Jan Schenkman, Nieuw AB boek naar een oud rijmpje en op een aardig wijsje · dbnl

(1)

aardig wijsje

Jan Schenkman

bron

Jan Schenkman, Nieuw AB boek naar een oud rijmpje en op een aardig wijsje. G.Theod. Bom, Amsterdam 1856

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/sche039nieu06_01/colofon.php

(2)

[Nieuw A B Boek]

A a a

Kijk, wat kreeg ik van Papa!

't Is een aapjen op zijn stokje;

Zie, het bedelt om een brokje.

A a a

'k Laat het kijken aan Mama.

Jan Schenkman, Nieuw AB boek naar een oud rijmpje en op een aardig wijsje

(3)

B b b

Barend bragt zijn hengel meê.

Was er nu maar iets te vangen;

Baarsjes zou hij 't liefst verlangen.

B b b

't Water stroomt hier als een zee.

(4)

C c c

Chrisje drinkt een kopje thee, En geeft aan Fidel haar hondje 't Grootste stukje van haar klontje:

C c c

't Lieve diertje speelt er meê.

(5)

D d d

Daar is Daantje met zijn sleê.

Heeft hij niet een aardig paardje?

't Is zijn lieve zuster Saartje, D d d

'k Wil wel spelen met die twee.

(6)

E e e

Elsje-nicht bragt botjes meê:

Als de meid ze heeft gebakken, Zal ik spoedig eentje pakken.

E e e

Botjes vangt men in de zee.

(7)

F f f

Ziet dien man eens met zijn bef;

Zeker wordt er een begraven, 'k Zie stoep op, stoep af hem draven.

F f f

Waarom draagt die man een bef?

(8)

G g g

Ginder op de kanapé

Ziet gij Gerrit aan 't studeren.

Wat zou 't liueve knaapje leeren?

G g g

Gerrit leert het a, b, c.

(9)

H h h

Henri loopt zijn zusje na, Die, om koekjes te gaan koopen Op een draf was weggeloopen.

H h h

Koekjes snoepen!.. foei, ban! bah!

(10)

I i i

Ida rijdt haar zus Marie In een fraaijen mandewagen, Door het bosch van 's Gravenhagen,

I i i

't Is of ik de meisjes zie.

(11)

J j j

Ha! daar is een narresleê:

Zie die fraaije zilvren bellen En dat kleed van tijgervellen.

J j j

Jongens! mogt ik maar eens meê.

(12)

K k k

Keesje danst een hopsasa.

Zie hem daar eens lustig springen, En zijn lijf in bogten wringen,

K k k

Wie doet hem dat kunstje na?

(13)

L l l

O wat gaat die stoomboot snel!

'k Kan nu zeggen zonder liegen, Dat ik schepen heb zien vliegen,

L l l

Zeven mijlen in een tel.

(14)

M m m

Willems been zit in de klem;

Waarom is die stoute jongen Ook in buurmans tuin gesprongen?

M m m

Nu 't te laat is rouwt het hem.

(15)

N n n

Zie hoe ik mijn paardje men;

Maar helaas! het wil niet loopen!

Kon ik maar en leven koopen, N n n

't Vloog van hier in vollen ren.

(16)

O o o

Ha! daar zien wij vriend Pierrot;

't Staat op zijn gezigt te lezen, Welk een slimmert hij moet wezen.

O o o

't Is een zot in folio.

(17)

P p p

Hier verhuurt men paard en sleê.

Wagens, koetsen, vigilanten;

Maar 't ontbreekt, naar 't schijnt, aan klanten.

P p p

Ha! daar komen er reeds twee.

(18)

Q q q

Hier is Rembrandts standbeeld nu.

't Moet - zoo zegt men - juist hem lijken:

Wilt het dus eens goed bekijken.

Q q q

Fopt men mij, dan fop ik u.

(19)

R r r

O, wat staat mijn vlieger ver!

Maar 't wordt tijd om zonder dralen Hem op 't spoedigst in te halen:

R r r

'k Zie daar ginds reeds de avondster.

(20)

S s s

Ha! nu is er wat voor 't mes!

'k Hoop aan tafel regt te smullen, Mogt ik zelf mijn glas maar vullen.

S s s

'k Dronk gewis een volle flesch.

(21)

T t t

'k Snijd mijn appel ras in twee:

'k Wil hem meet mijn zusje deelen, Dit 's veel beter dan krakeelen,

T t t

'k Ben een vriend van rust en vreê.

(22)

U u u

't Haantje kraait reeds ‘ku-kle-ku!’

'k Spring dus spoedig uit de veêren, Om mijn vragen vlug te leeren.

U u u

't Is de beste leertijd nu.

(23)

V v v

Vriendjes! ziet, hoe jufvrouw Kee Op haar neus hier staat te kijken, Nu de trein voorbij kwam strijken.

V v v

't Was te laat; zij kon niet meê.

(24)

W w w

Willem roept verheugd ‘hoezee!’

Sedert bijna veertien dagen

Was hij - maar vergeefs - aan 't jagen.

W w w

Thans brengt hij twee haasjes mee.

(25)

X x x

'k Heb in Felix niet veel schiks:

Zie daar zit hij onder 't reek'nen Paardjes op zijn lei te teek'nen.

X x x

Neen dat noem ik lang niet fiks.

(26)

Y y y

Vrolijk wezen staat ons vrij.

Daarom danst dit klein matroosje Met zijn lieve zuster Roosje.

Y y y

Kijk hoe staat zijn hoed op zij.

(27)

Z z z

Dit 's de winkel van Annet, Fraai van binnen, fraai van buiten;

Maar 'k zie reeds de deur er sluiten, Z z z

't Wordt mijn tijd, ik ga naar bed.

(28)

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y IJ Z.

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y ij z.

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y ij z.

(29)

A E I O U Y IJ a e i o u y ij a e i o u y ij , ; : . ? ! - -

1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 10 11 12 13 14 15.

1 2 3 4 5 I II III IV V 6 7 8 9 10

VI VII VIII IX X.

50 100 500 1000 L C D M

(30)

Wijze

Allegro

a a a Kijk wat kreeg ik van Pa pa

t' Is een aap jen op zijn stokje Zie het be delt om een brokje a a a 'k laat het kij ken aan Ma ma

(31)

Wijze

Allegro

a a a Kijk wat kreeg ik van Pa-pa

t' Is een Aap-jen op zijn stokje, Zie het be-delt om een brokje a a a 'k laat het kij-ken aan Ma-ma