AD43- 2001 - 1 / 2
ADVIES Nr 43 / 2001 van 12 november 2001
O. Ref. : 10 / A / 2001 / 042
BETREFT : Ontwerpamendement van de Regering betreffende artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,
Gelet op artikel 22 van de Grondwet,
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 29
Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Justitie van 5 oktober 2001,
Gelet op het verslag van de heer De Schutter,
Brengt op 12 november 2001 het volgende advies uit :
AD43- 2001 - 2 / 2
I. VOORWERP VAN HET ONTWERP VAN AMENDEMENT ---
In het kader van het beheer van de informatieverwerking overeenkomstig artikel 44, 1 t/m 11 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, zoals gewijzigd door de wet van 7 december 1998 tot organisatie van de geïntegreerde politiedienst en de amenderingswet van 2 april 2001, beoogt het ontwerp de juridische basis te verduidelijken rond de mededeling van politiegegevens aan derde instanties.
Vooral in de bestrijding van verhoogde grensoverschrijdende criminaliteitsvormen is uitwisseling van informatie essentieel. Aan de afwezigheid van een duidelijke juridische basis wordt door dit ontwerp verholpen : het laat gegevenscommunicatie toe vanuit Belgische gegevensbanken naar buitenlandse politiediensten of internationale politiesamenwerkingsorganisaties zoals Interpol. Een tweede luik aan het ontwerp regelt de mededeling van politiegegevens naar andere openbare overheden.
II. BESPREKING ---
1) Het eerste voorstel beoogt in het derde lid van art. 44/1 de mededeling aan “de politiediensten”
te vervolledigen door invoeging van “Belgische of buitenlandse politiediensten”. Het derde lid wordt eveneens aangevuld met de toelating van mededeling aan internationale organisaties voor politiële samenwerking waar België bij betrokken is.
Vanuit de optiek van de bestrijding van gegevensoverschrijdende zware criminaliteit, is deze aanpassing zeker verantwoord. Zij schept bovendien duidelijkheid in het wettelijk karakter van deze mededelingen. Dit alles moet uiteraard geschieden conform de beschikkingen van de artt.
21 en 22 van de wet van 8 december 1992. Hiervoor staat art. 44/2 garant (uitdrukkelijke verwijzing naar de toepasselijkheid van de privacywetgeving in politieverwerkingen).
De aanwezigheid van een adequaat beschermingsniveau bij buitenlandse politiediensten moet zorgvuldig vastgesteld worden. Het gebruik van de uitzonderingsmodaliteiten voorzien onder art. 22 moet tot strikte uitzonderingstoestanden beperkt blijven.
De Commissie heeft dienaangaande dan ook geen aanmerkingen.
2) Het tweede voorstel betreft de invoeging van een nieuw vierde lid in art. 44/1, teneinde de mededeling van gegevens mogelijk te maken naar andere publieke overheden. Dit kan alleen via een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Deze instanties zullen niet noodzakelijk belast zijn met politieopdrachten. Vermits in het voorstel geen melding gemaakt wordt van een duidelijke finaliteit waarvoor deze overdracht noodzakelijk is, veronderstelt de Commissie dat dit past in het kader van de politie opdrachten voorzien in art. 44. In geval andere finaliteiten nagestreefd worden, is het aangewezen deze in de wet op te nemen.
In elk geval zal de Commissie streng waken over het uitzonderlijk karakter van de overdracht van gegevens naar dergelijke instanties en de aanwezigheid van voldoende privacy-
waarborgende beschikkingen.
Gezien haar adviesrol uitdrukkelijk voorzien wordt, heeft de Commissie ook hier geen verdere bedenkingen.
III. CONCLUSIE ---
De Commissie brengt een gunstig advies uit.
De secretaris, De voorzitter,
(get.) B. HAVELANGE (get.) P. THOMAS.
