Vraag nr. 93 van 8 februari 2001
van mevrouw W I V I NA DEMEESTER-DE MEYER OCMW-voorzitter – Compenserende vergoeding Ingevolge de wet van 4 mei 1999 tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal sta-tuut van de lokale verkozenen, is de nieuwe bezol-digingsregeling voor burgemeesters en schepenen vanaf 1 januari 2001 bij de vernieuwing van de ge-meenteraden in werking getreden. Artikel 3 van het besluit van 22 september 1998 van de V l a a m s e regering bepaalt dat de bezoldigingsregeling van de voorzitter van het OCMW dezelfde is als die van de schepen van de gemeente waar het open-baar centrum zijn zetel heeft. De vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn valt evenwel niet samen met de vernieuwing van de gemeente-r a a d . De nieuwe bezoldigingsgemeente-regeling voogemeente-r de voorzitter van het OCMW treedt in werking vanaf de eerstvolgende vernieuwing van de OCMW-r a a d , dit is vanaf april aanstaande.
De heer Herman De Loor stelde in 1999 reeds een schriftelijke vraag aan minister Johan Sauwens om-trent het tijdstip waarop de verhoging van de be-zoldiging en het pensioenstelsel van de voorzitters van de raden voor maatschappelijk welzijn kon in-g a a n . Hierover bestond immers eniin-ge onduidelijk-heid (vraag nr. 55 van 21 december 1999, B u l l e t i n van Vragen en A n t w o o rden nr. 9 van 3 maart 2000, blz. 753).
In de omzendbrief van 15 december 2000 be-treffende "Nieuw statuut voor OCMW-m a n d a t a r i s-s e n . Ingangs-sdatum" meldden de minis-sters-s Sauwens-s en Vogels dat "zowel de bezoldigingsregeling voor de OCMW-voorzitter als de eventuele andere her-waarderingsmaatregelen ten gunste van de ge-meentelijke mandatarissen, die van overeenkomsti-ge toepassing zijn op de OCMW-m a n d a t a r i s s e n , voor deze pas vanaf de eerstvolgende vernieuwing van de OCMW-raad kunnen worden toegepast". Ik stel vast dat er nog steeds onduidelijkheid heerst aangaande de gevolgen voor het vervangingsinko-men van de voorzitter van het OCMW.
Concreet rijst het probleem dat een uitvoerend m a n d a t a r i s, bijvoorbeeld een OCMW-v o o r z i t t e r, geen vervangingsinkomen, bijvoorbeeld rustpen-s i o e n , meer kan genieten omdat de wedde verkre-gen uit het uitvoerend mandaat te hoog is. Dit ver-lies kan worden gecompenseerd door een wedde-v e r h o g i n g, indien de raad dit beslist. De algemene regel is wel dat het plafond van de optelling van de
wedde van OCMW-voorzitter en het compense-rend bedrag voor het verlies van het rustpensioen niet hoger mag zijn dan de wedde van een O C M W-voorzitter van een gemeente met 50.000 i n w o n e r s. De situatie is echter verschillend vóór en na 1 april 2001, dus zowel m.b. t . de basiswedde als het bedrag van het plafond.
Er is dus onduidelijkheid over de vraag of de nieu-we OCMW-raad een nieu-weddeverhoging kan toeken-nen die ook het verlies van het vervangingsinko-men voor de eerste drie maanden compenseert. A l s dat niet het geval is, dan is het niet duidelijk hoe het verlies van het vervangingsinkomen kan wor-den opgevangen.
1. Hoe wordt dit geregeld in het beleid van de mi-nister ?
2. Werden er reeds initiatieven genomen door de minister om meer duidelijkheid rond het ge-schetste probleem te brengen ?
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Johan Sauwens, Vlaams minister van Binnenlandse A a n g e l e g e n h e d e n , A m b t e n a-renzaken en Sport.
Gecoördineerd antwoord
1. De in de vraagstelling vermelde omzendbrief BA-2000/13 van 15 december 2000 betreffende de ingangsdatum van het nieuw statuut voor de O C M W-mandatarissen heeft enkel betrekking op de herwaarderingsmaatregelen bedoeld in de wet van 4 mei 1999 tot verbetering van de be-zoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen.
Overeenkomstig deze omzendbrief treedt de nieuwe bezoldigingsregeling voor de O C M W-voorzitters pas in werking vanaf de eerstvolgende volledige vernieuwing van de raad voor maatschappelijk welzijn. Deze ver-nieuwing zal in beginsel plaatsvinden op de eer-ste werkdag van de maand april.