• No results found

Santa Maria en subsidiariteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Santa Maria en subsidiariteit "

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

: nood kennis .anden :s van a.k oolc lem:1 1ag op omdat ce' en

~Iaten,

l plan

!enken op de tsstaat ulatie-

;sende onder .gende macb- ppara- rentie;

meen- errori- wijzen Lk van

>litiek,

!rtaald instel- or bet ograrn n. Het 1g van a. Het vraagt sspunt

omiscb

Santa Maria en subsidiariteit

Ten koste van een dode en enkele gewonden, benevens bet on- gemak van de zesbonderd passagiers, heeft Henrique Galvao door zijn avontuur met de Santa Maria het Iicht van de voile publiciteit weer eens gericht op de staat van dictatuur bij onze bondgenoot Portugal. Te oordelen naar diverse uitlatingen in pers en radio is dit schijnsel overigens niet onvertroebeld geweest, en het meeste dat gezegd of geschreven werd verviel in het gebruikelijke zwart-wit- schema. Salazar is een rechtse dictator, dus een fascist, en een ge- zonde haat tegen alles wat fascistisoh is, leidde dan tot een bejube- len van de kerels, die deze streek uithaalden. Men vond het wat jammer, dat de zaak tenslotte als een nachtkaars is uitgegaan, zonder enig heroiek vertoon.

ZeHs als het juist was de situatie zo te kenschetsen, dan zou het tach beter zijn enige voorzichtigheid te betrachten met de stelregel:

de vijanden van mijn vijanden zijn mijn vrienden. Voor mij ligt een boekje uit 1938 van deze zeHde Galvao '0 Imperio' (Het Imperium) en tenzij hij zijn toenmalige politieke denkbeelden al even grondig heeft verloochend als zijn toenmalige aanhankelijkheid aan Salazar (wat twee heel verschillende dingen zijnl), is er geen reden om te veronderstellen, dat een regering-Galvao een voor ons gevoel beter aanvaardbare politiek met de Mrikaanse gebiedsdelen zou voeren dan de regering-Salazar. Van de gewenste opvoeding tot zelfstan- digheid zou evenmin sprake zijn.

Maar afgezien van deze onzuiverheid heeft het gebruikelijke zwart-wit-gepraat over deze zaak bovendien nog het veel ernstiger nadeel, dat het ons oog sluit voor een hoogst merkwaardige ont- wikkeling, waarvan we ook voor onze eigen binnenlandse politiek bet een en ander kunnen leren. Het is wei heel simpel om te zeggen:

Salazar is een fascist en zijn regiem moet dus maar zo gauw mo- gelijk vervangen worden door een democratic. Maar zo simpel is de geschiedenis niet.

Portugal is een land zonder enige ervaring met wat wij onder democratic verstaan. Het heeft die nooit gekend. AI wat er zich in de jaren tussen 1910 (val de monarchie) en 1926 (begin van de rni-

(2)

litaire dictatuur) voor heeft pogen uit te geven, is onmiddellijk te gronde gegaan in straatgevechten, verkiezingsgeknoei en staats- grepen. Salazar, die één dag, in 1921, als· parlementslid het parle- ment in werking heeft gezien, heeft zijn leven lang de vaste over- tuiging beleden, dat de parlementaire democratie, hoe geschikt misschien ook voor de landen van noordwest Europa, voor Portugal onbruikbaar is vanwege de karakter-eigenaardigheden van het Portugese volk.

Het zou dezerzijds van weinig waardering voor de Portugezen getuigen, als we hun blijvende ongeschiktheid voor een democra- tisch bestel voetstoots aanvaarden. Maar te denken dat het land, zonder enige democratische b·aditie en zonder enige democratische vorming, enkel door het ten val brengen van Salazar zich eensklaps in een welgeschapen democratie zou veranderen, is hopen op een wonder. De toekomst blijft weinig rooskleurig.

Wat is er dan feitelijk aan de hand? Salazar heeft in 1928 de vrijwel onbeperkte macht in de schoot geworpen gekregen door een militaire dictatuur, die paal·en perk had gesteld aan de ergste wantoesil:anden uit het verleden, maar zelf economisch vastliep. Hij vormt in de moderne geschiedenis het uni·eike verschijnsel van een man, die een dergelijke macht verwierf zonder strijd, zonder per- soonlijke vijanden. Niemand or1tkent dat hij uiterst begaafd is, niets in zijn opb·eden heeft van het b·aditionele type dictator en in de jaren na 1928 enorm veel tot stand heeft gebracht. Maar aan de andere kant zullen alleen zijn fervente aanhangers nog durven ont- kennen, dat zijn bewind nu hopeloos is vastgelopen en dat het karakter van politiestaat - tien jaar geleden nog nauwelijks aan- wezig- zich steeds scherper en onaangenamer openbamt. Armoede en sociale wantoestanden zijn nauwelijks verminderd.

Hoe komt dat? Salazar is geen fascist. Er is een grondig prin- cipieel verschil tussen zijn staaÜ'1mdige opvattingen en die van Franco. Hij heeft nooit veel sympathie voor Hitier getoond en weer- hield Franco van een militair samengaan met Duitsland. Hij karak- teriseerde het regiem van Mussolini in 1935 als een 'heidens cesa- risme' en heeft daar nooit een woord van teruggenomen.

Salazar is een fervent belijder van het subsidim·iteitsbeginsel, maar hij heeft dit op een merkwaardig eenzijdige wijze geïnter- preteerd. En hier begint ·de politieke les voor onszelf. Salazar heeft het subsidiariteitsbeginsel namelijk verstaan op een wijze, waarop het ook in ons land nog wel eens in publicaties uit KVP-kringen ge- hanteerd wordt. Het wordt dan niet gelezen als: de Staat moet zich onthouden van wat de lagere organen of de particulieren in feite

(3)

~llijk te staats·

t parle- :e over-

;eschikt ., voor 5heden ugezen mocra-

~t land, :atisohe

!lSklaps {)p een 928 de ndoor

1 ergste ep. Hij

·an een er per- s, niets tin de aan de

~n ont·

lat het

~ aan·

moede

~ prin- ie van

t weer·

karak·

s cesa·

ginsel, e'inter·

r heeft il'aarop 1en ge-

~ zich n feite

zel£ kunnen doen, maar als: de Staat moet zich onthouden van wat de lagere organen of de particulieren in principe zelf kunnen doen.

Salazar's ideaal was dus door de overheid de voorwaarden te Iaten scheppen voor de zelfwerkzaamheid van de burgers. Daarom maakte hij de munt gezond, legde hij wegen, 5p{)Orwegen, telefoon- leidingen aan, bouwde vliegvelden en havens, bruggen, stuwdam- men en irrigatiewerken, zorgde overal voor electrificatie. Maar de verwachte reactie bleef uit. Het particulier initiatief en de volksont- wikkeling waren te gebrekkig om de geboden kans te grijpen. En in plaats van hieruit af te leiden, dat onder deze omstandigheden de overheid dus een uitgebreider taak had, volhardde hij stug en koppig in zijn systeem van staatsonthouding.

Intussen is een generatie opgegroeid die de afschuwelijke toe- stand van voor 1926 niet meer gekend heeft, en die sleohts ziet, dat Portugal arm en achter blijft. De ontevredenheid groeit, en deze onder politiek ideale omstandighelen begonnen dictatuur bewijst dat zelfs dan een dictatuur op den· duur verschraalt en verzuurt. Zelfs de beste mensen kunnen een dictatuur niet schoon houden.

Er zijn in Portugal democraten en socialisten. Ik geloof niet dat het avontuur met de Santa Maria hen feitelijk veel verder helpt.

Misschien zouden zij wei sterk gediend zijn door contaoten met politieke geestverwanten in het buitenland, die hen de weg zouden kunnen wijzen naar een constructieve samenwerking, waarin so- cialisme niet hoeft samen te vallen met anticlericalisme en derno- cratie bepaald iets heel anders is dan anarchie, maar stage zelf- discipline vraagt. Is hier wellicht de kans voor een positieve bij- drage van de Partij van de Arbeid?

DR. E. BRONGERSMA

107

(4)

1. de Kadt

De onechte crisis

De bekende verontschuldiging voor dat 'onechte' kind, waarvan de moeder immers verklaarde dat het 'maar zo'n kleintje' was, zou men met enig recht ook kunnen toepassen op de crisis die eind december 1960 uitbrak en begin januari 1961 alweer tot het verleden be- hoorde. Zowel naar de duur, als naar de resultaten - de ongewij- zigde terugkeer van het kabinet De Quay-was het 'een kleintje'.

Maar was het ook een 'onechte' crisis, in die zin dat ze noch in de bedoelingen van de verwekkers ervan - de Protestantse fracties en minister Van Aartsen- had gelegen, noch een erke1ming heeft ge- kregen in die politieke zin, waalin een kabinetscrisis een ernstige aangelegenheid is, die men niet opgelost heeft als men daarna maar weer een gezicht trekt also£ er eigenlijk niets gebeurd is?

Dat de clisis bij verrassing kwam is bekend genoeg. Ze verraste niet aileen allen die op een routine-behandeling van de betreffende begroting hadden gerekend, maar zelfs sommigen die, ook in de na- middag, niet konden geloven, dat er, in de late avond, inplaats van een compromis, een ontploffing zou ontstaan. Met de uitdrukking 'routine-behandeling' is dan ook niets denigrerends bedoeld. Ze kan inhouden dat men van de kant van het parlement niet tevreden is met het aantal woningen dat volgens de plannen van de regering ter beschikking zou komen voor de groepen met de lagere inkomens.

E'n, in wat men dan het 'gemeen overleg' tussen kabinet en kamer noemt, kan de regering het door haar voorgestelde kwantum wo- ningen wat vergroten, terwijl de kamermeerderheid afziet van de door haar gestelde eis om het aantal met b.v. 5000 te vergroten.

Men vindt dan elkaar bij 2500, terwijl aileen de oppositie blijft vast- houden aan 5000 of nog meer, doch tenslotte overstemd wordt. Dat is de normale gang van zaken, die aileen verbroken wordt, als een belangrijk deel van de kamermeerderheid zich bij de oppositie voegt, of zelf de leiding van de oppositie neemt. Maar dan wordt het meningsverschil over een concrete maatregel, tot een verschil van opvatting over het regelingsbeleid en over de opvattingen die voortvloeien uit de politiek die de tot dan bestaande kamermeerder- heid voerde.

w

ta1

ffil

da blt co

ch de

ffil

bl bt sp

WI

dt m df h< ee dt gr d! st M hi

0( 1"E

ht 0 dl tc

01 VI

kt li: w eJ

It

n

w

(5)

de 1en ber be- vii- je'.

de en ge- ige aar

tste 1de na- /an ing (an

:1 is ter ms.

ner

NO-

de :en.

ast- Dat een itie

>rdt

~hil

die ler-

Wat ik het 'onechte' van de december-crisis noem, is, dat de protes- tantse partijen wei bereid waren zich te distanci(hen van de kamer- meerderheid waartoe ze tot dusver behoorden en van het kabinet dat op die kamermeerderheid aangewezen was, maar niet bereid bleken te zijn uit die houding de parlementaire en constitutionele consequenties te trekken.

Men moet dit soort zaken natuurlijk niet verwarren met die ma- chinaties die regelmatig in bet parlement plaatsvinden, waarbij delen van de regeringsmeerderheid tegen regeringsvoorstellen stem- men, wetend dat ze in die gevallen t6ch in de minderheid zullen blijven, om op die kinderachtige manier zowel de kool van hun beginselen (die dan ook 'kool' zijn) als de geit van de regering te sparen. Dat spelletje was aan de orde vlak v66r bet debat over de woningbouw, toen een tijdelijke regeling van de kinderbijslag aan de orde kwam. Toen kon de WD met de 1inkerzijde' tegenstem- men, wetend dat ze toch in de rninderheid zou blijven. Als ze, zoals dat bij de 'toto' bet geval was, moest vrezen dat een dergelijke houding bet Kabinet zou aantasten, dan zorgt ze er wei voor dat een voldoend aantal van haar !eden anders stemt, om op die manier de regering te redden. In dat soort politiek is de beer Oud een groot man, maar het onbehagen dat tegen dit soort politiek en de daorbij behorende grote mannen bestaat, is groeiend, ofschoon nog steeds te klein.

Men zou dus de protestantse partijen onrecht doen als men hun houding bij bet woningbouw-debat toeschreef aan de behoefte om ook eens op bet een of ander gebied met de beer Oud te concurre- ren, terwijl hun falen dan voort zou spruiten uit bet feit dat de beer Bruins Slot in dat soort spelletjes even onhandig is als de beer Oud gehaaid. Want terwijl de liberale bijdrage aan bet woning- debat - als men zoiets een bijdrage mag noemen - duidelijk aan- toonde dat de woningnood de rninste van de zorgen is die in de ouderwets-liberale kringen bestaat, waar immers aileen de huur- verhogingen en de vooruitzichten voor de bouwondememers wer- kelijk ernstig worden genomen; bij de aanhangers van een christe- lijk-sociale politiek moet het tergend langzaam verdwijnen van de woningnood in Nederland een blijvend gevoel van teleurstelling en verbittering achterlaten.

En nu hebben die christelijk-socialen het wei slecht getroffen met een anti-revolutionaire n1inister als de beer Van Aartsen, die reeds bij bet vrijmaken van de bedragen die indertijd geblokkeerd waren voor woningverbetering, duidelijk had Iaten merken, dat hij

(6)

maling had .aan gezag en wet, en zich aileen maar interesseerde voor de vrije kapitaalsomloop. Niet dat de toenmalige blokkering, uitvinding van de.heer Romme, zo'n bewondering verdiende; maar de wijze waarop de wetsontduikers beloond en de wetsgetrouwe burgers gehoond werden, was kenmerkend voor de geest waarin de heer Van Aartsen, daarin bijgestaan door de C,H-minister van Justitie, Beerman, 'sociaal' bedoelde regelingen, ondergeschikt achtte aan de vrije beweging van het 'kapitaal'. In de wittebroods- weken van het anti-socialisme hebben trouwens aile christelijk- sociale partijen de ogen gesloten voor dit teken aan de wand.

Het beleid van de heer Van Aartsen is zich in die richting blijven ontwikkelen. Op zichzelf behoort hij tot de betere ministers van het kabinet De Quay. Hij heeft tenminste enige kennis van zaken betreffende de aangelegenheden waarmee hij zich bezig houdt en hij kan er op vlotte, ofschoon te langdradige en te veel aan- dacht voor qijkomstigheden eisende, wijze over spreken. Te mid- den van ministers die hun eigen, verkeerde, politiek, niet begrij- pen, maakt hij dus geen slecht figuur. Maar een verkeerde politiek is bet, als men tenminste de opheffing van de woningnood primak stelt en niet de combinatie van huurverhoging en vrije woning- bouw. Ik weet wei dat van liberale kant juist die oombinatie van hogere buren en vrije bouw als voorwaarde voor bet oplossen van bet woningprobleem wordt gesteld, en dat de geestdriftigste aan- hangers van die methode verkondigd hebben dat we op die wijze wei tot een woningbouw van honderdduizend woningen per jaar zouden kunnen komen. Maar, afgezien van de overspanning van de bouwwmarkt waartoe dit zou leiden, is niet aileen bet aantal woningen beslissend, doch ook bet aantal mensen dat de prijs of de huur voor die woningen kan betalen.

De Nederlandse werkelijkheid is dus, dat bij de verkiezingen van 1959 het beeindigen van de woningnood een belangrijke plaats in de programs en meer nog in de propaganda had gekre- gen. Veel moeilijker is natuurlijk na te gaan in hoever de kiezers die op die partijen stemden, dit in belangrijke mate deden om daar- door die woningnood aan te tasten. Men kan wei aannemen dat de kiezers van de VVD minder bewogen waren door de hoop dat de vrijheid op woningbouwgebied op den duur honderdduizend woningen per jaar zou opleveren, dan door de hoop eindelijk ver- lost te worden van socialistische bemoeizucht; en eigen mensen een belangrijke rol in bet komend kabinet te zien spelen.

Maar men moet 66k aannemen dat voor de KVP-kiezers de aan- 110

kon gez, den de' wei nis star ster besl E van

wa~

van stig een I dit vas! te I gm rin! voo bes hoo voo de De de par vaa die gro gev ger noc 19E 19{ gee nin nin we1

(7)

.

e ,

T

e n n :t :-

n n 11 .t

. -

k

·r

11 :1

e r n .I e

e

s t t

:l n

I•

kondiging dat het woningbouwbeleid van Witte zou worden voort- gezet, dat er in de toekomst zeker 90.000 woningen per jaar zou- den worden gebouwd en dat het nieuwe socialisten-vrije kabinet de woningnood in de komende vier jaar geheel zou likwideren, toch wel enige betekenis moet hebben gehad. Zeker had zoiets beteke- nis voor de ijver waarmee KVP-arbeiders als propagandisten op stap gingen, en Katholieke arbeiders toch maar weer op de KVP stemden; al spelen in die kringen andere factoren tenslotte een beslissehder rol.

En blijkbaar heeft de strijd tegen de woningnood, die als een van de belangrijke onderdelen van de christelijk-sociale politiek was gemarkeerd, ook een belangrijke rol gespeeld bij de kiezers van deAR en bij die van de CHU, voor zover die kiezers afkom- stig zijn uit de kring van de Christelijke Vakbeweging of uit over- eenkomstige groepen.

De betekenis van het nogal terughoudende PvdA-program op dit gebied was van minder belang, omdat irnmers al van te voren vast stond dat de kans van die partij om via de regering het beleid te bemvloeden, uiterst gering was, terwijl de betekenis van een grote parlementaire oppositie voor de be!nvloeding van de rege- ringspolitiek op concrete punten, het kiezerskorps niet duidelijk voor ogen kan hebben gestaan. Irnmers wie wist dat we, na de bestedingsbeperking, in een langdurige periode van uitbundige hoogconjunctuur zouden terechtkomen? Juist daarom waren de voorspiegelingen, met name van de KVP, inzake de opheffing van de woningnood, nogal aan de uitbundige kant.

De werkelijkheid is intussen geweest dat, terwijl de bestrijding van de woningnood een nogal hoge plaats innam bij de voornaamste partijen die weldra het Kabinet De Quay zouden moeten aan- vaarden en zouden gaan verheerlijken, van een hoge prioriteit voor die woningbouw in het algemeen en van de. woningbouw voor de groepen met de lagere inkomens in het bijzonder, geen sprake is geweest. De werkelijkheid was, dat de bouwproduktie in het al- gemeen meegegaan is met de algemene produktie-stijging en dus nooit een prioriteit heeft gehad, terwijl de woningbouw, die in 1957 ongeveer 35% van de totale bouwproduktie bedroeg, het in 1960 moest stellen met 30%. De woningbouw kwam dus in het gedrang, inplaats van een prioriteit te krijgen. En binnen die wo- ningbouw kwam, door het beleid van het nieuwe kabinet, de wo- ningwetbouw, de bouw van de goedkoopste woningen dus, nog weer eens extra in het gedrang. Inplaats van de aangekondigde

(8)

Informatie De Gaay Fortman

voc nai mi: Ec bij de hru nig zij1 laa da1 del

M~ VaJ

Ro zw bij hac an1

OV(

' ... en eentie van Ziilstra, en eentie van Homme, en eentie van Berghuis, eni en eentie van de Koningin, en eentie van MI]' - de V olkskrant de

oef 90.000 woningen van de KVP, bevonden we ons op een peil van &a 80.000; en de begroting kondigde aan dat we op dat peil zouden anc blijven, zoals ze ook aankondigde dat van een offensief tegen de cri:

eigenlijke woningnood, d.w.z. van een flinke vergroting van het wo aantal woningen voor smalle beurzen, geen sprake zou zijn. Het

was te verwachten dat dit beleid weinig toejuichingen zou oog- Ma

sten. var

str: Dat gebeurde dan ook, want behalve de woordvoerder van de VVD, wil was er nauwelijks een spreker die een goed woord voor de heer OPJ Van Aartsen over had. Maar waar moest dat op uitlopen? Tenslotte stn had het beleid van de minister van woningbouw-remming een re- wo delijke plaats binnen de kabinetspolitiek die, voor zover het haar ver totaal betmf, bij de algemene beschouwingen de geestdriftige in- ker stemming van de VVD en de warme instemming van de andere sla!

regeringspartijen had gekregen. Het kabinet, zo kon men daarna bot lezen en horen, was versterkt uit die algemene beschouwingen te - '

(9)

an en de tet [et

·g-

D,

~er

tte re- tar in- 'n'e na te

voorschijn .gekomen. Met name de voorzitter van de anti-revolutio- naire partij, de beer Berghuis, had dit met nadruk vast:gesteld.

Technisch berust de leiding van het kabinet dan ook bij de AR- minister van Financien, prof. Zijlstra, en bij de CH-minister van Economische Zaken, de heer De Pous; voor zover het niet berust bij de KVP-minister van Buitenlandse Zaken, de beer Luns, die, na de cocktail-affaire, de minister-president, prof. De Quay, zo hard- handig op diens plaats van mislukte chef de reception en lichtzin- nig bemoeial had gezet. De consequenties van de heer Luns, met zijn Nieuw-Guinea-spel, zullen we eerlang wel ondervinden, en dat laat ik dus voor nu buiten beschouwing, na vastgesteld te hebben dat alle regeringspartijen blijmoedig met hem naar bet onvermij- delijk fiasco blijven huppelen.

Maar de consequenties van de heren Zijlstra en De Pous'(benevens van hun werkelijke minister van Sociale Zaken, staatssecretaris Roolvink), lagen blijkbaar vele leden van de Protestantse partijen zwaar op de maag, ofschoon slechts weinigen hunner zich daarvan bij stemming (motie Burger) of bij uitingen (interpellatie Suurhoff) hadden gedistancieerd. Bij de begroting van Landbouw had de anti-revolutionaire beer Biesheuvel zijn wrevel te kennen gegeven over een aspect ervan, namelijk dat, als de regering dan eindelijk enige concessie deed, dit niet geschiedde door de argumenten van de AR of de CH, maar doordat van KVP-zijde druk werd uitge- oefend. En dit aspect, de positie van de AR-fraotie en van de CH- fractie ten aanzien van bet Kabinet enerzijds en van de KVP-fractie anderzijds, heeft ongetwijfeld een belangrijke rol gespeeld bij de crisis die random de motie van de AR beer Van Eibergen, bij de woningbouw-zaken, ontstond.

Maar wat willen de pmtestantse partijen dan eigenlijk? lnplaats van tevreden te zijn met de belangrijke rol die hun ministers, Zijl- stra ·en De Pous, en staatssecretaris Roolvink, in dit Kabinet spelen, willen ze, tegelijkertijd, die machtspositie en de voordelen van een Qppositie tegen de minder aangename kanten van bet beleid-Zijl- stra. Doch ook deze koek kan niet tegelijkertijd bezeten en gegeten worden. Wie de belastingverlagingen (die t6ch al zo moeilijk te verwezenlijken zijn, zoaJs minister Zijlstra duidelijk heeft doen blij- ken), wie die belastingverlagingen wil, benevens de grotere arm- slag voor de ondememers, die moet niet tegelijke1tijd een woning- bouw-politiek verlangen, die niet aileen extra uitgaven zou vereisen - wat de belastingverlagingen moeilijker zou maken - maar ook

(10)

een beheersing van de kapitaalmarkt ten gunste van de woning- bouw, wat al·evenzeer tegen de ,vrijheids"-politiek van bet Kabinet zou ingaan, als een controle van de bouwondememers, die in dit verband ook nodig is, het ·eveneens zou doen. Anders gezegd, ook de motie Van Eibergen zou het bouwbeleid niet in sociale zin sane- ren; daarvoor zou nodig zijn een politiek, op het hele financiele, economische en sociale gebied, die een koerswijziging zou beteke- nen, in de richting van de kabinetten waarin de socialisten zitting hadden. En dat wil men nu weer helemaal niet.

Maar als men geen koerswijziging wil, doch aileen maar concessies wil afdwingen van een regering die men als geestverwant be-

schouwt, doch die men op een bepaald punt te weinig toeschietelijk

C

vindt, dan moet men van te voren weten hoe ver men wil gaan en C waarheen men wil gaan. Want zoals Cromwell al, tot nut van anti- ~ revolutionaire nazaten en aile anderen, gezegd heeft: Niemand gaat .).

verder dan hij die niet weet waarheen hij gaat. (_.

Dat was bij de anti-revolutionaire fractie klaarblijkelijk het geval.

De motie Van Eibergen bedoelde niet een ander beleid, ze bedoelde nog minder de val van het Kabinet of zelfs maar dat van de minis- ter. Ze bedoelde een concessie. Maar de regering deed een conces-

sie. Ze verklaarde zich bereid de motie Andriessen-Oud te aanvaar- dit den, waardoor 2500 goedkope woningen werden toegevoegd aan dit het aantal van de begroting, terwijl over de andere 2500 in goed- bru gunstige zin zou worden beslist als, later in het jaar, de omstandig- toe:

heden het toelieten. Tussen dat aanbod en de vraag van 5000 direct, one door de motie Van Eiber.gen, bestond geen verschil waarover men ner

<>nder geestverwanten messen trekt. Dat ·de protestanse partijen die t6ch hun motie handhaafden, moet dus een andere beweegreden oon hebben. Die ligt voor de hand. De protestantse partijen waren bij din minister Van Aartsen geweest en hadden daar een volstrekte wei- ool<

gering gekregen, want Van Aartsen had, gei'nstrueerd door Zijlstra, me:

vastgehouden aan wat in zijn begroting stand. Ongeveer gelijktijdig

waren de KVP-voormannen bij De Quay geweest en hadden daar Do betoogd dat ze zonder een concessie de begroting zouden moeten ont afwijzen en dat ze dus in ieder geval 2500 woningen erbij moesten kur hebben. Dat De Quay die boodschap overbracht aan Zijlstra en dat ger deze wel bereid was voor de KVP te doen wat hij voor zijn eigen gev anti-revolutionairen niet wilde doen, is wei gebleken. Wie het goed wa:

met zichzelf voorheeft in de N ederlandse 'kleinste' politiek - en dm dat heeft prof. Zijlstra ongetwijfeld - moet de KVP ontzien. Maar l

(11)

t t k

:-

,,

!-

g

~s

jk :n j-

at

11.

le .s- :s- r-

ln

d- g- ::1:, en en en bij ei- ra, lig

!aT

.en :en lat

;en oed en 1ar

Kerstkaart van de KAB ...

... aan de minister van Bouwnijverheid - de V olkskrant dit maakte de protestantse partijen 'hels', indien het geoorloofd is dit woord met betrekking tot zulke hemel-verwan'te partijen te ge- bruiken. En hun gemoedsstemming werd er niet door verbeterd, toen de beer Andriessen van de KVP zijn motie indiende, mede- ondertekend door de liberale beer Oud, die best gelukkig had kun- nen zijn zonder die extra 2500 goedkope woningen, maar die, nu die vrijgevigheid onvermijdelijk was, ook wel meteen in de feest- comrnissie wilde zitten. En zo werd de motie Eibergen een ontla- ding van de toom tegen de eigen ministers, de KVP en de liberalen, ook al was het dmdelijk dat bij die ontlading het .platform waarop men zelf stond, in de lucht zou vliegen.

Doch dat dit platform mee moest vliegen, wordt nu van vele zijden ontkend. De heer Van Aartsen, zo zegt men dan, had eenvoudig kunnen verklaren dat hij de motie Van Eibergen, als ze werd aan- genomen, naast zich neer zou leggen. Ja, hij zou zelfs verplicht zijn .geweest dit te verklaren, menen de staatsrechtgeleerden, want hij was immers minister in een buiten-parlementair Kabinet en hij had dus eigenlijk 'geen boodschap' aan de llitspraken van de Kamer.

Het betoog sluit, maar het is onzinnig. Want niemand houdt vol:

(12)

dat hij hetzelfde had moeten doen inet de motie Andriessen-Oud.

Wie het 66k voor dat geval volhoudt, beweert eigenlijk: dat bij een buiten-parlementair Kabinet de volksverteg!mwoordiging buiten werking is gesteld. Maar een Kamer, die zichzelf respecteert, zai, als een minister een motie, die de volksvertegenwoordiging vol- doende belangrijk acht, negeert, de begroting van die minister ver- werpen en dus die minister - en als die ·minister kabinetspolitiek voert, ook het Kabinet - de laan uitstmen.

Doet een volksvertegenwoordiging dat niet, dan schakelt ze zichzelf bij voorbaat uit. En de mededeling van de AR-fractieleider dat men er in berust zou hebben dat minister Van Aartsen, na aan- vaarding van de motie Van Eibergen, die motie naast zich neer zou hebben gelegd - een mededeling die in het de bat na de Tegerings- verklaring van het 'Kabinet-De Quay-in-hersteld-verband' werd ge- daan- is dus in aile opzichten bedenkelijk. Want ze bewijst dat de motie Van Eibergen aileen maar bedoeld was als gebaar. Op een radicaal gebaar volgt, in deze mentaliteit, een afwijzend gebaar;

waarna de twee augmen glimlachend elkaar passeren, omdat ze, ieder op hun manier, het volk met gebaren hebben tevreden ge- steld. Als zoiets geen uitholling van de democratie en van het par- lementaire stelsel is, dan zou ik gaarne vernemen waar die dan wei begint.

Men behoeft natuurlijk niet tegen een begroting te stemmen, ais een motie die men ter verbetering ervan indient, wordt verwor- pen. Maar als zo'n motie wmdt aangenomen en ze wordt door de minister afgewezen, dan zal, tenzij het om kleinigheden gaat, de

we~gering van een minister om een Kameruitspraak ernstig te ne- men, op zichzelf al tot een zwaar conflict dienen te leiden.

Dat minister Van Aa·rtsen dus, bij het indienen van de motie Van Eibergen, de 'vertrouwenskwestie' stelde, was m.i. niet aileen ge- oorloofd, doch zelfs noodzakelijk. Het getuigde van een ernstig ne- men van Kameruitspraken. En ook de andere uitspraak van ·minis- ter Van Aartsen, nl. dat hy zou heengaan ais de anti-revolutionaire fractie in grote meerderheid voor de motie Van Eibe:rgen stemde, lijkt mij aileen maar behoorlijk. De bewering dat hij dit behoorde te negeren, omdat het Kabinet immers buiten-parlementair is, is aileen maar sterk op het terrein der constitutionele scholastiek, waarop pmf. Oud een autoriteit is. Op het terrein der politieke we- tenschap is het even grote nonsens als in de werkelijke politiek, waar zulke ficties als ~met partijverhoudingen heeft men aileen iets te maken in parlementaire Kabinetten', geen grotere kracht hebben

dan stel1

I klru

Tin~

hee Tekt hen een van pos

Ma rna: aan als bin van

:r

die

Ollil

anc

VOO

gen van 66k reo per ter- de2 aan tan bes ralt kw:

de inv

1 te}Q ker tije het

(13)

n

J, 1- r-

~k

~e

~r

n-

m s- e- le m .r;

.e, e- x-

el

n,

lf-

ie ie

.e-

an

~e­

te- is- ire le, de is

~k, 1e-

~k, :ITs en

dan b.v. 'ik ken aileen de mensen die zich officieel aan me voorge- steld hebben'.

Laat men dus de scholastiek voor wat ze is, dan waren de ver- klaringen van minister Van Aartsen en de daaropvolgende verkla- ring van minister-president De Quay volkomen op hun plaats. De heer De Quay is in het zadel gezet met de belofte dat hij kon rekenen op de steun van vier partijen. Als twee daarvan zich tegen hem wenden, en als die twee, bovendien, samen met de oppositie, een meerderheid tegen hem vormen, in een zaak, die hij,' op gezag van minister Zijlstra, ernstig meent te moeten nemen, dan is zijn positie onhoudbaar geworden.

Maar dan is de houding van de protestantse partijen ook aileen maar verdedigbaar: als ze de bedoeling hadden een eind te maken aan het Kabinet De Quay. En d.at is aileen maar weer verdedigbaar, als ze de bedoeling hadden, hetzij aan te sturen op een nieuw ka- binet samen met de PvdA, hetzij te adviseren tot een ontbinding van het parlement met nieuwe verkiezingen.

Natuurlijk waren nog vele andere oplossingen mogelijk, maar die lagen buiten de sfeer van de protestantse partijen. Zij konden onmogelijk streven naar een Kabinet van hetzelfde type maar met andere mensen. Want zolang de KVP als onmisbaar wordt gezien voor een Kabinet van dit type, kan men niet verwachten dat deze genoegen zai nemen met het verwijdel'en van De Quay, onder druk van een minderheid in de huidige combinatie. Reconstructie zou 66k de wens van de KVP moeten zijn, wil ze uitvoerbaar zijn. Maar reconstructie, dat heeft ook de heer Van Riel tenslotte wel begre- pen, die tevens als voorwaarde heeft: het verdwijnen van de minis- ter-president, betekent een moreel faillissement voor de partij die deze minister-president aan de bondgenoten, aan het volk en zelfs aan zichzelf heeft opgedrongen. En evenmin in de sfeer der protes- tantse partijen ligt het overwegen van een oplossing, die hierin zou bestaan dat de KVP, na ai die ervaringen met protestanten en libe- ralen, een samenwerking met de PvdA als het minste van de vele kwaden zou gaan zien. Het ligt trouwens 66k niet in de sfeer van de conservatieve voormannen, die in de huidige KVP de grootste invloed hebben.

Blijft over een zakenkabinet, wat in Nederland aileen maar be- tekenen kan: een kabinet van conservatieve liberalen, samenwer- kend met liberalistische conservatieven uit de confessionele par- tijen; een kabinet dat sociaal en economisch nog erger zou zijn dan het Kabinet De Quay.

(14)

In de protestantse wereld is hier en daar de gedachte naar hoven gekomen, dat het gewenst zou zijn de KVP te Iaten zien, dat ook z6nder haar geregeerd kan worden. Maar die .gedachten zijn door Bruins Slot, evengoed als door Berghuis, onmiddellijk afgewezen.

Ze konden dus geen rol spelen bij het tot stand brengen van de re- geringscrisis door de motie van Eibergen, zou men zo zeggen; al ligt het voor de hand dat bij een deel van de protestantse Kamer- leden die voor de motie Van Eibergen stemden, de weerzin tegen de overheersende positie van de KVP heeft meegespeeld.

Maar al deze overwegingen lagen blijkbaar buiten het 'denkraam' van de leiders der Protestantse partijen, toen ze tot het doorzetten van de motie Van Eibergen besloten. En blijkbaar lag oak de weer- stand die in de AR-partij zou worden opgeroepen door het optreden van de Kamerfractie, buiten de factoren waarmee de heer Bruins Slot rekening hield toen hij tot zijn daad kwam.

Voor een deel van deAR is blijkbaar Zijlstra nog steeds de ver- persoonlijking van de christelijk-sociale politiek. Men kon dus niets begrijpen van een conflict, waarbij de fractie onder Ieiding van Bruins Slot juist die politiek verdedigde, terwijl Zijlstra hoe langer hoe meer tot verdediger van een liberalistische economische en sociale politiek is geworden. Wie het wei begrepen, waren de se- natoren Berghuis, Diepenhorst en Algra, die van de verwarring gebruik maakten om hun conservatieve opvattingen een meerder- heid in de partij te doen verkrijgen, daarbij verzekerd van de steun van figuren uit het verleden als Schouten en Gerbrandy. Of Zijlstra deze overwinning helemaal aangenaam vindt, moet men in twijfel trekken.

Maar die overwinning bleek spoedig een feit. Aan prof. De Gaay Fortman viel nude taak toe, om de overwinning van de conserva- tieven in zijn eigen partij te bekronen met het herstel van een ka- binet, onder onbekwame Ieiding, overvloeiend van onbekwame fi- guren. Een kabinet, dat een Nieuw-Guinea-politiek voert, waarvan prof. Fortman zowel de versletenheid als de uitzichtloosheid kent.

Een Kabinet, waarin de liberalistische opvattingen op sociaal en economisch gebied de overhand hebben op de christelijk-sociale op- vattingen die hijzelf nog steeds verkondigt. Het pleit evenzeer voor zijn hulpvaardigheid, als het tegen zijn politieke vaardigheid pleit, dat hij die taak op zich nam. Maar in een situatie, waarin de protes- tantse fracties reeds geschrokken waren van hun eigen courage, had hij geen al te grate moeite tot een oplossing te komen, die een

ein doo He De seE hoi

VOl

w.

jui in ke1 ge. he· op lei ko bo ge Er Rc w:

K,

·dil bli ni• tol de ge te1 slf ov be de le1 za in

hE

de

(15)

n k

IT l.

n

n r- 'n

lS

r- ts

~r

:n e- tg

r- m ra 'el

lY a- :a-

fi- an lt.

en

·P-

•or dt,

~s­

~e,

en

einde maakte aan de onechte crisis, de crisis die niet bedoeld, niet doordacht en niet doorgezet werd.

Het zou de moeite waard zijn te vernemen op welke grond prof.

De Gaay tot voortzetting van de politiek van prof. De Quay advi- seerde. Maar in de regeringsverklaring werd ons dat helaas ont- houden. W·e hoorden aileen dat de motie Van Eibergen niet uitge- voerd zal worden en dat de protestantse partijen daarin berusten.

We hoorden van de kant dier partijen dat ze die motie nog altijd juist vinden. Maar wat is de betekenis van een juiste motie, als men in het terzijde schuiven ervan berust? Dat de positie van de betrok- ken kamerfracties daardoor sterker is geworden zal wei niemand geloven. Maar de positie van de partijen die deze kamerfractie tot het feitelijk intrekken van die motie dwongen, is er ook niet sterker op geworden.

Evenmin zal de concessie die de KVP wist te verkrijgen, ertoe leiden dat de woningcrisis tot een oplossing is gekomen. De KVP komt uit deze crisis te voorschijn, met wrokkende protestantse bondgenoten aan de ene kant, en met een overijverig liberaal bond- genoot aan de andere. Dat maakt haar positie er niet beter op.

En het Kabinet De Quay? De sterke ·ministers, Zijlstra, De Pous en Roolvink, hebben in feite het vertrouwen van hun eigen geestver- wanten verloren. Ze regeren aileen nog maar bij ·de gratie van KVP en liberalen. Maar ze zullen niet meer heengaan, tenzij ze direct daartoe gedwongen worden. En dat is de conclusie, die blijkbaar het hele kabinet genomen heeft. Kabinetspolitiek wordt niet meer gevoerd, noch parlementaire politiek. Wie de ministers tot heengaan wil dwingen, zal blijkbaar de ene minister na de an- dere moeten verwijderen. Zoals ik het reeds elders zei: we hebben geen 'kabinet' meer, maar een 'holding company' van departemen- ten, met prof. De Quay als enig aandeelhouder. En hem krijgt men slechts weg, hetzij bij de volgende verkiezingen, hetzij doordat de overtuiging in aile partijen (behalve in de WD die het moet heb- ben van de nationale zwakheid), dat dit kabinet eigenlijk een schan- de voor het land is, sterk genoeg wordt om de sluimerende gevoe- lens tot een daad te doen groeien. Dan krijgen we een echte crisis.

Maar ik twijfel eraan of zelfs een Nieuw-Guinea-crisis voldoende zal zijn om ons van dit beschamende kabinet te verlossen. Ik zie ze in zo'n geval nog tot 'nationale heiden' worden. Want ofschoon men beweert dat het belachelijke doodt, de werkelijkheid is dat het dodelijk is. Voor zijn omgeving.

(16)

W. Drees Jr.

De vroege capitulatie van 1940

'The margin between victory and defeat pr()1)ed to be very narrow indeed: it

was

no wider than the English Channel - no wider than one street in Stalingrad - no wider than the Solomons' Slot.

'Roosevelt and Hopkins' door Robert E. Sherwood. Blz. 140.

Holland nog goeddeels in Nederlandse handen

Op 14 mei 1940 was het hart van ons land nog niet bezet. Van de vijf grootste steden waren er vier zonder Duitsers. Het gros van het Ieger stand, met wapens in de hand, achter de waterlinie en in Z.-Holland. De Afsluitdijk had een Duitse aanval afgeslagen. In de havens waren Nederlandse en Engelse eenheden actief (mijnen- leggen, vernielingen). Op die dag heeft Nederland (zonder Zeeland) gecapituleerd. Was de kabinetsinstruotie, die tot deze beslissing leidde, juist?

Het oordeel van de Enquete-commissie

De capitulatie is een feit, voltooid verleden tijd. Het oordeel over de capitulatie is een maatstaf voor houding in de toekomst en daarom van belang. Doorvechten betekende bombardementen, schade en leed voor burgers en militairen. Het kon ook een bijdrage betekenen tot de overwinning. Afwegen van nadelen op korte ter- mijn tegen voordelen op lange termijn is een vaker voorkomend probleem. Het loont om te trachten ons inzicht in deze problema- tiek te vergroten.

De grote literatuur over de meidagen 1 vermeldt de nadelen van doorvechten en acht de capitulatie juist. Een analyse van de voordelen van doorvechten, c.q. het verder beperken van de capi- tulatie b.v. door uitzondering van Den Helder, ontbreekt. Dit artikel zal het oordeel van de Enquete-commissie bespreken. Dit luidt: 'is de commissie van oordeel, dat dit (de capitulatie) op dat 1 Luitenant-Generaatl H. F. M. Baron van Voorst tot Voorst 'De Oorlog' in Onderdrukking en Verzet, deel 1; Luitenant-Generaal

J. J.

C. P. Wilson 'Vijf Oorlogsdagen';' Enquete-commissie Regerings- beleid 1940-1945, deel 2A, blz. 127.

1.

d: d:

m to c:h gr kt

W

is, gE de

m tij in tr• G:

g~

'W ge H

d2

in fn to·

(17)

- - - - -

..

... -

l

t t e

moment onvermijdelijk was teneinde land en volk te sparen voor een onoverzienbare catastrofe, die militair beschouwd van geen betekenis geweest zou zijn'.

Doorvechten militair van geen betekenis?

De Enquete-commissie kan met de woorden 'militair van geen betekenis' drie verschillende zaken bedoelen, t.w.:

1. Nederland zou tach zijn bezet;

2. De oorlog zou tach in 1945 zijn gewonnen;

3. Voor de Geallieerden (en daarmee voor Nederland) maakte doorvechten niets uit.

1. Dit is juist. Voor het afwegen moet men echter verder zien dan de korte termijn en de betekenis voor de Geallieerden - en daarmede ook voor Nederland - bekijken.

2. De oorlog is inderdaad toch gewonnen. Voor het afwegen moet men zich echter verplaatsen in de toestand van mei 1940 toen nog niet bekend was hoe alles verder zou lopen en elke bij- drage tot de overwinning van gewicht was. (Bovendien zou een grotere Nederlandse bijdrage de offers van de bondgenoten hebben kunnen verlichten.)

3. Aileen de derde interpretatie komt overeen met de letterlijke woorden van de commissie, en behandelt de vraag die van belang is, nl. of doorvechten voor de Geallieerde zaak nut zou hebben gehad. Zoals uit het volgende blijkt, meent de auteur dezes dat doorvechten militair nut zou hebben gehad.

Nederland had op 14 mei geen vliegtuigen, weinig luchtdoel- munitie, geen tanks. Rotterdam (ten noorden van de Maas) ging tijdens het bombardement verloren. De waterlinie was weinig ge- inundeerd. In het vlakke land konden de Duitse vliegtuigen de troepen goed zien. Het veldleger was teruggetrokken uit de Grebbelinie en stand aan de waterlinie. Het uit Brabant terug- getrokken Hie legerkorps bevond zich in de Alblasser en de Tieler Waard. In Z.-Holland had het Ie legerkorps tegen parachutisten gevochten en een (lichtbewapend) pantserafweerfront om Den Haag gevormd.

'Tach was het nodig rekening te houden met de mogelijkheid dat de vijand Rotterdam zou overmeesteren. Daarom werd reeds in de vroege morgen (13 mei) de vorming van een pantserafweer- front bevolen, dat met een ruirne boog om Den Haag zou lopen tot de Oude Rijn en dat zo goed mogelijk werd voorzien van pant-

(18)

serafweermiddelen en van artillerie. De grote passieve kracht van ons polderland zou ons nu te bulp komen.' 2 Voorts waren er kleine groepjes in de havens en op de Z.-Hollandse eilanden.

Indien niet was gecapituleerd zouden de Duirt:sers - naast bet uitvoeren van bombardementen b.v. op Utrecht- te land hebben aangevallen, o.a. van Rotterdam uit. Het veldleger zou in de rug zijn aangevallen. Gezien de materiele overmacht van de Duitsers en bet ontbreken van een verdedigingslinie zou het veldleger spoe- dig zijn verslagen. Ook Den Haag had niet lang kunnen stand- bouden, en de troepen acbter de Lek weinig Ianger (al kon opbla-

.zen van bruggen de aanval vertragen). Utrecht en Z.-Holland

zouden vermoedelijk in een twee dagen gebeel zijn bezet, ook N~ord-Holland, al is het denkbaar dat de stelling Den Helder het nog iets }anger had uitgehouden.

Dit zou de Duitsers weinig of geen vliegtuigen hebben gekost, maar wei tanks, vermoedelijk enige tientallen. Bovendien zouden Duitse troepen, tanks en vliegtuigen in deze periode gebonden zijn gebleven aan het Nederlandse front. Het binden van b.v. 200 vlieg- tuigen kon voelbaar verscbil maken voor de bondgenoten (bet aantal Du:itse vliegtuigen op 15 mei was ca 3000). De bommen waarvoor Utrecht is gespaard zijn nu naar Belgie en Landen vervoerd.

De Duitsers bescbikten bij hun aanval op West-Europa over een kleine drieduizend tanks. Op 29 mei waren zij bijna de helft kwijt 3 Elke vernielde tank was van belang. Indien de Geallieerden nog 1500 tanks hadden kunnen vernielen had dit Europa miljoenen mensenlevens gespaard.

Als conclusie mag worden gesteld dat doorvechten militair wel betekenis zou hebben gehad. Het vergroten van de kans op de eindoverwinning was van enorm belang. De tweede wereldoorlog is met kleine marges gewonnen.

Onoverzienbare caU!strofe?

De Enquete-commissie stelt dat doorvechten tot een onoverzien- bare catastrofe zou hebben geleid. Is dat zo? Het gaat hier om doorvechten gedurende enkele dagen, niet om jaren partisanen- strijd.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen de verliezen bij mili- tairen en bij burgers. De ervaring in de vijf dagen wekt de indruk

2 'De Oorlog', biz. 198.

3 Major L. F. Ellis 'The war in France and Flanders 1939-1940', Landen, 1953, blz. 227.

d: OJ Vt in 1!

Vt

w

Vt

gt in

Vt

al to st' ef

H Ir in To dt bt dt se he eE ar sl1 er ec va w:

0]:

an dr

(19)

)

k

dat de militaire verliezen - hoe erg het verlies van elk mensenleven op zich ook is - in de bewegingsoorlog van beperkte omvang ble~

ven. De opperbevelhebber zou vermoedelijk doorgevochten hebben indien bombardementen op steden waren uitgebleven. 4

Wat de burgerij betreft kan worden opgemerkt, dat bommen in 1940 licbt waren. Brandbommen konden vrij wat materiele scbade aanrichten (Rotterdam-centrum verloor in 1940 bijna 1% van bet Nederlandse woningbestand). Een dergelijk bombardement kostte bonderden mensenlevens. Elk mensenleven is kosthaar. Een verlies van 1 op 1000 in oorlogstijd kan ecbter moeilijk een catastrofe worden genoemd. Bombardementen gedurende enkele dagen door- vecbten zouden duizend, rnisscbien tienduizend, burgers bebben gedood. Erg, maar niet meer dan in twee weken worden geboren, in een maand sterven, veel minder dan vielen in bongerwinter, verzet of deportaties. Het is de vraag of het woord 'catastrofe', dat algemene ramp, algehele wijziging van een situatie betekent, van toepassing is. Evenzo met bet woord 'onoverzienbaar'. Spaanse steden, Warscbau en Rotterdam gaven een indruk van hetgeen bij een bombardement gebeurde.

Het afwegen

lndien men de toestand op 14 mei 1940 overweegt, dan is de indruk dat de Enquete-commissie bet probleem eenzijdig stelt.

Tegen de nadelen van bet doorvecbten moeten de voordelen wor- den afgewogen. Dan rijzen vragen als: hoeveel kan men over hebben voor bet vernielen van een Duitse tank?

Het antwoord hangt af van de situatie. Op een kritiek punt in de oorlog, b.v. bij El Alamein, kunnen een paar tanks van beslis- sende invloed zijn. Waar bet gaat om het leven en bet geluk van honderden miljoenen mensen · gedurende enige generaties zijn op een kritiek punt (b.v. slag om Engeland 1940) enorme offers ver- antwoord. De meidagen van 1940 waren ook kritiek, al is het ten- slotte meegevallen door de geslaagde evacuatie bij Duinkerken en de bereidheid van Engeland tot taai doorvecbten. AI~ men ecbter geen speciale boge waarde wil toekennen aan bet vernielen van Duitse tanks in die dagen, dan zou tocb een soort 'gemiddelde' waardering op zijn plaats zijn. Men zou zich kunnen afvragen of op 14 mei niet elke tank b.v. duizend Ievens waard was omdat anders 2000 Duitse tanks de basis zouden leggen voor de onder- drukking en dood van miljoenen Europeanen. Ook zou men een

4 Enquete-commissie, deel 2A, blz. 99 en 105.

. ...

(20)

vergelijking kunnen maken met de offers die in Oost-Europa zijn gebracht om het Duit.se Ieger tot staan te brengen.

Doorvechten zou ook andere voordelen hebben kunnen opleve- ren, b.v.

a) evacuatie van soldarten uit de havens naar Engeland;

b) evacuatie vissersschepen en vluchtelingen;

c) evacuatie van de K.L.M.-vliegtuigen op Schiphol 5; d) meer tijd voor vernielingen 6

De beslissing

De minister van Defensie bracht op 13 mei een capitulatie ter sprake. De opperbevelhebber, en ook vice-admiraal Furstner, wil- den oorspronkelijk doorvechten. Generaal Winkelman 'kon het standpunt van de beer Dijxhoorn niet aanvaarden, daar volgens hem tot bet uiterste weerstand moest worden geboden' 7

Minister Dijxhoorn vond de meerderheid van bet kabinet aan zijn zijde. Minister Van den Tempel was bet eens met de opper- bevelhebber. Achteraf, bij hun verklaringen voor de Enquete- comrnissie, hebben zowel generaal Winkelman als dr. Van den Tempel er de nadruk op gelegd, dat destijds bet gevaar voor de burgerbevolking nog niet aan de orde was. Zij vonden dat voor bombardementen moest worden gezwicht. 'Om twee of drie uur te winnen kan men niet een paar steden Iaten vernietigen.' 8

De tijdwinst was echter vermoedelijk dagen. De term 'vernieti- gen' suggereert dat de .steden van de aardbodem verdwenen. Des- tijds betekende een bombardement minder, namelijk ernstige schade aan een dee! van de stad.

De opperbevelhebber heeft de wens van de regering (strijd voortzetten maar zonder 'nodeloze offers', ·dus niet: strijd tot het

5 Drie vliegtuigen, met honderd man, en draaiende motoren, werd op de avond van 14 mei verboden om naar Engeland te vliegen. Vgl.

A. Viruly's bijdrage 'Och, ligdy ihier verslagen' tot 'Ontluisterde Mei', Amsterdam 1960.

6 'Some demolitions were ·also effected in the ports, but only IJmuiden, with the effective co-operation of the Dutch Fortress Com- mandant, was blocked effectively. At other places delays imposed on the starting of preparations prevented the completion of the work .. .'

(Ellis, biz. 51). ·

Honderd Duitse transportvliegtuigen zijn na de capitulatie hersteld.

(Vijf oorlogsdagen, biz. 270).

7 Enquete-commissie, deel 2A, biz. 99 en 105.

8 Van den Tempel, ibidem biz. 106.

I n

(

I v g 1

a ti

B v. b ll I tt

(21)

--~~-·

.. ... _ ...

I

l

1.:

!'

. ~

I'

I

uiterste) loyaal uitgevoerd en is daarna vooraan gegaan in het verzet. De vraag is of deze kabinetsinstructie juist is geweest.

De woorden 'zonder nodeloze offers' spreken op zich vanzelf.

Deze toevoeging betekende een bewuste aanwijzing niet hard- nekkig door te gaan .

Conclusie

De voornaamste beslissingen van Nederland in de meidagen 1940 waren juist. Er is weerstand geboden, de strijd overzee is voort- gezet onder leiding van Koningin en Regering. Doorvechten na 14 mei is bezien in het licht van:

a) voorkomen van een bezetting (conclusie: is niet mogelijk);

b) aansluiting bij bet front van de Geallieerden (conclusie:

aileen doorvechten in Zeeland);

In de beschouwing van de Enqu~te-commissie over de capitula- tie is geen aandacht geschonken aan:

c) schade aan Duit.se tanks;

d) onthouden van Duitse vliegtuigen en tanks aan de strijd in Belgie en N.-Frankrijk;

e) tijdwinst voor vernielingen en voor evacuatie van soldaten, vluchtelingen en vissersschepen;

f) invloed die bet voorbeeld van de Vesting Holland kon heb- ben op Belgie en Parijs;

g) uitzondering van de havens althans van de stelling Den Helder.

Op 14 mei trok Nederland een doom uit de flank van het Duitse leger. Het was bet begin van Engelandvaart, zelfmoord, terreur, verzet, en bet lange wachten.

125

(22)

B. Stokvis

Herziening van ons echtscheidingsrecht

Echtscheiding - Divorce - Ehescheidu.ng, Geschriften van de prof. mr. B. M. Teldersstichting, Den Haag, Martinu.s Nijhoff, 1960, 148 pag.

Tot de voorbereiding van een wijziging van onze echtscheidings- wetgeving kan deze publikatie van de Teldersstichting stellig het hare bijdragen. Zij geeft op duidelijke wijze uitdrukking aan de in brede lagen van ons volk levende onvoldaanheid inzake het in Nederland geldende materiele en formele echtscheidingsrecht, in- zake een velen onbevredigende rechtsvorming in strijd met de bewoordingen van de wet. Ret is een geschrift, geschraagd door statistisch belangwekkend materiaal, dat zonder schokkende nieuwe vergezichten te openen, het arsenaal der bekende grieven en bezwaren opnieuw rangschikt en etaleert, daarbij zich ont- houdend van een dieper gravende analyse van pro en contra, welke men in het bijzonder met betrekking tot bepaalde aspecten en facetten van het probleem toch node mist.

Met reden gaat het Rapport der Teldersstichting er van uit, dat onze in 1838 tot stand gekomen wettelijke bepalingen op het stuk van de huwelijksontbinding, zien op een andere samenleving, op andere maatschappelijke verhoudingen en normen, dan die welke wij, een en een kwart eeuw nadien, kennen. De zedelijke inzichten en de rechtsopvattingen van onze tijd zijn niet meer die van de wetgever van destijds. Tussen levend rechtsbewustzijn en ge- schreven recht is hier een diepe kloof gevallen. Anderzijds zullen principiele wijzigingen in ons door levensbeschouwelijke tegen- stellingen gekenmerkte, verzuilde land moeilijk te realiseren zijn. 1 Alvorens in te gaan op de essentiele vragen, die op het terrein 1 Hierop wees minister mr. L. A. Donker in zijn brief van 10 januari 1953 aan de voorzitter van de Tweede Kamer (Bijl. Hanrll.

Tweede Kamer Stat. Gen., 1952-1953, 2846, no. 6). De minister spreekt aileen over het materiiHe ec!htscheidingsrecht; - voor het formele geldt echter met betrekking tot de belangrijke vraagstukken, geheel hetzelfde.

v ti d b c d

li v b E ir a

0

n li n

v

d

n sc z.

SC

d

1! N

u; w m

Vl

ec gt sc

(23)

-

... ---~ -~--~-

van het echtscheidingsrecht rijzen, is het gewenst enkele statis- tische gegevens te releveren, die de besproken uitgave behelst, en die ons inzicht in de materie kunnen verdiepen. Allereerst de cijfers betr. de echtscheidingsfrequentie in Nederland. Anders dan van confessionele zijde dikwijls is gesuggereerd, bewijst de statistiek, dat het aantal echtscheidingen, dat in 1946,-van 4598 over 1945 -, was gestegen tot 10.116, sedertdien zich in gestadig dalende lijn beweegt, en in 1958 met 5280 tot op ongeveer de helft terug- viel; zulks ondanks de bevolkingstoename in die period e. 2 V erder blijkt uit een overzicht van het aantal echtscheidingen in 13 Europese landen 3, dat Nederland in 1957 met 0.48 per 1000 inwoners, op Schotland (0.33) en Ierland (0.07) na, geheel onder- aan in de reeks staat. Deze cijfers tonen aan, dat de toestand te onzent allerminst catastrofaal is; doch bovendien, dat de feitelijke mogelijkheid in onze rechtspraktijk van echtscheiding bij onder- tinge toestemming de veelvuldigheid der huwelijksontbinding niet in alarmerende mate heeft bei:nvloed. 4

Hierbij sluit aan, dat recente onderzoekingen met name in de Verenigde Staten en in Duitsland overtuigend hebben aangetoond, dat tussen de echtscheidingscijfers en de wetgeving niet een natuurlijk verband bestaat, dat het getal der wettelijke echt- scheidingsgronden de frequentie van het verschijnsel niet nood- zakelijkerwijs influenceert in die zin dat uitbreiding van die gronden vermeerdering en inperking vermindering van het aantal echtscheidingen zou bewerkstelligen. •

Men kan hieruit mitsdien concluderen, dat verruiming van echt- scheidingsmogelijkheid door uitbreiding van de wettelijke gran- den voor echtscheiding, de stabiliteit van het huwelijk niet aantast,

·.~~' • •• • . . . \ )- .w ... . :~~ ~,41~~~J~;:~;1f5.m

2 Men zie CBS, Echtscheidingen in Nederland 1900-1957, Zeist 1958 en Jaarcijfers voor Nederland 1957-1958, Zeist 1960.

3 Crude divorce rates, in Demographic Yearbook 1958, United Nations, New York 1958. -Rapport Bijlage III, pag. 117.

4 Het uiterst belangwekkende probleem welke factoren te dezen wel een overwegende rol spelen, moet ik in het kader van de onder- werpelijke beschouwing passeren. Te vermelden zullen ruer zijn onder meer: economische omstandigheden, sociaal milieu, godsdienstige op- vattingen, verschil in kerlrelijke gezindte en leeftijdsverschil tussen de echtgenoten. Stellig heeft ook de emancipatie van de vrouw gevolgen gehad. Het Rapport laat niet na op deze achtergronden van het eoht- scheidingsvraagstuk summier de aandacht te vestigen.

5 Onder aanhaling van enige literatuur releveert het Rapport dit eveneens. (pag. 36 t.e.m. 38).

(24)

en dat de op zodanige uitbreiding gerichte drang tot vernieuwing van ons echtscheidingsrecht, geen bedreiging vormt voor de in beginsel als blijvend gedachte levensgemeenschap tussen twee mensen, welke het huwelijk is. Het zou trouwens met de gezegde stabiliteit treurig gesteld zijn, indien het anders ware! Vermeer- dering bij de wet van de echtscheidingsgronden betekent niet anders dan verbreding van de mogelijkheid tot gerechtelijke ant- binding van mislukte huwelijken, waarvan de gedwongen instand- houding noch maatschappelijk, noch zedelijk gewenst kan worden geacht.

Het Rapport der Teldersstichting schaart zich, naar te ver- wachten was, aan de zijde van hen die een gematigde vernieuwing van ons sedert 1838 niet meer gewijzigde materii:He echtscheidings- recht zouden willen bevorderen. Nagestreefd wordt een regeling 'welke voldoende waarborgen biedt voor het huwelijk als maat- schappelijke instelling, maar die anderzijds niet z6 streng is, dat het gevaar voor misstanden ontstaat.' (pag. 66)

In concreto wordt allereerst voorgesteld invoering van emstige.

huwelijksontwrichting als algemene echtscheidingsgrond. Zulks in navolging en geheel op de voet van artikel142 van het Schweize- risches Zivilgesetzbuch, 6 en indachtig aan de bij artikel 52 sub 6° van de Huwelijksordonnantie Christen-Inlanders Java, Minahassa en Amboina (NI Staatsblad 1933, no. 74) als echtscheidingsgrond ge'initieerde 'onheelbare tweespalt tusschen de echtgenooten'. Ver- zuimd wordt hier voldoende in het licht te stellen, dat met het constateren door de rechter van de objectief vaststaande misluk- king van het huwelijk, de klassieke gedachte van eenzijdige schuld bij een van de echtgenoten is losgelaten. Verzuimd wordt tevens er op te wijzen, dat zulks een belangrijk voordeel kan betekenen in die gevallen, waarin het 'schuld' -moment als maatstaf onzuiver is en onredelijk werkt, omdat de gedragingen van de 'schuldige' partij het gevolg zijn van gedragingen van de 'onschuldige'. Na- gelaten wordt tenslotte te motiveren waarom het gewenst is naast de nieuwe zeer ruime mogelijkheid van echtscheiding zonder 6 Dit artikelluidt: 'Ist eine so tiefe Zerriittung des ehelichen Ver- haltnisses eingetreten, dass den Ehegz.tten die Fortsetzung der ehelichen Gemeinschaft nicht zugemutet werden dad, so kann jeder Ehegatte auf Scheidung klagen. Ist die tiefe Zerriittung vorwiegend der Schuld des einen zuzuschreiben, so kann nur der andere Ehegatte auf Scheidung klagen.'

128

(25)

schuld, te handhaven het stelsel van de bestaande, speciale, op de schuld-gedachte gebaseerde echtscheidingsgronden. Deze hand- having is van belang voor casusposities waarin bewezen zijn tot echtscheiding reden gevende concrete feiten, doch niettemin het huwelijk niet grondig verworden is. Voorts vormen de uitdrukkelijk door de wet omschreven gronden een richtsnoer voor de rechter, wiens 'freie Ermessen' zij inperken. 7 Ten onrechte dus menen de rapporteurs voor het behoud der bekende gronden geen ander argument te kunnen aanvoeren dan 'de traditie'. (pag. 79)

Het Rapport geeft verder in overweging aan de geldende bijzondere echtscheidingsgronden toe te voegen: 'ernstige ontucht', en 'blijvende ernstige geestesziekte'. Op het voetspoor van het (niet genoemde) Ontwerp tot Herziening van het Burgerlijk Wetboek, 1886, wordt voorgesteld de term 'kwaadwillige verlating' te wijzi- gen in 'kwaadwillige weigering tot samenwoning', die na verloop van drie jaar (thans vijf jaar) tot huwelijksontbinding zou moeten kunnen leiden. (art. 231 Ontwerp 1886)

Van meer betekenis is het denkbeeld, naast overspel als nieuw echtscheidingsmotief in de wet op te nemen 'ernstige ontucht, ge- pleegd door de ene echtgenoot met een derde.' In deze vorm kan dit voorstel, dat zonder differentiatie natuurlijke en tegennatuur- lijke ontucht gelijkwaardig naast elkander plaatst, tot bedenkingen aanleiding geven. Dat tegennatuurlijke ontucht met overspel op elm lijn is te stellen wordt meer en meer erkend. In het bijzonder geldt dit voor homoseksuele handelingen: onnatuurlijke ontucht met dieren is minder frequent. s Op een geheel ander vlak echter is de natuurlijke ontucht tussen personen van verschillende sekse gelegen. Deze beweegt zich langs een lange scala van gradaties tussen weinig belangrijke handelingen, en zeer ingrijpende, nor- male vleselijke gemeenschap en daarmede overspel dicht benade-

rende, gedragingen. .

De sa.menstellers van het rapport vorderen dat de ontucht 7 Zie Stokvis, Echtscheiden, Loahem, z. j. pag. 46-48.

8 Zelfs zij die op gr.ond van confessionele overwegingen overigens principieel gekant zijn tegen uitbreiding van eahtscheidingsmogelijk- heid, zijn geneigd tegennatuurlijke ontucht als echtscheidingsgrond te aanvaarden, zu1ks omdat het woord 'pomeia' in Matth. XIX, 9 niet slechts overspel in enge zin, doch ook gelijkgeslachtelijke ontucht omvat. Zie A. C. G. van Proosdij in Ned. Juristenblad 1930, pag. 33.

Voorts bet 'Rapport inzake een nadere regeling betreffende de eaht- scheiding', in 1949 samengesteld door een Commissie benoemd door het Centraal Comite 'Van Antirevolutionaire Kiesverenigingen. (pag. 23)

129

(26)

'ernstig' zij. Doch wat is hier 'ernstig'? Waar ligt de grens tussen wel en tussen niet een echtscheidingsgrond opleverende ontuchtige handelmgen? De rechter, ieder wett~lijk directief missende, zou zich voor zeer moeilijke beslissingen zien geplaatst. Daargelaten nog h~t gevaar van :reohtsongelijkheid voor de justiciabelen.

Uiterst belangrijk bovendien is, dat de rechter, waar geen onder- scheid wordt gemaakt tussen natuurlijke en tegennatuurlijke ontucht ook bij deze laatste zou kunnen gaan onderscheiden tussen 'ernstige' en 'niet-ernstige' vormen, en slechts in eerstbedoelde ge- vallen echtscheiding toelaten. Verkeerdelijk: want tegennatuurlijke ontucht in welke vorm dan ook, betekent een dusdanige onherstel- bare schend,ing van de grondslagen van het huwelijk, ,dat ook minder ernstige manifestaties de andere echtgenoot het recht op echtscheiding behoren te geven. De samenkoppeling van natuur- lijke en onnatuurlijke ontucht brengt ten slotte het gevaar, dat diegenen die uitsluitend laatstgemelde misdragingen als echt- scheidingsgrond zouden willen aanvaarden, het in het Rapport verdedigde algemene begrip 'ernstige ontucht' zouden moeten afwijzen, waarmede tevens de door hen als echtscheidingsgrond op zich zelf aanvaardbaar geachte tegennatuurlijke ontucht over- board geworpen zou zijn.

Overigens, de tegennatuurlijke ontucht is belangrijk genoeg om als afzonderlijke grand voor huwelijksontbinding in de wet te worden toegelaten. Te verwonderlijker mag het heten, dat het Rapport hieraan met geen enkel woord uitdrukkelijk aandacht geeft. - In het Oud-Vaderlandse recht hestand de onmiskenbare neiging om tegennatuurlijke ontucht met overspel gelijk te stellen.

Het Pruisische Landrecht (II, I, Par. 672) verklaart onbeschroomd:

'Sodomiterei und andere unnatiirliche Laster dieser Art, werden dem Ehebruche gleichgeachtet'. Bij ons te Jande vermeldde het antwerp voor een Burgerlijk Wetboek van 1816 in artikel 463 als echtscheidingsgronden o.m. 'overspel of onnatuurlijke ontucht', en dat van 1886 in artikel 230 naast overspel: 'onnatuurlijke ontucht, gedurende het huwelijk gepleegd.'

Het geldt bier een verre van onbelangrijke zaak. Volgens dE'.

laagste min of meer betrouwbare schattingen vormt het aantal der homoseksuelen 2

a

3 pet. van aile mensen. Stelt men, om ieder verwijt van overdrijving te ontgaan, dit percentage op 1 pet. dan betekent zulks dat ruim 100.000 Nederlanders met de bewuste afwijking behept zijn. Dit getal stemt in het hier behandelde verband tot nadenken, wanneer men zich realiseert dat een aan-

130

m ht h< te in m hl

m m

Vf

v~

gJ

be e< w m w te de

01

re ne

k:

d: cL hi dl

ef

dl

01

ge in

Ul

D P!

lll

dl he

(27)

merkelijk deel der homoseksuelen huwt, hetzij op medisch advies 9 , hetzij omdat zij zelf te goeder trouw in het huwelijk genezing hopen te vinden, hetzij om hun ware geaardheid voor de wereld te camoufleren. Men zal de, om welke reden ook, huwende ge- inverteerden zeker op meer dan 10 pet. van alle homoseksuelen mogen schatten. Dit !evert in een land als Nederland circa 10.000 huwelijken op, die a priori tot mislukking zijn voorbestemd. In niet mindere, - eerder zo mogelijk nog in meerdere -, mate toch dan overspel in een normale echtvereniging, tast in de hier bedoelde verbintenissen de door de homoseksuele partner met een persoon van hetzelfde geslacht bedreven ontucht, de fundamenten van het huwelijk aan.

De wetgever die, door deze ontucht niet als echtscheidings- grond te erkennen, dwingt tot continuering van de huwelijks- betrekking, beschermt de homoseksueel ten koste van zijn normale echtgenoot. Daar eerstgenoemde zich niet aan overspel in de wettelijke zin schuldig maakt, kan laatstgenoemde uitsluitend met medewerking van de ander echtscheiding verkrijgen. Die mede- werking wordt dikwijls in het geheel niet, en somtijds slechts ten koste van ongemotiveerde contraprestaties verleend. Geval A:

de homoseksuele man bewilligt in echtscheiding mits hij als niet onderhoudsplichtig eiser kan optreden tegen zijn vrouw, die in rechte schuld aan niet door haar gepleegd overspel moet op zich nemen. Geval B: de aan een homoseksuele vrouw gebonden man, kan alleen tot echtscheiding geraken door er in toe te stemmen, dat zijn echtgenote tegen hem, die nimmer overspel heeft be- dreven, als eiseres optreedt, waarbij zij alimentatie vordert. In het ene geval dus een gedwongen afstand van levensonderhoud door de daarop in feite rechthebbende vrouw, in het andere geval een afgedwongen verplichting tot betaling van levensonderhoud door de hiertoe in feite niet gehouden man; in beide gevallen de onoorbare figuur dat de onschuldige partner in een proces als gedaagde de schuld aan gefingeerd overspel moet dragen, terwijl in werkelijkheid de eisende partij de huwelijkstrouw heeft ge-

9 Lange tijd hebben onoordeelkundige medici het huwelijk als universeel genee&rniddel voor .gelijkgesiaahtelijke neigingen aanbevolen.

Dr. F. S. Meijers, Mijn ervaringen betreffende zedenrnisdadigers, Lezing Psychiatrisch-}uridisch Gezelschap, Verslag no. 16, pag. 18 zegt teke- nend:: 'DaJt deze bijzondere therapeutische huwelijksltendens onder deskundigen geen aanhangers telt, maar integendeel als gevaarlijk en in hoge mate onverantwoordelijk moet worden beschouwd, behoeft geen nader betoog.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Refrein. Er is maar één Bron, Breng je lege kom. De Heer, Die schenkt het vol. Eén bron, je bent nooit dorstig meer!. Refrein. title: There’s only one well by Marty Funderbuck,

de wet verderven als een werkverbond. En dan de wet der liefde, en het levengevend gebod des Evangelies, op haar puinhopen oprichten. Het gebod van Sion en het gebod

noch zal de gelukkige bezitter daarvan ooit genade vinden in de ogen der wereld of in de ogen van vleselijke belijders. Ik heb iemand gekend te Thames Ditton, die een grote

Nu, wanneer een mens met zijn zonde in zulk een staat is, dat er een heimelijk welgevallen van die zonde, die de meester in zijn hart speelt, bij hem gevonden wordt en dat

Uit dit alles besluit ik, dat liegen en de leugen lief te hebben; dat alle bedrieglijkheid en leugenwonderen; alle verachting en woede tegen God en zijn

Het leven, handelen en wandelen van een begenadigde ziel, gelijk het een voorwerp van Gods verkiezing en gekochte door het bloed van de Zaligmaker betaamt, betonende

Hij die spreekt over liefde tot alle mensen, die zegt dat God de mens nooit gemaakt heeft om hem te verdoemen, maar dat alle mensen zalig zullen worden door de algemene verzoening,

a. Het natuurlijke geweten kan soms wel aanmoedigen tot dezelfde zaken als de Geest, maar niet uit hetzelfde beginsel. Het natuurlijk geweten is een aansporing tot