• No results found

Vaststelling belastingverordeningen en -tarieven 2019

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vaststelling belastingverordeningen en -tarieven 2019"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pagina 1 van 3 Raadsvoorstel

Onderwerp: Vaststelling

belastingverordeningen en -tarieven 2019

Agendapunt:

Commissie: e-mailadres opsteller:

k.djodikromo@bar- organisatie.nl

Portefeuillehouder: Openbaar

BBVnummer: 1354140 Raadsvoorstelnr: 1354168 Onderwerp

Vaststelling belastingtarieven en -verordeningen 2019 Geadviseerde beslissing

1. Vast te stellen per 1-1-2019 de volgende verordeningen en tarieventabellen:

 Verordening en tarieventabel Afvalstoffenheffing 2019;

 Verordening en tarieventabel Rioolheffing 2019;

 Verordening Onroerende zaakbelastingen 2019;

 Verordening en tarieventabel Lijkbezorgingsrechten 2019;

 Verordening en tarieventabel Leges 2019;

 Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2019.

2. In te trekken per 1-1-2019 de volgende verordeningen en tarieventabellen:

 Verordening en tarieventabel Afvalstoffenheffing 2018;

 Verordening en tarieventabel Rioolheffing 2018;

 Verordening Onroerende zaakbelastingen 2018;

 Verordening en tarieventabel Lijkbezorgingsrechten 2018;

 Verordening en tarieventabel Leges 2018;

 Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2018.

Inleiding

Belastingtarieven en –verordeningen worden jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld. De tarieven zoals we deze nu aan u voorstellen zijn gebaseerd op de in de begroting 2019 geraamde

opbrengsten. In de paragraaf Lokale Heffingen van de begroting 2019 zijn de uitgangspunten voor de tariefberekeningen opgenomen.

Beoogd effect

De belastingtarieven en – verordeningen zijn voor het belastingjaar 2019 vastgesteld.

Argumenten

1.1. De belastingtarieven en -verordeningen worden voor het begrotingsjaar 2019 conform de begroting vastgesteld

De voorgestelde tarieven zijn in overeenstemming met de in de begroting 2019 opgenomen ramingen van opbrengsten uit gemeentelijke belastingen en heffingen, en de inzet van middelen uit de

voorzieningen.

(2)

Pagina 2 van 3 2.1. Met de vaststelling van de nieuwe belastingverordeningen en tarieventabellen komen de oude verordeningen en tarieventabellen te vervallen.

Bij het vaststellen van de belastingverordeningen en –tarieven voor het jaar 2019 worden de

verordeningen en tarieventabellen van voorgaande jaren ingetrokken. Oud maakt plaats voor nieuw.

Per belastingsoort geven we u hierna inzicht in de voorgestelde wijzigingen voor 2019.

Tarieven onroerende zaakbelasting

De totaal geraamde opbrengst van € 6.406.600 uit de begroting 2019 vormt de basis voor de tariefberekening OZB 2019.

Voorstel vaststelling OZB-tarieven

De tarieven onroerende zaakbelastingen voor het jaar 2019 komen overeen met de begroting en worden als volgt ter vaststelling voorgesteld.

2018 2019

OZB eigenaarsgedeelte woningen 0,1400 % 0,1343 % OZB eigenaarsgedeelte niet-woningen 0,4090 % 0,3650 % OZB gebruikersgedeelte niet-woningen 0,3270 % 0,2970 % Tarieven afvalstoffenheffing en rioolheffing

De afvalstoffenheffing wordt gebruikt om de kosten van het inzamelen en verwerken van het huishoudelijk afval te dekken.

De opbrengst uit de rioolheffing is bedoeld om de kosten te kunnen verhalen voor noodzakelijke maatregelen voor een doelmatig werkende riolering en overige maatregelen voor grond- en hemelwater.

Om kostendekkende tarieven voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing te bereiken wordt voor 2019 in overeenstemming met de begroting het volgende voorgesteld.

Afvalstoffenheffing: de tarieven blijven op hetzelfde niveau als in 2018;

Rioolheffing: de tarieven blijven op hetzelfde niveau als in 2018.

Tarieven leges, overige heffingen en retributies

Conform de voorjaarsnota geldt hierbij een tariefstijging van 3% met als uitgangspunt dat de tarieven maximaal kostendekkend zijn. Het gaat hierbij om de tarieven van de volgende heffingen:

 Leges burger- / publiekszaken;

 Leges APV- en omgevingsvergunningen;

 Lijkbezorgingsrechten;

Betalingstermijnen en automatische incasso

De regeling voor het gespreid betalen van de aanslag gemeentelijke belastingen in 10 termijnen blijft voor het jaar 2019 ongewijzigd.

Kanttekeningen

1.1 In de tarieven zit nog geen financiële vertaling van het nieuw op te stellen beleid voor het inzamelen en verwerken van het huishoudelijk afval, en riolering en overige maatregelen voor grond- en hemelwater.

De tarieven afvalstoffenheffing en rioolheffing kunnen met inzet van de beklemde voorzieningen voor 2019 nog gehandhaafd blijven. De financiële uitwerking van de nieuwe beleidsmaatregelen kunnen gevolgen hebben voor het tarief vanaf 2020.

(3)

Pagina 3 van 3 Financiën

De berekening van de tarieven is gebaseerd op de geraamde opbrengsten uit de begroting 2019, zoals weergegeven in de paragraaf Lokale Heffingen.

Communicatie

Het SVHW ontvangt afschriften van de verordeningen van de belastingen die zij voor ons uitvoert. Op de website van het SVHW (www.svhw.nl) zijn de tarieven online te raadplegen.

Uitvoering

De besluiten zullen bekend worden gemaakt en gepubliceerd op de website

www.officiëlebekendmakingen.nl. Daarnaast wordt het in het huis-aanhuisblad De Schakel geplaatst.

Bijlagen

1. Verordening en tarieventabel Afvalstoffenheffing 2019 (1354254);

2. Verordening en tarieventabel Rioolheffing 2019 (1354255) ; 3. Verordening Onroerende zaakbelastingen 2019 (1354253);

4. Verordening en tarieventabel Lijkbezorgingsrechten 2019 (1354256);

5. Verordening en tarieventabel Leges 2019 (1354257);

6. Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2019 (1354258).

Poortugaal, 6 november 2018 Met vriendelijke groet,

het college van de gemeente Albrandswaard, de secretaris, de burgemeester,

Hans Cats drs. Hans-Christoph Wagner

(4)

Pagina 1 van 5 Verordening

Onderwerp:

Verordening Afvalstoffenheffing 2019

Gemeenteraad:

18 december 2018

BBVnr:

1354140

Commissie: Verordeningsnr:

1354254

De raad van de gemeente Albrandswaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met kenmerk 1354167 van 6 november 2018;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

Vast te stellen de

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder “gebruik maken”: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ‘gebruik maken’ verstaan gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 5 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

(5)

Pagina 2 van 5 Artikel 6 Wijze van heffing

1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van gedagtekende kennisgeving waarop de verschuldigde belasting is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,- -.

4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

5. Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

6. Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en vijfde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

7. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 8 Termijnen van betalen

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van

automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. De op grond van artikel 6, tweede lid, verschuldigde belasting moet, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald:

a. ingeval van uitreiking van de kennisgeving: op het tijdstip van uitreiking.

b. ingeval van toezending van de kennisgeving: binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeerartikel

1. De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2018’ wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening afvalstoffenheffing 2019'.

(6)

Pagina 3 van 5 Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 18 december 2018.

De griffier, De voorzitter,

drs. Leendert. Groenenboom drs. Hans-Cristoph Wagner

(7)

Pagina 4 van 5

Tarieventabel afvalstoffenheffing 2019

behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing 2019.

Hoofdstuk 1.1 Maatstaf en tarief afvalstoffenheffing

1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar 1.1.1 Voor het beschikbaar stellen, het gebruik dan wel het

wekelijks alternerend ledigen van één grijze minicontainer en één groene minicontainer en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen of het gebruik van een zgn.

‘wijkcontainer’:

1.1.1.1 Bij het gebruik van een perceel door meerdere personen € 236,36 1.1.1.2 Bij het gebruik van het perceel door één persoon € 177,27 1.1.2 Voor iedere extra beschikbaar gestelde grijze minicontainer,

dan wel het om de twee weken ledigen van de minicontainer

en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen € 130,00 1.1.3 Voor iedere extra beschikbaar gestelde groene

minicontainer, dan wel het om de twee weken ledigen van de minicontainer en het verwijderen van de daarin verzamelde

afvalstoffen € 65,55

1.1.4 Het in 1.1.1.2 genoemde tarief bij gebruik van een perceel door één persoon blijft beperkt over het aantal volle maanden dat het perceel wordt gebruikt door één persoon 1.1.5 Het aantal personen dat gebruik maakt van het perceel wordt

bepaald naar de situatie per 1 januari van het belastingjaar dan wel op het moment van het ontstaan van de

belastingplicht.

Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing 1.2.1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de

belasting voor het op aanvraag inzamelen van grove

huishoudelijke afvalstoffen (met uitzondering van chemische afvalstoffen en asbest) boven de hoeveelheid van 1 m³ per

maand per m³ € 33,45

1.2.2 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het achterlaten van grove huishoudelijke afvalstoffen (met uitzondering van chemische afvalstoffen en asbest) op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats boven de hoeveelheid van 4 m³ per jaar of 8

van 0,5m³ per jaar per m³ € 13,40

1.2.3 Voor het verwijderen van onbeheerd achtergelaten

afvalstoffen € 66,90

1.2.4 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 wordt de belasting voor het verwijderen van onbeheerd achtergelaten chemisch en/of asbesthoudend afval op een niet daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats bepaald aan de hand van door specialistische bedrijven gemaakte kosten.

(8)

Pagina 5 van 5 1.2.4.1 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de

belasting voor het verstrekken van reserve containerpassen per keer € 16,40 1.2.4.2. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de

belasting voor het verstrekken van reserve afvalpassen per keer € 16,40 1.2.5 Het achterlaten van asbest op een daartoe van

gemeentewege ter beschikking gestelde plaats indien meer

dan 100 kg per kg € 3,40

1.2.6. Het achterlaten van autobanden met velg op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats tot een

maximum van vier stuks per stuk € 3,40

1.2.7. Het eenmalig ter beschikking stellen van een container voor

een periode van 7 dagen of een gedeelte daarvan € 39,60

1.2.8. Een incidentele extra lediging van een beschikbaar gestelde

container van 1.100 liter € 39,60

1.2.9. Het op verzoek verwijderen van steenachtig puin, verpakt in een van gemeentewege beschikbaar gestelde big bag per

keer met een maximale inhoud van 1 m³ € 68,85

1.2.10 Voor het plaatsen en afvoeren van een afzetcontainer geldt

een ritprijs van € 135,25

1.2.11 Het verwerkingstarief van de inhoud van de afzetcontainer bedraagt het dan geldende verwerkingstarief per afvalsoort.

Behoort bij het raadsbesluit met kenmerk 1354254 van 18 december 2018.

De griffier,

drs. Leendert. Groenenboom

(9)

Pagina 1 van 4 Verordening

Onderwerp:

Verordening Rioolheffing 2019

Gemeenteraad:

18 december 2018

BBVnr:

1354140

Commissie: Verordeningsnr:

1354255

De raad van de gemeente Albrandswaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met kenmerk 1354167 van 6 november 2018;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2019 Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

a. perceel: een roerende of onroerende zaak;

b. voor de toepassing van deze verordening wordt als één onroerende zaak aangemerkt:

1. een gebouwd eigendom;

2. een ongebouwd eigendom;

3. een gedeelte van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

4. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan, die bij dezelfde

belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

5. een geheel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan of in onderdeel 4 bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;

6. het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom, van een in onderdeel 3 bedoeld gedeelte daarvan, van een in onderdeel 4 bedoeld samenstel of van een in onderdeel 5 bedoeld geheel;

c. een roerende zaak is gelijk aan een onroerende zaak in de zin van onderdeel b;

d. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

e. onder voorziening of combinatie van voorzieningen wordt mede verstaan een open water;

f. onder gemeentelijke riolering wordt mede de in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan door of vanwege de gemeente geplaatste individuele afvalwaterbehandeling (IBA) begrepen;

g. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

(10)

Pagina 2 van 4 Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en

bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

2. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

b. ingeval een gedeelte van een perceel voor gebruik is afgestaan, degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting is niet verschuldigd ter zake van percelen met een WOZ-waarde die minder is dan € 25.000, die in zelfstandig gebruik zijn als berging of garagebox.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

1. De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

2. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. In geval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in

bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

4. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 6 Belastingtarieven

De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per perceel van waaruit water op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd:

a. tot en met 500 m³ per jaar met dien verstande dat aan een volgens de gemeentelijke basisadministratie alleenwonende gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd vermindering wordt verleend van 25% van het in dit lid genoemde tarief en dat deze vermindering beperkt blijft over het aantal volle maanden dat men alleenwonend is

€ 270,48

(11)

Pagina 3 van 4

b. per m³ boven de 500 m³ tot en met 1500 m³; € 1,58

c. per m³ boven de 1500 m³ tot en met 2500 m³ € 1,47

d. per m³ boven de 2500 m³ tot en met 5000 m³ € 1,37

e. per m³ boven de 5000 m³. € 1,23

f. Het aantal personen dat gebruik maakt van het perceel wordt bepaald naar de situatie per 1 januari van het belastingjaar dan wel op het moment van het ontstaan van de belastingplicht

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop van het jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle

kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

5. Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

6. Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en vijfde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van

automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeerartikel

(12)

Pagina 4 van 4 1. De ‘Verordening rioolheffing 2018’ wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid

genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2019'.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 18 december 2018.

De griffier, De voorzitter,

drs. Leendert. Groenenboom drs. Hans-Cristoph Wagner

(13)

Pagina 1 van 4 Verordening

Onderwerp:

Verordening onroerende zaakbelastingen 2019

Gemeenteraad:

18 december 2018

BBVnr:

1354140

Commissie: Verordeningsnr:

1354253

De raad van de gemeente Albrandswaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met kenmerk 1354167 van 6 november 2018;

gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2019 Artikel 1 Belastingplicht

1. Onder de naam 'onroerende zaakbelastingen' worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen:

eigenarenbelasting.

2. Bij de gebruikersbelasting wordt:

a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 2 Belastingobject

1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

(14)

Pagina 2 van 4 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk

IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.

2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4 Vrijstellingen

1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.

(15)

Pagina 3 van 4 j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de

gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de

gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

2 De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

3 In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan

woondoeleinden.

Artikel 5 Belastingtarieven

1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:

a. de gebruikersbelasting 0,3270%;

b. bij de eigenarenbelasting

a. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1400%;

b. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,4090%.

2 Indien de heffingsmaatstaf beneden € 12.000,- blijft, wordt geen belasting geheven.

3 Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro's.

4 Voor bedragen tot € 9 ,- wordt geen aanslag opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde belastingen of heffingen aangemerkt als één bedrag.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van

automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden

(16)

Pagina 4 van 4 betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De 'Verordening onroerende-zaakbelastingen 2018' wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening onroerende-zaakbelastingen 2019’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 18 december 2018.

De griffier, De voorzitter,

drs. Leendert. Groenenboom drs. Hans-Cristoph Wagner

(17)

Verordening Onderwerp:

Verordening Lijkbezorgingsrechten 2019

Gemeenteraad:

18 december 2018

BBVnr:

1354140

Commissie: Verordeningsnr:

1354256

De raad van de gemeente Albrandswaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met kenmerk 1354167 van 6 november 2018;

Gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2018 Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaatsen Rhoon en Poortugaal;

b. eigen graf: een particulier graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

- het doen begraven en begraven houden van lijken;

- het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

- het doen verstrooien van as;

c. algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

d. eigen urnengraf: een particulier graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

- het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

- het doen verstrooien van as;

e. urnennis: een algemene ruimte in een urnenmuur bij de gemeente in beheer, waarin een rechthebbende gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van een of meer asbussen met of zonder urnen;

f. asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

g. urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

h. buitengewone uren: uren die niet liggen:

- tussen 09.00 en 16.00 uur op werkdagen en - tussen 09.00 en 14.00 uur op zaterdagen Artikel 2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst

(18)

wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De rechten worden niet geheven voor het lichten van een lijk of asbus op rechterlijk gezag.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

1. Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

2. Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 4 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

Artikel 7 Wijze van heffing

1. De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.

2. Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

1. De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten dan die bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 10 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving.

2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de lijkbezorgingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

(19)

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De 'Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2018', vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 18 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaatsvindt.

4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

5. Deze verordening wordt aangehaald als de 'Verordening lijkbezorgingsrechten 2019’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 18 december 2018.

De griffier, De voorzitter,

drs. Leendert. Groenenboom drs. Hans-Cristoph Wagner

(20)

Tarieventabel lijkbezorgingsrechten 2019

behorende bij de Verordening lijkbezorgingsrechten 2019 Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten (particuliere graven)

1.1 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier graf wordt geheven bij uitgifte:

1.1.1 Grafrechten particulier graf in Poortugaal (1 diep) voor een periode van 25

jaar € 2.135,00

1.1.2 Grafrechten particulier dubbel graf in Poortugaal (1 diep) voor een periode

van 25 jaar € 4.271,00

1.1.3 Grafrechten particulier graf in Rhoon (2 diep) voor een periode van 25 jaar € 3.499,00 1.1.4 Grafrechten particulier kindergraf voor een periode van 25 jaar € 1.068,00 1.2 Voor het verlengen van uitsluitend recht op een particulier graf wordt

geheven:

1.2.1 Grafrechten (particulier) eigen graf in Poortugaal (1 diep) voor een

1.2.1.1 periode van 5 jaar € 427,00

1.2.1.2 periode van 10 jaar € 853,00

1.2.1.3 periode van 20 jaar € 1.707,00

1.2.2 Grafrechten (particulier) eigen dubbel graf in Poortugaal (1 diep) voor een

1.2.2.1 periode van 5 jaar € 853,00

1.2.2.2 periode van 10 jaar € 1.707,00

1.2.2.3 periode van 20 jaar € 3.417,00

1.2.3 Grafrechten (particulier) eigen graf in Rhoon (2 diep) voor een

1.2.3.1 periode van 5 jaar € 699,00

1.2.3.2 periode van 10 jaar € 1.399,00

1.2.3.3 periode van 20 jaar € 2.800,00

1.2.4 Grafrechten (particulier) eigen kindergraf voor een

1.2.4.1 periode van 5 jaar € 213,00

1.2.4.2 periode van 10 jaar € 427,00

1.2.4.3 periode van 20 jaar € 854,00

Hoofdstuk 2: Uitgifte algemene graven

2.1 Uitgifte Algemene graven (kan niet worden verlengd):

2.1.1 Afkoop verplichte onderhoudsrechten bij algemeen graf voor 10 jaar € 436,00

2.1.2 Inschrijving register € 33,00

Hoofdstuk 3 Begraven

3.1 Voor het begraven van een lijk worden de volgende rechten geheven:

3.1.1 Personen vanaf 12 jaar € 1.324,00

3.1.2 Kinderen tot een jaar € 578,00

(21)

3.1.3 Kinderen van 1 tot 12 jaar € 859,00

Hoofdstuk 4 Overige heffingen

4.1 Voor het begraven of bijzetten van asbus of urn op buitengewone uren verhoogd met een toeslag van:

4.1.1 Uren die niet liggen tussen 9:00 en 16:00 uur op werkdagen en tussen

9:00 en 14:00 uur op zaterdag € 169,00

4.1.2 Voor het luiden van de klok wordt geheven per kwartier € 20,00 4.1.3 Voor het gebruik van de geluidsinstallatie wordt per begrafenis geheven € 50,00 4.2 Voor het inschrijven en overboeken van particulieren graven en

urnennissen:

4.2.1 Inschrijving register € 33,00

4.2.2 Overboeking particuliergraf € 33,00

Hoofdstuk 5 Asbestemming

5.1 Voor het verlenen van het recht op een asbestemming wordt geheven bij uitgifte:

5.1.1 Urnengraf, 2 urnen voor 25 jaar € 1.482,00

5.1.2 Urnennis, 2 urnen voor 25 jaar € 1.782,00

5.2 Voor het verlenen van het recht op een asbestemming wordt geheven:

5.2.1 Urnengraf, 2 urnen

5.2.1.1 periode van 5 jaar € 295,00

5.2.1.2 periode van 10 jaar € 592,00

5.2.1.3 periode van 20 jaar € 1.185,00

5.2.2 Urnennis, 2 urnen

5.2.2.1 periode van 5 jaar € 355,00

5.2.2.2 periode van 10 jaar € 712,00

5.2.2.3 periode van 20 jaar € 1.426,00

5.3 Voor het plaatsen of bijzetten van asbus of urn worden de volgende rechten geheven:

5.3.1 In een urnennis € 186,00

5.3.2 In een urngraf € 372,00

5.3.3 In een eigen graf € 372,00

Hoofdstuk 6 Verplichte onderhoudsrechten

6.1 Verplichte onderhoudsrechten (particulier) eigen graf, urnengraf of urnnis:

6.1.1 Afkoop van verplichte onderhoudsrechten voor een periode van 25 jaar € 1.092,00 6.1.2 Verplichte onderhoudsrechten per jaar (via een Heffing) € 82,00 6.1.3 Afkoop verplichte onderhoudsrechten bij verlenging voor 5 jaar € 218,00 6.1.4 Afkoop verplichte onderhoudsrechten bij verlenging voor 10 jaar € 437,00 6.1.5 Afkoop verplichte onderhoudsrechten bij verlenging voor 20 jaar € 875,00

(22)

Hoofdstuk 7 Plaatsen grafteken of monument

7.1 Voor het afgeven van een vergunning wordt geheven:

7.1.1 Voor het verkrijgen van een vergunning € 80,00

Hoofdstuk 8 Opgraven, herbegraven, verstrooien en ruimen

8.1 Voor het opgraven van een lijk, ten behoeve van herbegraven of crematie wordt geheven:

8.1.1 Voor het opgraven van een lijk of overblijfselen van een lijk € 763,00 8.1.2 Voor het na opgraven weer opnieuw begraven in hetzelfde graf wordt

geheven € 1.192,00

8.1.3 Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf wordt geheven € 2.030,00 8.2 Voor het begraven of verwijderen van een asbus wordt geheven

8.2.1 Uit eigen graf € 329,00

8.2.2 Uit een eigen urngraf € 329,00

8.2.3 Uit een urnennis € 170,00

8.2.4 Bij het weer terugplaatsen van de asbus wordt geheven € 187,00 8.2.5 Voor het na ruiming van en graf afzonderen van de overblijfselen van een

lijk ten behoeve van crematie of herbegraven wordt geheven € 984,00 8.3 Voor het verstrooien van as wordt per asbus geheven:

8.3.1 Op een verstrooiingsplaats € 76,00

Inwerkingtreding en citeertitel

1. De tarieventabel lijkbezorgingsrechten 2018 van 18 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze tarieventabel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

4. Dit besluit wordt aangehaald als “Tarieventabel Lijkbezorgingsrechten 2019”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 18 december 2018.

De griffier, De voorzitter,

drs. Leendert. Groenenboom drs. Hans-Cristoph Wagner

(23)

Pagina 1 van 28 Verordening

Onderwerp:

Legesverordening 2019

Gemeenteraad:

18 december 2018

BBVnr:

1354140

Commissie: Verordeningsnr:

1354257

De raad van de gemeente Albrandswaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met kenmerk 1354140 van 6 november 2018;

gelet op artikelen 156, tweede lid, aanhef en onderdeel h en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet, de artikelen 2, tweede lid en 7, vierde lid van de Paspoortwet;

BESLUIT:

Vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van leges 2019 Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. ’dag’: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

b. ’week’: een aaneengesloten periode van zeven dagen;

c. ’maand’: het tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand;

d. ’jaar’: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

e. 'kalenderjaar': de periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:

a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet;

een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

Artikel 4 Vrijstellingen

Leges worden niet geheven voor:

(24)

Pagina 2 van 28 a. diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening

(grondexploitatie) zijn of worden verhaald;

b. diensten met betrekking tot een aanvraag tot verlening of gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning of wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning, voor zover die aanvraag betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

c. het in behandeling nemen van aanvragen van verklaringen omtrent inkomen en vermogen.

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke

kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:

a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Vermindering of teruggaaf

1. Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling.

2. Voor de toepassing van artikel 28, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de teruggaaf van leges, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een vermindering van de belastingaanslag.

(25)

Pagina 3 van 28 Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:

a. van zuiver redactionele aard zijn;

b. een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel 1 van de tarieventabel betreft:

1. hoofdstuk 1 (akten burgerlijke stand);

2. hoofdstuk 2 (reisdocumenten);

3. hoofdstuk 3 (rijbewijzen);

4. onderdeel 1.4.5 (papieren verstrekking uit de basisregistratie personen);

5. onderdeel 1.8.1 (verklaring omtrent het gedrag);

6. hoofdstuk 14 (kansspelen);

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De “Legesverordening Albrandswaard 2018”, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

4. Deze verordening wordt aangehaald als: Legesverordening 2019.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Albrandswaard van 18 december 2018.

De griffier, De voorzitter,

drs. Leendert Groenenboom drs. Hans-Cristoph Wagner

(26)

Pagina 4 van 28

Tarieventabel Legesverordening 2019.

Behoort bij Legesverordening 2019.

Indeling tarieventabel

Titel 1 Algemene dienstverlening Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand

Hoofdstuk 2 Reisdocumenten Hoofdstuk 3 Rijbewijzen

Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Hoofdstuk 5 Vervallen

Hoofdstuk 6 Bestuursstukken Hoofdstuk 7 Vastgoedinformatie Hoofdstuk 8 Overige publiekszaken Hoofdstuk 9 Gemeentearchief Hoofdstuk 10 Huisvestingswet Hoofdstuk 11 Leegstandwet

Hoofdstuk 12 Marktstandplaatsen (vervallen) Hoofdstuk 13 Winkeltijdenwet (vervallen) Hoofdstuk 14 Kansspelen

Hoofdstuk 15 Kinderopvang Hoofdstuk 16 Kabels en leidingen Hoofdstuk 17 Verkeer en vervoer Hoofdstuk 18 Diversen

Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 2 Vooroverleg/beoordelen conceptaanvraag Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning

Hoofdstuk 4 Vermindering

(27)

Pagina 5 van 28 Hoofdstuk 5 Teruggaaf

Hoofdstuk 6 Intrekking omgevingsvergunning

Hoofdstuk 7 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project Hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten

Hoofdstuk 9 Vervallen

Hoofdstuk 10 In deze titel niet benoemde beschikking

Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn Hoofdstuk 1 Horeca

Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen Hoofdstuk 3 Splitsingsvergunning woonruimte

Hoofdstuk 4 Brandbeveiligingsverordening (vervallen) Hoofdstuk 5 Marktstandplaatsen

Hoofdstuk 6 Winkeltijdenwet

Hoofdstuk 7 In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de

2.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de

2.7 Indien de aanvraag terzake een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het bouwen in afwijking van een verleende omgevingsvergunning, het bouwwerk waarvoor vergunning

3.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de

Het aandeel van de BRICS-landen, Singapore, Hong Kong in logistieke diensten wordt steeds groter, met prestaties die elk jaar verbeteren (goedkope

2.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor

Deze risico’s, onzekerheden en andere factoren omvatten, zonder beperking, inherente risico’s van klinische studies en productontwikkeling activiteiten, concurrentiële

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun