• No results found

20 02

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "20 02"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

20 02

Economi e 1,2 (nieuwe stijl) en economi sche wetenschappe n I en recht (oude stijl)

Tijdvak 2

Correctievoorschrift VWO

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs

Inzenden scores

Uiterlijk op 21 juni de scores van de alfabetisch eerste vijf kandidaten per school op de daartoe verstrekte optisch leesbare formulieren naar de Citogroep zenden.

(2)

1 Regels voor de beoordeling

Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO- 94–427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994.

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het

procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO.

2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.

3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO.

4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast.

5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.

2 Algemene regels

Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVO- regeling van toepassing:

1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat.

2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel.

Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 punten, zijn niet geoorloofd

3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels:

3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend;

3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel;

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel;

3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;

3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;

3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;

(3)

3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord;

3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen.

4 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het antwoordmodel anders is vermeld.

5 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het antwoordmodel anders is vermeld.

6 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het

antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn.

Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO.

Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden.

7 Voor deze toets kunnen maximaal 60 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven.

8 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen.

Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur.

De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar (artikel 42, tweede lid, eindexamenbesluit

VWO/HAVO/MAVO/VBO).

Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden.

3 Vakspecifieke regel

Voor het vak Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economische wetenschappen I en recht (oude stijl) VWO is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld:

Voor rekenfouten worden geen punten afgetrokken. Wanneer echter de kandidaat bij een berekening kennelijk verzuimd heeft door schatting controle op het antwoord uit te oefenen, wordt voor deze fouten één punt afgetrokken tot een maximum van drie punten voor het hele examen.

4 Antwoordmodel

Opmerking

Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke.

Opgave 1

Maximumscore 2 1 † € 0,15

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Een verklaring waaruit blijkt dat de maximaal mogelijke afzet 4 miljoen rkm (capaciteit)

Antwoorden Deel-

scores

(4)

Maximumscore 2

2 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat de lagere prijs (in vergelijking met de vastgestelde prijs van

€ 0,20) betekent dat de vraag naar reizigerskilometers nog groter zal worden dan 6 miljoen, waardoor de bestaande capaciteit van 4 miljoen (op de korte termijn) nog verder

tekortschiet.

Maximumscore 2 3 † ja

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Een verklaring waaruit blijkt dat de spoorwegmaatschappij maximale totale winst zal behalen bij een afzet van 3,5 miljoen rkm omdat daar geldt: MO = MK, hetgeen binnen de huidige capaciteit van 4 miljoen reizigerskilometers mogelijk is.

Maximumscore 3 4 † ja

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

De omzet neemt toe met € 0,45 × 3,5 miljoen – € 0,20 × 4 miljoen = € 775.000.

De kosten nemen af met € 0,10 × 0,5 miljoen = € 50.000.

De totale winst neemt toe met € 775.000 + € 50.000 = € 825.000.

Opgave 2

Maximumscore 2

5 † Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

• Een antwoord waaruit blijkt dat een hoge koers van de yen de Japanse concurrentiepositie verslechtert waardoor de export niet kan bijdragen aan het economisch herstel.

• Een antwoord waaruit blijkt dat een hoge koers van de yen leidt tot veel bestedingen door Japanners in het relatief goedkope buitenland waardoor de binnenlandse vraag stagneert.

Maximumscore 2

6 † Uit het antwoord moet blijken dat blijkbaar de koers van de yen omlaag moet hetgeen de Japanse centrale bank niet kan bereiken met een (verdere) rentedaling omdat de rente in Japan al bijna 0% is, zodat collectief ingrijpen van de andere centrale banken op de valutamarkten nodig is om het aanbod van yens op valutamarkt te vergroten.

Maximumscore 3

7 † krantenkop 2 en krantenkop 5

Een voorbeeld van een juiste toelichting is:

Een toelichting waaruit blijkt dat de hoge koers van de yen Amerikaanse producten in Japan goedkoper maakt en Japanse producten in de VS duurder hetgeen voor Japan betekent meer import en minder export waardoor de handelsbalans van Japan met de VS een tekort gaat vertonen.

Maximumscore 2

8 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat stimulering van de binnenlandse bestedingen via monetaire instrumenten (rente, valuta-interventies) niet mogelijk is gebleken, zodat alleen een verlaging van de belastingen en/of het vergroten van de overheidsbestedingen de economische groei kan/kunnen stimuleren.

Antwoorden Deel-

scores

(5)

Opgave 3

Maximumscore 6 9 †

Te beoordelen onderdeel Noteer voor elk

onderdeel 0, 1 of 2 punten:

0: (vrijwel) geheel fout 2: (vrijwel) geheel goed 1: bij twijfel

Betoog voor werknemerscentrale

a De loonsverhoging van 4% is correct verdedigd t.o.v.

1,5% loonsverhoging.

Te denken valt aan de noodzaak tot vergroting van de beroepsbevolking gezien de krapte op de arbeidsmarkt, gekoppeld aan de naar verhouding geringere stijging van de werkloosheidsuitkeringen (2,5%).

b De arbeidstijdverkorting is correct verdedigd t.o.v.

arbeidstijdverlenging.

Te denken valt aan vermindering van het ziekteverzuim door een verlaging van de werkdruk.

c Scheppen van meer deeltijdbanen is correct verdedigd t.o.v. flexibilisering van de arbeidscontracten.

Te denken valt aan de noodzaak tot stijging van de participatiegraad van vrouwen.

Betoog voor werkgeverscentrale

a Loonsverhoging van 1,5% is correct verdedigd t.o.v. 4%

loonsverhoging.

• Te denken valt aan een netto inkomensvoordeel door het nieuwe belastingstelsel.

• Te denken valt aan het streven naar afremming van de stijging/ naar verlaging van de arbeidsinkomensquote.

b De arbeidstijdverlenging is correct verdedigd t.o.v.

arbeidstijdverkorting.

Te denken valt aan de noodzaak tot verhoging van de productie per werknemer.

c De flexibilisering van de arbeidscontracten is correct verdedigd t.o.v. meer deeltijdbanen.

Te denken valt aan de noodzaak tot kostenbeheersing in verband met de relatief hoge inflatie.

Indien het gebruikte aantal woorden te veel afwijkt en/of het betoog géén goed doorlopend verhaal is

– 1

Antwoorden Deel-

scores

(6)

Opgave 4

Maximumscore 2

10 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat bij een stijging/daling van de totale waarde van de

bankbiljetten in omloop de liquiditeit van de banken afneemt/toeneemt, hetgeen het aanbod op de geldmarkt verkrapt/verruimt.

Opmerking

Indien in het antwoord de liquiditeit van de banken niet is verwoord 0 Maximumscore 3

11 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat indien de groei van M3 groter is dan de referentiewaarde er meer liquiditeiten zijn dan nodig vanwege prijsstijging en groei, hetgeen kan leiden tot extra bestedingen en, bij achterblijvende groei van de productiecapaciteit, tot

overbesteding.

Maximumscore 2 12 † plus (+)

Een voorbeeld van een juiste toelichting is:

Een toelichting waaruit blijkt dat door de verkoop/aankoop van waardepapieren aan/van geldscheppende banken enerzijds de voorraad waardepapieren bij de ECB daalt/stijgt en anderzijds de liquiditeitspositie van deze banken verslechtert/verbetert waardoor de ruimte op de geldmarkt kleiner/groter wordt.

Maximumscore 2

13 † een verhoging (van het tarief)

Een voorbeeld van een juiste toelichting is:

Een toelichting waaruit blijkt dat de ECB op deze manier (uiteindelijk) het lenen van geld minder aantrekkelijk maakt, hetgeen de bestedingsgroei/de groei van M3 kan afremmen.

Opgave 5

Maximumscore 2

14 † Een voorbeeld van een juiste berekening is:

400.000 × 50.000 20 = miljard→ ∆ = +Y 20 O 1,27 20 O 15,7 miljard

∆ × = → ∆ =

Opmerking

Een andere manier van afronden ook goed rekenen.

Maximumscore 2

15 † Uit het antwoord moet blijken dat door de hogere overheidsbestedingen de effectieve vraag stijgt en daarmee het nationaal product en het nationaal inkomen. Hierdoor neemt de import toe terwijl de export gelijk blijft.

Maximumscore 2

16 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat door de investeringen in de infrastructuur de internationale concurrentiepositie van het land verbetert zodat het buitenland meer in het land zal gaan kopen.

Antwoorden Deel-

scores

(7)

Maximumscore 3 17 † een kleinere impuls

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Een verklaring waaruit blijkt dat volgens de minister een bestedingsimpuls, na aanpassing van de exportvergelijking in het model, ondersteund zal worden door een toename van de export hetgeen zal leiden tot een (extra) toename van de productie (W) waardoor een kleinere impuls toch de gewenste vergroting van de vraag naar arbeid zal opleveren.

Opgave 6

Maximumscore 2 18 † monopolie

Maximumscore 2 19 † geen vrije toetreding

Voorbeelden van een juiste toelichting zijn:

• Een toelichting waaruit blijkt dat er een vergunning moet worden verkregen om tot de markt te kunnen toetreden.

• Een toelichting waaruit blijkt dat nieuwe aanbieders een aanzienlijk (extra) bedrag moeten investeren om op deze markt te kunnen opereren.

Maximumscore 2

20 † Uit het antwoord moet blijken dat nieuwe aanbieders door de hogere kosten die zij moeten maken voor de aanleg van het netwerk minder ver kunnen gaan in de bieding dan de

bestaande aanbieders 1

die, omdat er evenveel vergunningen als bestaande aanbieders zijn, niet meer tegen elkaar

hoeven op te bieden 1

Maximumscore 3

21 † Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

• Een antwoord waaruit blijkt dat de Nederlandse markt voor UMTS relatief van kleinere schaal is dan die in grote Europese landen, waardoor de constante kosten over een kleiner aantal eenheden verrekend kunnen worden.

• Een antwoord waaruit blijkt dat de marktpositie van de vijf bestaande aanbieders blijkbaar zo dominant is dat deze aanbieders geneigd zullen zijn via kartelafspraken de prijs hoog te houden.

• Een antwoord waaruit blijkt dat andere kosten voor het aanbieden van MTIV in Nederland juist relatief hoog zullen zijn, waardoor de totale kostprijs per eenheid MTIV niet lager hoeft te zijn dan in andere landen.

Opgave 7

Maximumscore 2 22 †

eerste 10% van de

huishoudens ontvangt derde 10% van de huishoudens ontvangt

% van het primair inkomen 0 1

% van de sociale uitkeringen 17 23

Maximumscore 2 23 † hoger

Uit het antwoord moet verder blijken dat de huishoudens in het derde deciel, die uitkeringen op basis van werknemersverzekeringen ontvangen met evenveel huishoudens een groter aandeel hebben in het totaal van de sociale uitkeringen dan de huishoudens uit het eerste deciel, die bijstandsuitkeringen ontvangen.

Antwoorden Deel-

scores

(8)

Maximumscore 2 24 † van nivellering

Een voorbeeld van een juiste toelichting is:

Een toelichting waaruit blijkt dat figuur 3 laat zien dat het grootste deel van de sociale uitkeringen terecht komt bij de laagste primaire inkomens en dat de (totale) bruto inkomensverschillen daardoor kleiner worden.

Maximumscore 3 25 † punt B

Een voorbeeld van een juiste toelichting is:

Een toelichting waaruit blijkt dat de totale verdeling minder scheef zal zijn dan de verdeling van de primaire inkomens (I) omdat het grootste deel van de uitkeringen terecht komt bij de

laagste inkomens, 1

en dat de totale verdeling onder de gelijke verdeling zal blijven omdat een (bruto)

uitkeringsinkomen gemiddeld lager is dan een (bruto) primair inkomen 2 Einde

Antwoorden Deel-

scores

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk