• No results found

Wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Wet op de rechtsbijstand, zoals deze zou komen te luiden bij invoering van de Wet tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand en enige andere wetten in verband met de herijking van het stelsel van

gesubsidieerde rechtsbijstand (Wet duurzaam stelsel rechtsbijstand) Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

- aanvullende rechtshulp: eenvoudige rechtsbijstand, bestaande uit advisering over een of meer juridische problemen of geschillen, handelingen gericht op de oplossing van het probleem of geschil waarbij geen sprake is van optreden als gemachtigde in een gerechtelijke procedure, of doorverwijzing naar terzake relevante dienstverlenende instanties of naar een rechtsbijstandverlener of mediator;

- Algemene verordening gegevensbescherming: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de

bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PbEU 2016, L 119);

- bestuur: het bestuur, bedoeld in artikel 3;

- eigen bijdrage: de financiële bijdrage die de rechtzoekende verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand of mediation;

- eigen woning: de woning, bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

- heffingvrij vermogen: het heffingvrij vermogen, bedoeld in artikel 5.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

- huiselijk geweld: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

- inkomen: het inkomen, zoals berekend ingevolge de artikelen 21 tot en met 24;

- inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

- inspecteur: de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

- Kaderwet: de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

- mediation: het bemiddelen op grond van deze wet in een geschil waarbij een neutrale bemiddelingsdeskundige de onderhandelingen tussen de rechtzoekende en zijn wederpartij begeleidt teneinde vanuit hun werkelijke belangen tot

gezamenlijk gedragen en voor ieder van hen optimale resultaten te komen;

- mediator: de mediator, bedoeld in artikel 13, tweede lid;

- Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

(2)

2

- peiljaar: het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag om een toevoeging of aanvullende rechtshulp wordt gedaan;

- raad: de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2;

- raad van advies: de raad van advies, bedoeld in artikel 11;

- rechtsbijstand: rechtskundige bijstand op grond van deze wet aan een of meer rechtzoekenden ter zake van een of meer rechtsbelangen die de rechtzoekende rechtstreeks en individueel aangaan;

- rechtsbijstandverlener: een persoon als bedoeld in artikel 13, eerste tot en met vijfde lid;

- rechtshulp: eenvoudige rechtsbijstand, bestaande uit voorlichting aan de rechtzoekende en het analyseren en verduidelijken van een of meer juridische problemen of geschillen, gevolgd door

een juridisch advies, handelingen gericht op de oplossing van het probleem of geschil waarbij geen sprake is van vertegenwoordiging, of doorverwijzing naar terzake relevante dienstverlenende instanties, naar aanvullende rechtshulp of naar een rechtsbijstandverlener of mediator;

- rechtzoekende: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op grond van of krachtens deze wet aanspraak maakt op rechtsbijstand of mediation, alsmede degene die zijn schade wil vorderen als slachtoffer van een misdrijf tegen de zeden of een geweldsmisdrijf;

- register: het register van rechtsbijstandverleners, bedoeld in artikel 14;

- toevoeging: besluit van het bestuur omtrent de verlening van rechtsbijstand, niet zijnde rechtshulp of aanvullende rechtshulp, of omtrent de verlening van mediation, en de vergoeding voor de verlening van die rechtsbijstand of

mediation aan een rechtsbijstandverlener of mediator als bedoeld in artikel 13, tweede en vijfde lid;

- vergoeding: de subsidie voor de verlening van rechtsbijstand, niet zijnde rechtshulp of aanvullende rechtshulp, of de verlening van mediation aan een rechtzoekende;

- vermogen: het gemiddelde van de rendementsgrondslagen, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001;

voorziening: een door het bestuur getroffen voorziening als bedoeld in artikel 7.

2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder advocaten mede verstaan de personen, bedoeld in artikel 16h van de Advocatenwet.

Hoofdstuk II. De raad voor rechtsbijstand Afdeling 1. De raad

Artikel 2

1. Er is een raad voor rechtsbijstand.

2. De raad bezit rechtspersoonlijkheid.

(3)

3

3. De raad heeft een bestuur en een raad van advies.

4. In afwijking van artikel 15 van de Kaderwet worden de personeelsleden van de raad in dienst genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De bepalingen van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 2. Het bestuur Artikel 3

1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte.

2. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van advies.

3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluitend tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan.

Artikel 4

1. Het bestuur besluit met volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen.

Elk lid heeft één stem. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.

2. Het bestuur stelt bij reglement in ieder geval regels omtrent zijn werkwijze, procedures en besluitvorming alsmede de vertegenwoordiging van het bestuur, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

3. Het bestuur verstrekt, onverminderd artikel 20 van de Kaderwet, desgevraagd inlichtingen aan de raad van advies. Artikel 20 van de Kaderwet is van

overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

1. Het bestuur heeft tot taak zorg te dragen voor:

a. de doelmatige en doeltreffende organisatie en verlening van rechtsbijstand en mediation;

b. de doelmatige besteding van de hem ter beschikking staande middelen;

c. de evenwichtige spreiding van het aanbod van rechtsbijstand en mediation;

d. de bevordering van het gebruik van mediation en andere vormen van alternatieve geschiloplossing;

e. de voorlichting van rechtzoekenden over de verlening van rechtsbijstand en rechtskundige bijstand en mediation en de verwijzing van rechtzoekenden naar rechtsbijstandverleners en ter zake doende instanties.

2. Met het oog op de uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid, heeft het bestuur voorts tot taak:

(4)

4 a. het beheer van het register;

b. de verlening, wijziging en intrekking van toevoegingen en vergoedingen;

c. de verlening van rechtshulp en aanvullende rechtshulp;

d. de inning van de eigen bijdragen;

e. de bevordering en bewaking van de kwaliteit van verlening van rechtsbijstand en mediation;

f. de controle op werkzaamheden van rechtsbijstandverleners en mediators;

g. het vergoeden van de in deze wet bedoelde, door de rechtzoekende met een grensoverschrijdend geschil als bedoeld in hoofdstuk V gemaakte kosten.

3. Het bestuur kan zorgdragen voor de organisatie en verlening van kosteloze rechtskundige bijstand in Caribisch Nederland.

4. Het bestuur kan op verzoek van een nationale of internationale rechterlijke instantie of een buitenlandse instantie, dan wel indien dat bij wettelijk

voorschrift is bepaald, een verklaring omtrent het inkomen en vermogen verstrekken dat bij de vaststelling van de draagkracht in acht wordt genomen.

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent deze verklaring.

Artikel 6

1. Het bestuur kan met het oog op de uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel 5, overeenkomsten tot het verlenen van rechtsbijstand en mediation sluiten met onder meer rechtsbijstandverleners en mediators,

samenwerkingsverbanden van rechtsbijstandverleners en mediators, en

verleners van rechtskundige bijstand of mediation anders dan op grond van deze wet en samenwerkingsverbanden daarvan.

2. Het bestuur stelt regels met betrekking tot het sluiten van de

overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

a. de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig de Algemene verordening gegevensbescherming;

b. de kwaliteit, onafhankelijkheid en transparantie van de te verlenen

rechtsbijstand en mediation, de bewaking van de kwaliteit en de kenbaarheid daarvan voor de rechtzoekende;

c. de toegang van de rechtzoekende tot de te verlenen rechtsbijstand en mediation.

3. De regels, bedoeld in het tweede lid, behoeven goedkeuring door Onze Minister. De goedkeuring kan geheel of gedeeltelijk worden onthouden wegens strijd met het recht of op de grond dat de regels naar het oordeel van Onze Minister een goede taakuitoefening door het bestuur kunnen belemmeren.

4. In zijn jaarverslag doet het bestuur verslag over de door hem gesloten

overeenkomsten en de organisatie en kwaliteit van op grond daarvan verleende rechtsbijstand.

(5)

5 Artikel 7

1. Het bestuur kan met het oog op de uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel 5, een of meer voorzieningen treffen.

2. Het bestuur treft in ieder geval afzonderlijke voorzieningen, belast met:

a. de verlening van rechtshulp en aanvullende rechtshulp, het bevorderen van het gebruik van mediation, het verwijzen naar een mediator en met het

benaderen van de wederpartij van de rechtzoekende met het oog op mediation;

b. de verlening van rechtsbijstand in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen zaken waarin onverwijld rechtsbijstand moet worden verleend.

3. Het bestuur stelt regels met betrekking tot het treffen van voorzieningen als bedoeld in het eerste lid. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

a. de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstigde Algemene verordening gegevensbescherming;

b. de kwaliteit, onafhankelijkheid en transparantie van de te verlenen

rechtsbijstand en mediation, de bewaking van de kwaliteit en de kenbaarheid daarvan voor de rechtzoekende;

4. De regels, bedoeld in het derde lid, behoeven goedkeuring door Onze

Minister. De goedkeuring kan geheel of gedeeltelijk worden onthouden wegens strijd met het recht of op de grond dat de regels naar het oordeel van Onze Minister een goede taakuitoefening door het bestuur kunnen belemmeren.

5. In zijn jaarverslag doet het bestuur verslag over de organisatie en de

werkzaamheden van de door hem getroffen voorzieningen en de kwaliteit van de verleende rechtsbijstand.

Artikel 8

1. Het bestuur kan voor de uitvoering of voorbereiding van zijn taken, bedoeld in artikel 5, commissies instellen, die geheel of gedeeltelijk kunnen bestaan uit anderen dan leden van het bestuur.

2. Het bestuur kan ten behoeve van de vaststelling van de vergoeding, bedoeld in artikel 54, een adviescommissie instellen, waarvan leden van het bestuur en medewerkers van de raad en door hem getroffen voorzieningen geen deel kunnen uitmaken.

3. Op de werkzaamheden van commissies als bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van

overeenkomstige toepassing.

4. Indien de verplichting tot medewerking op grond van het derde lid strekt of kan strekken tot het verstrekken van gegevens van een of meer rechtzoekenden door rechtsbijstandverleners of mediators, wordt dat bij het instellingsbesluit bepaald. In dat geval wordt de commissie niet ingesteld dan na overleg met de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten, onderscheidenlijk het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.

(6)

6

5. In gevallen als bedoeld in het vierde lid zijn de advocaat en de notaris, hun medewerkers en personeel, alsmede andere personen die betrokken zijn bij hun beroepsuitoefening, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 11a van de Advocatenwet, onderscheidenlijk artikel 22 van de Wet op het notarisambt. In dat geval geldt voor de leden en de secretaris van de commissie een geheimhoudingsplicht, gelijk aan die bedoeld in artikel 11a van de

Advocatenwet, onderscheidenlijk artikel 22 van de Wet op het notarisambt en is artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige

toepassing.

6. In gevallen als bedoeld in het vierde lid zijn de rechtsbijstandverlener, niet zijnde een advocaat of notaris, en de mediator, alsmede andere personen die betrokken zijn bij hun beroepsuitoefening, niet gehouden aan hun

geheimhoudingsplicht. In dat geval geldt voor de leden en de secretaris van de commissie een geheimhoudingsplicht, gelijk aan die van de

rechtsbijstandverlener.

7. In zijn jaarverslag doet het bestuur verslag over de organisatie en de werkzaamheden van de door hem ingestelde commissies.

Artikel 9

1. Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van kwaliteitstoetsen bij rechtsbijstandverleners en mediators. De kwaliteitstoetsen worden verricht door deskundigen die zijn aangewezen door het bestuur. Voor kwaliteitstoetsen bij advocaten, mediators, notarissen en gerechtsdeurwaarders worden deskundigen aangewezen na overleg met de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten, onderscheidenlijk een representatieve rechtspersoon die blijkens haar statuten ten doel heeft of mede ten doel heeft de behartiging van belangen van mediators of de bevordering van toepassing van mediation, het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, onderscheidenlijk het bestuur van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders.

2. Op het verrichten van de kwaliteitstoetsen en de krachtens het eerste lid aangewezen deskundigen zijn de artikelen 5:12, 5:13, 5:14, 5:15, eerste en derde lid, 5:16, 5:17 en 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Bij het opdragen van een kwaliteitstoets bepaalt het bestuur over welke bevoegdheden als bedoeld in de eerste volzin de aangewezen deskundigen beschikken.

3. Ten behoeve van het verrichten van de kwaliteitstoetsen door de aangewezen deskundigen, bedoeld in het eerste lid, zijn de advocaat en de notaris, hun medewerkers en personeel, alsmede andere personen die betrokken zijn bij hun beroepsuitoefening, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 11a van de Advocatenwet, onderscheidenlijk artikel 22 van de Wet op het notarisambt. In dat geval geldt voor de betrokken aangewezen deskundigen een geheimhoudingsplicht, gelijk aan die bedoeld in artikel 11a van de

(7)

7

Advocatenwet, onderscheidenlijk artikel 22 van de Wet op het notarisambt en is artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige

toepassing.

4. Ten behoeve van het verrichten van de kwaliteitstoetsen door de aangewezen deskundigen, bedoeld in het eerste lid, is de rechtsbijstandverlener, niet zijnde een advocaat of notaris, en de mediator, hun medewerkers en personeel, alsmede andere personen die betrokken zijn bij hun beroepsuitoefening, niet gehouden aan een geheimhoudingsplicht. In dat geval geldt voor de betrokken deskundigen een geheimhoudingsplicht, gelijk aan die van die

rechtsbijstandverlener of mediator.

5. Het bestuur kan nadere regels stellen over het verrichten van de kwaliteitstoetsen.

6. In zijn jaarverslag doet het bestuur verslag over de werkzaamheden van de aangewezen deskundigen.

Artikel 10

1. Het bestuur kan overeenkomstig de Algemene verordening

gegevensbescherming persoonsgegevens verwerken, daaronder begrepen bijzondere categorieën persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van die

verordening en persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen als

bedoeld in artikel 10 van die verordening van rechtzoekenden en gewezen rechtzoekenden, voor zover die verwerking noodzakelijk is voor de doelmatige en doeltreffende uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel 5. Het bestuur is verwerkingsverantwoordelijke als bedoeld in artikel 4, zevende lid, van die verordening.

2. Persoonsgegevens kunnen onder verantwoordelijkheid van het bestuur worden verwerkt door onder meer medewerkers van de raad en van een voorziening, door in het register ingeschreven rechtsbijstandverleners, door derden waarmee het bestuur een overeenkomst tot het verlenen van

rechtsbijstand heeft gesloten en hun medewerkers, door leden van commissies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, en door deskundigen als bedoeld in artikel 9, eerste lid.

3. Het bestuur stelt in een privacyreglement regels met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. Deze regels hebben in ieder geval regels betrekking op:

a. de doelen, noodzaak en evenredigheid van de verwerking van persoonsgegevens;

b. de personen van wie persoonsgegevens worden verwerkt;

c. de soorten persoonsgegevens die worden verwerkt, de herkomst van die gegevens en de soorten verwerking;

d. de verwerking van persoonsgegevens voor een ander doel dan dat waarvoor

(8)

8 zij zijn verzameld;

e. de verwerkingsactiviteiten en –procedures;

f. de bewaartermijnen, pseudonimisering, anonimisering en vernietiging van de verschillende soorten persoonsgegevens;

g. de instanties of personen aan wie persoonsgegevens kunnen worden verstrekt, de aard van de te verstrekken gegevens en het doel van die verstrekking;

h. de wijze waarop wordt gewaarborgd dat persoonsgegevens slechts worden verwerkt voor het doel waarvoor deze zijn verzameld of voor een daarmee verenigbaar doel, alsmede hoe daarop wordt toegezien;

i. de maatregelen ter bescherming van persoonsgegevens tegen verlies of onrechtmatige verwerking;

j. de wijze waarop de rechten, bedoeld in hoofdstuk II van de Algemene verordening gegevensbescherming, kunnen worden uitgeoefend.

4. In zijn jaarverslag doet het bestuur verslag over de verwerking van persoonsgegevens.

Afdeling 3. De raad van advies Artikel 11

1. De raad van advies ziet toe op de algemene gang van zaken in de raad en die Onze Minister daarover kan adviseren.

2. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van advies zich naar het belang van de raad, waaronder het belang van de behoorlijke vervulling van de bij of krachtens de wet aan het bestuur opgedragen taken.

3. De raad van advies stelt bij reglement in ieder geval regels omtrent zijn werkwijze, procedures en besluitvorming.

Artikel 12

1. De artikelen 9, 11 tot en met 14, 18, 20, 23, 39, eerste lid, en 41 van de Kaderwet zijn van overeenkomstige toepassing op de raad van advies, met dien verstande dat:

a. onder bezoldiging of schadeloosstelling als bedoeld in artikel 14 van de Kaderwet wordt verstaan: vacatiegeld; en

b. de raad van advies het jaarverslag tezamen met het jaarverslag van het bestuur kan uitbrengen.

2. De raad van advies bestaat uit ten hoogste vijf leden, die voor een periode van ten hoogste vier jaren worden benoemd. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluitend eenmaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan.

Hoofdstuk III. Rechtsbijstandverleners en mediators

(9)

9 Afdeling 1. Algemeen

Artikel 13

1. Rechtshulp en aanvullende rechtshulp worden verleend door medewerkers van de raad of van een voorziening, voor zover belast met de verlening van rechtshulp of aanvullende rechtshulp, en door anderen met wie het bestuur een overeenkomst als bedoeld in artikel 6 is aangegaan tot het verlenen van

rechtshulp of aanvullende rechtshulp.

2. Rechtsbijstand op basis van een toevoeging wordt verleend door in het

register ingeschreven advocaten en door in het register ingeschreven notarissen, gerechtsdeurwaarders en anderen, met wie het bestuur een overeenkomst als bedoeld in artikel 6 is aangegaan tot het verlenen van rechtsbijstand op

bepaalde rechtsgebieden. Mediation op basis van een toevoeging wordt verleend door in het register ingeschreven mediators.

3. Rechtsbijstand in bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b, aangewezen zaken waarin onverwijld rechtsbijstand moet worden verleend, en rechtsbijstand in zaken waarin het bestuur op grond van enig wettelijk voorschrift ambtshalve een raadsman aanwijst of toevoegt, wordt verleend door in het register ingeschreven advocaten.

4. Tenzij een wettelijk voorschrift zich daartegen verzet, kan het bestuur na overleg met de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten regels stellen met betrekking tot de verlening van rechtsbijstand in zaken als bedoeld in het derde lid door in het register ingeschreven medewerkers van de raad of van een voorziening, voor zover belast met de verlening van rechtsbijstand in die zaken, of door anderen met wie het bestuur een overeenkomst als bedoeld in artikel 6 is aangegaan tot het verlenen van rechtsbijstand in die zaken.

5. In bijzondere gevallen kan het bestuur beslissen dat rechtsbijstand wordt verleend door een niet in het register ingeschreven, terzake deskundige advocaat. Als bijzonder geval kan worden aangemerkt:

a. de uitdrukkelijke en gemotiveerde wens van de rechtzoekende, door een bepaalde advocaat te worden bijgestaan;

b. de behoefte aan bijstand door een advocaat die over specifieke deskundigheid op een bepaald rechtsgebied beschikt.

6. De regels, bedoeld in het vierde lid, behoeven goedkeuring van Onze Minister.

De goedkeuring kan geheel of gedeeltelijk worden onthouden wegens strijd met het recht of op de grond dat de regels naar het oordeel van Onze Minister een goede taakuitoefening door het bestuur kunnen belemmeren.

Afdeling 2. Het register van rechtsbijstandverleners Artikel 14

1. Er is een register voor rechtsbijstandverleners en mediators, waarin op

(10)

10

verzoek worden ingeschreven de rechtsbijstandverlener en de mediator, bedoeld in artikel 13, tweede, derde en vierde lid, die voldoen aan de door het bestuur gestelde eisen. Het bestuur is verwerkingsverantwoordelijke voor het register als bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Algemene verordening

gegevensbescherming.

2. In het register kan worden ingeschreven de rechtsbijstandverlener, bedoeld in artikel 13, eerste lid, die voldoet aan de door het bestuur gestelde eisen.

3. In het register worden ten aanzien van iedere ingeschreven

rechtsbijstandverlener en mediator in ieder geval de volgende gegevens opgenomen:

a. de naam en voornaam of voornamen;

b. de contactgegevens, waaronder in ieder geval een telefoonnummer;

c. het adres van vestiging;

d. de naam, het adres en de overige contactgegevens van het samenwerkingsverband waartoe hij in voorkomend geval behoort;

e. het rechtsgebied of de rechtsgebieden waarin hij werkzaam is, zijn opleidingen en specialismen, en

f. specifieke deskundigheden en bekwaamheden waarvan hij vermelding in het register wenselijk acht.

4. Het bestuur kan nadere regels stellen over gegevens die in het register worden opgenomen ten behoeve van de uitvoering van zijn taken.

5. Een ieder heeft kosteloos inzage in de in het register omtrent de rechtsbijstandverlener en mediator opgenomen informatie.

Artikel 15

1. De eisen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op:

a. de doelmatigheid en zorgvuldigheid van de rechtsbijstandverlening en mediation;

b. de verslaglegging omtrent de verleende rechtsbijstand of mediation;

c. het minimum en het maximum aantal zaken waarvoor een mediator of rechtsbijstandverlener als bedoeld in artikel 13, tweede, derde of vierde lid, jaarlijks zal worden toegevoegd;

d. het maximum aan vergoedingen dat aan een mediator of

rechtsbijstandverlener als bedoeld in artikel 13, tweede, derde of vierde lid, jaarlijks wordt toegekend voor door hem verleende rechtsbijstand;

e. het verlenen van medewerking aan de werkzaamheden van commissies als bedoeld in artikel 8 en kwaliteitstoetsen als bedoeld in artikel 9;

f. de betrouwbaarheid van de rechtsbijstandverlener;

g. de deskundigheid van de rechtsbijstandverlener op bepaalde rechtsgebieden;

h. de organisatie van het kantoor waar de rechtsbijstandverlener werkzaam is.

2. Onverminderd het eerste lid kunnen de eisen, bedoeld in artikel 14, eerste lid,

(11)

11

voor inschrijving van mediators betrekking hebben op:

a. de vakbekwaamheid die van de mediator wordt gevergd;

b. de mate van gebondenheid aan door de beroepsgroep algemeen aanvaarde normen betreffende de beroepsethiek en beroepsuitoefening;

c. de wijze waarop schendingen van de algemene norm betreffende de beroepsethiek en beroepsuitoefening worden afgehandeld;

d. de medewerking door de mediator aan onderzoek naar de werking van mediation en aan evaluatie, en

e. de aansprakelijkheidsverzekering.

3. De eisen, bedoeld in artikel 14, tweede lid, hebben in ieder geval betrekking op de kwaliteit, onafhankelijkheid en transparantie van de verlening van

rechtshulp en aanvullende rechtshulp en het voorkomen van

belangenverstrengeling. Het bestuur stelt hiertoe een professioneel statuut op, waarin de professionele standaard van rechtsbijstandverleners als bedoeld in artikel 13, eerste lid, is opgenomen.

4. Vereisten voor de inschrijving van advocaten, onderscheidenlijk notarissen, gerechtsdeurwaarders en mediators worden niet vastgesteld dan na overleg met de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten, het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, het bestuur van de Koninklijke

Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders en ten minste een

representatieve rechtspersoon die blijkens haar statuten ten doel heeft of mede ten doel heeft de behartiging van belangen van mediators of de bevordering van toepassing van mediation.

5. Het maximum aan vergoedingen, bedoeld in het eerste lid, onder d, is niet lager dan het bij regeling van Onze Minister vastgestelde bedrag.

6. De eisen, bedoeld in artikel 14, eerste en tweede lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan geheel of gedeeltelijk

worden onthouden wegens strijd met het recht of op de grond dat de regels naar het oordeel van Onze Minister een goede taakuitoefening door het bestuur

kunnen belemmeren.

Artikel 16

1. De inschrijving in het register van een advocaat, notaris of

gerechtsdeurwaarder wordt doorgehaald bij verlies van de hoedanigheid van advocaat, notaris of gerechtsdeurwaarder. Bij schorsing van die hoedanigheid wordt de inschrijving doorgehaald voor de duur van de schorsing.

2. De inschrijving van een rechtsbijstandverlener of mediator in het register kan, anders dan op aanvraag, worden doorgehaald, indiende rechtsbijstandverlener of mediator niet of niet langer voldoet aan de eisen voor inschrijving.

3. De inschrijving van een rechtsbijstandverlener of mediator als bedoeld in artikel 13, tweede, derde en vierde lid, kan worden doorgehaald, indien:

a. de rechtsbijstandverlener of mediator herhaaldelijk onjuiste informatie heeft

(12)

12

verstrekt ten behoeve van de verlening van de toevoeging of het vaststellen van de vergoeding;

b. de rechtsbijstandverlener of mediator niet voldoet aan de eisen gesteld aan de inrichting en de wijze van indiening van een aanvraag om een toevoeging;

c. de rechtsbijstandverlener of mediator niet voldoet aan de eisen gesteld aan de inrichting en de wijze van indiening van een aanvraag om vaststelling van de vergoeding;

d. aan de rechtsbijstandverlener in hoedanigheid als advocaat, notaris of gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, anders dan bedoeld in het eerste lid.

4. De inschrijving van een rechtsbijstandverlener of mediator in het register kan voor de duur van maximaal zes maanden op een of meer van de gronden, genoemd in het tweede en derde lid, tijdelijk worden doorgehaald, indien naar het oordeel van het bestuur aannemelijk is dat er na de duur van die doorhaling geen grond voor doorhaling aanwezig zal zijn.

5. De inschrijving van een rechtsbijstandverlener of mediator in het register kan worden geschorst voor de duur van maximaal drie maanden op grond van een ernstig vermoeden dat er grond bestaat om de inschrijving door te halen.

Hoofdstuk IV. De verlening van rechtsbijstand en mediation Afdeling 1. Algemeen

Paragraaf 1. Weigeringsgronden Artikel 17

1. Rechtsbijstand en mediation wordt uitsluitend verleend ter zake van in de Nederlandse rechtssfeer liggende rechtsbelangen aan natuurlijke en

rechtspersonen.

2. Rechtsbijstand of mediation wordt niet verleend, indien:

a. de financiële draagkracht van de rechtzoekende de in paragraaf 2 genoemde bedragen overschrijdt, tenzij de verlening van rechtsbijstand of mediation op grond van artikel 34 kosteloos is;

b. de daartoe strekkende aanvraag kennelijk van elke grond is ontbloot;

c. de aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden kosten niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak;

d. het op grond van de overtreden norm aannemelijk is dat een in verhouding tot het inkomen lage boete zal worden opgelegd;

e. de daartoe strekkende aanvraag wordt gedaan door een rechtspersoon die is opgericht met het doel om een gerechtelijke procedure te voeren;

f. het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft, tenzij:

(13)

13

1º. voortzetting van het beroep of bedrijf voor zover het niet in de vorm van een rechtspersoon wordt gevoerd, afhankelijk is van het resultaat van de

aangevraagde rechtsbijstand, of

2º. het beroep of bedrijf ten minste één jaar geleden is beëindigd, de aanvrager in eerste aanleg als verweerder bij een procedure is betrokken of betrokken is geweest en de kosten van rechtsbijstand niet op andere wijze kunnen worden vergoed;

g. het een rechtsbelang betreft dat wordt voorgelegd aan een bij verdrag met rechtspraak belast internationaal college of een daarmee vergelijkbaar

internationaal college en het college zelf in een aanspraak op vergoeding van rechtsbijstand voorziet;

h. het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de

aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet;

i. de rechtzoekende, hoewel deugdelijk opgeroepen, zich zonder goede reden niet overeenkomstig artikel 36 in persoon op zijn aanvraag heeft doen horen.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid.

Artikel 18

1. Aanvullende rechtshulp wordt niet verleend, indien de zaak naar het oordeel van het bestuur niet met verlening van aanvullende rechtshulp kan worden afgehandeld.

2. Het bestuur kan de aanvraag om verlening van aanvullende rechtshulp

afwijzen, indien de zaak naar zijn oordeel kan worden afgehandeld met verlening van rechtshulp, met verlening van rechtsbijstand door een voorziening of met verlening van rechtsbijstand door een derde waarmee het bestuur een

overeenkomst tot rechtsbijstandverlening als bedoeld in artikel 6 heeft gesloten.

Artikel 19

1. Het bestuur kan de aanvraag om rechtsbijstand of mediation op grond van een toevoeging afwijzen, indien:

a. de aanvraag is ingediend nadat de rechtsbijstand of mediation reeds feitelijk is verleend;

b. de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de rechtzoekende aanspraak kan maken op rechtsbijstand of mediation op grond van een eerder afgegeven toevoeging;

c. de zaak naar het oordeel van het bestuur kan worden afgehandeld met rechtshulp, met aanvullende rechtshulp of met eenvoudig rechtskundig advies als bedoeld in artikel 45;

d. de zaak naar het oordeel van het bestuur kan worden afgehandeld met

(14)

14

rechtsbijstand, verleend door een voorziening of een derde waarmee het bestuur een overeenkomst tot rechtsbijstandverlening als bedoeld in artikel 6 heeft gesloten;

e. de toevoeging overeenkomstig artikel 42, eerste lid, is gevraagd, terwijl de toevoeging naar het oordeel van het bestuur met toepassing van artikel 42, tweede lid, is aangewezen of de toevoeging overeenkomstig artikel 42, derde lid, moet worden verleend;

f. de toevoeging overeenkomstig artikel 42, tweede of derde lid, is gevraagd, terwijl de toevoeging naar het oordeel van het bestuur overeenkomstig artikel 42, eerste lid, moet worden verleend.

2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing, indien het betreft een toevoeging in een zaak waarbij de rechtsbijstand bestaat uit het geven van een eenvoudig rechtskundig advies als bedoeld in artikel 45, en de aanvraag binnen vier weken na het geven van dat advies is ontvangen.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.

Paragraaf 2. De financiële draagkracht van de rechtzoekende Artikel 20

1. Rechtsbijstand of mediation overeenkomstig deze wet wordt niet verleend indien:

a. het inkomen van de rechtzoekende meer bedraagt dan € 26.000 per jaar en hij alleenstaand is;

b. het inkomen van de rechtzoekende meer bedraagt dan € 36.800 per jaar en hij met één of meer anderen duurzaam een gezamenlijke huishouding voert;

c. de rechtzoekende beschikt over een vermogen dat meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen.

2. Bij de vaststelling van het inkomen en vermogen van de rechtzoekende worden, behoudens het geval van onderling tegenstrijdige belangen, mede in aanmerking genomen het inkomen en vermogen van:

a. de echtgenoot of geregistreerde partner van de rechtzoekende, tenzij deze op het moment van de aanvraag duurzaam gescheiden van de rechtzoekende leeft;

b. de persoon met wie de rechtzoekende op het moment van de aanvraag duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, tenzij tussen deze en de rechtzoekende op dat moment een bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.

3. De in het eerste lid genoemde bedragen worden jaarlijks per 1 januari

gewijzigd aan de hand van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen indexering.

4. In afwijking van het eerste lid en van artikel 17, tweede lid, onder a, wordt geen rekening gehouden met de draagkracht van de rechtzoekende indien de

(15)

15

verlening van rechtsbijstand plaatsvindt in de vorm van rechtshulp waarbij uitsluitend informatiemateriaal wordt verstrekt of onmiddellijk wordt verwezen naar andere instanties dan rechtsbijstandverleners of mediators.

5. Dit artikel is niet van toepassing op aanvragen als bedoeld in artikel 26.

Artikel 21

1. Het inkomen en vermogen van de rechtzoekende of van een andere persoon als bedoeld in de artikelen 20, tweede lid, of 26, eerste lid onder a, zijn het inkomensgegeven en de vermogensgegevens in het peiljaar. Voor zover van de rechtzoekende geen inkomens- of vermogensgegevens beschikbaar zijn, wordt onder inkomen en vermogen verstaan de bedragen die het inkomen en

vermogen in het peiljaar zo goed mogelijk benaderen, dan wel de door het bestuur op grond van door de rechtzoekende overgelegde gegevens

vastgestelde bedragen aan inkomen en vermogen.

2. Indien een inkomens- of vermogensgegeven over het peiljaar beschikbaar is dat afwijkt van het eerder toegepaste inkomens- of vermogensgegeven of van een overeenkomstig het eerste lid vastgesteld bedrag, en dat gevolg heeft voor het al dan niet verlenen van aanvullende rechtshulp of rechtsbijstand of

mediation op basis van een toevoeging, of voor de hoogte van de eigen bijdrage, wijzigt het bestuur ambtshalve het besluit tot verlening van aanvullende

rechtshulp of tot verlening van rechtsbijstand of mediation op basis van een toevoeging. De wijziging heeft geen gevolgen voor de beschikking tot verlening en vaststelling van de vergoeding. Over de als gevolg van de wijziging door of aan de rechtzoekende te betalen bedragen worden geen renten en kosten in rekening gebracht of vergoed. Artikel 25, tweede en derde lid, is van

overeenkomstige toepassing.

3. Indien de aanvraag strekt tot verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging in dezelfde zaak waarin eerder aanvullende rechtshulp is verleend, worden het inkomen en vermogen beoordeeld aan de hand van de inkomens- en vermogensgegevens die aan het besluit tot verlening van die aanvullende

rechtshulp ten grondslag lagen.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven voor de vaststelling van het voor de financiële draagkracht in aanmerking te nemen inkomen en vermogen.

Artikel 22

1. Onder terugval van inkomen of vermogen wordt verstaan een vermindering van het inkomen of vermogen met ten minste 15% ten opzichte van het peiljaar.

2. Op aanvraag van de rechtzoekende wijzigt het bestuur het besluit omtrent de verlening van aanvullende rechtshulp of de verlening van rechtsbijstand of mediation op basis van een toevoeging, indien in het jaar waarin de aanvraag om verlening van aanvullende rechtshulp of verlening van rechtsbijstand of

(16)

16

mediation op basis van een toevoeging is ingediend, sprake was van een terugval in het inkomen of vermogen.

3. De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit omtrent verlening van aanvullende rechtshulp of verlening van rechtsbijstand of mediation op basis van een toevoeging.

Onverminderd artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, overlegt de rechtzoekende bij de aanvraag de rechtzoekende een verklaring waarin de oorzaak van de inkomens- of vermogensdaling wordt toegelicht. Artikel 41, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23

1. Het bestuur wijzigt het besluit tot verlening van aanvullende rechtshulp of de verlening van rechtsbijstand of mediation op basis van een toevoeging, indien:

a. een inkomens- of vermogensgegeven over het jaar van de aanvraag beschikbaar is dat afwijkt van het eerder toegepaste inkomens-of

vermogensgegeven of van een bedrag als bedoeld in artikel 21, eerste lid, en b. het afwijkende gegeven, bedoeld onder a, gevolgen heeft voor de verlening van aanvullende rechtshulp of van rechtsbijstand of mediation op basis van een toevoeging of voor vaststelling van de hoogte van eigen bijdrage, met dien verstande dat het bestuur daarbij niet uitgaat van een hoger inkomensgegeven dan zou zijn toegepast in het peiljaar, bedoeld in artikel 21, eerste lid. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de verlening en vaststelling van de vergoeding.

3. In bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde gevallen waarin het geschatte inkomen of vermogen de grenzen, genoemd in artikel 20, eerste lid, overschrijdt, of waarin de terugval in het inkomen of vermogen minder dan 15%

bedraagt, kan het bestuur besluiten tot de verlening van aanvullende rechtshulp of rechtsbijstand dan wel mediation op basis van een toevoeging.

Artikel 24

1. Het besluit op het bezwaarschrift tegen het besluit omtrent de verlening van aanvullende rechtshulp of het verlenen van rechtsbijstand of mediation op basis van een toevoeging wordt geacht mede betrekking te hebben op het besluit op de aanvraag, bedoeld in artikel 22, tweede lid.

2. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 22, tweede lid, later is ingediend dan het bezwaarschrift, wordt de termijn waarbinnen het bestuur beslist, in afwijking van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht, geacht aan te vangen bij ontvangst van de aanvraag.

3. Indien het bezwaarschrift later is ingediend dan de aanvraag om

peiljaarverlegging, wordt de termijn waarbinnen het bestuur op de aanvraag om peiljaarverlegging beslist opgeschort tot het moment waarop op het

bezwaarschrift wordt beslist.

(17)

17 Artikel 25

1. De rechtzoekende die op grond van een besluit als bedoeld in artikel 23, eerste lid, geen recht heeft op de verlening van rechtsbijstand of mediation, is het bedrag van de vergoeding, bedoeld in artikel 54, verschuldigd aan de raad.

2. Bij het vaststellen van de termijn of de termijnen waarbinnen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, moet worden betaald, houdt het bestuur rekening met de draagkracht van de rechtzoekende.

3. Tenzij zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten, vordert het bestuur het bedrag, bedoeld in het eerste lid, van de rechtzoekende. Het bestuur kan dit bedrag invorderen bij dwangbevel als bedoeld in artikel 4:114 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 26

1. Dit artikel is van toepassing op aanvragen tot verlening van rechtsbijstand of mediation op basis van een toevoeging die:

a. rechtstreeks verband houden met de verbreking van de relatie met de echtgenoot, geregistreerd partner of de levensgezel met wie de rechtzoekende duurzaam een gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd, en

b. gegrond zijn op Titel 5A tot en met 10, 14, afdelingen 1 tot en met 3a, 5 en 6, 15 en 17 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of op een andere grond de verdeling van goederen en schulden betreffen.

2. Een toevoeging wordt niet verleend, indien:

a. het inkomen van de rechtzoekende en van de levensgezel met wie de relatie is of wordt verbroken, gezamenlijk meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder b, of;

b. het vermogen van de rechtzoekende en van de levensgezel met wie de relatie is of wordt verbroken, gezamenlijk meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen.

3. Het tweede lid is niet van toepassing, indien:

a. het inkomen van de rechtzoekende gelijk is aan of lager is dan het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, en

b. het vermogen van de rechtzoekende gelijk is aan of lager is dan het heffingvrij vermogen.

4. Dit artikel is niet van toepassing op aanvragen die langer dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode na de verbreking van de relatie worden ingediend.

Artikel 27

Aan rechtspersonen wordt overeenkomstig de bepalingen van deze wet rechtsbijstand of mediation verleend, indien van de rechtspersoon

redelijkerwijze niet verwacht kan worden dat deze de kosten van rechtsbijstand of mediation betaalt uit eigen vermogen of inkomsten.

(18)

18

Paragraaf 3. De eigen bijdrage en overige kosten voor de rechtzoekende Artikel 28

1. Tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, is de rechtzoekende aan de raad een eigen bijdrage verschuldigd voor de verlening van rechtsbijstand of mediation. De eigen bijdrage kan bij dwangbevel worden ingevorderd.

2. De eigen bijdrage bedraagt niet meer dan het bedrag van de vergoeding, bedoeld in artikel 54.

3. Geen eigen bijdrage is verschuldigd:

a. voor de verlening van rechtsbijstand in de vorm van rechtshulp,

b. indien de rechtzoekende zich krachtens het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering door een raadsman kan doen bijstaan en de zaak eindigt zonder toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht;

c. voor de behandeling van het beroep in cassatie als bedoeld in Titel III van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van de verdachte wiens vrijheid krachtens een bevel tot voorlopige hechtenis is benomen, of in een procedure tot herziening ten voordele als bedoeld in de Achtste Titel van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering in geval de gewezen verdachte krachtens de onherroepelijke rechterlijke uitspraak zijn vrijheid is benomen;

d. indien de rechtzoekende krachtens artikel 34 in aanmerking komt voor kosteloze rechtsbijstand.

4. Het bestuur kan besluiten dat geen bijdrage verschuldigd is bij de toevoeging van een raadsman aan hen die zich anders dan als verdachte of veroordeelde krachtens het Wetboek van Strafrecht of Wetboek van Strafvordering laten bijstaan.

5. Indien sprake is van een onherroepelijke beslissing tot vergoeding van of veroordeling in de kosten van verlening van rechtsbijstand ten behoeve van de rechtzoekende, stelt de raad de rechtzoekende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels

gesteld met betrekking tot de eigen bijdrage, waaronder de hoogte van de eigen bijdrage, de betaling in termijnen en de inning van de eigen bijdrage.

Artikel 29

In de gevallen, bedoeld in artikel 23, derde lid, is de eigen bijdrage gelijk aan de ingevolge de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 28, zesde lid, hoogst mogelijke eigen bijdrage.

Artikel 30

1. De eigen bijdrage voor de verlening van rechtsbijstand of mediation op basis

(19)

19

van een toevoeging op grond van artikel 26, derde lid, is gelijk aan de vergoeding, bedoeld in artikel 54.

2. In afwijking van artikel 28, eerste lid, is de eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid, verschuldigd door de rechtzoekende en de levensgezel met wie de relatie is of wordt verbroken, ieder voor de helft. De rechtzoekende en de levensgezel met wie de relatie is of wordt verbroken zijn ieder voor de helft draagplichtig.

3. De eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid, wordt niet gevorderd van de rechtzoekende die slachtoffer is van huiselijk geweld of waarvan de kinderen slachtoffer zijn van huiselijk geweld, begaan door de levensgezel met wie de relatie is of wordt verbroken, indien in de desbetreffende zaak aangifte is gedaan of een huisverbod als bedoeld in de Wet tijdelijk huisverbod is opgelegd.

Artikel 31

1. De eigen bijdrage voor verlening van rechtsbijstand of mediation op basis van een toevoeging aan de rechtzoekende die beschikt over vermogen gebonden in de eigen woning dat hoger is dan het vermogen, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet, is gelijk aan de vergoeding, bedoeld in artikel 54.

2. Bij het vaststellen van het vermogen gebonden in de eigen woning wordt mede in aanmerking genomen het vermogen gebonden in de eigen woning van:

a. de echtgenoot of geregistreerd partner van de rechtzoekende;

b. de persoon met wie de rechtzoekende op het moment van de aanvraag duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, tenzij tussen deze en de rechtzoekende op dat moment een bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.

3. Behoudens de verlening van rechtsbijstand en mediation op basis van een toevoeging op grond van artikel 26, eerste en tweede lid, is het tweede lid niet van toepassing indien de echtgenoot of geregistreerd partner op het moment van de aanvraag duurzaam gescheiden van de rechtzoekende leeft of sprake is van onderling tegenstrijdige belangen van de rechtzoekende en de in het tweede lid, onderdelen a en b, bedoelde personen.

4. Het vermogen gebonden in de eigen woning is het vermogen gebonden in de eigen woning per 1 januari van het peiljaar. De artikelen 21, eerste en tweede lid, en 22 zijn van overeenkomstige toepassing.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de vaststelling van het vermogen gebonden in de eigen woning.

6. Dit artikel is niet van toepassing op de verlening van rechtsbijstand en

mediation op basis van een toevoeging op grond van artikel 26, derde lid, of op basis van een toevoeging als bedoeld in artikel 42, tweede lid.

Artikel 32

(20)

20

1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte bepaald van de eigen bijdrage die verschuldigd is voor de verlening van aanvullende rechtshulp aan de rechtzoekende die beschikt over vermogen gebonden in de eigen woning dat hoger is dan het vermogen, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet.

2. Artikel 31, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de kosten die ten behoeve van de zaak zijn gemaakt en die door de rechtsbijstandverlener rechtstreeks aan de rechtzoekende in rekening mogen worden gebracht.

2. De rechtsbijstandverlener licht de rechtzoekende vooraf zo goed mogelijk in over de kosten, bedoeld in het eerste lid. De rechtsbijstandverlener kan ter verzekering van de inning van die kosten verlangen dat de rechtzoekende een voorschot betaalt.

3. Indien de rechtzoekende de in het eerste lid bedoelde kosten niet voldoet, wordt het bedrag daarvan nader vastgesteld door de president van de rechtbank van het arrondissement waarin de rechtsbijstandverlener is gevestigd.

4. De rechtzoekende is geen kosten verschuldigd voor het uitbrengen van een exploot of het opmaken van een proces-verbaal in een zaak waarin op grond van deze wet rechtsbijstand wordt verleend, noch voor de bijstand bij de

tenuitvoerlegging van de in een zodanige zaak gegeven uitspraak.

Artikel 34

1. In de gevallen waarin krachtens een wettelijk voorschrift in het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering voor een verdachte, veroordeelde of gewezen verdachte een raadsman door het bestuur wordt aangewezen of op last van de rechter door het bestuur wordt toegevoegd, is deze bijstand

kosteloos, onverminderd het derde lid. De eerste volzin is niet van toepassing op de bijstand die door een aangewezen raadsman wordt verleend tijdens het in artikel 28d van het Wetboek van Strafvordering bedoelde verhoor van een verdachte van een strafbaar feit waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten.

2. Het eerste lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing op rechtsbijstand in zaken waarin het bestuur op grond van enig wettelijk voorschrift wordt gelast een raadsman aan te wijzen of toe te voegen.

3.Indien een raadsman is aangewezen krachtens artikel 39, 40 of 41 van het Wetboek van Strafvordering en indien de uitspraak tegen de veroordeelde onherroepelijk is geworden, kan het bestuur het bedrag ter hoogte van de

vergoeding, bedoeld in artikel 54, vorderen van de veroordeelde wiens financiële draagkracht de in artikel 20 genoemde bedragen overschrijdt. Omtrent de

(21)

21

verplichting tot betaling door de veroordeelde zijn de artikelen 21, 22, 23 en 41, derde tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder “de rechtzoekende” steeds wordt verstaan: de veroordeelde. Bij

gebreke van volledige betaling kan het bestuur na een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht het bedrag invorderen bij dwangbevel als bedoeld in artikel 4:114 van de Algemene wet bestuursrecht.

4. Rechtsbijstand aan een slachtoffer van een misdrijf tegen de zeden of een geweldsmisdrijf onderscheidenlijk aan een nabestaande van een slachtoffer van een zodanig misdrijf, indien het slachtoffer als gevolg van dat misdrijf is

overleden, is kosteloos, indien in de desbetreffende zaak vervolging is ingesteld en het slachtoffer onderscheidenlijk de nabestaande overeenkomstig artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in aanmerking komt voor een uitkering.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in het derde lid.

Artikel 35

1. Indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is aangewezen of toegevoegd, wordt met uitzondering van de vergoeding van de eigen bijdrage, geen

kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering toegekend, tenzij de aanwijzing of toevoeging, anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of

beëindigd.

2. Indien een raadsman is aangewezen of toegevoegd, wordt overeenkomstig het eerste lid geen kostenvergoeding toegekend, indien de aanwijzing of toevoeging op of na de uitspraak van de rechter na een daartoe ingediend verzoek van de verdachte bij de rechterlijke instantie die een last heeft verstrekt, wordt ingetrokken of beëindigd.

Paragraaf 4. Medewerkings- en informatieverplichtingen Artikel 36

Het bestuur kan de rechtzoekende in persoon horen, indien hij dat noodzakelijk acht voor de beoordeling van de aanvraag of voor de oplossing van het

probleem of geschil waarvoor rechtsbijstand of mediation is gevraagd.

Artikel 37

Het bestuur kan aan de verlening van rechtsbijstand of mediation het voorschrift verbinden dat de rechtzoekende die in meerdere zaken een beroep op

rechtsbijstand doet of heeft gedaan, zijn medewerking verleent aan de oplossing of het beheersbaar maken van het aan die zaken ten grondslag liggende

(22)

22 maatschappelijke probleem.

Afdeling 2. De verlening van aanvullende rechtshulp Artikel 38

1. Onverminderd artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht worden bij de aanvraag om verlening van aanvullende rechtshulp in ieder geval verstrekt:

a. een genoegzame omschrijving van de feiten en omstandigheden van de zaak of zaken, waarin aanvullende rechtshulp wordt gevraagd;

b. de burgerservicenummers van de rechtzoekende of de rechtzoekenden en van degenen, bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover deze daarover

beschikken.

2. Indien het een aanvraag betreft van een vreemdeling van wie geen

burgerservicenummer beschikbaar is, verstrekt Onze Minister de gegevens die voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk zijn.

3. De inspecteur verstrekt het bedrag aan vermogen dat meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen van de rechtzoekende en van degenen als bedoeld in

artikel 20, tweede lid. Voor zover van de rechtzoekende of van degenen, bedoeld in artikel 20, tweede lid, geen vermogens- of inkomensgegeven beschikbaar is, verstrekt de inspecteur zo mogelijk het bedrag dat in het peiljaar het vermogen of inkomen zo goed mogelijk benadert.

4. In de gevallen waarin de inspecteur niet beschikt over de gegevens over vermogen of inkomen, bedoeld in het derde lid, legt de aanvrager stukken over op grond waarvan het bedrag aan vermogen of inkomen kan worden

vastgesteld. De aanvrager legt voorts stukken over op grond waarvan het bedrag aan vermogen gebonden in de eigen woning kan worden vastgesteld.

5. Met het oog op het vaststellen van de financiële draagkracht, van het

vermogen gebonden in de eigen woning en van de hoogte van de eigen bijdrage van de rechtzoekende worden uit de basisregistratie personen inlichtingen

verstrekt over de rechtzoekende en degenen, bedoeld in artikel 20, tweede lid.

6. Met het oog op het vaststellen van het vermogen gebonden in de eigen woning worden uit de basisregistratie kadaster inlichtingen verstrekt over de rechtzoekende en degenen, bedoeld in artikel 20, tweede lid.

7. De gegevens, bedoeld in het tweede, derde, vijfde en zesde lid, worden verstrekt op verzoek van het bestuur.

8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de bij de aanvraag over te leggen gegevens en bescheiden en met betrekking tot het opvragen van het burgerservicenummer bij degenen wier inkomen of vermogen betrokken wordt bij de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 39

1. Het besluit tot verlening van aanvullende rechtshulp vermeldt in ieder geval:

(23)

23

a. een omschrijving van de zaak of zaken waarin aanvullende rechtshulp wordt verleend;

b. een omschrijving van de te verlenen aanvullende rechtshulp;

c. de hoogte van de eigen bijdrage, en, indien die in termijnen kan worden voldaan, de betalingsregeling.

2. Indien het bestuur aan de verlening van aanvullende rechtshulp een

voorschrift als bedoeld in artikel 37 verbindt, vermeldt het besluit tevens een omschrijving van de door de rechtzoekende te verlenen medewerking.

Artikel 40

Het bestuur kan het besluit tot verlening van aanvullende rechtshulp, anders dan op aanvraag, wijzigen of intrekken, indien:

a. de gegevens, die met het oog op de verlening van de aanvullende

rechtsbijstand zijn verstrekt, zodanig onjuist of onvolledig zijn gebleken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn gegeven indien bij de beoordeling daarvan de juiste en volledige gegevens bekend waren geweest;

b. de rechtzoekende de voor een goede behartiging van zijn zaak noodzakelijke medewerking weigert;

c. de rechtzoekende geen of onvoldoende medewerking verleent aan het oplossen of beheersbaar maken van de aan zijn zaak of zaken ten grondslag liggende probleem, terwijl aan de verlening van de aanvullende rechtshulp het voorschrift, bedoeld in artikel 37, is verbonden;

d. de rechtzoekende in gebreke blijft de door hem verschuldigde eigen bijdrage, of, indien de eigen bijdrage in termijnen is verschuldigd, een termijn, of overige kosten die voor zijn rekening komen, dan wel een hem daarop gevraagd

voorschot, te voldoen.

Afdeling 3. De verlening van rechtsbijstand en mediation op basis van een toevoeging

Paragraaf 1. De aanvraag Artikel 41

1. De aanvraag om een toevoeging wordt door een rechtsbijstandverlener als bedoeld in artikel 13, tweede lid, mede namens de rechtzoekende of

rechtzoekenden, ingediend.

2. Onverminderd artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht bevat de aanvraag een genoegzame omschrijving van de feiten en omstandigheden betreffende de zaak of zaken waarin de verlening van rechtsbijstand of mediation wordt gevraagd, en de aan te voeren gronden, dan wel een

aanduiding van de werkzaamheden op basis van de toevoeging die ter zake van het rechtsprobleem nodig worden geacht.

(24)

24

3. Onverminderd artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden bij de aanvraag om een toevoeging in ieder geval de

burgerservicenummers van de rechtzoekende of de rechtzoekenden en van degenen, bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 26, eerste lid, onderdeel a, verstrekt, voor zover deze daarover beschikken. Indien de aanvraag om een toevoeging ziet op de verlening van mediation, wordt tevens overgelegd de overeenkomst waarin de rechtzoekende en de wederpartij hebben verklaard in te stemmen met mediation.

4. Indien het een aanvraag betreft van een vreemdeling van wie geen

burgerservicenummer beschikbaar is, verstrekt Onze Minister op verzoek van het bestuur de gegevens die voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk zijn.

5. De inspecteur verstrekt op verzoek van het bestuur het bedrag aan vermogen dat meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen van de rechtzoekende en van degenen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 26, eerste lid, onderdeel a. Voor zover van de rechtzoekende of van degenen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 26, eerste lid,

onderdeel a, geen vermogens- of inkomensgegeven beschikbaar is, verstrekt de inspecteur op verzoek van het bestuur zo mogelijk het bedrag dat in het peiljaar het vermogen of inkomen zo goed mogelijk benadert.

6. In de gevallen waarin de inspecteur niet beschikt over de gegevens over vermogen of inkomen, bedoeld in het derde lid, legt de aanvrager stukken over op grond waarvan het bestuur het bedrag aan vermogen of inkomen kan

vaststellen. De aanvrager legt voorts stukken over op grond waarvan het bedrag aan vermogen gebonden in de eigen woning kan worden vastgesteld.

7. Met het oog op het vaststellen van de financiële draagkracht, van het

vermogen gebonden in de eigen woning en van de hoogte van de eigen bijdrage van de rechtzoekende worden uit de basisregistratie personen inlichtingen

verstrekt over de rechtzoekende en degenen, bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 26, eerste lid, onderdeel a.

8. Met het oog op het vaststellen van het vermogen gebonden in de eigen woning worden uit de basisregistratie kadaster inlichtingen verstrekt over de rechtzoekende en degenen, bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 26, eerste lid, onderdeel a.

9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de bij de aanvraag over te leggen gegevens en bescheiden alsmede omtrent het opvragen van het burgerservicenummer bij degenen wier inkomen of vermogen betrokken wordt bij de beoordeling van de aanvraag.

Paragraaf 2. De toevoeging Artikel 42

(25)

25

1. De toevoeging wordt verleend voor de verlening van mediation of rechtsbijstand in één zaak en in één instantie.

2. In afwijking van het eerste lid kan het bestuur bepalen dat de toevoeging mede geldt voor de verlening van rechtsbijstand of mediation in andere zaken van de rechtzoekende en in meer dan één instantie, voor zover die andere zaken rechtstreeks verband houden met het aan de zaak, bedoeld in het eerste lid, ten grondslag liggende maatschappelijke probleem van die rechtzoekende.

3. In afwijking van het eerste lid geldt de toevoeging in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen mede voor de verlening van rechtsbijstand of mediation in andere zaken van de rechtzoekende, die rechtstreeks verband houden met het rechtsbelang van de zaak, bedoeld in het eerste lid, en in meer dan één instantie.

4. De toevoeging geldt, voor zover van toepassing, tevens voor de

tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak of uitspraken in de zaak of zaken waarvoor zij is verleend.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het tweede en derde lid. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld met betrekking tot de verlening van een toevoeging voor de verlening van mediation of rechtsbijstand in meer dan in één zaak of in meer dan één instantie, anders dan bedoeld in het tweede en derde lid.

Artikel 43

Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, in een vreemde taal zijn gesteld en de voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking

noodzakelijke vertaling ontbreekt, of omvangrijk of ingewikkeld zijn en de voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking

noodzakelijke samenvatting ontbreekt, kan het bestuur in spoedeisende gevallen een voorlopige toevoeging verlenen.

Artikel 44

1. De toevoeging bevat in ieder geval:

a. een omschrijving van de zaak of zaken waarin rechtsbijstand of mediation wordt verleend;

b. een omschrijving van de te verlenen rechtsbijstand of mediation;

c. de instantie of instanties waarin de rechtsbijstand wordt verleend; en d. het bedrag van de eigen bijdrage, dan wel, indien het bedrag nog niet vast staat, een aanduiding van de wijze waarop dat bedrag wordt vastgesteld, en, indien de eigen bijdrage in termijnen kan worden voldaan, de betalingsregeling.

2. Indien het bestuur aan de verlening van rechtsbijstand of mediation een voorschrift als bedoeld in artikel 37 verbindt, vermeldt het besluit tevens een omschrijving van de door de rechtzoekende te verlenen medewerking.

(26)

26

3. Indien de toevoeging spoedshalve wordt verleend met toepassing van artikel 43, vermeldt het besluit tevens de ontbrekende gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen deze moeten worden overgelegd.

4. Indien de toevoeging wordt verleend met toepassing van artikel 42, tweede of derde lid, vermeldt het besluit tevens dat de te verlenen rechtsbijstand of

mediation nader kan worden uitgewerkt.

Artikel 45

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen soorten zaken worden

aangewezen die worden aangemerkt als zaken waarbij de rechtsbijstand bestaat uit het geven van een eenvoudig rechtskundig advies.

2. Indien blijkt dat de toevoeging in een zaak waarbij de rechtsbijstand bestaat uit het geven van een eenvoudig rechtskundig advies, niet toereikend is voor de verlening van rechtsbijstand in die zaak, vraagt de rechtsbijstandverlener zo spoedig mogelijk een wijziging van de toevoeging aan.

Paragraaf 3. Wijziging, intrekking en vernietiging Artikel 46

1. Het bestuur kan de toevoeging, anders dan op verlangen van de aanvrager, wijzigen of intrekken, indien:

a. de gegevens, die met het oog op de verlening van de toevoeging zijn verstrekt, zodanig onjuist of onvolledig zijn gebleken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn gegeven indien bij de beoordeling daarvan de juiste en volledige gegevens bekend waren geweest;

b. de rechtzoekende de voor een goede behartiging van zijn zaak noodzakelijke medewerking weigert of wanneer de rechtzoekende of de andere in een

mediation betrokken partij de voor het goede verloop van de mediation noodzakelijke medewerking weigert;

c. de rechtzoekende geen of onvoldoende medewerking verleent aan het oplossen of beheersbaar maken van de aan zijn zaak of zaken ten grondslag liggende probleem, terwijl aan de verlening van rechtsbijstand of mediation het voorschrift, bedoeld in artikel 37, is verbonden;

d. de rechtzoekende in gebreke blijft de door hem verschuldigde eigen bijdrage, of, indien de eigen bijdrage in termijnen is verschuldigd, een termijn, of overige kosten die voor zijn rekening komen, dan wel een hem daarop gevraagd

voorschot, te voldoen;

e. blijkt dat een ander besluit over rechtsbijstandverlening of mediation mede omvat het rechtsbelang of de rechtsbelangen waarop het besluit ziet.

2. Indien de toevoeging wordt ingetrokken op grond van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met d, kan het bestuur het bedrag ter hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 54, vorderen van de rechtzoekende, tenzij

(27)

27

de verlening van de vergoeding op grond van artikel 4:48, eerste lid, onder c of d, van de Algemene wet bestuursrecht is ingetrokken of gewijzigd of de

vergoeding op grond van artikel 4:46, tweede lid, onder c of d, van de Algemene wet bestuursrecht lager is vastgesteld dan wel de vaststelling van de vergoeding op grond van artikel 4:49, eerste lid, onder b, van die wet is ingetrokken of ten nadele van de rechtsbijstandverlener is gewijzigd.

Artikel 47

1. De toevoeging wordt met terugwerkende kracht ingetrokken, indien:

a. de rechtzoekende de kosten van rechtsbijstand kan verhalen op een derde, of b. op het moment van de definitieve afhandeling van de zaak waarvoor die toevoeging was verleend de rechtzoekende als resultaat van die zaak een vordering met betrekking tot een geldsom ter hoogte van ten minste 50% van het heffingvrij vermogen heeft.

2. Het bestuur kan het eerste lid buiten toepassing laten, voor zover toepassing, gelet op het belang van de intrekking van de toevoeging, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

3. De intrekking heeft geen gevolgen voor de beschikking tot verlening en vaststelling van de vergoeding. Over de als gevolg van de intrekking door de rechtzoekende te betalen bedragen worden geen renten en kosten in rekening gebracht. Artikel 25, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

4. Indien een toevoeging overeenkomstig artikel 42, tweede of derde lid, is verleend, doet de rechtsbijstandverlener onverwijld mededeling aan het bestuur van een resultaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Paragraaf 4. Verplichtingen van de rechtsbijstandverlener en mediator Artikel 49

1. De rechtsbijstandverlener en mediator verlenen rechtsbijstand of mediation overeenkomstig de toevoeging. Zij kunnen de verlening van die rechtsbijstand of mediation slechts met instemming van het bestuur weigeren.

2. Indien de toevoeging met toepassing van artikel 42, tweede of derde lid, ziet op de verlening van rechtsbijstand in meer dan een instantie, verleent de

rechtsbijstandverlener op verzoek van de rechtzoekende rechtsbijstand in een vervolgprocedure, tenzij sprake is van een van de gronden, bedoeld in de artikel 17, tweede lid, onder b tot en met d.

3. Indien de toevoeging met toepassing van artikel 42, tweede of derde lid, mede ziet op de verlening van rechtsbijstand in één of meer andere zaken, verleent de rechtsbijstandverlener rechtsbijstand in een nieuwe zaak, tenzij:

a. de rechtzoekende de wens om die rechtsbijstand niet binnen een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde termijn aan de rechtsbijstandverlener

kenbaar heeft gemaakt;

(28)

28

b. die nieuwe zaak niet rechtstreeks verband houdt met het maatschappelijke probleem van de rechtzoekende, onderscheidenlijk met het rechtsbelang van de zaak waarvoor de toevoeging is verleend;

c. sprake is van een van de gronden, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onder b tot en met h.

4. De rechtsbijstandverlener doet van de verlening van rechtsbijstand op grond van het tweede en derde lid mededeling aan het bestuur.

5. De rechtsbijstandverlener doet van geschillen met de rechtzoekende over toepassing van het eerste tot en met derde lid mededeling aan het bestuur. Hij verschaft daarbij de gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het geschil nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 50

1. Een afschrift van het besluit tot toevoeging wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voordat de einduitspraak is gedaan, door de rechtsbijstandverlener overgelegd aan de rechter voor wie de zaak dient.

2. Indien bezwaar of administratief beroep wordt ingesteld en de

belanghebbende een verzoek om een kostenvergoeding doet, wordt door de rechtsbijstandverlener een afschrift van het besluit tot toevoeging zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist dan wel het beroepsorgaan op het beroep heeft beslist, overgelegd aan dat bestuurs- of beroepsorgaan.

Afdeling 4. De verlening van overige vormen van rechtsbijstand Artikel 51

1. De afdelingen 1 tot en met 3, met uitzondering van de artikelen 34, 35, 42, 47 en 49, eerste lid, zijn niet van toepassing in zaken waarin het bestuur op grond van enig wettelijk voorschrift wordt gelast een raadsman aan te wijzen of toe te voegen.

2. De afdelingen 1 tot en met 3, met uitzondering van de artikelen 34 en 35, zijn niet van toepassing in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zaken waarin onverwijld rechtsbijstand moet worden verleend.

Artikel 52

Indien het bestuur op grond van enig wettelijk voorschrift wordt gelast een raadsman aan te wijzen of toe te voegen, verleent het bestuur de aanwijzing of toevoeging met inachtneming van artikel 15 aan een rechtsbijstandverlener die in het register is ingeschreven voor het verlenen van rechtsbijstand op het desbetreffende rechtsgebied.

Artikel 53

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

U krijgt geen hulp als een conflict is ontstaan doordat u het motorrijtuig op een andere manier gebruikt dan u aan ons hebt opgegeven toen u deze verzekering afsloot.. Of als u

De informatie over het einde van de verzekering door opzegging door verzekeraar is vermeld in Hoofdstuk Einde van de verzekering van de polisvoorwaarden ZPP. Artikel 8.3 Einde

DAS betaalt alleen voor zover de kosten van externe deskundigen echt nodig zijn om de opdracht uit te voeren en deze kosten ook redelijk en noodza­?.

DAS betaalt alleen voor zover de kosten van externe deskundigen echt nodig zijn om de opdracht uit te voeren en deze kosten ook redelijk en noodza­..

• Achmea Rechtsbijstand betaalt de advocaat of juridisch deskundige tot het maximum bedrag aan extra

- betaalt AMEV de premie over de termijn waarin de verzekering niet meer van kracht is

Ook wordt op grond van de trajecttoevoeging geen rechtsbijstand verleend in bepaalde nieuwe zaken die de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreffen (artikel

Voor veel van de maatregelen waarvoor het kabinet kiest, geldt volgens Van der Steur dat voor de verdere uitwerking ook de betrokkenheid nodig is van organisaties, zoals