient er een actieve rol te zijn voor bewoners, waarbij zij zich gesteund weten door publieke instanties.

Tot slot moet de informele sociale controle in de buurt worden versterkt.

Spanningen in buurten | Ron van Wonderen

Ron van Wonderen

09

Spanningen in buurten

Aangrijpingspunten voor beleid vanuit de Wmo

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat mag misschien hout snijden voor zelfstandig wonende psychiatrische patiënten, maar voor mensen met een zware psychiatrische diagnose die afhankelijk zijn van zorg en

In eerdere publicaties hebben we benadrukt dat de samenhang op het kruispunt Wmo en Wwb op drie manieren vorm kan krijgen: door een gezamenlijk project te starten, door

Binnen het jongerenwerk moet niet zozeer de nadruk worden gelegd op het verbeteren van de eigen kwaliteit, maar meer op het temperen van de verwachtingen van opdrachtgevers

Als er kansen worden benoemd, dan gaat het om een fusie van gemeenten, dat de gemeente stuurt op minder aanbieders, dat meer gebiedsgericht wordt gewerkt en dat de samenwerking

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of

GeenStijl valt ook na deze subjectieve kennistoets door de mand: GeenStijl wist dat de foto’s illegaal op internet waren gezet nu de foto’s ergens op een dubieuze server

(dus: Jan zei, dat zijn broer ziek is geweest). Aldus werd het kaartbeeld vertroebeld en misschien gedeeltelijk onjuist. Het is inderdaad waarschijnlijk dat de tijd van het hulpww.

Een deel van de afvoer die verzameld wordt in Salland stroomt in deze situatie dus niet meer door de Weteringen naar het Zwarte Water maar het achterliggende gebied in.. De hoogte van