• No results found

Advies betreffende het hydrologisch herstel van de vallei van de Zwarte beek in het kader van het natuurinrichtingsproject: de verondieping van de Oude beek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Advies betreffende het hydrologisch herstel van de vallei van de Zwarte beek in het kader van het natuurinrichtingsproject: de verondieping van de Oude beek"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Advies betreffende het hydrologische herstel van de

vallei van de Zwarte Beek in het kader van het

natuurinrichtingsproject

De verondieping van de Oude Beek

Nummer: INBO.A.2010.118

Datum advisering: 21 februari 2011

Auteur: Piet De Becker en Marijke Thoonen

Contact: Lon Lommaert (lon.lommaert@inbo.be) Kenmerk aanvraag: e-mail in voorjaar 2010

Geadresseerden: Agentschap voor Natuur en Bos Provinciale Dienst Limburg T.a.v. Katia Nagels

Hendrik Van Veldekegebouw Koningin Astridlaan 50 bus 5 3500 Hasselt

katia.nagels@lne.vlaanderen.be elvira.jacques@lne.vlaanderen.be

Cc: Agentschap voor Natuur en Bos

Centrale Diensten Carl De Schepper

(2)

AANLEIDING

Door de verdieping van de Oude Beek is een groot deel van de vallei van de Zwarte Beek aan het verdrogen.

Om de natuurlijke hydrologie in deze zeer waardevolle beekvallei te herstellen loopt actueel een natuurinrichtingsproject (NIP). Prioritair is het stoppen van de voortschrijdende afbraak van het aanwezige veenlichaam. De verdroging zorgt voor sterke mineralisatie en verdichting van het veenlichaam. Om het herstel te realiseren wordt een projectuitvoeringsplan opgemaakt.

VRAAGSTELLING

Aan het INBO werden volgende vragen gesteld:

1) Hoe groot is de omvang van de verdroging, in termen van oppervlakte en grondwaterpeilen als gevolg van de verdieping van de Oude Beek?

2) Welke maatregelen zijn nodig voor een volledig hydrologisch herstel?

TOELICHTING

1. Situering van het veenlichaam en de verdroging in de vallei van de

Zwarte Beek

Het veenlichaam in de vallei van de Zwarte Beek is reeds eerder in kaart gebracht (De Becker 2008 & 2009). Het gedeelte van het veenlichaam binnen de projectperimeter van het NIP is daardoor zeer gedetailleerd gekend. De locaties van de veenboringen werden ingemeten met een GPS1 en de topografische hoogte (in m TAW) werd afgeleid van een gedetailleerde hoogtemodel (bijlage 1).

De totale oppervlakte van het veenlichaam bedraagt ruim 260 ha vanaf Spiekelspade tot aan Nieuwendijk (bijlage 1). Uit de analyse van de grondboringen blijkt een intact veenlichaam van stroomopwaarts Spiekelspade tot ca. 600 m stroomafwaarts van het Plankenpad.

Vanaf dat punt (blauwe punt op figuur 1) tonen de grondboringen veraarding van het veen en ligt tevens de Oude Beek over een lengte van 3,6 km stroomafwaarts tot aan Nieuwendijk uitgediept in het veenpakket. De verdroging is ook algemeen zichtbaar in de vegetatie vanaf dit punt. (figuur 2). Het drainageniveau van de Oude Beek is in deze zone dermate laag dat het beekpeil over een groot deel van de lengte, ca. 60-80 cm onder maaiveld ligt en nog dieper wegzakt op een aantal locaties.

1

(3)

Figuur 1: Stroomafwaarts het blauwe punt ligt de Oude Beek verdiept in het veenlichaam over een lengte van 3,6 km (tot aan Nieuwendijk).

(4)

Om de omvang van het veenlichaam beter in beeld te brengen, werden twaalf raaien van grondboringen geselecteerd waarbij voor elke raai een dwarsprofiel werd opgemaakt. (figuur 3). De dwarsprofielen geven voor elke grondboring in de raai de hoogte in mTAW van het maaiveld en de onderzijde van het veen weer (bijlage 2). De grondboringen werden van zuid naar noord uitgezet in de dwarsprofielen, waarbij de eerste boring geijkt wordt als nul meter en de afstanden tot deze eerste boring aangegeven worden als ‘lengte’ in de grafiek.

2. Wat is het verdrogend effect van de Oude beek?

2.1 Situering meetpunten

In het gebied worden verschillende piëzometers opgevolgd (figuur 3, met code PXXX). Ook enkele oppervlaktewaterpeilen worden opgevolgd (figuur 3, met code SXXX).

Figuur 3: situering van de 12 raaien waarvoor een dwarsprofiel werd opgemaakt. De nummering van de dwarsprofielen begint stroomopwaarts (oosten) met 1 en eindigt met 12 stroomafwaarts (westen).

Om de verdroging te bepalen zijn twee meetraaien van piëzometers geselecteerd. (zie figuur 3.) Een eerste meetraai staat ter hoogte van het derde dwarsprofiel. Het gaat van zuid naar noord om de meetpunten P061-P062-P063-P064-P065-P066-P067.

(5)

2.2 Grondwaterpeilen ter hoogte van dwarsprofiel drie

Figuur 4 toont een detail van de meetraai ter hoogte van dwarsprofiel 3.

Deze situeert zich ongeveer 200 m stroomafwaarts van het punt vanaf waar de Oude Beek verdiept is (figuur 1). Stroomopwaarts van dit punt, zijn de peilen zo goed als optimaal voor de ontwikkeling van kleine zeggenvegetaties. Dit Natura 2000 habitattype (7140, het mesotroof subtype) vereist een zeer stabiel grondwaterpeil dicht tegen het maaiveld waarbij de schommelingen op jaarbasis ca. 10 cm bedragen en het peil nooit dieper dan 20 cm onder maaiveld zakt (Callebaut et al., 2007).

Figuur 4: detail van de meetraai met grondwatermeetpunten P061-P062-P063-P064-P065-P066-P067 ter hoogte van dwarsprofiel 3. De rode bolletjes zijn de grondboringen uitgezet in dwarsprofiel 3.

Figuur 5 geeft de gemiddelde grondwaterstand weer voor de zomer van 2010 (augustus) ter hoogte van dit profiel. Beekpeilen werden op dit punt niet opgemeten. In de grafiek is te zien dat het freatische grondwaterpeil een constant verhang heeft over 120 m vanaf de eerste grondboring in het dwarsprofiel. Het peil staat hier bij benadering een halve meter onder het maaiveld. Dichter naar de beek, neemt het verhang scherp toe. Op 20 m van de Oude Beek staat het grondwaterpeil 80 cm onder het maaiveld. Verder naar het noorden stijgt het freatisch waterpeil opnieuw om dan weer lichtjes te zakken naar het einde van het dwarsprofiel. Het einde van het dwarsprofiel ligt ongeveer op 100 m van de Zwarte Beek.

(6)

48.5 49 49.5 50 50.5 51 51.5 52 52.5 53 0 50 100 150 200 250 300 350 400 hoogte mv onderkant veen grondwaterpeil

(7)

2.3 Grondwaterpeilen ter hoogte van dwarsprofiel 11

Dwarsprofiel 11 ligt centraal in de zone waar de Oude Beek verdiept werd en situeert zich ter hoogte van een blauwe bessenplantage ten zuiden van de Oude Beek en het zogeheten ‘OCMW-perceel’ ten noorden van de Oude Beek. De oppervlaktewaterpeilen van de Oude Beek en Zwarte Beek worden hier opgevolgd (peilschalen met codes S007 en S118). De peilschaal in de Zwarte Beek staat niet in één lijn met de meetraai. Het werd herberekend voor een locatie die aansluit op de meetraai, rekening houdend met het verval van de Zwarte Beek.

Figuur 6: detail van de meetraai met meetpunten P033-P034-P041-S007-P035-P196-S118 ter hoogte van dwarsprofiel 11. De rode bolletjes zijn de grondboringen uitgezet in dwarsprofiel 11.

Op figuur 7 is te zien dat op ca. 200 m naar het zuiden vanaf de Oude Beek al verlaagde peilen optreden. De peilen zijn hier ongunstig voor de ontwikkeling van kleine zeggenvegetaties (habitattypes 7140). Ondanks dat het perceel waarin piëzometers P033, P034 en P041 staan één van de langst beheerde percelen (maaibeheer) is, is het momenteel sterk verruigd en verzuurd. De vegetatie is monotoon en kensoorten van kleine zeggenvegetaties komen nog nauwelijks voor. De slechte kwaliteit en slechte staat van instandhouding is rechtstreeks toe te schrijven aan de verlaagde grondwatertafel. Het grondwaterpeil is in de zomer (augustus 2010), ter hoogte van piëzometer P033 en P034 10 tot 20 cm te laag. Dichter naar de Oude Beek toe zakt het peil verder weg om vlak bij de beek (P041) tot meer dan één meter onder het maaiveld te zakken.

(8)

39.5 40 40.5 41 41.5 42 42.5 43 43.5 44 0 100 200 300 400 500 600 700 800 hoogte mv onderkant veen waterpeil

Figuur 7: dwarsprofiel 11 met weergave van de grondwaterpeilen in augustus 2010. De witte pijl links duidt de Oude Beek aan, de witte pijl rechts de Zwarte Beek.

3. Remediëring van de verdroging

3.1 Motivering hydrologisch herstel

De Zwarte Beekvallei herbergt het belangrijkste laagveencomplex van Vlaanderen. Het habitatrichtlijngebied van de Zwarte Beekvallei is essentieel voor het Natura 2000 habitattype 7140 volgens de Gewestelijke Instandhoudingsdoelen (Paelinckx (red.) et al. 2009). De specifieke instandhoudingsdoelstellingen (S-IHD) zijn in voorbereiding (Nagels et al., in voorbereiding), maar nu al is duidelijk dat in deze omgeving een oppervlakte-uitbreiding en kwaliteitsverbetering in belangrijke mate gericht zijn op het herstel van mesotroof overgangsveen en kleine zeggenvegetaties (habitattype 7140). Het NIP Zwarte Beek geeft reeds deels invulling aan deze doelstellingen.

Om de doelstellingen te realiseren is hydrologisch herstel nodig. De gevolgen van de verdroging - mineralisatie en inklinking van het veen - zijn immers onomkeerbaar (Allemeersch 2010).

Om de verdere degradatie van het veen (en de vegetatie) te stoppen dient het bodempeil van de beek terug omhoog gebracht. Dit kan gebeuren door in de verdiepte Oude Beek op regelmatige afstanden stuwconstructies te voorzien, zodat het waterpeil wordt opgetrokken. Tussen de stuwconstructies kan het ruimingslib en veen dat op de oever ligt, terug in de beek gebracht worden. Naar verwachting kan dit niet in één keer gebeuren omwille van praktische moeilijkheden, zoals verdroogd veen dat blijft drijven. Kennis van het verhang en de oeverhoogten opgemeten door de VLM kan gebruikt worden om het uitvoeringsplan uit te tekenen.

Ter hoogte van de piëzometers (dwarsprofielen 3, 7 en 11) kan het gedrag van het freatische grondwatervlak nauwgezet opgevolgd worden. Verwacht wordt dat de grondwatertafel zich snel zal herstellen aangezien zowel zand als veen een hoge hydraulische geleidbaarheid hebben. Het gebied wordt bovendien gekenmerkt door een bijzonder sterke kwelflux (Batelaan & Desmedt 1994).

3.2 Opstuwing van de Oude beek

(9)

In de Oude Beek treden echter regelmatig piekdebieten op ten gevolge van overvloedige neerslag. In figuur 8 is te zien dat de peilen in de Oude Beek regelmatig scherp stijgen en dalen.

Verder vallen de lage beekpeilen in de uitzonderlijk droge zomer van 2010 op. In augustus 2010 kwam daar verandering in door een langdurige neerslagperiode, waardoor het beekpeil terug steeg (figuur 8, laatste meting). De voorlopige gegevens duiden op peilschommelingen van 20 à 25 cm.

In het najaar van 2010 en begin januari 2011 zijn er periodes met zeer hevige neerslag geweest,. De gegevens van 2010 zijn slechts ten dele verzameld en verwerkt en moeten nog geanalyseerd worden. De analyse is van belang om de maximale peilschommelingen van de Oude Beek vast te stellen. Dit kan gebeuren tegen einde maart 2011.

41.05 41.1 41.15 41.2 41.25 41.3 41.35 41.4 41.45 01/09 01/10 Datum S ti jgh o o gt e ( T A W ) ZWAS007A

Figuur 8: tijdreeks van een automatische datalogger in de Oude Beek ca. 200 m stroomafwaarts van het Melkpad (S007).

Actueel staat het beekpeil van de Oude Beek 60-80 cm onder het maaiveld. Een voorlopige analyse toont aan dat de maximale peilschommelingen van de Oude Beek 20-25 cm bedragen. Hierdoor kan, zonder gevaar voor overstroming vanuit de beek, het water opgestuwd worden tot 30 cm onder het maaiveld. Het beekpeil wordt daarbij met 40 à 50 cm opgetrokken. Deze doelstelling kan gelden voor nagenoeg het volledige traject van de verdiepte Oude Beek.

Gezien de topografie zal het optrekken van het beekpeil geen nadelige vernatting veroorzaken buiten de projectperimeter van het NIP.

CONCLUSIE

(10)

verlaagd. Om terug geschikte standplaats te creëren voor kleine zegge vegetaties dienen de

waterpeilen in de oude beek verhoogd met 40 tot 50 cm.

2) Het beekpeil van de Oude beek wordt best opgestuwd tot 30 cm onder het maaiveld. Deze doelstelling geldt voor nagenoeg het volledige traject van de verdiepte Oude Beek. Ter hoogte van de piëzometers (dwarsprofielen 3, 7 en 11 kan het gedrag van het freatische grondwatervlak nauwgezet opgevolgd worden. Verwacht wordt dat de grondwatertafel zich snel zal herstellen, aangezien zowel zand als veen een hoge hydraulische geleidbaarheid hebben.

REFERENTIES

Allemeersch L. (2010). Archeologische en paleo-ecologische evaluatie van de vallei van de Zwarte Beek: Beringen (provincie Limburg). Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2010.56. Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO), Brussel.

Batelaan O. & De Smedt F. (1994). Regionale grondwaterstroming rond een aantal kwelafhankelijke natuurgebieden. Instituut voor Natuurbehoud (IN), Brussel.

Callebaut J., De Bie E., De Becker P. & Huybrechts W. (2007). NICHE Vlaanderen : SVW : 1-7. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2007.3., Brussel.

De Becker P. (2008). Commentaar op het rapport "Natuurinrichtingsproject Zwarte Beek: opstellen van ecohydrologische projectuitvoeringsplannen fase 1: inventarisatie - overleg" dd. 7 januari 2008 – voortgangsrapport. Advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.A.2008.16. Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO), Brussel.

De Becker P. (2009). Natuurinrichtingsproject Zwarte Beek (Koersel-Beringen Limburg), Streefbeeldendiscussie. Advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.A.2009.04. Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO), Brussel.

(11)
(12)
(13)
(14)
(15)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Elders in de tekst (o.m. op P89, P91, P169) wordt evenwel gesteld dat graslanden bij overstroming net minder geschikt worden voor weiland en dat ze meer geschikt zullen worden

In de meest zuidelijk gelegen depressie (buizen ZWAP189 & ZWAP190) zijn zeer goede mogelijkheden aanwezig voor het creeëren van een grondwatergevoed ven, inclusief open water

- uitbreiding plasberm in de breedte (vanaf de IJzer tot aan de voet van de nieuwe dijk): tot 300 m landinwaarts; maximale diepte: variabel tussen 1,60 en 2, 00 m TAW; openingen

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden

Er wordt dus gestreefd naar een inrichting waarbij niet meer dwars op de vallei gemaaid wordt in vele kleine perceeltjes, maar met grotere percelen en maaien in de

Een streefwaarde van Olsen-P 10 mg / kg DG komt ongeveer overeen met een fosfaatverzadigingsindex van maximum 0,07 (optimale toestand voor soortenrijk heischraal grasland). Op

In vroegere adviezen (De Becker 2009, De Becker & Thoonen 2010) werd gedetailleerd het veenpakket in beeld gebracht. Dit veenpakket wordt binnen het overgrote

Een grondig inzicht in de (toekomstig te verwachten) invloed van de nutriëntenbelasting op de realisatie van de gestelde natuurdoelen, zowel voor de omgeving van het