• No results found

Verlies en winst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verlies en winst "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

n al

1 de eelt arin :eu- snel 1aar

en uit- gen een ror- aal- oen

het

• der tad-

!lijk

uit- :t te ijke

>pa, nen

1. In zich

•oli-

:t in nof eidt . En

ang lijkt o· ,,

r-t • • ---

s &_o ro '997

Terugkijkend op het debat over het Turkse gezin Gümüs zien we een lange rij verliezers. In de eerste plaats de bekendste illegale familie van Nederland zelf. Maar ook de actievoerders, de schoolbestuurders, de burgemeesters, de andere 'witte illegalen', waarvan er sommigen betere papieren hadden om voor een uitzondering op de regels in aan- merking te komen. Vreemd genoeg lijken ook degenen die over het lot van de familie Gümüs beslisten tot de verliezers te behoren. De ver- tegenwoordigers van CDA en VVD die consequent tegen versoepeling van de regels stemden en ook voor een 'bijzonder geval' geen uitzon- dering wensten te maken, zeiden dit met verdriet te doen. Ze hadden natuurlijk ook wel willen helpen maar waren om principiële redenen daartoe niet in staat. Dat moet een vreselijk gevoel zijn. In het andere kamp had men ook zo zijn problemen. Van Thijn verloor eerst zijn hoofd ('Als dit doorgaat, verlaat ik de PvdA!') en daarna zijn gezicht ('Ik blijflid omdat Gümüs wil dat ik lid blijf.'). De treurigste verliezers .waren de kamerleden die probeerden elkaar de schuld te geven van de negatieve beslissing, zonder dat dit overigens veel verschil maakte: alle moties die als gevolg zouden hebben dat de familie in Nederland mocht blijven, werden verworpen .

Heeft deze hele 'zaak', dit 'geval', deze 'mediagebeurtenis', dit 'politieke schouwspel', deze 'spontane actie uithet volk' (om eens een paar benamingen aan te halen) misschien ook winst opgeleverd? Een duidelijk winstpunt- maar wat heeft de familie Gümüs daaraan?- is dat de anonieme categorie van 'witte illegalen' een gezicht heeft gekre- gen. Pas als bij de abstracte begrippen uit de taal van wet en bestuur een concrete voorstelling mogelijk is, kunnen politici en bestuurders zich de consequenties van hun taalgebruik enigszins voorstellen. o 66 kamerlid Dittrich die Gümüs al verdedigde toen de 'zaak' nog geen publiek issue was, zei het eerlijk. Hij had twee jaar geleden toen de regeling gemaakt werd geen idee van de praktische gevolgen. Dat geldt voor iedereen die toen mee mocht beslissen en ook voor de staatssecre- taris zelf. Het is een gang van zaken die te denken geeft. Keer op keer worden gedetailleerde regels opgesteld terwijl men niet weet wat de gevolgen daarvan zijn in de praktijk. Dittrich heeft daar iets van geleerd. Hij vindt het verkeerd nu vast te houden aan een regel die in zijn consequenties onduidelijk blijkt te zijn. 'De regels zijn er voor de mensen, de mensen niet voor de regels.' Daar tegenover staatv v D-lei- der Bolkestein die aan het legalistische standpunt vasthoudt dat regels regels zijn en moeten worden toegepast. Maar als men een regel gemaakt heeft die men niet begreep, dan heeft men toch eigenlijk war- taal gesproken? Het is dan onethisch aan die onbegrepen taal te blijven vasthouden ten koste van het lot van mensen. Daar is niets moois of principieels aan.

We zijn op een fundamenteel probleem gestuit dat telkens optreedt als regels gemaakt worden in een situatie van onzekerheid. Reeds Aristoteles houdt ons in zijn Ethica voor dat regels ons moeten helpen om goed afgewogen beslissingen te nemen; goede regels moeten ruim- te maken voor de omstandigheden van het geval die nooit helemaal voorspelbaar zijn. Als we deze les zouden trekken uit het' geval', heeft de familie Gümüs iets goeds in Nederland achtergelaten.

Verlies en winst

WILLEM WITTEVEEN Redacteur s 8tP

(2)

- -

''

D<

pu

he de tel na. dit op

SP

be eeJ Ee tis•

bl~ sol tW ve1 cijl ha; re1 sp1

:J J

kie

;i

si

het jar aaJ me He

~

Hi• EnJ ZO! OVt

de zie de1 on• de lan zee

(3)

( f-J I I -

De Duitse sociaal-democraten putten weer hoop. Hun partij heeft zich enigszins geconsoli- deerd. De bondsregering daaren- tegen wankelt van de ene crisis naar de andere - en het einde van dit drama is nog niet in zicht. Uit opinieonderzoek blijkt dat de s P 0 in de lift zit. Volgens de berekeningen voldoende voor een regeringswisseling in Bonn.

Een ding staat vast: zo optimis- tisch was de stemming in de anders welhaast chronisch de- pressieve sPo-partijcentrale, de Bonner Baracke, al lange tijd niet meer.

De oudgedienden in de SPD blijven overigens sceptisch. De sociaal-democraten hebben één à twee jaar voor de Bondsdag- verkiezingen altijd al prachtige cijfers bij opiniepeilingen be- haald. Maar in de verkiezingsja- ren zelf smolt de fraaie voor- sprong vervolgens van maand tot maand weg. En het liep steeds uit op een bittere nederlaag.

Maar het is lang geleden sinds een kabinet in Bonn de verwarde kiezers zo radeloos en zo amateu- ristisch tegemoet is getreden. Er heerst een stemming als in de jaren zestig. De oude politiek is aan het eind van haar Latijn. Er moet wel iets nieuws komen.

Het is de vraag of de sPo bereid en in staat is tot een koerswijzi- ging, zoals in 1966/ 69?

Hier past een zekere scepsis. De Enkel-sPo, de SPD van de 'klein- zonen', vertoont namelijk sterke overeenkomsten met de SPD uit de jaren vijftig, toen de partij zichzelf had opgesloten in haar dertig procent-toren. Indertijd, onder Erich Ollenhauer, werd de SPD zwak geleid. Haar buiten- landse beleid was verward en zeer onrealistisch. Haar organisa-

s &..o 'o 1997

EN NU DE SPO?

DesPD en haar problemen

op de weg naar de

macht*

FRANZ WALTER

Als politicoloos verbonden aan de Universiteit van Göttinsen

tie was weinig flexibel en naar binnen gericht, haar ideologie was op het verleden georiën- teerd en haar culturele gebruiken waren op de traditie geënt.

Kameraden onder elkaar en te- gen de rest van de samenleving.

De hele club dreigde te vergrij- zen. De SPD was van eergisteren, defensief, onmodern, saai, klein- burgerlijk en zonder elan of ideeën. Zij was de oppositie en in feite heel tevreden met haar lot.

Ze wachtte op de crisis in de markteconomie van Erhard. En ze bleef erop wachten en wach- ten.

Een aantal vertegenwoordi- gers van een nieuwe generatie had aan het eind van de jaren vijftig geen zin meer om te blijven wachten. Ze hadden ge- noeg van de oppositie, ze wilden met alle geweld regeren. Heirnut Schmidt en Fritz Erler maakten deel uit van die groep, Willy Brandt natuurlijk en toen de tijd gekomen was, sloot ook Herhert Wehner zich erbij aan. Hij veran- derde zijn standpunt binnen enkele weken en legde de partij met ijzeren hand en meedogen- loze strengheid de nieuwe poli- tieke lijn op. Binnen twee jaar slaagden de hervormers erin de partij, die tot dan toe sloom had staan mokken, radicaal te veran- deren. Eerst- in 1958 - veran- derden zij de organisatiestructu- ren, daarna- in 1959 - wijzig- den zij het achterhaalde partij- programma; tenslotte - in 1960 - plaatsten zij een nieuwe man aan het hoofd van het oppositio- nele schaduwkabinet: Willy Brandt. In die jaren nam de SPD ook afscheid van de achterhaalde symboliek uit de teloorgegane arbeiderscultuur.

Deze radicale kuur kopieerde Tony Blair exact, toen hij de

41 I

(4)

-~

...

412

S&_DIOI997

afgelopen jaren de Labour Party, met haar imago van chronisch verliezer, omvormde: wijziging van de symbolen, herstructurering van de organisatie, vernieuwing van het programma en verandering van de personele bezetting. De in 1953 geboren Tony Blair maakt deel uit van de nieuwe generatie na '6 8, die in de top van de s P D nog niet is verte- genwoordigd. Hij heeft de plaatselijke afdelingen van Labour ook opengesteld voor niet-leden, de kameradencultus afgeschaft en door een met harde hand doorgevoerde wijziging van de organisatie- structuren een enorme ledengroei bewerkstelligd.

En ook op het gebied van het partijprogramma heeft hij niet alleen, zoals Oskar Lafontaine graag laatdunkend vertelt, alsnog de koerswijziging van Godesberg gevolgd, maar hij heeft tevens met een mengeling van christelijk communitarisme, resolu- te law and order, moderne vrije markteconomie en een sterke verbetering van de financiering van het onderwijs voor de jaren negentig, in ieder geval de hoofdlijnen aangegeven van een heel specifiek maatschappelijk programma. De SPD moet op dit punt afhaken.

Het ontbreekt de SPD niet aan maatschappelijke integratie; het onbreekt haar aan harde en resolute hervormers. Een soort moderne Wehner bij wijze van spreken. Wehner heeft de sociaal-democraten met zijn beroemde toespraak in de Bondsdag op 30 juni 1960 in zijn eentje uit het slop gehaald.

Over zijn rede was niet door de partijtop gediscus- sieerd en het partijbestuur had er evenmin zijn fiat aan gegeven. Het was een grove, asolidaire daad ten overstaan van een totaal onthutste sociaal- democratische basis. Maar hij had succes. Wehner pakte partijvoorzitter Ollenhauer, die het allemaal te veel werd, op dezelfde manier aan. Na een aantal conspiratieve bijeenkomsten zette hij hem als lijst- trekker aan de kant.

Het tijdperk Brandt

Dat was het begin van de nieuwe SPD, de start van de waarschijnlijk meest succesvolle fase in de geschiedenis van de Duitse sociaal-democratie. En het was de eerste tegemoetkoming van de s P D aan

• Deze beschouwing en het artikel van Ben Knapen zijn bewerkingen van inlei- dingen gehouden op de conferentie Die sPonach der Wiedervereiniauna. Deze vond op 2 3 en 24 mei jongstleden plaats in Amsterdam en werd georganiseerd door het Duitsland Instituut bij de Universiteit van Amsterdam in samen

de wetten van de media. Natuurlijk, de sociaal- democraten kozen Willy Brandt in 1960 tot hun lijsttrekker, omdat hij regerend burgemeester van Berlijn ~as, de in politiek opzicht in die tijd op één na belangrijkste stad van de Bondsrepubliek. Maar ze kozen hem ook, omdat hij jong en telegeniek was. Omdat hij de lieveling was van de Springer- pers. Omdat hij iets weghad van John F. Kennedy.

Omdat hij een aantrekkelijke vrouw had. En last but not least, omdat Willy Brandt politiek het meest rechts stond van alle kopstukken in de s PD.

Want de partijstrategen in de nieuwe leiding van de s P D wilden naar rechts, van het linkse ghetto van de maatschappij naar het midden van de republiek.

Om dat doel te bereiken ontruimden zij in de eerste helft van de jaren zestig alle sociaal-democratische posities van de jaren vijftig. Ze accepteerden nu de Bundeswehr, de NA v o, de verbondenheid met het Westen en ze sloten vrede met de markteconomie.

Ze liepen niet meer te hoop tegen de fundamenten van de cD u-staat, maar accepteerden deze. De SPD

probeerden in de jaren zestig uit, wat Bûl Clinton en Tony Blair haar in de jaren negentig met groot succes nadeden. De SPD beval zich aan als de be- tere, competentere, eigentijdsere CDU. De socaal- democraten wilden het niet meer heel anders aan- pakken, maar het alleen maar veel beter doen dan de Union. 'De SPD, de beste CDU, die ooit be- stond' - zo luidde het bon mot in de vroege jaren zestig.

De sociaal-democraten omhelsden de CDU en maakten de christen-democraten een aantal van haar stokpaardjes afhandig. Maar verder was de

SPD modem. Modem was de favoriete metafoor van de SPD in de jaren zestig. In het voorgaande decennium had de SPD nog Cassandra gespeeld en slechtgehumeurd op de tijdgeest gemopperd. Nu marcheerde ze zelfverzekerd, zelfbewust en opti- mistisch op de maat van de geest der tijd en als het even kon liep ze er een pasje op vooruit. Voor alles hadden de sociaal-democraten toekomstconcepten paraat, voor de scholen, de universiteiten, het ge- zondheidswezen, de infrastructuur, de stimulering van de technologie, de ruimtelijke ordening, het

werking met de Werkgroep Geschie- denis van de Wiardi Beekman Stichting.

Aan deze conferentie werkten verder mee: Wolfgang Clement,

Martin Greiffenhagen, Rainer Land, Klaus Jürgen Scherer, Gregor Schöllgen, Maarten Brands, Ruud Koole, Maarten van Traa en Friso Wielenga.

SOo

gr• let er; de de im lar de de fri ga en lij] tYI vo 19 Dl st<

tig

va de teJ de av

de tij bij ce 19

b

wi

Lt

19 be m m· so vo nc Be

m Dl ka te kr te

(5)

aal- hun van één laar riek Jer-~

~dy.

:but eest

van van iek.

rste

;che

11 de het nie.

1ten SPD 1ton root

be- :aal- aan-

dan be- aren

1 en van s de .foor mde den

Nu Jpti- s het alles pten t ge-

~ring

, het

I f~t I I _

s &.o ro 1997

sociale beleid en de pensioenen. Alles moest beter, groter, uitgebreider en overdadiger worden. Al- leen over de financiering dachten de sociaal-demo- craten niet al te lang na. Dat was een goed sociaal- democratisch gebruik, maar het paste ook binnen de vermetele spilzucht van die gouden jaren, immers het was in de Bondsrepubliek al twintig jaar lang alleen maar crescendo gegaan. En daar ging het de SPD om: zij wilde zich voordoen als de partij van de dynamiek en de jeugdige progressiviteit, die vol frisse moed op het gaspedaal van de sociale vooruit- gang drukte, terwijl de christen-democraten moe en aftands het vereiste tempo van de maatschappe- lijke veranderingen niet meer bijhielden. Heel typerend was de titel van het referaat dat partij- voorzitter Willy Brandt op het partijcongres van

I 964 in Karlsruhe hield: 'De voorstellen van de Duitse sociaal-democratie ter vernieuwing van staat, econonrie en maatschappij'. In de jaren tach- tig en negentig spraken lange tijd alleen de liberalen van de FDP en deUnion over vernieuwing, terwijl de nieuwe lichting van de SPD in plaats hiervan aan termen als 'zekerheid', 'afweer' en 'verdediging' de voorkeur gaf. Op die manier veranderde de avantgarde in de achterhoede van de maatschappij.

Wel stuitte de sociaal-democratische avantgar- de halverwege de jaren zestig op een grens. De par- tij had in vergelijking met de SPD van Ollenhauer bij de verkiezingen voor de Bondsdag zo'n 7,5 pro- cent meer stemmen gekregen. Maar dat was in I965 nog steeds niet voldoende voor de doorbre- king van de magische veertig procent-barrière, ter- wijl de Union met haar populaire lijsttrekker Ludwig Erhard na het tijdelijke dieptepunt van

I 96 I weer een paar procenten was teruggekrab- beld. Nog steeds was Ludwig Erhard de held van de middenklasse. En nog altijd vertrouwden de moderne werknemers uit de dienstverlening de sociaal-democraten voor geen cent. Ze twijfelden vooral nog altijd aan hun competentie op het eco- nomische vlak. En dat gaf, zoals in alle tijden van de Bondsrepubliek, de doorslag bij de verkiezingen.

De Grote Coalitie

Maar in I 966 kreeg de Bondsrepubliek te maken met haar eerste recessie. En die werd voor de Duitse sociaal-democraten een historisch buiten- kansje. Zij waren op dat moment ook in staat om in te grijpen, beschikten over de ideeën en de man- kracht, en grepen resoluut hun kans. Wehner start- te nu deel IJ van zijn omhelzingsstrategie. Via rege-

ringsdeelname naar regeringsmacht - dat was zijn devies, daar had hij sinds het begin van de jaren zestig systematisch naartoe gewerkt.

De jaren van de Grote Coalitie waren ook de jaren van de hiertegen protesterende buitenparle- mentaire oppositie. Het was de sociaal vormende tijd van de generatie van '68, de Enkel-sociaal- democraten. Daardoor heeft deze generatie in feite een neurotische relatie met die coalitie. Voor de generatie van '68 was de Union/sPo-regering een onvergeeflijke mésalliance, een autoritair mon- strum, de eliminering van de democratie, sterker nog, een semi-fascistoïde aangelegenheid. Toch had geen enkel parlement ooit over zoveel autonomie en invloed tegenover de regering beschikt als in de jaren I966 tot I969. Vrijwel nooit werden er zo- veel hervormingen doorgejaagd als in de jaren van de Grote Coalitie. Voor de SPD was deze regering een groot succes en de absolute voorwaarde voor de machtswisseling en voor de lyrisch bezongen vliegende start in het begin van de jaren zeventig.

De sociaal-democraten namen meteen bij de start van de Grote Coalitie het heft vast in handen.

Ze trokken aan het langste eind bij de coalitieonder- handelingen en haalden de twee ministeries binnen waarop de mythe van de co u tot dan toe berustte:

het millisterie van Economische Zaken en dat van Buitenlandse Zaken. Voor het eerst in hun geschie- denis konden sociaal-democraten zich als redders in de economische nood afficheren. In de herfst van I 966 was de lak van de grote Ludwig Erhard afge- bladderd. Als nieuwe ster op het terrein van het economisch beleid wist Karl Schiller het publiek knap te bespelen. Aan hem schreef het, enigszins overdreven, de overwinning op de economische malaise toe. De sociaal-democratische professor en millister blonk uit in suggestieve formuleringen en vage metaforen zoals Globalsteueruna (globaal eco- nomisch beleid), konzertierte Aktion (onderling over- eengekomen economische actie) en 'magische vier- hoek'. Geslaagde semantiek is in ieder geval in de politiek een onmisbaar vereiste. Hij maakte indruk op de middengroepen, die vervolgens in I 969 alleen voor hem sociaal-democratisch stemden en de partij eindelijk uit haar dertig procent-toren haalden.

De uitstraling van Willy Brandt op de kiezers was veel geringer. Maar hij ontwikkelde zich nu bij uitstek tot de man die de SPD maatschappelijk inte- greerde. De partij was sinds het begin van de Grote Coalitie in rep en roer. Zij had daarvoor al veel over

(6)

s &..o 10 1997

haar kant moeten laten gaan, maar na de coalitie met de partij van de confessionelen en de kapitalis- ten, de CDU dus, was de maat voor de sociaal- democratische basis vol. Brandt gaf het nijdige voetvolk van de partij weer een sociaal-democra- tisch thema dat de club bij elkaar hield, de teloorge- gane identiteit herstelde en voor profilering zorgde tegenover de gehate CDU. Brandt was, anders dan bondskanselier Kiesinger, die hierover volledig anders dacht, voorstander van een actieve Duits- landpolitiek en Ostpolitik, ontspanning en wapen- beheersing. Die rol claimden de sociaal-democra- ten meer dan welke andere partij ook. Zij wilden een partij van de vrede en het internationalisme zijn. De Grote Coalitie bood de SPD de mogelijk- heid een voor haar tot dan toe ongekend en buiten- gewoon scherp profiel te ontwikkelen op het ter- rein van de economie en de buitenlandse politiek.

In de jaren zestig hadden de sociaal-democraten bij- gevolg zo ongeveer alles juist gedaan om hun oppo- sitionele ghetto te kunnen verlaten. Ze hingen niet meer de mopperende querulanten uit, want die houding stelden de West-Duitse kiezers kennelijk niet op prijs. Ze bezetten christen-democratische politieke posities en namen hun opponenten poli- tieke thema's af. Ze verwijderden de socialistische leuzen uit hun retoriek en sloten zich niet meer op in hun eigen cultuurtje door de term Genosse (kame- raad) af te zweren. Ze beschikten over leiders die naar de macht verlangden en zonder omwegen op regeren aanstuurden. De SPD ging enthousiast de toekomst tegemoet en produceerde hiervoor ook een groot aantal pragmatische concepten. De soci- aal-democratische leiding was voorbereid op de machtswisseling. En zij durfde ook de proef op de som te nemen, te weten de bij de partijbasis zeer omstreden Grote Coalitie. Pas door die coalitie kon de SPD bewijzen dat zij in staat was te regeren en de regeringsmacht op zich te nemen. Pas die regering verschafte haar het vertrouwen op het terrein van de economie en de buitenlandse politiek. Pas daar- door kon zij zich een weg banen naar het politieke centrum van de West-Duitse samenleving en de basis leggen voor de sociaal-liberale coalitie. Vooral enigszins linkse hervormingsgezinde regeringen, of zij nu sociaal-liberaal zijn zoals toen ofrood-groen zoals misschien in de toekomst, hebben een derge- lijke basis nodig, de instemming van het burgerlijke centrum. Het was echter een les die de SPD vreemd genoeg tamelijk snel vergat. En dus belandde ze in

198 2 weer in de oppositie. Sinds die tijd staat zij op- nieuw voor de taak meerderheidspartij te worden om te kunnen regeren. Tot dusver heeft de SPD dat probleem niet opgelost.

De problemen voor de sPo begonnen overigens al, toen het haar nog heel goed ging, dat wil zeggen, in het begin van de jaren zeventig. Maar toen had nog niemand het in de gaten. Geen mens zou des- tijds op het idee zijn gekomen dat de s P D ooit weer de achterhoede van de maatschappij zou kunnen vormen. De sociaal-democraten zagen zichzelf im- mers als de voorhoede van de republiek, als de structurele meerderheidspartij van morgen. En ogenschijnlijk terecht. Want zij hadden aan het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeven- tig de krachten van de toekomst bijeengebracht, de jeugd, de vrouwen, de moderne geledingen en de stedelijke kiezers. Er waren honderdduizenden kie- zers naar de SPD gestroomd; nieuwe geledingen, nieuwe jaargroepen en een nieuwe stijl van discus- siëren veroverden de partij. De SPD had zich met andere woorden gemoderniseerd, geopend en ver- jongd. En daarmee deed de neergang van de partij zijn intrede. Sinds die tijd gaat het slecht met de SPD. De modernisering slaagde en verhinderde daardoor dat zij werd voortgezet. De wet van de remmende voorsprong deed haar werk. De verjon- ging was zo massaal en ingrijpend dat de partij sindsdien gereduceerd en verstard bleef tot die ene leeftijdsgroep, tot de levensstijl en het jargon van die generatie. Tot op de dag van vandaag. Dat is een van de redenen waarom de partij tegenwoordig vaak een enigszins achterhaalde indruk maakt, en conservatief en oncreatief aandoet. Ze is - om het ietwat boosaardig te formuleren- de partij van eeu- wige zeventigers gebleven, die zich als grootvaders nog kleinzonen voelen.

Electorale teruaaana

Maar cruciaal was dat deze generatie al in het begin van de jaren zeventig niet progressief was. Zij had een remmende invloed op de SPD, verdreef na nu en dan genadeloze krachtmetingen de oudere jaar- gangen en reactiveerde plotseling de achterhaalde socialistische theorieën uit de tijd van Karl Kautsky en Rudolf Hilferding. Tijdens partijcongressen en in programmacommissies werd weer serieus over socialiseringsmodellen en toezicht op de investerin- gen gesproken. Daarom en door het zorgeloze bestedingsbeleid van de regering Brandt maakten de technici en ingenieurs, de Schiller-kiezers van

-

er

b~ e(

V(

w al p, tiJ st

e~

af, PI ee st m h<

V2

ht d< bi

VI

D

.

hi

V~

D p<

m te al jo la

SC

ni bi C<

V~

w

e1

(7)

-

op- :len

dat

:ens

;en, had les-

·eer nen im-

de En :ind

·en- ' de

t de

!cie-

~en,

:us- :net rer- lrtij :de :rde

1 de on- irtij

ene van een rdig , en

het :eu- :lers

~gin

had

1 nu aar- ilde tsky

1 en

>ver rin- loze

;:ten van

j f-l I I

s &.o 'o '997

1969, weer snel dat ze wegkwamen. Zij kozen de s P D niet meer. Al in 197 2, bij hun triomfantelijke verkiezingsoverwinning op de Union van Rainer Barzel, hadden de carrièremakers onder de West- Duitse werknemers de sociaaldemocraten weer in de steek gelaten. Uitgerekend in de regio's met een sterke economische groei, in Hessen, Baden- Württemberg en in Beieren, in steden als Miinchen en Frankfurt, daalde de aanhang van de s P D al in het begin van de jaren zeventig. Daarvan profiteerde in eerste instantie de Union. Dit proces zette zich voort. Het vroegere sociaal-democratische bol- werk Frankfurt ligt ondertussen bij de verkiezingen al achter het traditioneel 'confessionele' Paderbom. Want sinds het begin van de jaren tach- tig moest de SPD in welvarende steden met een sterkte dienstverlenende sector en een hoog aantal eenpersoonshuishoudens ook steeds meer stemmen afstaan aan de Groenen. De sociaal-democraten probeerden deze neerwaartse trend onder de voor een verkiezingswinst cruciale middengroepen tot staan te brengen en om te keren. Maar toen zij eerst met voorstellen op het terrein van het milieu- en het vredesbeleid en later voor de modernisering van het economisch beleid kwamen, liepen sinds het eind van de jaren negentig onverwacht ook nog de kiezers uit de arbeiderswijken van de voorsteden bij hen weg. Rood-groene coalities forceerden deze verdwijning van de vroegere trouwe SPD-kiezers.

De stedelijke lagere klassen kozen rechts of ze ont- hielden zich - veelal tot op de dag van vandaag - van stemming. Deze ervaring wordt niet alleen in Duitsland opgedaan. Ook de sociaal-democratische partijen in Frankrijk, Oostenrijk, België en - als ik me niet vergis - in Nederland zien hun kiezerspo- tentieel op een soortgelijke manier afkalven. Voor- al rechts profiteert hiervan en met name bij de jonge generatie heeft de SPD afged~an. De nieuwe lagere klassen zijn niet meer opgenomen in een socialistisch vakhondsmilieu en de kiezers uit de nieuwe middengroepen met hun sterke sociale mo- biliteit oriënteren zich meer op ecologische of radi- cale vrije-marktpartijen. Daarop berust de crisis van het Europese socialisme. Zijn profiel wordt steeds minder scherp, want het kan zich een een- duidig, scherp omlijnd politiek paradigma niet meer permitteren. Daarvoor is het kiezerspoten- tieel dat de sociaal-democraten in het vizier moeten houden te uitgebreid, te zeer verspreid over leef- werelden met sterk contrasterende levensstijlen en met tegengestelde wereldbeelden. De sociaal-

democraten staan dus voor een dilemma: als ze resoluut wedden op een koers van ecologische en/ of economische modernisering, dan verjagen zij hun vroegere vaste kiezers en de nieuwe onderklas- sen, die bang zijn gemaakt door de ingrijpende eco- nomische veranderingen en de veranderde idealen.

Houden ze vast aan de tradities van de verzorgings- staat en de subsidiërende overheid, dan verliezen ze de aansluiting aan de steeds grotere sociaal mobiele groepen en de florerende sociale culturen in de gebieden met een sterke economische groei. De s P D heeft alle varianten al een keer uitgeprobeerd en er ervaring mee opgedaan. Zij was als 'bescher- mende macht voor de kleine man' de Bondsdagver- kiezingen van 1987 en 1994-ingegaan, heefthierbij haar vaste kiezerspotentieel volledig afgeroomd, maar het bij de nieuwe middengroepen slecht ge- daan. Ze heeft in 1990 onder Oskar Lafontaine de ecologische modernisering in het vaandel geschre- ven en kosmopolitische afstand gedemonstreerd tegenover de nationale eenwording. Hiermee haal- de ze weliswaar stemmen terug uit het kamp van de Groenen, maar overal elders moest ze stemmen inleveren. Hoe het ook zij, des P D bleek niet in staat een meerderheid te vormen. En dat is het dilemma van de sociaal-democratie. Ze moet haar tradities opgeven, maar kan het niet.

De sociaal-democraten moeten namelijk bijeen- houden wat in de maatschappij al een aantal jaren van elkaar vervreemdt. Dat lukt hen niet. Maar toch vormen zij de enige partij die zich er druk om maakt. De andere partijen, van de liberalen en de Uni on tot en met de Groenen, hebben zich comfor- tabel geïnstalleerd in het sociologische en culturele centrum van de maatschappij. De rand laten zij over aan de sociaal-democraten, die het daardoor in het contact met het moderne centrum steeds moei- lijker krijgen. Dat is toch wel een beetje onrecht- vaardig: de sociaal-democraten bekommeren zich om de achterblijvers van de samenleving, en stabili- seren en ontlasten daardoor de republiek. Maar het levert hun behalve leedvermaak niets op. Want ze lijken daardoor sociaal-conservatief en onrnodern en hebben het flair van een toekomstgerichte partij erbij ingeschoten.

Een aifraamenteerde partij

Men haalt zijn neus op voor de SPD. De partij is saai en kan geen pakkende toekomstvisie meer formule- ren. Het is ontegenzeggelijk waar dat de SPD niet meer in staat is een programmatisch perspectief te

(8)

s&.o 101997

ontwerpen dat dwingend is, geen tegenstrijdighe- den bevat en klinkt als een klok, ook al zal een deel van het publiek dit juist wel van hen blijven ver- wachten. Daarvoor is haar kiezerspotentieel ge- woonweg te heterogeen. En ook het ledenbestand en de kaders vallen uiteen in moderniseerders en traditionalisten, in werkgroepen en fracties, in kon- kelaars en belangengroepjes. Deze losse, aan elkaar gekoppelde anarchie valt slechts met moeite bijeen te houden. Daarom spreekt de SPD vaak met vele tongen, zendt uiteenlopende, vaak tegenstrijdige signalen uit en is vaak onderling verdeeld. Daarom

· slaagt zij er niet in een bondig concept voor econo- mische modernisering op te stellen en het hoofd te bieden aan de nieuwe uitdagingen op het gebied van de buitenlandse politiek. De discussies over deze thema's activeren centrifugale krachten en brengen de verscheurdheid van de partij aan het licht.

Daarom gaan de leiders van de partij, van wie er de laatste jaren een hele reeks is geweest, deze con- flicten uit de weg. En daarom ook komt ondanks alle aankondigingen de vernieuwing van de ideeën over het economische beleid niet echt van de grond. En daarom kan het sociaal-democratische beleid telkens weer worden teruggevoerd op de oude sociale kwestie. Want alleen op dat terrein staan de sociaal-democraten, althans retorisch, schouder aan schouder, beschikken ze over een ge- meenschappelijke identiteit en vooral ook over een gevoel van morele superioriteit tegenover de ande- re partijen, tegenover de 'sociale kilte' van Kohl, tegenover de 'sociale smeerlapperij' van de beter verdienende liberalen en ook tegenover de sociale onverschilligheid van de zelfvoldane middengroe- pers van de Groenen. Maar zo graven de sociaal- democraten, zoals zo vaak in hun geschiedenis, zich ideologisch in en troosten zich met de gedachte dat zij als enigen opkomen voor de uitgebuite en ont- rechte burgers en voor het goede.

Politiek narcisme

De SPD trekt zich graag op zichzelf terug. De fixatie op zichzelf is vaak belangrijker dan de contacten naar buiten toe. De SPD telt een complex scala van organisaties en groepjes die elkaar het licht in de ogen niet gunnen, maar hun speelruimte binnen de partij is in sociaal en normatief opzicht steeds klei- ner. Een typisch voorbeeld hiervan zijn de werk- groepen. Zij zijn pure bluf. De werkgroepen moe- ten zich eigenlijk op doelgroepen richten. Maar dat is niet waar ze zich mee bezighouden. Dat soort

werk interesseert hen niet. De arbeidsgroepen heb- ben genoeg aan zichzelf. De kleine aantallen leden communiceren alleen met elkaar, niet met ande- ren. Ze sluiten zich af van de buitenwereld en omdat alles een en al inteelt is, zijn hun beleids- voorstellen steriel en conservatief.

Het permanente linkse socialisme van de

June-

sozialisten vindt geen enkele weerklank meer onder Duitse jongeren. Het jaren-zeventig-feminisme van de werkgroep sociaal-democratische vrouwen heeft al sinds lang geen toeloop van jongeren meer. En welke Duitse werknemer weet eigenlijk dat er ach- ter de afkorting AF A geen verzekeringsmaatschappij schuilgaat, maar de sociaal-democratische 'Arbeits- aemeinschcift für Arbeitnehmeifraeen'? En toch is de baas van deze werkgroep, Rudolf Dre/3ler, een machtig heerschap in de s PD. Dre/3ler is de bescher- mer van de tradities op het terrein van het sociale beleid. Alle pogingen in de SPD tot modernisering laten hem volkomen koud. De Arbeitsaemeinschcift Jür Arbeitnehmeifraaen is zijn machtsbasis. Bovendien is zij vooral een ramp voor de SPD. Zij versterkt de schadelijke structuren van de partij. De werkgroep heeft geen enkele toegang tot de werknemers in het midden-en kleinbedrijf in de toekomstgerichte sec- toren van het bedrijfsleven op wie het voor de soci- aal-democraten aankomt. De AFA ontwikkelt zich steeds meer tot een pure belangenorganisatie van sociaal-democratische personeelsraden bij de over- heid.

Daar komt nog bij dat het kader van de s P D

sowieso al gebukt gaat onder een afschrikwekkende overmacht aan overheidspersoneel. De sociaal- democraten van de ambtenarenvakbonden bedrij- ven 's morgens op kantoor al politiek, in de wandel- gangen van de overheidsgebouwen, in de grote pau- zes in de lerarenkamer en bij het middageten in de kantine. Hier worden voor twaalf uur de partijver- gaderingen van die avond voorbereid, meerderhe- den geregeld en resoluties afgesproken. Jongeren en werknemers uit de productiesectoren of de par- ticuliere dienstverlening tellen niet mee. Wat heb- ben zij eigenlijk in de SPD te zoeken? Kleine infor- mele groepjes en kringetjes hebben tenslotte vooral in de s P D in de grote steden alles onder controle.

Geroutineerde tactici werken ergens in achterka- mers kant en klare voorstellen voor personele bezettingen en compromissen over resoluties en moties uit, waaraan de gedelegeerden op het partij- congres later alleen nog hun zegen hoeven te geven. De SPD is daardoor een saaie partij gewor-

de1 vijl die aal kw en on· i de

Bji: 19: de1 wi] de he1 wa pa1 gel be: ser·

ni~

ge:

00

de lek

mt lie ho

CU: Val

rel zijl de rÎl1 SOl W(

pr• de taa

tr~

En

H< zir Wl vo, te, he nit he

(9)

-

eb- len de-

en ds-

na- der van

~eft

En ch- Jpij

!its- de een ter- iale

·ing

:jür

nis :de oep

het

;ec- )Ci- dch van rer-

iPD

nde aal- lrij- del-

>au-

1 de ver-

~he-

:ren

?ar- leb- for- aral ole.

rka- nele

; en rtij-

1 te vor-

l f-t I I

s &..o 10 1997

den. Haar activisten kennen elkaar nu al weer zo'n vijfentwintig jaar, vanafhunjuso-tijd. Ze zijn sinds- dien voornamelijk onder elkaar gebleven. De soci- aal-democratische partijelite suddert sinds een kwart eeuw gaar in haar eigen sop, ze werkt samen en ruziet alleen met haar eigen soort. Dat moest onvermijdelijk tot een geestelijke stagnatie en een ideologische verkalking leiden.

Björn Engholm, de partijvoorzitter van 1991 tot

1 9 9 3 , heeft stellig onder deze ontwikkeling gele- den. Hij was zeker geen sterke partijchef, maar hij wilde de partijstructuren vernieuwen en weg van de zelfgenoegzame afkapseling en de muffe sfeer die het sociaal-democratische wereldje uitstraalde. Het was de bedoeling de instroom van mensen zonder partijcarrière te vereenvoudigen; leden meer mo- gelijkheden te bieden om mee te werken en mee te besluiten. 'Participatie', 'openheid' en 'moderni- sering' waren de trefwoorden van deze partijver- nieuwing. De paar zaken die tot 1993 werden aan- gezwengeld, stuitten op krachtig verzet, bleven dus ook niet gespeend van compromissen, en vonden in de praktijk vaak aarzelend en alleen selectief en wil- lekeurig ingang. Maar het was tenminste iets.

Toen kwam Rudolf Scharping. En het was ook met deze vernieuwing gedaan. Zij verzandde en liep dood. Daarover viel geen besluit, er werd in de hogere echelons van de partij niets eens over gedis- cussieerd. Het gebeurde eenvoudig. Tot op de dag van vandaag heeft de partijtop de bevindingen uit de

• referenda onder de leden niet eens geëvalueerd. Er zijn zo nu en dan wel enquêtes onder leden gehou- den, maar er werd niets mee gedaan. De mobilise- ring die er in eerste instantie mee werd bereikt, sorteerde daardoor geen enkel effect. Want er werd niet op ingehaakt. Er waren geèn opvolgende projecten, geen scenario's voor een nieuwe sociaal- democratische cultuur om leden los van de kwar- taalroutine van de lokale afdeling bij de partij te be- trekken. Dat interesseerde Scharping gewoon niet.

En Oskar Lafontaine denkt er niet anders over.

Hoe staat de s P D er vlak voor de Bondsdagverkie- zingen van 1 9 9 8 op weg naar de macht voor? Laten we de indicatoren die ik hierboven als kenmerken voor een geslaagde transformatie van een verkalk- te, tot permanente oppositie veroordeelde partij heb aangevoerd nog eens op een rijtje zetten: ver- nieuwing van de symbolen, van de organisatie, van het programma en de personele bezetting. Wat de

symbolen, de habitus en de culturele uitstraling betreft, zijn de sociaal-democraten tot nostalgie ge- neigd: een beetje arbeiderscultuur, nog steeds, en veel progressieve retoriek uit de heldentijd van de sociaal-liberale coalitie. Men spreekt elkaar nog steeds aan met Genosse en ook het 'democratische socialisme' is stevig verankerd. Voor Duitsers wier socialisatie niet in de jaren 1968 tot 197 3 plaats- vond, klinkt dit vaak ridicuul, voor jonge mensen is het simpelweg niet meer van deze tijd.

Oraanisatorisch is de SPD een closed shop, cultu- reel, sociaal en wat de generaties betreft verkalkt, met een uitzonderlijke leeftijdsstructuur. Elke wij- ziging van deze organisatorische onherroepelijkhe- den wordt door de partijelites resoluut afgewezen. Het proaramma van de partij is ontstaan tussen 1984 en 1989, in de jaren voor de grote omwente- lingen. Het was dus al op het tijdstip van de aanvaarding ervan niet meer van zijn tijd. Maar niemand wil het echt herzien. Want sinds het Godesberaer Proaramm van 1959 waren de ervaringen met het opstellen van de hoofdlijnen voor een nieuw beleid niet zeer bemoedigend. Telkens weer gingen programmacommissies van de s P D ijverig in retraite om moeizaam compromissen in elkaar te knutselen, die vervolgens in dikke manifesten vol loze formuleringen werden gepresenteerd. In die dikke pillen, die niet alleen onleesbaar waren en dan ook engegelezen bleven, werden vragen beant- woord die de maatschappij allang niet meer stelde. De Bollebozen van de sPDkwamen met hun schrijf- sels steeds te laat. De s P D is daardoor nog steeds een partij die veel waarde hecht aan een beleidsma- tige identiteit, maar ze beschikt niet over een be- trouwbaar programma als kompas op de weg naar het volgende milennium.

Kortom: wat de symbolen, de organisatie en het programma betreft is het met de sPo niet best gesteld.·

Wat resteert is het personele vraagstuk. Ook op dit punt vallen de tekortkomingen onmiddellijk in het oog. De SPD kan tussen zijn leden en zijn kader niet teruggrijpen op groepen uit de periode na '68. Dat is al dramatisch genoeg. Hoe dit ook zij, de huidige partijelite is zeker beter dan haar reputatie. Mannen als Lafontaine, Schröder, Scharping en anderen vormen zonder meer een slagvaardige, competente en inmiddels ook gerijpte ploeg. De federale machtswisseling hebben zij al aan het eind van de jaren tachtig voor elkaar gekregen. Nog nooit was

(10)

s &..o 10 1997

er een partij zo sterk vertegenwoordigd in de rege- ringen van de deelstaten als de SPD in de jaren negentig. Ook hebben mannen als Lafontaine en Schröder sinds de Duitse eenwording een aantal bittere persoonlijke tegenslagen te verwerken ge- kregen. Dat heeft hen harder, competenter en fana- tieker gemaakt. Wat dat betreft heeft deze ploeg zeker de capaciteiten om een regering te kunnen leiden, in ieder geval meer dan in 1990.

Verder is het niet per se een nadeel dat er nog geen besluit is gevallen over het lijsttrekkerschap.

Met het oog op de extreme versplintering van haar kiezerspotentieel komt een collectieve leiding de SPD goed in de kraam te pas. Dus bij voorbeeld Lafontaine voor de ecologen en voor de identiteits- socialisten, Schröder voor het burgerlijke centrum en de zwevende kiezers, Scharping voor de sociaal- democratische kleine burgerij. Maar er komt een moment waarop de partij het er over eens moet worden wie de partij in de verkiezingsstrijd moet lijden en wie eventueel aan het hoofd van de re- gering komt te staan. Het lijkt erop dat de zaak maar één keuze toelaat: om de meerderheid van de kiezers te krijgen, moeten de partij en haar lijsttrekker bij het sociologische, culturele en po- litieke centrum in de smaak vallen. En de partij moet in economische kwesties de indruk kunnen wekken tegen de problemen opgewassen te zijn.

Dat komt heel duidelijk neer op een pleidooi voor Gerhard Schröder, de minister-president van N iedersachsen.

Maar die rekening gaat alleen op, als het profiel van de kandidaat voor het kanselierschap dat van de partij overlapt. Anders profiteert de partij niet van het aanzien van haar lijsttrekker. En het is steeds de partij die wordt gekozen, niet de lijsttrekker. Het

fenomeen van de los van zijn partij plebiscitair gesteunde volkskanselier heeft in de parlementaire democratie van de Bondsrepubliek geen bestaans- recht. Schröder kan zonder zijn partij geen kanse- lier worden; daar heeft hij veel te lang de ogen voor gesloten. Alleen daarom al is hij geen Tony Blair.

Maar de SPD kan Schröder evenmin als stemmen- trekker gebruiken en vervolgens in de regering een beleid in de trant van Lafontaine ten uitvoer bren- gen. En dat is precies de lijn van denken die de meerderheid van de partijelites in de s P D lijkt te volgen. Schröder moeten ze niet; ze koesteren een diep wantrouwen jegens hem. Wel hopen ze met zijn hulp aan de macht te komen. Eenmaal aan de macht moet hij onmiddellijk door Lafontaine aan de lijn worden genomen van de sociaal-democratische beginselen en partijdogma's. Maar het is een strate- gie die tot mislukken gedoemd is.

Dit alles vormt een duidelijke reflectie van de politieke en maatschappelijke werkelijkheid in de Bondsrepubliek. De regering-Kohl maakt inder- daad een uitgebluste, uitgeputte indruk, zonder energie en pit. Wat dat betreft is een machtswisse- ling noodzakelijk. En misschien komt het er ook wel van. Maar een hoopvolle stemming en een dynamische gevoel van ommekeer, zoals in de tweede helft van de jaren zestig, is er niet te bespeu- ren. De meeste Duitse burgers hebben zonder twij- fel hun buik vol van de coalitie van Union en FDP.

Maar dat wil nog niet zeggen dat ze (hevig) verlan- gen naar een rood-groen alternatief. En dat is nu zo typerend voor de stagnatie, de stilstand en de lethargie die op dit moment in Duitsland heerst.

[Vertaling: Dik Linthout]

-

Dal int< elk ven hee Str< her de staa een

dO<

ban EUJ gee voc in] der me her oor mil wa: uit•

VO<

nist Hai .bar hac

wo. Wc era ins1 paa in ges de

VO<

em ace te 1 de in T\\ gea sch De del wij nis gar

(11)

-

itair ai re

illlS- rlSe-

•oor lair.

ten- een ren-

! de

:t te een met

1 de nde sche

·a te-

:1 de

:1 de der-

:~der

isse- ook

een

1 de peu- :wij-

'DP.

rlan-

lU zo

1 de t.

I f I I f

Dat de sociaal-democratie en internationalisme nog altijd met elkaar geassocieerd worden wekt verbazing. Door de geschiedenis heen zijn er weinig politieke stromingen die zich zozeer heb- ben gericht op de uitbreiding van de eigen staat als verzorgings- staat, op kaders en instituten in een nationaal, dat wil zeggen door de staat gecontroleerd ver- band. De grote promotors van Europa waren over het algemeen geen sociaal-democraten, maar vooral christen-democraten. Ook in Nederland hadden de sociaal- democraten, als men het zo noe- men mag, hun pre-Bad-Godes- berger instelling. Voor de na- oorlogse sociaal-democratische minister-president Willem Drees was het verenigd Europa een uiterst suspecte zaak, omdat het voor een geseculariseerde calvi- nist uit een rijtjeshuis in Den Haag toch wel zeer katholieke, barokke en zuidelijke trekken had.

Over het geheel genomen wonen wij in het continentale West-Europa in sociaal-demo- cratische staten. De staat en zijn instellingen zorgen voor een be- paald niveau aan financiële steun in geval van ziekte, arbeidson- geschiktheid, het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, voor gezinnen met kinderen enzovoort, enzovoort. Over de accenten die gelegd worden valt te twisten, maar het beginsel van de sociale verantwoordelijkheid in een democratie is na de Tweede Wereldoorlog overal geaccepteerd. Een standenmaat- schappij bestaat er niet meer.

De sociale verworvenheden van deze eeuw zijn het tastbare be- wijs van het feit dat de geschiede- nis werkelijk zoiets als vooruit- gang kent. De jaren zeventig

s &..D 10 1997

EN NU DE SPD?

Staat, politieke

cultuur en sociaal- democratie

Een Duits- Nederlandse

vergelijking

BEN KNAPEN Directeur Corporate Communi- cation Philips International en

oud-hoif'dredacteur van N RC Handelsblad

hebben overigens een revolutio- naire versnelling van deze ont- wikkeling te zien gegeven. In die periode was zowel voor de soci- aal-democratie in Nederland als in Duitsland sprake van een doorbraak. Men meende de samenleving het socialistische pa- radijs binnen te kunnen laveren.

In Nederland ontstond er zelfs een ministerie voor Welzijn, en niet zozeer voor welvaart. Ik weet nog goed hoe er in Duits- land hoofdschuddend over de socialistische dwaasheden van Nederland werd gesproken. In alle Duitse kranten werd in arti- kelen over Nederland steevast het exotische voorbeeld van de Beeldende Kunstenaars Rege- ling, de BKR, aangehaald. Ieder- een die zich kunstenaar noemde leverde op grond van deze rege- ling een keer per maand zijn kunst bij het stadhuis af en kreeg daar een fatsoenlijk honorarium voor om zijn creatieve talenten te kunnen blijven exploiteren.

Wie een blik op de statistieken werpt, ziet voor die tijd een ver- gelijkbare ontwikkeling in de Bondsrepubliek: ook daar vond bij het bruto nationaal product een flinke accentverschuiving plaats van de particuliere naar de collectieve sfeer en een abrupte uitbreiding van de overheidssector.

Toch waren er verschillen - in Nederland was de uitbreiding sterker dan in Duitsland en dit tempoverschil is volgens mij zeer kenmerkend. In Nederland bete- kende de sociaal-culturele om- wenteling van de jaren zestig een bevrijding uit de verzuiling. Er zijn inmiddels historici die bewe- ren dat de cesuur in Nederland in deze eeuw er niet een is van voor en na de oorlog, maar van voor en na de jaren zestig.

(12)

s &.o 10 '997

In Duitsland daarentegen is de cesuur in deze eeuw ongetwijfeld de Tweede Wereldoorlog. Aan deze conclusie valt niet te tornen, ook al bestrijdt men de these van de Stunde Null. De houding van de vak- bonden en de werkgevers, de hele medezeggen- schap, werd in veel sterkere mate nog bepaald door de ervaringen ten tijde van de Republiek van Weimar en de nationaalsocialistische schrikbeel- den. Men voelde zich niet alleen verantwoordelijk voor de sociale markteconomie, maar ook voor de stabiliteit van de democratische staat. Verant- woordelijkheid en matiging bleven de overheersen- de kenmerken van de maatschappelijke houding. In Nederland verschoof de collectieve opstelling van de nieuwe elite in de jaren zeventig abrupt van een religieus bepaalde terughoudendheid in de richting van een geseculariseerde zedelijke levenshouding.

In Duitsland oefenden ethisch verantwoordelijk- heidsbesef en plichtsbetrachting een sterke invloed uit. Deze waren weliswaar als secundaire deugden uit den boze, maar hun uitwerking was er niet min- der om. Werkinzet werd zeer gewaardeerd en op de term prestatiedenken rustte in die jaren in Duitsland geen taboe, zoals in Nederland wel.

Nederland kende kort na de oorlog een flinke geboortegolf, met een groot geboorteoverschot in de katholieke zuidelijke provincies. Maar Amster- dam dat in politiek-cultureel opzicht de toon aang- af, had een geweldige uitstraling in het land.

Alternatieve stromingen, met al hun dwaze uitwas- sen, werden in Nederland vrij gemakkelijk geïnte- greerd. Al in de jaren zeventig zaten provo's, pacifisten en Groenen in gemeenteraden en zelfs in het kabinet. Deze elasticiteit en flexibiliteit was ongetwijfeld het gevolg van· een zeker gebrek aan ruggengraat, maar daardoor was er ook sprake van een soort gemoedelijkheid die leek te voorkomen dat het er ooit principieel op aankwam. In Nederland waren bijvoorbeeld terroristen of op de

RAF gelijkende uitwassen niet denkbaar. De Bondsrepubliek kende geen dominant intellectueel centrum. De middenstand en middelgrote steden spelen er een belangrijke rol. Berlijn was toch een beetje een Fremdkörper en vreemde vogel. Alter- natieve types bleven veellanger buitenstaanders, de afscherming tegenover het establishment was ook voor alternatieve politici in spé zoiets als een levenshouding. Men had het over jullie staat is niet onze staat - een uitspraak die in Nederlandse ver- houdingen gewoon nooit zou zijn verzonnen.

Dit om een paar verschillen te noemen. Het

geschiedt met de brede kwast, maar toch illustreert het een paar grote verschillen tussen de twee landen en ook grote verschillen tussen de opvattingen over de staat in Nederland en in Duitsland. Hier was de staat een onbetwiste vanzelfsprekendheid. In Duitsland was de positie van de staat precair en in de tijdelijke hoofdstad Bonn ook nog enigszins kunstmatig. Identiteit, voorzover wij daaronder de tastbare en zichtbare manifestatie van een persoon- lijkheid verstaan, bleef steeds onderwerp van gesprek.

In I 9 8 2 gebeurde er in Nederland en Duitsland iets wat heel fraai aantoont hoe vertekend de media en de mensen de werkelijkheid in feite waarnemen. In Duitsland was de sPo het regeren beu en de partij werd in oktober door Heirnut Kohl afgelost. Dit baarde groot opzien in binnen-en buitenland, en ik herinner mij dat velen dachten dat het peil van de sociale voorzieningen nu wel wat verlaagd zou wor- den. Een Duitse popgroep had in die tijd een hit met het volgende refrein: Ja jetzt wird wieder in die Hände gespuckt, wir steigern das Bruttosozialprodukt.

Maar in werkelijkheid bleven de ontwikkelingen stap voor stap en onverwrikbaar in de richting van de verzorgingsstaat gaan. Duitsland was gewoon te rijk voor een dergelijke ontnuchtering -met chris- ten-democratie of met sociaal-democratie hebben dit soort zaken meestal niet veel te maken. In Nederland echter stond het water het bedrijfsleven aan de lippen. Per maand gingen er duizenden arbeidsplaatsen verloren en de collectieve lasten dreigden de economische vooruitgang steeds meer te verstikken. Vrij onopvallend sloten werkgevers en werknemers in I 9 8 2 een akkoord om in de toe- komst de lonen te matigen - het akkoord van Wassenaar. Intussen is dit akkoord zeer bekend geworden en het zal zeker een plaats krijgen in de Nederlandse geschiedenisboeken, maar in die tijd was het een onopvallende gebeurtenis. De bevol- king was er niet zo van overtuigd. Nu eens staakten de ambtenaren, omdat hun salarissen werden gekort, dan weer staakten tienduizenden studenten op het Binnenhof in Den Haag, omdat hun studie- beurzen werden verlaagd. Kort daarna protesteer- den tienduizenden w A o 'ers op het Malieveld in Den Haag, omdat er op hun w A a-uitkering werd bezuinigd. De Duitsers zullen waarschijnlijk niet beseffen dat op een bepaald tijdstip een op de zes Nederlanders officieel arbeidsongeschikt was ver- klaard door de overheid. Kortom, in Nederland

wa~

zijn re a' zak een dac dm ool het vie: ligt Un naa

de1 dat ser de de( ' ve Ro he( het

vid ere en teg

ve1

en de

de aal

COl

He loOi

gr< mi op da; uit

w

to< do sd Fo ter

(13)

-

~ert

den

•ver

;de In nin zins r de

•On- van

iets

1 en

t. In artij Dit nik

1 de vor-

t hit

1 die

tg en van n te rris-

•ben . In :ven tden sten Jeer vers toe-

van :end n de

tijd :vol- kten

~den

nten tdie- :eer- cl in verd

niet :zes ver- land

l I I t '

s &..o •o '997

was veel buiten controle geraakt en het land met zijn open en kwetsbare economie moest dan ook reageren en zich aanpassen en saneren. Dergelijke zaken doen pijn, hebben tijd nodig, en anders dan een Nederlandse minister-president in 1980 nog dacht, is één regeringsperiode hiervoor niet vol- doende, maar duurt het een generatie. En het kost ook welvaart. Begin jaren zeventig lag in Nederland het inkomen per hoofd van de bevolking nog op de vierde plaats in Europa. Nu, vijfentwintigjaar later, ligt Nederland op de zevende plaats in de Europese Unie. Nederland is overigens toch weer op weg naar een zesde plaats.

Wat de relatie tussen de sociaal-democratie en de staat betreft kan de stelling worden geponeerd dat in Nederland vanafhet begin van dit decennium serieus over moderniteit wordt nagedacht. Terwijl de sociaal-democratie in de jaren tachtig nog goed- deels conservatief vasthield aan het behoud van de 'verworven rechten' en zelfgenoegzaam vitte op Ronald Reagan en morde tegen diens anti-etatisme, heeft men in de jaren negentig de loopgraven van het eigen gelijk verlaten.

Wat is moderniteit? Ik bedoel hiermee de indi- vidualisering, het economische modernisme, de creativiteit van de wisselwerking tussen de publieke en de particuliere sector, de zelfkritische argwaan tegenover de logheid van een alomtegenwoordige verzorgingsstaat, de internationalisering van handel en communicatie, van kapitaal- en dienstverlenen- de sector.

Geweeklaag over de globalisering was een van de vaste onderdelen in het repertoire van de soci- aal-democratie. Globalisering betekende oneerlijke concurrentie uit lage-lonenlanden en uitbuiting.

Het betekende kapitaalkrachtige eliten, die 'joot- loose' en asociaal door de wereld trokken en zich vestigden op plaatsen waar hun eigen voordeel het grootst was. Globalisering betekende ook onder- mijning van de staat, want de staat had geen invloed op internationale kapitaalstromen en kon als gevolg daarvan zijn sturende en verzorgende functie niet uitoefenen.

Het universele belana van deaelijk bestuur

Wat de staat aangaat, is men in Nederland intussen toch iets verder dan geweeklaag over de uitholling door het internationale kapitaal. In een onlangs ver- schenen rapport van het Internationaal Monetair Fonds wordt geanalyseerd waarom een aantal sta- ten in Azië en Latijns-Amerika zo succesvol zijn.

Het IMF noemt vijf punten: macro-economische stabilititeit, open economieën, kwaliteit van de investeringen, vaardigheden van de werknemers en de kwaliteit van het bestuur. Dit laatste punt- de kwaliteit van het bestuur - is in essentie bepalend voor de andere punten. In een onlangs gepubli- ceerd rapport van de Europeon Bankjor Reconstruction and Development - de Oost-Europa-Bank - wordt vastgesteld dat een land een betere uitgangspositie heeft, als het een beter bestuur heeft dat voor wet- geving ter bescherming van het milieu zorgt, voor wetgeving op het gebied van de gezondheid, voor een pakket van sociale voorzieningen, voor de sti- mulering van de particuliere spaarquote en voor een technologische kennis-infrastructuur.

Waarom worden in dit artikel twee rapporten van banken genoemd? Omdat hierin financiële experts van banken aan het woord komen die men beslist niet kan verdenken van grote sympathie voor de maakbaarheid van de samenleving. En uit- gerekend zij stellen vast hoe belangrijk een goed, relevant bestuur is.

Natuurlijk kan de globalisering voor conflicten zorgen. De speelruimte van de overheid om belas- tingen te heffen en vast te stellen wordt erdoor ver- kleind. Invloeden van buitenaf moeten vroeger en zo mogelijk vooral actief worden ingecalculeerd.

Maar zo lang de belastingdruk het individu niet ruï- neert en de opbrengsten voor verstandige doelein- den worden gebruikt, is er voor een nationale over- heid geen vuiltje aan de lucht.

Conclusie: de regering van een internationaal geïntegreerde economie is allesbehalve machte- loos. Ze moet alleen haar beperkingen kennen.

Er is geen sprake van dat de sociale markteconomie het in Nederland onder druk van de wereldecono- mie begeeft. Het is hoogstens een kwestie van maathouden: de arbeidskosten moeten omlaag door grotere flexibiliteit, iets meer risico en dus ook een hogere arbeidsproductiviteit. Dat leidt tot een economische dynamiek en vervolgens tot het scheppen van arbeidsplaatsen en welvaart. Ook Nederland is nog niet ver genoeg op deze weg, en het is ook lastig om zoiets als een arbeidsmarkt te liberaliseren. Zo lang er meer kiezers zijn met werk dan zonder werk, kan een regering niet zo gemak- kelijk inbreuk plegen op een conservatieve status quo op het gebied van de werkgelegenheid. Hoe het ook zij, in Nederland staat het binnen de sociaal- democratie ter discussie. Onder de sociaal-demo-

(14)

s <~t_o Jo '997

eratie versta ik dan op een misschien wel te sociolo- gische en niet zozeer partijpolitiek correcte wijze de Partij van de Arbeid en een gedeelte van o66.

Waarom is het denken over moderniteit en de aanvaarding van het feit dat de samenleving veran- dert in Nederland iets verder? Ik kan hier slechts een aantal vermoedens ventileren die met de Nederlandse politieke cultuur en situaties verband houden.

Ten eerste, de grote invloed van de buitenwe- reld op de Nederlandse economie. Dat is kenmer- kend voor een handelsnatie. Bovendien is de bin- nenlandse markt klein. Ten tweede de relatief machteloze positie van de Nederlandse sociaal- democratie in de jaren tachtig en negentig. Deze machteloosheid leidde tot een diaspora vol frustra- tie, maar uiteindelijk toch tot een nieuw realisme.

Dit komt onder meer tot uitdrukking in het feit dat de sociaal-democraten een coalitie hebben gesloten met hun traditionele aartsrivaal, de vvo. Dat betekent geenszins dat de sociaal-democratie in Nederland niet ook een van de meer conservatieve partijen gebleven zou zijn -want dat is ongetwijfeld het geval. Zij is nog steeds dé partij van de zogehe- ten 'verworven rechten'.

Maar toch is er een uiterst interessante ontwik- keling aangezwengeld, waarbij delen van de Nederlandse sociaal-democratie niet langer uitslui- tend sociale zorg van de staat verwachten, maar van de staat vooral de kaders eisen waarbinnen groepen en individuen hun eigen verantwoordelijkheid moeten dragen. Hoe het ook zij, de partij denkt mee over het thema' reinventins aovernment', hoewel het nog niet zover is dat zij zich ook bezighoudt met het thema 'reinventins the lift', zoals de politicoloog David Miliband het formuleert.

Kohl is aeen Thatcher

De situatie in Duitsland is totaal anders. Bij de SPD en de met haar verwante vakbonden is sprake van een aantal grote verschillen. De SPD wilde en kon in de jaren tachtig geen fundamentele discussies voeren over haar relatie met de burger en de staat, en dat geldt in feite ook voor de jaren negentig.

Hiervoor zijn diverse redenen aan te voeren. De regering Kohl heeft in al die jaren de sociaal-demo- cratische consensus geen enkele keer verstoord.

Ondanks alle demagogie van de SPD-voorzitters is het botte conservatisme à l'analaise nooit Duitsland binnengedrongen. Dat drukte de SPD met haar retoriek dieper in de klassieke linkse hoek. Een rein-

ventins aovernment debat had geen prioriteit, omdat aovernment in de vertrouwde zin simpelweg bleef bestaan. Verder was in mijn visie de Duitse sociaal- democratie, anders dan de Nederlandse, nooit echt machteloos. Duitsland is een bondsstaat, en op de een of andere manier zijn sociaal-democraten en christen-democraten telkens wel ergens aan de macht, in de deelstaten, de omroepbedrijven, de universiteiten en tal van semi-overheidsinstellin- gen. De frustratie over de diaspora had meer uit- staande met het gevoel in Bonn niet mee te tellen dan met een gevoel van algehele machteloosheid.

Daarbij komt nog een economische realiteit.

Omdat de revolutie van de jaren zestig in Duitsland minder radicale gevolgen voor de verzorgingsstaat had dan in Nederland, ondervond men ook minder snel de verpaupering en de verloedering die van het nieuwe systeem uitging. In Duitsland was niet een op de zes werknemers arbeidsongeschikt verklaard, er was geen BKR-regeling en er was geen inkomstenbelastingtarief van 7 2 procent enzo- voort. Duitsland was nog altijd een rijk en succesvol industrieland. Verstandige economen waarschuw- den wel dat het zo niet langer door kon gaan, maar dat doen verstandige economen altijd. Intussen liep alles op rolletjes.

En toen gebeurde er ièts dat alles op zijn kop zette: de Duitse eenwording. Deze kwam volko- men onverwacht, en dé klassieke partij van de Duitse eenheid had kennelijk door haar fixatie op de ontwikkeling van de verzorgingsstaat haar instinct verloren voor wat van een hogere orde is. Alleen Willy Brandt torende in die dagen ver boven zijn partij uit.

De sociaal-democratische Enkel (kleinzonen) vreesden vooral dat de Duitse eenheid ten koste van de eigen kiezers zou kunnen gaan. In de nu volgen- de jaren werd pas goed zichtbaar hoe slecht het gesteld was met de oude terughoudendheid als het op politieke stabiliteit aankwam en de oude naoor- logse reflex om door redelijkheid en inschikkelijk- heid de democratie te steunen. Bijzonder drama- tisch kwam dit tot uiting in I 99 I . In Nederland accepteerden de vakbonden een verlaging van de lonen, in Duitsland streden de ambtenarenbonden met steun van de sPo voor een loonsverhoging van zegge en schrijve tien procent, en iets in die geest kreeg men ook. De kosten van de Duitse eenwor- ding werden door de burgers eenvoudigweg op de overheid afgewenteld.

De enorme veranderingen in de jaren negentig

inD re Q

ss

1

kan ong•

prik van part wek de i ach1 spn bali: aso< beh ken meE waa ent

in te tuss jare den tin~ ver: hie1 onz de jare lijk

rllnj

bei• een grij me· de. Ne• der en der hie def me linl

zo a ber• in I

OVE

Du

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ring van de sociale zekerheid snel na het interpro- fessionele overleg volgen, wordt voor het eerst sinds dat België deel uit maakt van de EMU, de symboliek van een

Hierna behandel ik de mogelijke aansprakelijkheid voor schadevergoeding van de wijkteammedewerker zelf, van de zorgorganisatie of wijkteamorganisatie waar deze werkt

Voor andere gemeenschappen geldt dat die pas beschikbaar zijn wanneer bijvoorbeeld de gemeente dat voor (een deel van) haar inwoners mogelijk maakt.. In dat geval spreken we van

Door te kijken naar het snijpunt van de Marginale Opbrengst (MO) en de Marginale Kosten (MK) lijn?. De Totale Winst (TW) bereken je door van de Totale Opbrengsten (TO) de

onderhandelingen waarin de vereiste compromissen alleen kunnen worden bereikt door concessies op partijprogramma’s, waarover de kiezer zich heeft uitgesproken: noch

[r]

Trump hoeft zich om deze lapsus niet te schamen, want het gedrocht België ligt maar als een vieze fluim op de landkaart en de meeste Amerika- nen hebben zelfs geen weet van

Ze noteert alvast de nodige maten zodat ze niet voor verrassingen komt te staan bij de inrichting van haar klas?. ¨ Herleid naar de