• No results found

I ndien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "I ndien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht. "

Copied!
162
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

I ndien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelij k aan te vragen.

Thi film is upplied hy the KJ TL V only on condition that neither it nor part of it i further reproduced lvithout fir. t ohtaining the permission of the KITL V lvhich re erves the right to make a charge for such reproduction. IJ the material filmed is itself in copyright, the permis ion of the owners of that copyright Jvill al 0 he required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should he Inade in lvriting, giving detail of the propo ed reproduction.

SIGNATUUR

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM.·

MMETA 0007

(2)

Illmll~lf;ill~il

00072122

ïfl!~ l illli 1 II I ! 1 1

1

. 1

(3)

SlNGKEP TIN

(4)

SINGKEP TIN

OORSPRONKELIJKE INDISCHE ROMAN

DOOR

MR. J. DERMOÛT

L.

J.

VEEN - UIT EVER. - AMSTERDAM

(5)

~T EN "TEENORUKKElll) O. J. TfIIEICE, '1IJ~IEGE

BOEK., COURA.. "

Bob was zenuwachtig.

Nu was het wel niet de eerste maal, dat hij iets ondernam, wat hij tevoren nooit gedaan had, maar er was verschil.

Als men tot Bob zeide: ~Dat durf je niet, ft dan keek hij heel kalm hoe de situatie was, of hij het kon of niet kon.

](on hij het niet, dan antwoordde hij schouderophalend: "Van dur ven is hier geen sprake. Als iets kan, en i k zie er kans toe, dan durf ik het ook. Durf is ni ts anders dan zelfvertrouwen en weten dat iets kan. De rest is onbesuisdheid, die niemand tot eer strekt. ft

De lachers hadd n opgehouden te lachen, omdat Bob inderdaad teeds deed wat hij zeide te kunnen, en naliet wat hij niet kon.

Inmiddels had hij wel eens stcrke stukjes uitO'ehaald, die bij sommigen de jalo zie hadden opgewekt.

Maar zijn daden werden vergeten. Alleen dat hij wel eens gezegd had een en ander te kunnen, bleef in het geheugen.

Hierdoor kreeg Bob de reputatie een opsnijder te zijn.

Mocht al deze of gene eens opmerken, dat Bob toch altijd deed wat hij zeide, dan trok men de schouders op .

.. Toch een opsnijder, want wie iets kan, is bescheiden en zwijgt erover."

Zijn reputatie spreidde zich op de snelle wieken dcr Indische faam en was spoedig gevestigd tot in plaatsen en plaatsjes, waar

Singkcp Tin.

(6)

2

men volgens de kansrekening nimmer het genoegen zou hebben de facie van den heer Robert Erne te aanschouwen.

De opinies waren natuurlijk verdeeld.

De een dweepte met hem, de ander veroordeelde hem.

Een gemiddeld werd gevonden.

Bob was een opsnijder, die wel wat kon.

Goede vrienden brachten Bob over wat men zooal van hem zeide. En Bob had er schik in, tot men hem wees op het gevaarlijke van een zoodanige reputatie in Indië.

~je bent een patente kerel, en je hebt goede hersenen. Maar dat eeuwige zeggen: "Ik kan, ik weet ... " Zie je, dat neemt de menschen tegen je in, en maakt, dat men je ... enfin ... "

Bob strekte zijn beenen, stuttende tegen de balustrade van de societeit ,Concordia' te Soerabaja, waardoor zijn sch mmelstoel sterk achterover leunde, en keek in de donkerte op den weg.

"Hm," deed hij eindelijk. "Hoor eens. Ik ben me niet bewust ooit iemand een lijstje te hebben gegeven van wat ik kon f

niet. Enkel als men mij vroeg ... "

• juist, dat is de quaestie I" viel een der vrienden in. je laat je altijd animeeren."

.Dat is de zaak,~ stemde een ander bij.

.Maar hoc bedoel jelui dat?"

"ja hoe zal ik dat zeggen ... "

"Zie je, 't is een quaestie van bescheidenheid."

.j uist, bescheidenheid ... "

"Is b scheidenheid dan liegen?- vroeg Bob.

• Tu, tu... Ik wil je een voorbeeld geven. Kan jij over deze balustrade springen?"

• Jawel," zeide Bob .

• Zonder aanloop, en zoo maar van den vloer?"

Bob schatte even de hoogte.

.. Twee en een half voet," zeide hij. "Ja, dat spring ik we!.·

3

"Laat zien."

Bob schoof zijn stoel achteruit, zwaaide even met de al mell.

en zette over de leuning heen.

"Bravo I"

Bob stond op den weg, lachend. Toen, in een bui van vroolijk- heid, en een tikje overmoedig, deed hij een paar passen terug, en sprong met een aanloopje van den een voet lager liggend n weg weer naarbinnen.

Allen lachten.

"Zie je," zeide de kennis naast wien Bob zich had neergezet,

~nu heb je het voorbeeld. Wat duivel doe je zooiets te doen?"

"Hoe heb ik het nu?" vroeg Bob verwonderd.

"Nogal duidelijk," meende de ander. "Dat springen diende t ch nergens voor dan om te geuren. Als je iets kan, doe het dan wanneer het te pas komt, en als je iets weet, zeg het ook alleen wanneer het te pas komt."

.. juist, dat i je ware," riepen enkelen uit, goedkeurend knikkend. Bob keek strak voor zich .

"Dat is zoo'n toer niet," meende hij eindelijk.

Bedaard nam hij zijn bittertje op en deed langzaam een teugje.

Toen keek hij voorzichtig op, spiedende of iemand de ditmaal gewilde ,opsnijderij' had gevat.

Intusschen wende zich Bob den nieuw geleerden levensregel aan. Hij zei niet meer wat hij kon of wist, en liet zich vooral

niet meer animeeren.

Men vond Bob nu saai. Er was geen eer aan hem te behalen . Plotseling verloor hij zijn betrekkin .

Niet door eigen schuld, maar eenvoudig doordien de industrieele onderneming, bij welke hij werkzaam was, ophield te b staan .

Bob kreeg een mooi certificaat en kon naar een andere betrek- king uitzien .

Hij schreef op advertenties, maar had geen succes.

(7)

Eerst solliciteerde hij bescheiden, eenvoudig vragende om de vacante plaats.

Zijn brieven bleven onbeantwoord.

Iemand, die het niet eens de moeite waard scheen te achten, zich door eenige gegevens van bekwaamh id aan te bevelen, mo st wel een hoogen dunk van zichzelf hebben I Een verwaand men ch en dus onbruikbaar.

Toevallig wees hem iemand op die fout. edert gaf hij meer volledige inlichting omtrent zichzelf, zooals trouwens ook in de advertenties werd gevraagd.

Zijn brieven bi ven weer onbeantwoord.

Iemand die zooveel goeds van zichzelf wist te vertellen, was een op nijder. Onbruikbaar.

Bob knabbelde aan zijn laatste honderd gulden. Het werd hem angstig te moede.

In zulke tijden komt iemand tot wanhoopsdaden.

lenter nd langs de K a I i m a a s op een vroegen ochtend, zonder eenig doel eigenlijk, trof hem plot eling iets ongew ons. Aan de verzijde zag hij op den wal de romp van een stoomboot je, een klein, scherpgebouwd scheepje, klaarblijkelijk gebouwd op het erf der Engel che fabriek daar, en nu op rollen naar den waterkant gebracht.

Het b nieuwde hem, hoe men dat ding te water zoude laten.

Er tond n hijschkraan vlak bij, doch van een capaciteit, die B b op h ogstens tien ton schatte. Daaraan kon moeielij dat

chip hangen, meende hij.

Heel langzaam, als met enkele millirnet rs tegelijk, naderde het botje den walkant, onder h t verward ges hreeuw van het werk-

olk, dat erachter aan h t werk wa . Van tijd tot tijd verscheen de in h t wit gekleede gedaante van een Europeaan, die den afstand van den kant bekeek, en dan weer achter den romp verdween.

Bbliep een eind terug, en liet zich op het pontje overzetten.

Nauwelijks was hij op den wal, of hij zag het scheepje zijwaarts overhellen. Planken sloegen op, werkvolk aan touwen hield tegen.

al schreeuwend, en met een plons die het water d ed opspatten, verdween het bootje achter den kaaimuur.

" Weil don e, Mr. Mac Lachlan!' riep Bob uit, toen hij de plek bereikt had, en het bootje rustig op het water zag liggen.

terwijl een paar man bezig waren de meertouwen vast te maken.

"Het moest wel zoo," zeide de aangesprokene. Bob's hand schuddende. • Toen ik het bootje aannam, had ik erop gerekend het dok te kunnen gebruiken aan den overkant." En hij wees naar de werkplaatsen van de ,N.-I. Industrie'. "Doch ze vroegen mij liefst honderd gulden per dag. Ne ver s a i d I! Toen heb ik er dit op bedacht. Of eigenlijk eerst om den weg af te graven. Maar de Waterstaat maakte bezwaar."

"Het is in elk geval een kloek stuk werk," zeide Bob .• Een boot van den wal in het water te gooien! Ik zou het niet hebben aangedurfd. •

Mac Lachlan keek hem met groote oogen aan. Opeens scheen hem iets in te vallen.

.. Luister eens," zeide hij ... Dit bootje moet te Batavia worden afgeleverd, en daar geproefstoomd. De Stoomvaart-Maatschappij vraagt drie mille sleeplo n, en dat is me teve I. Ik was van plan haar zelf over te brengen, onder eigen stoom. Zou jij dat aan- durven ?"

"Hm," deed Bob, het notedopje beschouwend. En toen onwil- lekeurig in de oude gewoonte vervallend: "Durven? .. AI all' dicht i , kan haar de zee geen kwaad ... Hoeveel mijl zou ze loopen? En hoeveel kolen kan ze laden?"

.. Kom mee naar het kantoor," zeide Mac Lachlan. "Daar h b ik alle gegevens. Je hebt imm rs op het oogenblik niets om handen?-

"Nog niets," antwoordde Bob, en volgde den ander naar diens kantoor.

(8)

6

Een goed uur daarna was de zaak beklonken.

Bob bleef de nu volgende dagen aan de fabriek, zoowel om de nog te doene werkzaamheden te surveilleeren, als om zelf in de wijze der monteering thuis te geraken.

Tot het eerste behoorden het inzetten van den mast, het inlaten van den stoomketel, het bevestigen van de pijpleiding, in één woord al hetgeen door Mac Lachlan was weggelaten, met het oog op de zwaarte tijdens het transport of breekbaarheid en gevaar voor ontzetting bij den val in het water.

De machinerie bestond in hoofdzaak uit een stoommachine van het compound systeem, en had dit eigenaardige, dat de hooge-drukcilinder boven op den lage-drukcilinder stond, een geheel nieuwe constructie, door Mac Lachlan bedacht.

H 0 0 F 0 S TUK 11.

Tien dagen na haar eigenaardigen tapelloop, lag de Si b Y I, zooals het scheepje naar Mac Lachlan's echtgenoote gedoopt was, gestopt op de reede van Soerabaja, na cen proeftocht van een uur, die volle tevredenh id had gegeven.

Een tam ban g a n naderde.

"En nu, goed reis!" zei Mac Lachlan, zich gereed makende over te stappen. "Ik zal Batavia telegrafeeren. Semarang niet aandoen, tenzij je er met de kolen niet mocht komen. Iedere dag i<; zooveel premie."

nln orde," antwoordde Bob, hem de hand reikend.

Mac Lachlan klom af in de tam ban g a n, en wierp onder het afstooten nog een laatsten tevreden blik op het scheepje.

"F uIl spe e d vooruit!" riep Bob door de spreekbuis, en tot den roerganger: "West Noord-Westl"

De boot zwaaide rond, tot zij in den opgegeven koers voorlag, den steven gewend naar Straat Madoera.

Opgeruimd liep Bob langs de verschansing heen en weer.

Weliswaar was het geen vaste betrekking, die hij nu verkr gen had, maar hij verdiende toch in ettelijke dagen een mooi tuk geld. Duizend gulden voor den overtocht, dus een derde van hetgeen de Stoomvaart-Maatschappij voor sleeploon had gevraagd, en dan nog de helft van de premie van duizend gulden voor elke mijl, die de boot boven de tien zou loopen. Op de reede had zij dien ochtend ruim twaalf mijl gehaald, maar Bob rekende

(9)

op meer, als de eerste stroefheid uit de machine zou zijn. In .:Ik geval was dat minstens nog een duizendje.

't Was gek, vond Bob, dat men hem zooveel betaalde voor zulk gemakkelijk werk! Het was te begrijpen, dat Mac Lachlan zijn fabriek ongaarne verliet. Maar er zouden toch wel anderen hebben kunnen gevonden worden, die het voor minder deden, zelfs zeelui, wat hij niet eens was.

Moeielijk was het toch geenszins. Straks, als hij uit de straat was, zou hij eenvoudig koers zetten naar den hoek van Rembang, dan naar japara, Indramajoe, en zoo verder. De boot liep twaalf mijl, dat was drie in een kwartier. Door met behulp van het kompa een peiling te nemen op eenig bekend punt, en na een kwarti r nog eens, kon men de positie van het schip gemakkelijk op de kaart vaststellen. Zoo ging het vanzelf!

"Hoe gaat het beneden?"

De vraag was gericht tot den bankwerker, die thans als machi- nist dienst deed, en even opgedoken was uit de machinekamer.

"Baik toewan," antwoordde de man. "Het gaat nog beter dan vanmorgen. Ziet u maar, we halen de groote boot in. ~

Werkelijk, recht vooruit zag men de Si n dor 0, die bijna een

\Iur vóór hen was vertrokken. Men liep haar merkbaar in, n te slotte kon Bob door zijn kijker duidelijk de passagiers zien, die op het achterdek tegen de verschansing leunende, belangst 1- lend stonden te kijken naar dat kl ine witte ding, dat daar als een zwaan op het water lag en al pelenderwijze naderde

De dofte slagen der schroefvinnen van de Sin dor 0, door het water voortgeplant, werden steeds duidelijker hoorbaar op de

i b Y I. Uit de vó rkajuit was een inlander, de tweede roer anger, pgekomen. Hij en de man aan het stuurrad waren de eenige zee- lieden aan boord. De rest was volk lIit de fabriek van Mac Lachlan.

"Wil meneer de vlag hebben?' vroeg hij, na een poos te he bb n toegekeken.

"De vlag? 0 ja, om te salueeren! 't Is goed," zeide Bob, die zh:h opeens erg zeemansachtig begon te gevoelen.

Grappig toch, zoo'n groote boot voorbij te varen! En hoe dichter men naderde, hoe sneller het scheen te gaan. Een jongen - achtige blijdschap beving hem, en hij had moeite zijn waardigheid als gezagvoerder te bewaren.

Gezagvoerder, ja! Men nam hem blijkbaar a u s é ri eu x. Want toen de vlag van de Si b y I uitwoei, zag Bob, en nu met het bloote oog, dat men aan boord van de Sin dor 0 zijn voorbeeld ging volgen.

Toen de schepen op hijna gelijke lijn waren, gaf Bob den man achteruit een wenk, waarop de vlag langzaam daalde.

Onmiddellijk volgde men ginds. Neer en op, tot driemaal toe.

Bob richtte zijn kijker op de brug der Sin dor o. De wacht- hebbende officier lichtte zijn pet, Bob zijn helmhoed.

Toen kwam er afstand. Glorierijk stoomde de Si b y I de kust- boot voorbij. Bob richtte zijn kijker nog eenmaal op de boot, en zag tot zijn crgernis, dat een paar der passagiers op h t achterdek hem met eveneens gewapend oog natuurden. Een trek van mi - noegen verscheen op zijn gelaat.

Zouden zij hem herkend hebben?

Hij dacht erover na, wat m n dan wel weer te zeggen zou hebben! Zijn oude faam zat hem in den weg. Want al sprak hij er nict over, en zweeg over deze heele ris, men zou er natuurlijk over beginnen.

Zeide hij dan, dat het niet zoo'n bijzonder iets was, dan geurd \ hij op zijn alles kunnen; en stelde hij het oor al een mo i lijk iets, of als een waagstuk, dan geurde hij op zijn durven.

Goed was het nooit, in de oogen van allen, die het niet gedaan hadden.

Bah, wat e n wereld!

Maar kom, hij was uit de straat, en moest varen.

(10)

De kaart raadplegende, zette hij zorgvuldig zijn koers uit, een kwart streek ruimer, met het oog op den nacht, en gaf die op aan den roerganger. Een poosje later zag hij in rechte lijn achter zich de kustboot, die precies eender voorlag. Zijn goed humeur keerde terug. Dáár aan boord kon men niet anders zeggen, dan dat hij wist wat hij deed.

En nu hij in volle zee was, en er vooreerst niets in den weg kon komen, bedacht hij, dat het oogenblik gunstig was, om eens in de kajuit af te dalen, en te kijken wat door de goede zorgen van mevrouw Mac Lachlan daar voor hem te vinden was. Want de ze lucht had hem hongerig gemaakt.

Terugkomende aan dek, gevoelde hij zich slaperig. Hij bleef echter nog e n poos toekijken, tot hij zich overtuigd had dat alles goed ging en goed bleef gaan, en ging weer naar beneden, order gevende hem over een uur te wekken, of ook als er iets in het zicht kwam. Inderdaad was het beter nu wat rust te nemen, daar men niet weten kon wat de nacht brengen zou.

Toen Bob weer boven kwam, neigde de dag te einde. Men wa in het gezicht van den japara-berg, en het gold nu te besli en of hij Semarang dien nacht al dan niet zou aandoen.

Hij ging de trap af naar de machinekamer.

Op de stookplaat lag voorraad kolen, en de bunkers waren nog liiet aangesproken. Délt viel zoodanig mee, dat Bob geen oogenblik be- hoefde te aarzelen. Hij besloot tot doorstoomen. Gedurende eenige minuten keek hij naar de machine, die rustig doorwerkte, zonder geraas. De fabriek van Mac Lachlan had eer van haar werk I

Terug aan dek, gaf hij last de lichten gereed te maken, daar de avond snel inviel. Toen z tte hij zijn koers uit op den hoek van Indramajoe.

Nu was de Si b y I in ruim water, zood at men den geheelen nacht kon doorstoomen, en enkel te letten had op de zee en wat zich daarop bewoog.

11

Met het vallen van de duisternis was de lucht betrokken, en stak de wind op. De zee, die daar in dien zak, aan welks einde de reede van Semarang ligt, toch al niet veel noodig he ft, werd woelig. Aan bakboord schitterden lichtjes, he I in de verte.

"Semarang," merkte de roerganger op. "La h!"

De Si b Y I sneed door een aanrollende golf, een zeetje kwam over, stukwaaiend, en spoot Bob en den inlander tegelijk nat.

,,'t Is maar zeewater," zeide de laatste. .. Daar wordt iemand niet koud van."

"Maar nat! .. beaamde Bob proestend.

Er werd niet meer gesproken. De zee, van voren aan stuur- boordzijde inkomend, deed het scheepje zwaaien, tegen een golf op naar bakboord, eraf glijdend naar stuurboord, zoodat de roer- ganger al zijn aandacht noodig had om koers te sturen.

Bob durfde het dek niet meer te verlaten, en wenschte zich geluk, dat hij dien middag wat geslapen had.

Hij liet alle openingen sluiten: de toegangen naar vóór- en achterkajuit, naar de machinekamer en de kappen. Het eerste zeetje was een waarschuwing geweest. Spoedig volgden er meer.

Soms met een kracht, dat Bob zich met beide handen moest vastgrijpen om niet van zijn plaats geslagen te worden.

Ziende dat de roerganger vermoeid werd door het slaan van het roer en de daardoor veroorzaakte schokken in het stuurrad, gelastte hij aflossing om het uur.

Evenzoo liet hij de stokers slechts halve wachten doen.

Hijzelf bleef aan dek, den geheelen nacht, een enkele maal naar de kajuit gaande om zich met een teug cognac te verwarmen.

Want mocht het zeewater op zichzelf al geen koude veroor- zaken, de wind, die pal Noord-West stond, deed hem toch huiveren.

Tegen den ochtend was men door het ergste heen. Toen het daglicht doorbrak, danste de Si b Y I weer op de golven, die merk- baar afgeslecht waren, doch geen druppel water kwam meer aan dek.

(11)

Maar hoe zag het scheepje eruit!

AI het te Soerabaja zoo mooi glinsterend koperwerk was dof en witbeslagen, het dek zat vol vlekken en de schoorsteen leek met vuile bezems geranseld.

H t ging Bob aan het hart, maar hij kon van zijn werkvolk niet vergen, dat ze nu aan het schrobben en poetsen gingen.

Hijzelf gevoelde zich als geradbraakt door het waken en zich telkens inge pannen moeten vasthouden.

Verlangend naar opfrissching, ging hij naar beneden en ver- schoonde zich, onder het aankleed en happend uit een stuk cerve- laatworst, en een glas bier drinkend om ,op te katteren'.

Aan dek terug, zag hij de zon juist boven de kim tevoorschijn komen, en niets willende verzuimen, liet hij de boot achtereen- volgens in alle streken van het kompas voorliggen, om dit te verifjeeren en de miswijzingen aan te teekenen.

En niet wetende welken invloed de bui van dien nacht op zijn koers kon hebben gehad, liet hij een paar streken afvallen, om zoo poedig mogelijk land te verkennen.

Eerst in den namiddag kreeg hij het in het zicht, recht vooruit, noordelijk wegdoezelend. De hoek van Indramajoe. Ziezoo, nu wist hij waar hij was, en ook dat de bui hem niet noemenswaard had opgeh uden. Hoogstens een paar uur stoomens.

Bob had in den ochtend even kunnen slapen, maar gevoelde zich niet geheel uitgerust. De gelegenheid was nu schoon.

Toen hij, zich de oog n uitwrijvend, aan dek kwam, nam hij en peiling op de kust.

"West Noord-West kwart Noord!"

De roerganger repeteerde plichtmatig het commando.

Bob ging naar de machinekamer en keek daar eens rond.

"Niet bijzonders?"

"Niets, meneer," was het antwoord. "Maar vannacht was h t warm. "

.Beter warm dan water binnenkrijgen," meende Bob.

.. Ja, meneer," was het antwoord, ditmaal met een zweem van twijfel in den toon, "maar de b i I ge-pomp had het er anders gauw weer uitgehaald."

"Meen je?"

"Laat meneer straks de kap weer sluiten?"

"Als het weer goed blijft, niet. Nog iets?"

"Dank u, meneer."

Bob klom op, nijdig. Het bleef toch altijd dezelfde geschiedenis, dat het machinekamer-personeel zich een oordeel aanmatigde over de orders van de brug. Dat kwam door het dualisme, in het leven geroepen door den vooruitgang van de machine-constructie.

De machinist van deze dagen kon eerder als kapitein optreden, dan de kapitein als machinist. Was hijzelf niet op het oogenblik het levend voorbeeld daarvan? In vroeger tijden, toen de machines nog zoo eenvoudig waren, dat men met eigenlijk gezegde machine- drijvers kon volstaan, mocht dat anders geweest zijn, doch heden t dage waren de toestanden niet meer zoo. Het werd zeer de vraag, wie zwaarder examen had af te leggcn, een machinist of

en stuurman? Of eigenlijk was het geen vraag meer.

De Marine had het voorbeeld gegeven, door aan enkele machi- ni ten den officiersrang te verleenen. Dat was een eerste stap op den goeden weg. Een eerste stap weliswaar, doch die, het onservatisme in Nederland in aanmerking genomen, wellicht over een halve eeuw de menschen zou doen inzien, hoe dwaas men op het oogenblik was.

Zoodra het malle rang- en standverschil tusschen menschen van gelijke capaciteit verdween, moest er een eind komen, cn als vanzelf, aan allerlei scheeve verhoudingen, en kon de een gerust den ander in zijn waarde laten.

Bob herinnerde zich opeens een voorval, door hem bijgewoond tijdens en kort verblijf in Holland, een paar jaar geleden.

(12)

14

Tot slot van een manoeuvre, gehouden op de Vlasakkers, bij Amersfoort, in bijzijn van de Koningin, werd een reusachtig ca r r é gevormd. Het was zóó groot, dat men de opstelling nauwelijks kon nagaan. Maar één onderdeel viel ieder in het oog, namelijk dat dichtbij het Koninklijk rijtuig de muziekkorpsen zich hadden opgesteld, en één man daarboven uitstak.

Te loevert stond de artillerie, en opeens gingen alle stukken nagenoeg gelijktijdig af. De rook trok over het veld, en ontnam het gezicht op den achtergrond. Een signaal weerklonk, en door den rook heen stormde de cavalerie in een frontattaque. De aan het hoofd rijdende overste hief de sabel omhoog, en de troep hield in, nagenoeg zonder uit de richting te geraken. De overste riep: "Leve de Koningin", en de cavaleristen herhaalden dien kreet, zooals de donder rolt, aanzwellend en afnemend, tot het stil werd.

Nu lichtte de man van de muziek zijn hand op.

De witte handschoen ging even heen en weer, en toen omlaag.

Met één slag viel de muziek in, en klonk het oude ,Wilhelmu ' uit de instrumenten der vijf vereenigde korpsen, geleid door een man voor wien er vier geheel vreemd waren.

De Koningin was vertrokken, en had met Haar gewone tact den man van de muziek tot zich geroepen, en hem doen deelen

in de algemeene tevredenheidsbetuiging.

Nu stond hij daar, te midden der officieren. De kolonel, in zijn schik met dcn goeden afloop van alles, sprak hem aan.

• Hoe vond je die cavalerie-attaque op het koninklijk rijtuig?"

"In één woord prachtig, kolonel! Een beetje uit de maat, maar als Gounod het had gezien, zou hij voor de slotscène van zijn opera ... "

.Zwijg, onder-adjudant!" bulderde de kolonel. .Je kunt naar je plaats gaan."

De man was blij kbaar boos.

15

"Hm,· mompelde de talentvolle musicus, zich verwijderend, "ik s.:h.ijn daar een bok geschoten te hebben. Anders ... een verge- liJking met Gounod ... Drommels, die zou in Holland ook onder- adjudant zijn! Mauvaise com pagniel"

En hoofdschuddend, liep hij met zeer onmilitaire passen naar zijn korps terug.

"Toewan ... toewanI"

. Bob had zoo zitten mijmeren, met den rug tegen de overkap- ptng. van de. machinekamer, en was half ingedommeld. De op zeung-zangengen toon geroepen woorden deden hem ineens wakker schrikken.

"Wat is er?"

"We loopen wat dicht tegen dien ta n dj 0 n gaan," meende de roerganger.

"Kanan ... tegarl"

Daar was Krawang, en de roerganger had gelijk.

~en half uur later kwam een licht in het gezicht. Tandjong Pnok, de pas geopende haven van Batavia. Bij wijze van spreken altijd, want men zou, naar den afstand gerekend, Rotterdam met evenveel recht de haven van Den Haag kunnen noemen. Immers o~k de trein, die Priok met Batavia verbindt, doet er twintig mlnutcn over, evenals die van Rotterdam naar Den Haag.

Bob keek op zijn horloge, en gaf bevel naar de machinekamer om halve kracht te stoomen. Vóór daglicht kon hij toch niet in de kal i komen, waar hij moest zijn, volgens instructie van Mac Lachlan .

Hij zou echter ondervinden, dat het zelfs bij daglicht nog zoo gema~k~lijk niet was. De groote zeekaart gaf geen voldoende aanwlJztng, en toen de S i b Y I op de reede kwam benamen

buitendien de daar liggende schepen het gezicht. '

.Stoppen!" riep Bob. "Weet een van jelui soms den ingang van de kali?"

(13)

16

.Neen, meneer," antwoordde de roerganger. "Als u het eens vroeg aan die groote boot?"

De boot, d or den roerganger bedoeld, was de Tam b 0 ra van de N.-1. Stoomvaartmaatschappij, en te oordeel en naar de prauw n, di langszij lagen, en waarop zich soldaten vertoonden, in tijdelijken dienst van het Gouvernement.

Bob had inmiddels het volk aan dek geroepen, en een begin laten maken met poetsen en schrobben. Hij wilde netjes aankomen.

Toen de Si b Y I aan stuurboordzijde langs de Tam b 0 r a kwam, keek een stuurman over de verschansing.

"Hallo," riep Bob, "kan ook iemand me den weg naar de ka I i wijzen?

"Waar komen jelui vandaan?" was de verbaasde wedervraag.

., Van Soerabaja."

"Je malle moers ... "

De re t was onverstaanbaar, en de man verdween.

.,Beleefde lui, dat moet ik zeggen!" bromde Bob. En gaande naar de spreekbuis was hij op het punt e n commando tot vooruitstoomen te geven, to n hij zich door een heldere stem hoorde aanroepen.

De staatsietrap van de Tam b 0 ra daalue langzaam. Een heer met spierwit haar klom af.

.. Ik ben de Hart," zeide hij. aan boord van d i byl stappende.

"Erne. Aangenaam!" zeide Bob.

.Hoor ik oed, kom je met dat ding tje van S erabaja ?"

Bob bevestigde dat.

., Dat lap je 'm! - Je wou de k a I i in, hoor ik. Best, ik zal je iemand meegev n. Maar kom eerst even mee, en pak een potje champagne bij mij aan boord. Je bent geen zeeman, dat zie ik wel. Kom, schiet p!"

De toon wa ruw, maar hartelijk, en Bob volgde den ouden zeeman, die den weg leidde naar het salon.

"En nu moet je mij eens vertellen," begon hij, toen een be- di nde een f1esch had opengetrokken en de glazen gevuld. "Hoe kom je zoo hier 7"

Bob deed in korte trekken zijn verhaal, dat de oude kapitein met blijkbare belangstelling aanhoorde.

"Knap gedaan!" riep hij uit, toen Bob geëindigd had. "Nu heb ik meteen wat te vertellen onderweg. Ze gelooven het nooit, ha, ha!"

Daar had hij mis chien de meeste pret in.

Het duurde een poos eer Bob met de gevraagde as istentie weg kon, maar te slotte lukte het toch. De derde stuurman loodste hem veilig de rivier in, en stapte aan den Kleinen Boom af, waarna Bob, toen de visitatie afgeloopen was, een eindje opstoomde en aanmeerde.

Een troepje Chineezen kwam op den kant toegetoopen, gesti- culeerend en hard pratend, zich verdringend ofschoon er plaats genoeg was. Zij wezen en riepen, en Bob begreep spoedig, dat het hem of liever de Si b Y I gold .

Een dikke Chinees kwam naar voren, n riep iets, waar Bob den naam van Mac Lachlan uit hoorde, waarop hij bevestigend knikte. De dikke Chinees wenkte nu de anderen terug, en liet zi h van den kant op de Sibyl zakken. "Liem Liong Tjoe/ telde hij zich voor.

"A I1 ri g h t,· zeide Bob, die nu wist dat h ij tegenover den besteller van het scheepje stond. "Wil Ba ba h vandaag reeds proef toornen 7"

"Meneer is heel vlug hier, ~ antwoordde de Chinees .• De inge- nieur moet nog gewaarschuwd worden. Hoeveel loopt de boot?"

.. Over twaalf mijl," zeide Bob. "Maar dat zal de ingenieur wet vaststellen. "

"Bagoes sekali," zeide de Chinees, goedkeurend lachend.

"Meneer Mac Lachlan is een knap man. Hoe meer ik hem moet betalen, hoc beter."

Singk p Tin. 2

(14)

18

"Wanneer zullen we proefstoomen?" drong Bob aan.

"Ik zal dadelijk iemand sturen," verklaarde de opium pachter .

• Als de ingenieur kan, vanmiddag nog. Anders morgenochtend."

En in het taaltje, dat de Chineezen !'preken, Maleisch, met zooveel Chineesche woorden erin, als noodig om door een Euro- peaan of inlander niet te worden verstaan, riep hij zijn orders naar den kant, waarop zich een der daar staande Chineezen verwijderde.

"Over een half uur hebben wij bericht," zeide hij tot Bob.

"Mag ik intusschen eens rond kijken?"

.. Welzeker, .. zeide Bob. "Op uw eigen schip ,"

"Als ik het betaald heb, is het pas mijn schip," meende de Chinees, "en dan nog is de kapitein baas aan boord."

.,AI goed," zeide Bob, den man toch gelijk gevend.

Liem Liong Tjoe liet zich rondleiden, alles bekijkend, en was blijkbaar in zijn schik. In de achterkajuit zette hij zich eindelijk neer, nogmaals zijn tevredenheid te kennen gevende. Als de vaart nu maar meeviel, was alles goed.

.. Daar ben ik niet bang voor," merkte Bob op, en vertelde hoe hij de Sin dor 0 was vooruitgeloopen, waarop de ander zich van pret op de dijen kletste.

HOOF 0 S TUK 111.

Het half uur was ruim verstreken, toen de Chineesche bood- schapper terugkwam. De ingenieur kon eerst den volgenden morgen.

maar dan ook in de vroegte.

Bob was er nauwelijks rouwig om. Hij kon nu alles nog eens nagaan, en zooveel te zekerder van zijn zaak zijn. Het eenige bezwaar was, dat er wat steenkolen moesten worden ingenomen, doch daarvoor beloofde de opiumpachter dadelijk te zullen laten zorgen. Hij noodigde Bob uit mee te rijden naar de stad, waar- aan deze gehoor gaf, na eerst nog eenige aanwijzingen te hebben gegeven aan zijn volk.

In het Hötel der Ne der I a n den aangekomen, verfrischte hij zich eerst wat, en zette zich toen aan de groote ronde tafel in de voorgalerij, waar juist de bediende een blad gereedzette, met de karaffen en glaasjes voor het gebruikelijk bittertje vóór de rijsttafel.

.. Toe w an m a u p a i t?" en op Bob's bevestigend knikje, schonk hij een glaasje in.

Een tweede logeergast nam plaats, groette en noemde zijn naam: Vermeer.

"U komt zeker van Buitenzorg, of zoo?" informeerde hij.

"Neen," zeide Bob, "van Soerabaja."

" Vandaag? De kustboot moet toch pas overmorgen komen?

Ik wacht iemand, en ... •

(15)

.Met de Sin dor 0 zeker? Nu, die zal overmorgen wel hier zijn. Ik ben met een particulier bootje gekomen, en ben de in d 0 ro even buiten Soerabaja voorbij gestoomd. Zij blijft een dag te Semarang, dus ... •

"Een particulier bootje? En dat op dit traject de kustboot een dag achterlaat? Ik wist niet dat iemand dat had?" zeide Verrneer.

~Eel1 ni uw ding," lichtte Bob in. "Gebouwd te Soerabaja, en door mij vergebracht. Het is voor de opiumpacht. Morgen lever ik het af, en ga dan weer terug. Of misschien blijf ik een boot ocr. "

.0, dan is u zeeman?

.Minder," zeide Bob, .ik ben werktuigkundige. Buiten betrek- king nu. En toen Mac Lachlan - dat is de chef van de fabriek

,

waar het bootje i gebouwd - mij een zeer voordeelig aanbod deed om het ding over te brengen, nam ik natuurlijk aan."

"IIm: deed de ander. "Dus u is buiten betrekking? Of mis- chi n heeft u zich al verder verbonden?"

.In aeen n deele. Weet u soms iets?"

"Daar wou ik juist op komen. Ik ben hier, om te zien iemand te krijgen, die in het algemeen toezicht kan houden op een s heepsmachine, en op het varen en aanleggen van een stoom- boot," zeide Vermeer.

.Dat is zoo'n heksenwerk niet," meende Bob. "Alleen begrijp ik u n iet goed. Een toomboot, waarvan de commandant eenerzijds,

'n de machinist anderzijds onder toezicht staat?"

"Neen, ik moet iemand hebben, die zoowel van het een als het ander genoeg kennis en routine bezit, om met enkel inlandsch personeel d boot te laten varen."

"Nu begrijp ik u. Dat is dan precie wat ik pas gedaan heb.

Mijn per oneel was fabrieksvolk, en twee ro rgangers, die even op een kompas konden sturen."

.Had ti dan geen loods?'

21

.,Niemand," zeide Bob. ..Enkel om hier in de k a I i te komen , kreeg ik even hulp van de Tambora. Maar dat is een quaestk van één keer, of goede kaarten."

"Precies wat ik zoek!" riep Vermeer uit. "Luister eens. Ik betaal een salaris van honderd vijf en twintig dollar in de maand vast, en twee dollar tafelgeld per dag. Als ikzelf aan boord ben, tien dollar per dag, voor tafelgeld en wijn. Is u dat goed?"

"Do II ars 7" vroeg Bob. "Waar hoort u thuis 7"

"Op Singkep. Ik ben de hooFdadministrateur. Bij ons is, even aL op de Oostkust van Sumatra, de do II a r het betaalmiddel. Op het oogenblik staat die zoowat twee gulden. Natuurlijk is r kans van dalen en rijzen, maar daar merkt niemand wat van."

"Dus," zeide Bob. .Is het tweehonderd vijFtig èn honderd twintig gulden vast, behalve wanneer u eens meegaat?"

"Juist," antwoordde Vermeer. "En daarbij de kans om in het vaste korps te komen. Wij breiden elk jaar uit, naarmate het booronderzoek resultaten geeft."

"En is dat voordeeliger dan hetgeen u mij nu voorloopig aan- bi dt?"

"Zeker, omdat u dan deelt in een voor het personeel afge- zonderd winstdeel. Bovendien is een zeker aantal aandeelen in de Maatschappij gereserveerd en ter beschikking van de el11- ployé's. Die kunnen ze à par i krijgen, zoolang de voorraad strekt, en mogen ze gaandeweg uit hun winstaandeel of hun gespaard geld afbetalen."

"Dat is zeker mooi," zeide Bob. "En hoe hoog staan die aan- deelen nu?"

"U begrijpt, dat de noteering voor een jonge onderneming nooit hoog is. Ze worden echter niet onder par i uitgegeven.

Wie ze koopt, doet dat met het oog op later."

.Goed, maar als ze genoteerd staan, zijn ze op de geldmarkt, worden ze verhandeld, zou ik zeggen."

(16)

22

"Er zijn natuurlijk aandeelhouders," zeide Verrneer, "anders z u er geen werkkapitaal zijn. Doch we zijn pas in exploitatie, en er is nog geen pi col tin verscheept. Winst is er nog niet gemaakt kunnen worden. Hoe men dus aandeelen zou kunnen verhandelen waarop nog geen dividend is betaald, begrijp ik niet. ~

"Ik ... vind het ook vreemd," zeide Bob . • Hoe hoog staan ze?"

Nu onlangs 88

0 /0 .

Maar ze zijn lager geweest, en komen telkens wat in de hoogte. Misschien door de rapporten van wat we vinden."

"Mogelijk," zeide Bob. "Maar in den eersten tijd zal ik er nog wel geen bezitten, dus is het eigenlijk voor mij van geen belang."

"Om dan terug te komen op mijn voorstel. Hoe denkt u uaarover?"

"Dat neem ik graag aan. Ik had dat misschien dadelijk moeten zeggen. U sprak evenwel van de toekomst, en toen meende ik die tegelijk te mogen overwegen."

• Uitmuntend," zeide Verrneer. "Ik ben zelf gewoon te wikken eer ik iets doe, en kan daar een ander geen verwijt van maken.

Dus gaat u mee?"

"Gaarne," zeide Bob. .Alleen moet u mij den tijd laten tot overmorgen. Morgen moet ik proefstoomen en afleveren. De laatste termijn en de premie worden dan betaald, en heb ik slechts de remise over te maken, onder inhouding van het mijne. Dan ben ik vrij."

,,0, we hebben nog drie dagen, eer de boot gaat," zeide Verrneer.

.,Dus heeft u al den tijd. - Wanneer, of liever hoe laat he ft morgen die proeftocht plaats?"

"In de vroegte. Ik ga vannacht naar boord, om tegen daglicht stoomklaar te zijn."

"Heeft u eenig bezwaar, dat ik meega?"

"W Ineen," zeide Bob. ,.Als u daar plezier in heeft, waarom niet? Als u maar genoegen neemt met te slapen op de bank."

23

"Daar kan ik tegen," lachte Verrneer. "Op ons eiland hebben we, vooral in den beginne, wel geleerd ons te schikken. Sta me enkel toe te mogen zorgen voor een goed glas wijn, dat we in het rijtuig mee zullen nemen."

De man doe r kwam bij de tafel, terwijl tegelijk het luiden van een bel weerklonk, het sein om te gaan eten. De heeren stonden op.

Bob maakte een langen middag. Hij had behoefte aan rust, en gevoelde zich behaaglijk toen hij in het ruime ledikant lag. Toch sliep hij niet dadelijk in. Onder het praten met Vermeer hadden hem twee zaken getroffen. Vooreerst, dat de nu do r hem aan- genomen betrekking, althans zoodra hij bij uitbreiding in het vaste korp zou komen, het voordeel had te zijn bij een jonge onderneming, waarbij voor de eersten daaraan verbonden, goede vooruitzichten bestonden. En in de tweede plaats, dat de aan- deelen daarin een speculatief fond waren, af hankelijk van de berichten die Vermeer naar Europa zond, iets wat deze blijkbaar zelf niet begreep. Met eenig beleid was daarvan te profiteeren . Dat was nader te bekijken. In elk geval was hem daar een betrekking in den schoot gevallen, door dat hij iets verteld had dat hij kon en had gedaan. Zeker, het was ditmaal van pas gekomen, maar dat kon hij van tevoren toch ook niet weten!

Omstreeks vijf uur kwam Bob uit de badkamer. Verrneer stond, reeds gekleed, in het galerijtje van het bijgebouw, terwijl twee paarden, een vos en een ijzerschimmel, vóór hem heen en weer geleid werden.

"Kijk eens," zeide hij, "die heb ik g kocht. Wat zegt u ervan?"

"Mooie dieren," vond Bob.

"U kunt toch paardrijden?"

"Ik heb het in Duitschland geleerd, zoodra mijn gaan naar Indië vaststond. Men dacht bij ons thuis, dat in Indië iedereen paard reed, en het en noodzakelijkheid was het te kunnen."

"En het sedert hier nooit gedaan 7"

(17)

.Jawel, zooals men dat hier doet. Ik ben verscheiden malen in het gebergte geweest, om machinerie te monteeren, en dan gaat men natuurlijk te paard naar de landen. Maar dat is enkel zich laten transporteeren, geen rijden."

"U heeft gelijk," zeide Verrneer. "Bij ons zult u echter wel bemerken, dat er ook ge red e n moet worden, en dan zal het vroeger geleerde u te pas komen."

Zoodra Bob gekleed was, stelde Vermeer hem voor een rijtuig te nemen, en zoolang het nog licht was, door de mooiste ge- deelten van de stad te toeren. Men kon dan in den naävond met hetzelfde rijtuig zich naar de K a I i bes a r laten brengen.

Daar kon niemand iet s tegen hebben, te minder Bob, die n g nooit te Batavia geweest was. En zoo reden zij langs het Konings- plein, Kebonsirih, Kramat en Salembah, en terugkeerend over het Waterlooplein en Rijswijk, stilhoudende eindelijk vóór de societeit de Har m 0 ni e. Hier zag Verrneer een kennis zitten, dien hij verzocht Bob even te introduceeren.

.. Wel. hoe vind je Batavia 7" vro g Vermeer, toen zij gezeten waren.

"Mooi," zeide Bob. "Altijd in het genre. Die ruime aanleg, die prachtige beplanting, hebben nergens hun wedergade. De huizen gaan daar voldoende in verscholen. Want ze mogen gemakkelijk zijn met hun enkel gelijkvloers, die lage witte ge- bouwen, met hun hooge daken, hebb n ov rigens veel van een verfraaid soort boerenhofsteden. Architectuur zit er niet bij."

"Die zult u nergens in Indië vind n. Misschien en iet je in Singapore, maar daar haalt weer de aanleg niet bij hier," gaf Vermeer toe. "Gaan we?"

"Ik vind het goed," zeide Bob, en zij stapten op.

Den volgend n ochtend stoomde de Si b Y I uit de rivier, op haar bes I issende proefvaart.

Verme r had volgens zijn plan den nacht aan boord geslapen, en Bob beziggehouden zoolang hij kon. Doch deze had op een

gegeven oogenblik op de kajuitsklok gekeken en verklaard, dat het nu genoeg was, en hij nog even beneden moest gaan zien.

Eerst toen Bob de ijzeren trap naar de machinekamer afdaalde, voelde hij den invloed van den zwaren wijn, door Vermeer mede- genomen. Beneden zag hij twee manometers, waar er maar één was. En vruchteloos probeerende door het fronsen zijner wenk- brauwen een meer helderen blik te krijgen, indigde hij met een holle vuist te maken en daar door h en te kijken.

"Die vent zou je van de wijs brengen," mompelde hij, doelende op Vermeer.

En deze, op de bank in de achterkajuit liggende, ook eenigszins onder den invloed van den wijn, droomde een bepaald gunstig oordeel over Bob.

"Die vent, al heeft hij 'm om, weet nog precies wat hij doet ,"- Volgens Vermeer was dat en hooge lof.

De ingenieur had even raar gekeken ovcr de aanwezigheid van Vermeer, vooral over diens manier om overal met den neus bij te staan, doch toen de Chineesche eigenaar niets zeidc, kwam hij in den waan, dat V rmeer met de levering van het hootje iets te maken had. Met d grootste aandacht toch keek hij naar alles wat gebeurde, opvangende elk gesproken woord, zich zóó op den voorgrond dringende, dat te slotte de ingenieur zijn bevin- ding n direct aan hem mededeelde. En de Chinees, hoewel zeer tevreden over alles, was klaarblijkelijk ook in de war.

Bob, geheel bij zijn werk, had geen tijd of lust gehad dit alle op te merk 11. Toen men in de k a I i teruggekeerd was, had hij schik over den afloop. Het bootje had zich prachtig gehouden, en er was geconstateerd, dat de vaart twaalf en een kwart mijl bedroeg. En nog meer tevr den was hij, toen hij na afloop der verrekening en afzending van het geld naar Soerabaja in h t hOtel zat te rij ttafelen, met het vooruitzicht ook dien middag de ontbeerde rust wat te kunnen inhalen.

(18)

26

Den volgenden ochtend zorgde hij voor het vertrek van zijn volk, meegevende een uitgebreid verslag aan Mac Lachlan, dien tevens kenni gevende van zijn onverhoopt buitenkansje dadelijk een betrekking te hebben gevonden. Het verdere deel van den dag be teedde hij tot het doen van eenige inkoopen, hem door Vermeer aangeraden, en toen het ochtend was, woei hem de fri che zeebries om de ooren, terwijl hij op de brug der God a- ver y met aandacht de lessen volgde, die de Fransche stuurman hem welwillend verstrekte, omtrent het manoeuvreeren met een groot schip.

Want Bob had al dadelijk bij het verlaten van Tandjong Priok be peurd, dat er verschil was tus chen het omgaan met zoo'n groote bo t en de kleine Si b Y I. Theoretisch m cht het op hetzelfde neerkomen, practisch was het heel wat anders. Onwil- lekeurig moest hij denken aan de moeielijkheid, die hij eens had ondervonden, t en hij bij gemis van zijn zakmesje, een punt aan een potlood had moeten maken met een groot voorsnijmes.

Het wa precies eender, en toch heel anders.

Dan had het v rblijf op de brug nog een ander, niet te mis- kennen voordeel. Het wa hem, den aanstaanden commandant van een stoomboot, gaarne toegestaan, doch aan Verrneer, die ook geprobeerd had erbij te zijn, ronduit geweigerd.

Dit vooral deed Bob genoegen. Hij vond het steeds overal zich mee bemoeien van zijn nieuwen chef, meer dan drukkend.

Wat dat betrof, was hij blij een betrekking te hebb n aanvaard, die hem min of meer vrij maakte. Zoolang hij toch op zee was, kon de man hem niet bereiken.

Het was middag geweest.

Bob had, zelf met een sextant gewapend, het meten van de zon hoogte meegemaakt, en zijn stelschroef draaiende, den zonne- cirkel zien rijzen boven de kim, en één oocrenblik stilstaan, om dan onder te duiken. Zijn ,stop' had gelijk geklonken met dat

27

van den wachthebbenden stuurman, tot zijn groote satisfactie, waar hij voor het eer t zijn instrument op een beweeglijken bodem hanteerde. Zonder iets te zeggen, had daarop de stuurman hem den N a u tic a I A I man ach gegeven, waarna Bob zijn bereke- ning maakte. De hoogte van de brug boven het water was hem reeds eerder opgegeven.

"C' est bie n cel a,' complimenteerde hem de stuurman, toen Bob gereed was.

Deze meende nu geen verder gebruik meer te moeten maken van het hem gegeven verlof om op de brug te mogen vertoeven, en dankte voor de ontvangen les.

Tegen de laatste uitdrukking opponeerde de Franschman. Het was geen les, bloot een gelegenheid, en Bob zou hem plezier doen er gebruik van te maken zoveel hij verkoos.

"Wel, commandant," riep hem Vermeer toe, Bob op het achter- óek een paar passen tegemoetkomende, "op welke breedte zijn we?"

"Eén en negentig graden elf minuten, zes seconden," z id Bob met een eff n gezicht.

"Zoo, zoo!" deed Vermeer. "Dan schieten we goed op."

En Bob zag hem zijn opgaaf op een enveloppe noteeren, en hoorde hem even later tegenov r de andere pas agiers zijn wijs- heid luchten. Maar hij had geen voldoening van zijn grap, daar er blijkbaar onder hen niemand was, die den nonsens begreep.

Op de verdere vaart maakte Bob geen gebruik meer van het verlof om op de brug te mogen komen. Alleen bij het aanmeren te Singapore, in de haven Tandjong Pagger, was hij boven, met oplettendheid kijkende hoe het gevaarte werd bijgehaald. En ook dit ging eenvoudig genoeg. Men liet htschip langzaam naar den walloopen, en zoodra een tros kon worden uitgebracht, vóóraan vastleggen. Dan een paar slagen met de schroef, en het achterschip kwam gaandeweg bij, tot ook hier een tros werd uitgebracht, om nader te worden aangehaald met de stoomlier.

(19)

HOOFDSTUK IV.

Hoewel Bob nu alles goed gezien had, bekroop hem toch een zonderling gevoel, toen hij den volgenden ochtend op de brug van de Singkep st nd, zijn schipl

Hij had den vorigen dag besteed met een inspectie van het geheele vaartuig, en voelde er zich dus op thuis. Maar nu moest hij varen. In de eerste plaats weg van de reede. En het leek hem, kijkende naar de massa hem omringende schepen, of er geen doorkomen aan was. Die vlak bij hem lagen, hadden afstand genoeg, maar verderop scheen het of ze vlak tegen elkaar lagen.

Bob telde de zakken rij t, in de p r a u w langszij, die ingeladen werden. Nog een dertigtal. En dan moest hij vertrekken I

~ Wel, commandant,' vroeg Vermeer, op de brug komend, .zijn we er bijna?~

.Nog een half uurtje,· meende Bob, die zag, dat het ge n tien minuten meer duren kon.

Bob was zenuwachtig.

"Heb je ev n tijd in het salon te komen? Dan zullen we een potje champagne pakken op onze eerste reis.'

~ Welzeker, ~ zeide Bob met graagte.

Zood oen de kon de zaak en half uur gerekt worden, en al gaf dat geen af tel, ieder uitstel was hem nu welkom.

Zij gingen dus naar het kleine dekhut je, door Verrneer met den weidschen naam van s a Ion betiteld. Een ingang aan weerszijden,

daarachter een tafel, iets langer dan breed, met een bank aan drie kanten en een schroefstoel er vóór.

.Pardon!"

Zij riepen het tegelijk. Bob had zich op den stoel willen zetten, den stoel van den commandant. Vermeer eveneens. Een kleine botsing was daardoor ontstaan. Bob draaide met een lachje den stoel zó6, dat de leuning naar Vermeer gekeerd was.

.Neemt u plaats," zeide hij, wijzende op de bank.

En de ander gaf aan de uitnoodiging gevolg, hoewel zijn oogen even knipten. Toen begon hij de gereedstaande f1esch van cap- sule en ijzerdraad te ontdoen.

Bob nam kleine teugjes. Hij had zijn kalmte terug, tengevolge van dat kleine incident van daareven. Hij voelde ineens zijn waardigheid. Immers, hij mocht in dienst zijn der Maatschappij, waarvan Vermeer hier de hoogste chef was, doch aan boord was h ij de eerste. Dáárom zat hij op den stoel, Verrneer op de bank. 'n Passagier!

Vermeer had voor de tweede maal ingeschonken.

Een inlander vertoonde zich aan den ingang, salueerend tegen zijn hoofd. Het was de bootsman, in die buurt gun 11 er genoemd.

Bob begreep meer dan hij h orde, dat de p r a u w leeg was, en men dus vertrekken kon. Hij knikte .

• Weigh anchor!" zeide hij, en toen, tot Vermeer gewend:

.U excuseert me wel. Ik kom terug als we buiten zijn. En ...

dezen eersten keer heb ik liever geen visite op de brug."

Toen ledigde hij zijn glas, en liep naar boven.

De snelle slagen van de stoomlier begonnen langzaam te werken, toen het uitgestoken cind ketting ingehaald was, tct'wijl de voorstevcn van de Sin g k ep even omlaag neigde en zich toen wcer ophief. Dc kie s was eruit.

Bob draaide de schel naar de machinekamer op halve kracht vooruit, en dadelijk kwam er beweging in de boot.

(20)

30

En nu, uitkijkend, gaf hij korte commando's. "K a na n ...

Kiri ... Tegar ... "

AI voortgaande kwam er hoe langer hoe meer opening, tot de reede verlaten was en koers gestuurd kon worden. Volle kracht'

"Brr I" deed Bob.

"B a rat?" herhaalde de roerganger vragend.

"Neen, 't is niets," zeide Bob lachend.

En hij riep den gun n erop de brug, dien hij den koers opgaf en het commando overdroeg, en ging zelf terug naar de dekhut.

"Ben je jarig?" vroeg Vermeer.

"Nog niet," antwoordde Bob. "Maar als het dáárom te doen is ...

En bukkend, haalde hij een versche f1esch te voorschijn.

"Kom," zeide hij vroolijk, "die gaat eraan '"

.. Ik maak je mijn compliment," zeide Verrneer. "je bent kranig van de reede gestoomd. Als we Riouw gehad hebben, en tusschen de eilanden zitten, zal ik je wel even helpen."

"Waarmee?" vroeg Bob, even de wenkbrauwen fronsend.

/t Is een lastig vaarwater," zeide Vermeer. "En als je er nog nooit geweest bent ... Ik ken den weg natuurlijk ... "

"jawel," zeide Bob, onverschillig. "U sprak over Riouw. Moet ik dat aandoen?"

"Altijd," antwoordde Vermeer. "Behalve dat de resident het graag ziet, koopen we daar brandhout goedkooper dan te Singa- pore. Je zult ditmaal wel niet veel noodig hebben, wel?"

.. Neen," zeide Bob, "de bunkers zijn vol."

.Dan zullen we één prauw nemen," besliste Verrneer. ,,'t Is om ze aan den gang te houden. En dan de resident."

"Levert die ook wat?"

"Neen/ lachte Vermeer. "Het is een beleefdheid. je zult dat later wel beter begrijpen. De resident kan ons in allerlei goed of kwaad doen."

.A II ri g h t," riep Bob .• Ikmoet nu even naar boven. Gaatu mee?"

31

Vermeer knikte, en vergezelde Bob naar de brug.

Men was aan den ingang van Straat Riouw, en Bob liet na eenigen tijd van koers veranderen.

"De Chineesche bootjes loopen veel dichter langs de overzijde,"

merkte Vermeer op, wijzende met de hand.

..Best mogelijk," zeide Bob, "maar ik zie er het nut niet van in."

En ondanks aandringen van Verrneer, weigerde hij beslist, toen zij een poos later tegenover een opening van het land kwamen, daar in te varen.

"De zeekaart wijst op gevaar, ti zeide hij. "Ik ga de gewone route."

Zoo deed hij, volgend de hoogst primitieve bebakening. Een witte paal op de kust, en toen een rij staken, waarvan de eerste en laatste een korf droegen, wezen den weg naar Riouw's reede.

Voorzichtig opstoomende, naderde Bob de pier tot op een kwart mijl, en liet zijn anker vallen, zich verbazend over het bestaan van een dergelijk ding, dat blijkens zijn royalen bouw, geld genoeg gekost moest hebben, doch dat wegens de ondiepte door geen schip te bereiken was, en dus voor niets diende.

Hij liet een sloep uitzetten, en volgde Vermeer op diens uit- noodiging, naar den wal.

Bob kon den indruk niet roemen, die het plaatsje op hem maakte. De residentswoning was zoowat het eenige toonbare hui , en wat het er deed begreep hij evenmin als het bestaan dier ongenaakbare pier. Doch Verme r legde hem de zaak uit.

Riouw, gelegen tegenover Singapore, vrijhaven evenals de Engelsche plaats, moest daarvan een tegenhanger, een concurrent worden.

".Maar daartoe ontbreekt hier alles," riep Bob uit. "Een ondiepe, kleme reede, een pier, die tekort is en verkeerd aangelegd, geen dokken, geen pakhuizen ... "

"Nu .ja," meende Verrneer, "wie op die kleinigheden let, is een kl11esoor. En dan, ginds op dat eilandje, woont de onder-

(21)

32

k ning. Bij gelegenheid moet je hem eens een bezoek brengen."

• Er is hier immers een Sultan?"

.Ja,· zeide Vermeer. "Die woont op Lingga. We zijn bezig te ond rhandelen, om ok daar geregeld aan te leggen, voor de post.

Bij d n Sultan zit de assistent-resident. En op het belangrijkste deel van dit Rijk, op Indragiri, is de controleur.'

• Men schijnt dan hier den boel op zijn kop te hebben gezet,"

merkte Bob aan .• Of zijn er andere motiev n? De resident dicht bij Singapore, zoodat hij gemakkelijk een uitstapje kan maken ?"

.In 't geh I niet! Hij heeft het eens gedaan, de ongelukkige!

Verbeeldje, hij had kleeren noodig, en dacht dat hij zich die envoudig op Singapor kon laten aanmeten. Dus ging hij op een dier Chineesche bootjes, die tweemaal daaO's varen, en er je heen brengen in nauwelijks twee uur, voor twee dollar. Daar is wat over te doen geweest!"

"Niet voornaam genoeg," onderstelde Bob.

"Neen, dat was het niet. Te Batavia oordeelde men, dat hij buitenlandsch verlof had moet n aanvragen."

ft Voor dien achtermiddag? En als hij nu eens naar Indragiri moet ?"

ft Dat kost een paar wek n, met alles wat er bij hoort. Maar dat i binnen zijn residentie. Singapore is buitenland. De geheele inktkladderij is cr over bezig geweest. - Maar hier zijn we er.

Kijk eens. Daar heb je de societeit. Ik zal je even aan den resident voorstel! n, met wien ik een conferentie heb. Ga dan h en, en wacht mij ginds."

Bob werd voorgesteld aan een goedig heer, de resident. Hij prevelde zijn ,aangenaam kennis te maken', en gin heen.

De societeit was een niet al te geriefelijk lokaal, maar er stond een goed biljart. Dat zag Bob aan de stooten, die een heer in zeemans-uniform voor eigen oefening stond te maken.

Bob groette en stelde zich voor. Een oogenblik van verwarring,

en toen werd Bob gewaar, dat de ander Engelsch sprak, waarop hij in die taal overging. Den naam had hij niet goed verstaan . Inmiddels waren zij een partij begonnen, die Bob verloor, waarop de ander hem een re van c h e voorsloeg. Ditmaal won Bob, maar met moeite.

Toen zetten zij zich aan een knaapje, en kreeg Bob gelegen- heid zijn nieuwen kennis met meer aandacht op te nemen .

In het eerst had hij hem gehouden voor een dier half-cast, ontstaan door kruising van hoofdrassen, in Engelsch-Indië even goed voorkomende als in Nederlandsch-Indië, met dat onder- scheid, dat zij over het algemeen beter zijn opgevoed. Doch al

poedig begon hij in zijn meening te wankelen.

Zeker, zijn gezicht was donker, maar van een andere nuance dan het gekruist ras meestal vertoont, en daarenboven waren de trekken zoo fijn besneden dat zij elk vermoeden van kruising verbanden. Het hooge voorhoofd en de licht gebogen neus lieten

\'eeds het scherpe verstand raden, dat in zijn conversatie trouwens genoeg doorschemerde. En dan zijn rang, scheepskapitein, van welk schip dan ook. Bob was in de war.

Vermeer kwam de s cieteit binnen.

"Ahar deed hij. "Good morning, Said Hamid!" En hij 'trekte de hand uit naar Bob's nieuwen kennis, die deze schudde, I eleefd, doch zonder onderworpenheid.

En Bob wist nu ineens den landaard van den ander. Een Arabier.

"Ik merk, dat de h eren al kennis gemaakt h bbcn," zeide Vcrmeer, doch ziende de vraag op Bob's gezicht, ging hij voort:

"Said Hamid is de kapitein van het jacht van den Sultan, en meneer Erne de kapitein van de Sin g k e p."

Beiden bogen als gold het een nieuwe kennismaking.

"Ik heb u binnen zien komen," zeide Said Hamid. "Ik lig onder den wal aan den overkant, en keek van mijn dek uit. Wanneer vertrekken de heeren?'"

Singkep Tin. 3

(22)

• We moeten vanavond bij den resident eten, ~ zeide Verrneer .

• Dus morgen, bij daglicht."

"Zouden we niet liever vannacht gaan?" stelde Bob voor.

"Anders zit ik morgenavond tusschen het land, en voor de eerste maal .. . "

"Je kunt toch hier met donker niet weg?" vroeg Verrneer.

Waarom niet?" zeide Said Hamid.

"Niet

..

één , die u dat nadoet," meende Vermeer. "Said Hamid vaart zelfs bij nacht door de ,Pientoe'," ging hij voort, zich tot Bob wendend. "Wij komen er ook door, maar j zult eens zien, wat een stroom daar staat."

"Dat neemt niet weg, dat ik vannacht wegga," zeide Bob.

.Natuurlijk, tenzij u hier moest blijven."

"Hoe kom je er uit?" drol1 Verrneer aan .

• Dat is mij n zaak," zeide Bob, en hij zag, dat Said Hamid goedkeurend knikte.

Bob was nu koppig. Hij had bij het binnenvaren de staken gezien, die het vaarwater afbakenden. Natuurlijk zouden die. in het donker niet zichtbaar zijn, doch hij had iets bedacht. Indien er bij den laatsten staak een licht was, kon hij veilig daarop aan- sturen. Dat licht zou er komen! En profiteerende van een gunstig oogenblik, verwijderde hij zich even, een tcegloopenden inlander zijn orders gevende, met en briefje aan d n gun n eraan boord en een viertal dollars.

Ziez 0, op het oogenblik dat hij zijn toplicht heesch "wu aan den laat ten staak een roode bollantaarn geheschen word n, van boord meegegeven aan den schuitenvoerder, met wien hij had geaccordeerd.

H 0 0 F 0 S TUK V.

Het was een vervelende namiddag.

Verrneer rekte den tijd, bewerende dat hij geen behoefte aan slaap had, tot de zon te kimme neigde. Toen voeren Bob en hij even naar boord, om zich te baden en te kleeden. Te vroeg aan wal terug om al naar den resident te gaan, dwaalden zij langs Riouw's huizen.

Eensklaps pakte Verrneer Bob bij den arm.

.. Verduiveld! Dat had ik bijna vergeten. Kom mee," riep hij uit.

Zij liepen het erf van een woning op. Ruim was het niet. De smalle paadjes waren nauw begrensd door groote bloempotten met planten, maar netjes mocht men het noemen. Een poppen- tuintje, vond Bob.

In de voorgalerij gekomen, zag hij een meisjeskopje om den hoek an de deur gluren, snel kijkend, om dadelijk weer tc verdwijnen. Even later kwam een jonge dame naar voren, Ver- meer begroetend.

Bob werd voorgesteld, mejuffrouw jamin.

"Is het er al?" vroeg zij .

• Het is cr," zeide Vermeer . • Een meisje."

.0, wat zal Suze blij zijn! Mama!·

Een grommend geluid klonk uit het binnenhuis .

• Mama is nog niet gekleed,· vertolkte de jonge dame. .Gaat u zitten?·

(23)

36

We moeten bij den resident zijn," excuseerde zich Vermeer.

En" op een schel geroep: "Agatha!" dat uit de achtergalerij kwam, reikte hij haar de hand. "Meneer Erne zal u de volgende maal bericht brengen. Hij is onze kaptein." ..

Bob kreeg nu ook een handje, en terwijl zij de voorgaand en]

verlieten, klonk nogmaals een "Agatha!" van binnen.

"Een aardig kind, jammer dat ze rood is," merkte Vermeer op.

Rood?" herhaalde Bob.

Ên hij st Ide zich Agatha Jamin voor den geest, zooals hij haar zooeven had gezien. Een merkwaardig blanke huidskleur, en donkerblauwe oogen. De rest kon hij niet definieeren. Rood?

Wat leuterde Vermeer?

~Haar

zuster is getrouwd met een klerk van het consulaat te

Singapore,~

vertelde deze. "Pas bevallen. Een geschikte vent, die het ons met d Chineesche koe I i es erg makkelijk maakt. je LUit h m de volgende maal wel zien."

B b was aan tafel bij den rt.·sident eenigszins absent. Wat een gunstigen indruk maakte, daar men het aan verlegenheid of

~e­

ch idenheid toeschreef en het niel hinderde, waar Vermeer Zich van het geheele gesprek meester had gemaakt.

Tot tafel buur had hij een oude dame links, een kind rechts.

De erste was gouvernante, naar Bob vernam, doch geheel in de f milie opgenomen. Zij sprak weinig, en vertoonde af en toe een piinlijk n trek. Tegen het einde van het maal stond zij op en

verdween.

"Arme juW zeide het kind. "Ze heeft weer zoo'n pijn."

De rouw des huizes keek haar dochtertje bestraffend aan, terwijl de oudere zusters hun best deàen door verdubbeld gesnap het incident te doen vergeten.

"U vaart morgenochtend weg, meneer Erne?" vroeg de resi- dent, alsof hij door Bob in het gesprek te halen, hem het ver- dwijnen zijner taf lbuur wilde doen vergeten.

.Pardon, resident," antwoordde Bob, "vannacht."

De resident keek Vermeer even verwonderd aan. Deze trok d schouders op.

"Hoor eens,· zei hij, toen zij samen de residentswoning hadden verlaten, om naar boord te gaan. "Ik wou daar bij den resident geen uitlegging vragen. Maar dit is nu de tweede maal, dat je verklaart van nacht te wi \len weggaan ... "

"Wat mankeert de dame, naast wie ik zat?"

"Kanker i n de borst. Maar over dat varen ... "

"Stapt u in," zeide Bob, daar zij aan de sloep waren gekomen.

Zij roeiden zwijgend naar boord. Vermeer kwam voorloopig niet terug op zijn vraag, doch was niet op zijn gemak. Hij steld~

echter nadere explicatie uit, tot zij aan boord zouden zijn.

"Bob liet de sloep hijschen en de trap innemen. Toen ging hij langs de machinekamer, een waarschuwing naar omlaag roepend, en besteeg de trap naar de brug. Vermeer, in de meening, dat Bob dadelijk nakomen zou, was de dekhut ingegaan. en bezig daar de lamp op te steken, toen plotseling het ratel n van de stoomlier zijn oor trof. Hij stond versteld, en lette er niet op dat de lucifer afbrandde, tot de pijn aan zijn vingertoppen hem tot bezinning bracht.

Eerst licht, en dan ... !

Heel voorzichtig legde hij het lampcglas op tafel, en streek een nieuwen lucifer aan. Maar een tochtje, door het open raam komende, blies dien uit. Een derde werd afgestreken, nu zorg- vuldig met de hand bedekt. De lamp was aan.

Toen Vermeer eindelijk buiten de hut kwam, zag hij de wal- lichtjes draaien. De lier hield met ratelen op, en instede daarvan hoorde hij nu het rommelen van de schroef.

"Wel verdomd!"

En hij ging naar de brug. Maar op de bovenste trede bleef hij staan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit werd tusschen luid neus-gesnuit uitgebracht. ujn levensgeschiedenis opgebiecht..... ik wil Bernard spreken. Ze hoorde altijd graaD' over de chronique scandaleuse.... Ze

(Zij giet de n aangewezen beker uil). Heil u Xanthippe, fiere dochter van onzen stam! Niet teruggeschrikt zijt ge voor de wraak der eeuwige Moire I Diep in

Hanna stapte dadelijk in. De helper wist blijkbaar al wat hij te doen had, want hij maakte het paard los en terwijl de auto zich al in beweging zette zag Hanna, dat hij zich

Zooals hij daar nu zat te smullen van de nasi·goreng, gulzig etend met zijn handen, la- waaierig smekkend met tong en lippen, had hij iets dierlijks over zijn

De boeitros was vast, maar met de waltrossen schenen de Maleische roeiers geen haast te hebben. Hoe dichter het schip bij den steiger! hoe minder zij hoefden sleepen

À1macht der liefde van mensch tot mensch: neen, alleen de alle menschen en dingen omvattende liefde bereikt een zekere alomvattende macht. Het interesseert

\'an Mariam te trekk n. Nieuwe maan te.. bl!zo-gde toekomst in 't verschiet, oen z,ij verwonderd hJar meestere~' met gragt. teugen den bouillon zag drinken e de kapi tein

Alles is hem lief van zijn liefelijk land, dat zoet proeft aan zijn zinnen en zoet aan zijn hart, zoo overvloeiend vol zoetigheid, dat ook de ganschelijk