• No results found

Kadernota 2022

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kadernota 2022"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Kadernota 2022

(2)

2

Colofon

Auteur: Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek Botter 14-15

Postbus 2341 8203 AH LELYSTAD T. 088-6333 000 E. info@ofgv.nl W. www.ofgv.nl

Opdracht: Kadernota OFGV 2022 Versie: Vastgesteld door het AB Datum: 3 februari 2021

(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding ... 4

A. Bestuurlijke context ... 5

A.1. Visie ... 5

A.1.1. Doelstellingen en activiteiten ... 5

A.1.2. Kwaliteit ... 5

A.2. Ontwikkelingen ... 7

A.2.1. Klimaat en energie ... 7

A.2.2. Omgevingswet ... 8

A.2.3. Bodemtaken ... 10

A.2.4. PFAS ... 12

A.2.5. Externe veiligheid ... 13

A.2.6. Uittreden Weesp ... 14

A.2.7. Doorontwikkeling organisatie ... 15

B. Financiële kaders 2022 ... 17

B.1. Uitgangspunten ... 17

B.2. Financiële doorwerking 2021 ... 20

B.3. Overzicht 1ste Begrotingswijziging 2021 ... 21

B.4. Overzicht van baten en lasten 2022 ... 23

(4)

4

Inleiding

Voor u ligt de Kadernota 2022 van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV). In deze nota wordt het Algemeen Bestuur (hierna AB genoemd) inzicht geboden in de ontwikkelingen die de begroting van de OFGV op korte en/of middellange termijn

beïnvloeden. Afgesproken is dat het AB kaders meegeeft aan het Dagelijks Bestuur (hierna DB genoemd) voor het opstellen van een sluitende meerjarenbegroting.

Leeswijzer

De kadernota bevat de volgende onderdelen:

Hoofdstuk A1: Visie

In dit hoofdstuk is beschreven hoe de OFGV invulling geeft aan haar doelstellingen en activiteiten.

Hoofdstuk A2: Externe ontwikkelingen

Dit hoofdstuk maakt inzichtelijk welke ontwikkelingen op zowel korte als lange termijn invloed hebben op het beleid en de organisatie.

Hoofdstuk B: Financiële kaders voor 2022

Dit hoofdstuk bevat de spelregels en de financiële kaders die het AB vaststelt.

Proces van kader naar begroting

De door het AB geformuleerde kaders zijn richtinggevend voor het DB bij het opstellen van de conceptbegroting 2022. Deze conceptbegroting wordt na 15 maart 2021 aan de raden en Staten gestuurd. Zij hebben, volgens de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR) en de vigerende Gemeenschappelijke Regeling OFGV (GR), acht weken de tijd om zienswijzen in te dienen. In het DB van 19 mei 2021 worden de binnengekomen zienswijzen en de mogelijke wijzigingen van de begroting besproken. De begroting 2022 wordt vervolgens, inclusief zienswijzen en een reactie van het DB, op 16 juni 2021 ter vaststelling voorgelegd aan het AB.

Lelystad, 3 februari 2021

(5)

5

A. Bestuurlijke context

A.1. Visie

De OFGV verzorgt milieu- en leefomgevingstaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en

handhaving. Dit geldt voor groene wetten, geluid, bodemsanering, luchtvaart, vuurwerk, toezicht op zwemwater/zwembaden, Wabo en het omgevingsrecht.

Deze taken voert de OFGV uit voor alle gemeenten in Flevoland, de gemeenten in Gooi en Vechtstreek en voor de provincies Flevoland en Noord-Holland.

In dit hoofdstuk is beschreven hoe de OFGV invulling geeft aan zijn taken, doelstellingen en activiteiten.

A.1.1. Doelstellingen en activiteiten

Samen met de deelnemers werkt de OFGV aan een duurzame en veilige leefomgeving. De kernwaarden van de OFGV ‘duurzaam Ondernemen en Verbinden’ staan hierbij centraal. Bij het uit te voeren werk streeft de OFGV naar kwaliteit en efficiency.

Volgens de jaaropdrachten van de 15 deelnemers zijn het afhandelen van vergunningen en meldingen en het uitvoeren van risicogericht toezicht en handhaving de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast adviseren de experts van de OFGV met regelmaat over vakinhoudelijke onderwerpen op het gebied van geluid, bodem, lucht, asbest, natuur, grondwater,

zwemwater, brandveiligheid en omgevingsveiligheid en ook op beleidsinhoudelijke onderwerpen.

A.1.2. Kwaliteit Kwaliteitscriteria OFGV

Kwaliteitscriteria zijn bedoeld als toetsingskader om de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (de VTH-taken) verder te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen. Reeds in haar vergadering van 13 november 2019 heeft het AB geconstateerd dat de OFGV aan de kwaliteistcriteria 2.2 voldoet.

De kwaliteitscriteria geven o.a. criteria voor het opleidingsniveau en de frequentie van taakuitvoering. De OFGV voldoet aan de opleidingscriteria en blijft in 2021 medewerkers opleiden en bijscholen op veranderende wet- en regelgeving. Gelet op de komst van de Omgevingswet, wordt ook de komende jaren de nodige aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling van iedereen die werkzaam is op het brede vakgebied van het omgevingsrecht.

IBT deelnemende partijen

In het kader van het Interbestuurlijk toezicht krijgen gemeenten vragen en opmerkingen over het voldoen aan de kwaliteitscriteria VTH-milieutaken (wet VTH). Deze taken worden (voor een deel) uitgevoerd door de OFGV. Om aan te tonen dat gemeenten aan de

kwaliteitscriteria voldoen is informatie van de OFGV nodig. Een pragmatische oplossing zal

(6)

6 hiervoor worden geboden via de OFGV-rapportages voor zover het punten betreft die voor alle gemeenten gelden. Daarnaast is het goed om in het bestuur IBT als instrument en de werking daarvan richting Omgevingsdiensten in principiële zin te bespreken, mede gelet op de dubbelrol van de provincies; enerzijds als toezichthouder IBT en anderzijds als

deelnemer in dezelfde gemeenschappelijke regeling.

Procescriteria

De procescriteria zijn richtinggevend voor de vormgeving van de beleidscyclus in de vorm van de Big 8. Het gaat er om dat de verschillende analyses, strategieën, prioriteiten en doelstellingen transparant zijn, dat ze worden vastgesteld en dat de organisatie hier

aantoonbaar naar handelt. In het VTH-beleidskader geven de deelnemers aan hoe de OFGV de taken op een uniforme manier in het werkgebied kan uitvoeren.

Bij het invullen van de strategische beleidscyclus staat de deelnemer centraal. Welke doelen wil de betreffende deelnemer bereiken? Hoe kan de OFGV hierbij ondersteuning bieden?

Hoe geeft de OFGV uitvoering aan de door de deelnemers gewenste prestaties? Onder de operationele cyclus valt het beschrijven van uniforme werkprocessen en het uitvoeren van controles met een integraal toezichtsprotocol. De OFGV legt hierover vervolgens

verantwoording af. In het model vervult de OFGV een rol bij het vertalen van beleid en strategieën van de deelnemers naar daadwerkelijke uitvoering. Daarbij wordt door de OFGV kennis, informatie en praktijkervaring in de beleidscyclus ingebracht.

(7)

7

A.2. Ontwikkelingen

In dit hoofdstuk zijn macro-economische invloeden en bestuurlijke keuzes benoemd.

Opvallend is dat er relatief veel ontwikkelingen zijn waarvan de effecten nog niet geheel te voorzien zijn. In de begroting 2022 worden de mogelijke hieruit voortvloeiende risico’s geanalyseerd en zo nodig beschreven.

A.2.1. Klimaat en energie

Op 11 december 2020 deed EU-president Charles Michel de volgende uitspraak: ‘Europa is de leider in de strijd tegen klimaatverandering. We hebben besloten de uitstoot van

broeikasgassen in 2030 met tenminste 55% te verminderen ten opzichte van 1990.”

Hiermee geeft Europa aan dat het menens is om het klimaatbeleid op te schalen. Het zal niet lang duren of deze doelstelling is ook terug te vinden in het Nederlandse

overheidsbeleid. Dit betekent een grotere inzet van provinciale en lokale overheden op CO2

reductie. Immers, de nationale doelstelling was een vermindering van 49% CO2 in 2030.

Dat dit doel al lastig te bereiken is, blijkt uit de Klimaat- en Energieverkenning van 2020 (Planbureau voor de Leefomgeving). Het rapport zegt dat de jaarlijkse emissiereductie moet verdubbelen in de periode 2020 tot 2030 om in de buurt te komen van het doel. Daarboven komt nog een extra doelstelling van de EU. Kortom, het tempo van de energietransitie moet de komende jaren omhoog.

Klimaatbeleid blijft daardoor een speerpunt, ook in 2022. Alle ogen van de samenleving zijn gericht op CO2 reductie. Op sommige onderdelen maakt Nederland zelfs een inhaalslag. De Klimaatwet en het Klimaatakkoord zijn hiervan voorbeelden. Daarbinnen is ruimte voor versnelling. Zoals de huidige energiebesparingsplicht bij bedrijven. Deze wordt de komende jaren gecontinueerd en aangevuld met de verplichting om ook andere CO2-reducerende maatregelen te treffen.

Bovendien bestaat het plan om de energiebesparingsplicht op te leggen aan alle vergunningplichtige bedrijven. Het beheer en onderhoud, dat ervoor zorgt dat de maatregelen blijven werken, wordt ook duidelijker in de regelgeving opgenomen.

Al met al betekent dit ook een intensivering van het toezicht, de handhaving en de vergunningverlening. Daarom is het belangrijk dat de OFGV meebeweegt. Onder andere door de ontwikkeling van innovatieve toezichtstrategieën. Stimulerend Toezicht is zo’n strategie. De methode draagt bij aan de versnelling van de energietransitie en won in 2020 de juryprijs van de Verkiezingen Toezicht en Handhaving.

Zoals het er nu naar uitziet wordt het jaar 2022 een belangrijke mijlpaal. De verbreding van de energiebesparingsplicht is dan doorgevoerd, het label C voor kantoorgebouwen is in werking en de inpassing van de energiebesparingsplicht in de Omgevingswet is een feit.

De komst van de Omgevingswet zorgt daarnaast voor integratie van duurzaamheid met ruimtelijke ordening. De energietransitie moet dan in samenhang met andere vraagstukken in de fysieke leefomgeving worden opgepakt. Een enorme klus, ook voor de OFGV.

Samenwerking, kennis delen, transparantie en innovatie zijn de succesfactoren om de energietransitie verder te brengen. Kijkend naar de opgaven uit de Regionale Energie Transitie Flevoland en Gooi en Vechtstreek zal ook de OFGV tempo moeten maken. Die uitdaging gaat de OFGV samen met de partners aan.

(8)

8 A.2.2. Omgevingswet

In 2020 bleek de invoeringsdatum van de Omgevingswet een jaar opgeschoven te moeten worden naar 1 januari 2022. Lokale overheden, omgevingsdiensten en ketenpartners bereiden zich voor om op die datum klaar te zijn voor de Omgevingswet.

Het jaar extra voorbereiding gebruikt de OFGV om nog beter voorbereid te zijn op de komst van de Omgevingswet. Dit gebeurt volgens het programma ‘fit voor de Omgevingswet’ met aandacht voor opleiding en ontwikkeling, het DSO, kwaliteit van dienstverlening en

werkprocessen, regionale samenwerking en het maken van afspraken met de deelnemers over bijvoorbeeld het heffen van leges en het aanpassen van mandaten. E.e.a. is hieronder schematisch weergegeven.

Het doel is dat de OFGV op 1 januari 2022 fit aan de start van de Omgevingswet begint. Fit om te starten met het werken volgens de Omgevingswet. Dit betekent niet dat de

implementatie van de Omgevingswet op de datum van inwerkingtreding is afgerond. De regulering van de fysieke leefomgeving is een transitie die zeker tot 2029 zal duren. Pas bij daadwerkelijk uitvoering geven aan het werken volgens de Omgevingswet gaat blijken welke (door)ontwikkelpunten er zijn en waar bijgestuurd moet worden. Ontwikkelpunten die op voorhand worden gezien hebben betrekking op de werking en doorontwikkeling van het DSO, het kunnen werken met de (tijdelijke) omgevingsplannen waar ruimtelijke ordening en milieu in samenkomen en het ontsluiten van VTH-informatie ten behoeve van

omgevingsvisies en omgevingsplannen.

Om tijdig gereed te zijn voor het werken met de Omgevingswet is er een wederzijdse afhankelijkheid tussen de OFGV, de deelnemers en het Rijk (DSO, financiering bodemtaken etc.). Deze wederzijdse afhankelijkheid vraagt om duidelijkheid over de uit te voeren taken, bijbehorende mandaten, veranderende werkprocessen etc. Daarnaast staan participatie, omgevingstafels, het opstellen (en toetsen op uitvoerbaarheid) van omgevingsplannen en – verordeningen met toepasbare regels en het daarbij cruciale DSO nog in de kinderschoenen.

(9)

9 De OFGV gaat er van uit dat de huidige taken bij de OFGV blijven. Het uitgangspunt om de beschikbare kennis, expertise en informatie van de dienst blijvend in te zetten voor de deelnemers is vanzelfsprekend. In de Omgevingswet zijn geen fundamentele wijzigingen in het takenpakket van Omgevingsdiensten voorzien. Extra aandacht is er voor de

bodemtaken die van provincies overgaan naar gemeenten. Het proces ‘warme overdracht bodemtaken’ in beide regio’s is er weliswaar op gericht bevoegdheden over te dragen en de taken te laten waar ze liggen maar door het uitblijven van duidelijkheid over de financiering van deze taken vanuit het Rijk schuiven definitieve besluiten hierover telkens op de

lange(re) baan.

Ook blijkt pas na inwerkingtreding welke andere of nieuwe taken de OFGV gaat uitvoeren onder het regime van de Omgevingswet. Dit zal volop in ontwikkeling zijn de komende jaren. De advisering op de milieuthema’s bij omgevingsvisies en omgevingsplannen is daar een concreet voorbeeld van. Naast deze adviserende rol geeft het omgevingsplan sowieso een andere dimensie aan het uitvoeren van de huidige VTH-taken op milieugebied vanwege de decentralisatie van milieubelastende activiteiten met lokale effecten en het feit dat milieuaspecten zoals geluid, geur en bodem onder de Omgevingswet in het omgevingsplan worden geregeld. Daarnaast zal in 2022 ook de nodige tijd en energie gestoken moeten worden in de aanscherping van (regionale) werkprocessen, de doorontwikkeling van de OFGV-rol aan omgevingstafels en het adequaat gebruiken van informatie uit de

uitvoeringspraktijk bij het maken van nieuwe visies, programma’s en plannen (sluiten beleidscyclus).

Het DSO is essentieel voor de uitvoering van de Omgevingswet. Tot nu blijkt de landelijke voorziening DSO nog niet stabiel. Voor vergunningverlening bijvoorbeeld dienen deelnemers de OFGV aan te wijzen als behandeldienst zodat vergunningaanvragen via het DSO bij de OFGV binnenkomen in het zaaksysteem. Het is onbekend wanneer de deelnemers zo ver zijn dat de OFGV als behandeldienst kan worden aangewezen. De OFGV is, net als een aantal andere diensten met hetzelfde zaaksysteem, aangesloten op het DSO en zijn we gestart met de inrichting van de productieomgeving. Echter, zolang we geen behandeldienst zijn, komen er geen aanvragen binnen en kan er niet worden getest. Het is onzeker of alle deelnemers er tijdig in slagen de OFGV als behandeldienst aan te wijzen. Als dat niet lukt moet er tijdelijk een workaround worden ingericht. De landelijke problemen bij de

ontwikkeling van het DSO, de moeilijkheden die ICT-leveranciers aangeven te hebben en de telkens teruggeschroefde functionaliteiten (ambities), maken het DSO tot een onzekere ontwikkeling.

De invoering van de Omgevingswet kent daarnaast een nadrukkelijke juridische dimensie.

Juristen zullen na inwerkingtreding meer vragen krijgen over waar en hoe bepaalde zaken precies geregeld zijn en op welke manier de nieuwe Omgevingswet- en regelgeving

geïnterpreteerd moet worden, ook in het licht van het ‘oude’ omgevingsrecht. Er zal nieuwe jurisprudentie ontstaan over nieuwe begrippen en de werking daarvan. Te denken valt aan de begrippen milieubelastende activiteit, functioneel ondersteunende activiteiten en de algemene en specifieke zorgplicht. Tot slot valt er rond de invoeringsdatum van de

Omgevingswet een piek in vergunningaanvragen en meldingen te verwachten. Net zoals bij de invoering van de Wabo is het de verwachting dat initiatiefnemers ofwel een aanvraag of melding nog net ‘naar voren trekken’ om nog onder het oude recht te vallen of juist een

(10)

10 initiatief uitstellen om onder de nieuwe regelgeving te vallen. Beide gedragingen leveren naar verwachting meer werk op in 2022.

De OFGV trekt nauw samen op met de deelnemers in de voorbereiding op de

Omgevingswet. Niettemin zal deze wetswijziging van ons allen ook na 2021 nog veel

‘learning on the job’ vragen. Voor deze extra inzet wordt ruimte en tijd in de begroting van 2022 gereserveerd. Vergeleken met de jaren voorafgaand aan inwerkingtreding is de

gereserveerde ruimte en tijd minder omvangrijk. De verdere implementatie en ontwikkeling van de Omgevingswet hoeft in 2022 naar verwachting niet meer naast het ‘oude’ stelsel plaats te vinden, maar zal meer en meer onderdeel uitmaken van het reguliere uitvoerende werk.

A.2.3. Bodemtaken Inleiding

In ons gebied zijn er zoals overal in Nederland locaties waar de bodem verontreinigd is. In veel gevallen moet een melding worden gedaan of een vergunning worden aangevraagd bij de provincie wanneer men gaat graven in verontreinigde grond of wanneer men deze gaat saneren. Op dit moment is de werkwijze rondom het graven en saneren van verontreinigde grond vastgelegd in de Wet bodembescherming. De bedoeling hiervan is om nadelige gevolgen voor de volksgezondheid zoveel mogelijk te voorkomen.

Veranderingen door de Omgevingswet

Met de komst van de Omgevingswet gaat vanaf 1 januari 2022 veel veranderen op bodemgebied. De regels voor bodem in de huidige Wet bodembescherming worden vervangen door bodemregels onder de Omgevingswet. Gemeenten zijn straks primair verantwoordelijk voor de volgende drie pijlers van het bodembeleid:

1. voorkomen van nieuwe verontreiniging (preventie);

2. bij het toedelen van functies rekening houden met de kwaliteiten van de bodem;

3. duurzaam en doelmatig beheren van resterende historische verontreinigingen.

Nieuwe taken voor de gemeente

Gemeenten worden verantwoordelijk voor het vaststellen van beleid, vergunningverlening en toezicht en handhaving. Heel concreet betekent dit dat gemeenten vanaf januari 2022 meldingen binnen kunnen krijgen voor het graven in of het saneren van verontreinigde grond. De gemeente is straks bevoegd gezag en verantwoordelijk voor de afhandeling.

Gemeenten krijgen er in 2022 dus nieuwe bodemtaken bij. Dit zijn complexe taken waar specialistische bodemkennis voor nodig is.

Wat blijft achter bij de provincie?

De provincie blijft verantwoordelijk voor locaties waar sprake is van

grondwaterverontreiniging. Ook blijft de provincie verantwoordelijk voor zaken die onder het overgangsrecht vallen. Het gaat daarbij om procedures die al voor 1 januari 2022 in gang zijn gezet. De Wbb blijft voor die zaken van toepassing totdat er is ingestemd met een evaluatieverslag of nazorgplan.

Warme overdracht

In het kader van de voorbereiding van de overdracht van bodemtaken overleggen

gemeenten, provincies en omgevingsdiensten over deze overdracht; de zogenaamde warme

(11)

11 overdracht bodemtaken. Onderdeel van de warme overdracht is de screening

Bodeminformatiesysteem (BIS-screening). De bedoeling van de BIS-screening is om in de eerste helft van 2021 duidelijk te krijgen welke dossiers op basis van overgangsrecht achterblijven bij de provincies en welke dossiers overgaan naar gemeenten.

Financiële consequenties

Om te bereiken dat de taken die de provincie nu uitvoert ook na 1 januari 2022 op

adequaat niveau uitgevoerd blijven worden, is het van belang dat gemeenten zich hier tijdig op voorbereiden. Zo is het van belang om tijdig financiële middelen te reserveren en te beslissen hoe deze taken uitgevoerd gaan worden. Alle provinciale taken op dit gebied worden, zowel voor de provincie Noord-Holland als voor Flevoland tot aan 2022, uitgevoerd door de OFGV. De bekostiging daarvoor gebeurt dan ook vanuit de provincies.

Op dit moment bestaat er nog geen duidelijkheid over hoeveel budget er van de provincies naar de gemeenten via het Rijk overgaat voor de uitvoering van bodemtaken. De koepels (VNG, IPO, unie van Waterschappen) en twee ministeries (I&W en BzK) zijn al lange tijd met elkaar in onderhandeling hierover. Vanuit provincie Noord-Holland is eind 2020 een brief naar beide ministers gestuurd waarin is aangedrongen op voldoende middelen voor een adequate uitvoering van bodemtaken. De verwachting is dat in maart 2021 meer bekend wordt over de financiële consequenties.

In deze kadernota geeft de OFGV een indicatie van de met deze bodemtaken

gepaardgaande kosten; ‘de waarde’. Ook wordt een voorstel voor de mogelijke herverdeling gegeven.

De voorlopige indicatie van ‘de waarde’ van de bodemtaken in de OFGV begroting

De waarde is berekend op basis van de formatie, ingebracht bij de OFGV door Flevoland en Noord-Holland voor bodemtaken waar de gemeenten straks verantwoordelijk voor worden.

Het verlagen van de bodemtaak door provincie Flevoland in 2016, de taakstelling van 5%

en de taken die achterblijven (circa 10%) zijn in mindering gebracht. De overhead

(personeel en materieel) en personele budgetten maken onderdeel uit van de berekening.

Mogelijke herverdeling op basis van bodemlocaties boven de Interventiewaarde Het bodeminformatiesysteem bevat informatie over verontreinigde locaties waar de provincie bevoegd gezag voor is. Deze locaties kunnen ingedeeld worden per gemeente.

Van elke gemeente is dus bekend hoeveel bodemlocaties er zijn met een verontreingingsgraad boven de interventiewaarde.

De interventiewaarde zegt iets over de ernst van de verontreiniging. Wanneer de

interventiewaarde wordt overschreden is sprake van een geval van ernstige verontreiniging.

Omschrijving

Fte's Euro's Fte's Euro's

Aantal ingebrachte fte's bodemtaken (bedrijfsplan) 2,40 5,23

Teruggetrokken taak Flevoland 2016 -0,66 0,00

Correctie 10% taken die achterblijven -0,17 -0,52

Subtotaal 1,57 4,71

Personele overhead 0,50 1,51

Correctie taakstelling 5% -0,10 -0,31

Totaal fte's incl personele overhead 1,96 5,90

Totale kosten directe personeel incl. personele overhead 164.367 494.047 Personele budgetten 16.437 49.405 Materiele overhead 32.052 96.339

Totaal 212.856 639.791

Flevoland Noord-Holland

(12)

12 Het aantal locaties boven de interventiewaarde zegt iets over de omvang van de bodemtaak van een gemeente en lijkt daarmee een goed uitgangspunt voor een verdeelsleutel.

In de onderstaande tabel zijn de bodemlocaties per gemeente weergegeven. De totale kosten van € 852.646 zijn verdeeld over de gemeenten op basis van het aantal

bodemlocaties per gemeente.

A.2.4. PFAS

De OFGV beoordeelt meldingen van voorgenomen grondverzet en houdt toezicht hierop. Het tijdelijk handelingskader PFAS is hierbij het toetsingskader. Dit landelijke handelingskader heeft als doel stagnatie bij grondverzet waar mogelijk op te heffen. Uitgangspunt bij het opstellen van het handelingskader is dat het verspreiden van grond en baggerspecie met PFAS naar niet of minder belaste gebieden wordt tegengegaan. Dit zodat onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van de mens en het ecosysteem worden voorkomen. Omdat er nog een aantal belangrijke onderzoeken in uitvoering zijn naar de schadelijkheid van PFAS, is het nog niet mogelijk om een definitief kader op te stellen. Dit verschijnt naar

verwachting in 2021.

Naast een wettelijke taak heeft de OFGV ook een adviserende taak. Landelijk zijn mogelijke bronnen van PFAS in beeld gebracht. Voor het werkgebied van de OFGV heeft de OFGV deze data aangeschaft. De resultaten zijn opgenomen in een interactieve website voor het

Grondstromenbeleid in het werkgebied van de OFGV (https://ofgv-bbkweb.lievense.com/).

Hele gebied Aantal

bodemlocaties % van

totaal Kosten

Almere 32 5% 43.036

Dronten 33 5% 44.381

Lelystad 32 5% 43.036

Noordoostpolder 101 16% 135.832

Urk 12 2% 16.138

Zeewolde 9 1% 12.104

Huizen 28 4% 37.656

Gooise Meren 114 18% 153.315

Weesp 47 7% 63.209

Wijdemeren 65 10% 87.416

Hilversum 135 21% 181.557

Blaricum 10 2% 13.449

Laren 16 3% 21.518

634 100% 852.646

(13)

13 De OFGV heeft een adviesrol bij het opstellen van bodemkwaliteitskaarten. De OFGV

ondersteunt de Flevolandse gemeenten bij het bepalen van de bodemkwaliteit voor PFAS.

De gemeenschappelijke bodemkwaliteitskaart van de Flevolandse gemeenten is eind 2019 aangevuld met PFAS. De gemeenten Lelystad, Noordoostpolder en Urk hebben in 2020 de bodemkwaliteitskaart inclusief de aanvulling met PFAS vastgesteld. Hierdoor kan de OFGV voor de zes Flevolandse gemeenten bij de beoordeling van grondverzet gebruikmaken van een uniform toetsingskader.

Bij het opstellen van de bodemkwaliteitskaart (inclusief PFAS) voor de gemeente Gooise Meren heeft de OFGV geadviseerd. Inmiddels is deze kaart door de gemeente vastgesteld.

Momenteel wordt de gemeente Gooise Meren ondersteund bij het opstellen van een nieuwe nota bodembeheer. Als deze nota bodembeheer is vastgesteld zullen de meldingen

grondverzet op basis daarvan beoordeeld worden. De bodemkwaliteitskaart inclusief de nota bodembeheer zullen ook worden opgenomen in de interactieve website voor grondverzet voor het werkgebied van de OFGV.

In 2020 heeft de OGFV een aantal voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd ten behoeve van een gemeenschappelijke bodemkwaliteitskaart PFAS voor de Gooi- en

Vechtstreekgemeenten.

Het plan van aanpak is ingediend bij de betreffende gemeenten. Afhankelijk van de reactie van de Gooi- en Vechtstreekgemeenten krijgt dit al dan niet in 2021 een vervolg. De uiteindelijke kaders voor PFAS bepaalt mede in 2022 de werklast op dit gebied.

A.2.5. Externe veiligheid

Op het gebied van externe veiligheid staan we aan de vooravond van een aantal grote veranderingen: beginnende bij de naam. ‘Externe Veiligheid’ gaat onder de Omgevingswet verder onder de naam ‘Omgevingsveiligheid’. Een van de belangrijke ontwikkelingen is een verandering van de invulling en de verantwoording van het groepsrisico. Bij de

inwerkingtreding van de Omgevingswet worden aandachtsgebieden en

(14)

14 voorschriftengebieden geïntroduceerd. Dit vraagt een andere manier van werken, denken en beoordelen van risico’s en effecten van incidenten. Dit geldt zowel voor de OFGV als voor de partners. In de aanloop naar de Omgevingswet is de OFGV intensief bezig met de

voorbereidingen hierop. Zo investeert de OFGV in opleiding en training van specialisten en in de samenwerking met (keten)partners. Ook investeert de OFGV in de benodigde

(aanpassing van) systemen, bijvoorbeeld in het kader van de overgang van het RRGS (Register risicosituaties gevaarlijke stoffen) naar het REV (Register externe veiligheid). De OFGV gaat hiervoor onder meer participeren in een (landelijke) pilot om aan te gaan sluiten bij het REV.

Naast de aandachtsgebieden ondersteunt de OFGV gemeenten om invulling te geven aan het thema Omgevingsveiligheid in Omgevingsvisies en Omgevingsplannen. De verwachting is dat hulpvragen bij dergelijke trajecten vanuit gemeenten gaan toenemen. Iets wat een inzet vraagt van de OFGV.

Op het gebied van de financiering van ‘omgevingsveiligheid’ gaat tevens een verschuiving plaatsvinden. De taken van de gemeenten op het gebied van Externe Veiligheid zijn nu grotendeels belegd bij de OFGV. De financiering hiervoor komt in de vorm van een

subsidieregeling die vanaf 2015 is vormgegeven in een interbestuurlijk programma op het gebied van externe veiligheid (Impuls Omgevingsveiligheid). Dit programma wordt vanaf 2021 stopgezet. Vanaf 2021 gaat de financiering via het gemeentefonds. De gemeenten ontvangen voor omgevingsveiligheid een bijdrage van het Rijk. Om de diensten van de OFGV te kunnen continueren is het van belang dat met de gemeenten afspraken worden gemaakt over de wijze van financiering en de taken die hiervoor (kunnen) worden uitgevoerd. Om als OFGV duurzaam invulling te kunnen blijven geven aan taken, is de komende jaren samenwerking met partners en het continueren van de financiering

essentieel. De basis hiervoor is in 2020 gelegd toen de dialoog is gestart met de gemeenten om hier invulling aan te gaan geven.

A.2.6. Uittreden Weesp

Als gevolg van de bestuurlijk fusie met de gemeente Amsterdam heeft de gemeente Weesp aangegeven met ingang van 1 januari 2022 uit de Gemeenschappelijke regeling te willen treden. Dat heeft de gemeente Weesp in haar brief van 17 december 2020 definitief bevestigd.

Het uittreden uit de gemeenschappelijke regeling OFGV is een bestuurlijk onderwerp. In artikel 33 van de Gemeenschappelijke regeling is voorzien in een uittreedregeling waarin het Algemeen Bestuur OFGV een voorstel doet tot het regelen van de gevolgen. Uittreden van één van de deelnemers zal namelijk effect hebben op de ander 14 deelnemers waarmee de regeling is aangegaan. Het OFGV-bestuur zal bij het afspreken van de voorwaarden waaronder Weesp zal uittreden de Spelregels terugtrekken en toevoegen nieuwe taken hanteren. Deze spelregels zijn na een voorgenomen besluit hierover in het Algemeen Bestuur van de OFGV van kracht geworden bij de publicatie van de geactualiseerde Gemeenschappelijke Regeling op 8 april 2020.

In het voorstel tot regeling van de gevolgen van de uittreding worden zowel de gevolgen voor het personeel als de financiële gevolgen inclusief de frictiekosten vastgelegd. De financiële gevolgen van de uittreding worden in overeenstemming met de

(15)

15 Gemeenschappelijke Regeling door de uittredende deelnemer gedragen. De OFGV draagt er samen met de gemeente Weesp zorg voor dat de kosten van uittreding zo beperkt mogelijk blijven. Op dit moment worden daarvoor de voorbereidingen getroffen. Het takenpakket van de gemeente Weesp is vrij gevarieerd waarbij het grootste deel milieucontroles betreft. Er wordt nagedacht over zowel het personeel, de financiën als over de inhoudelijke overdracht van taken en dossiers. Op het moment van het opstellen van deze kadernota is er nog geen zicht op wat de uittreding voor de begroting 2022 betekent. Het voorstel tot regeling van de gevolgen van de uittreding van de gemeente Weesp zal naar verwachting en desgewenst in de AB-vergadering van 16 juni worden voorgelegd.

A.2.7. Doorontwikkeling organisatie

De coronacrisis en de voortdurende veranderingen in beperkende maatregelen en perspectieven hebben tot een nieuwe werkelijkheid geleid. Deze nieuwe werkelijkheid vraagt van de organisatie flexibiliteit en aanpassingsvermogen. De OFGV is er tijdens de coronacrisis in geslaagd om de uitvoering van de taken op afstand te continueren. De

informatievoorziening van de organisatie heeft mede mogelijk gemaakt dat medewerkers op afstand het werk kunnen blijven doen. De medewerkers krijgen de nodige aandacht en worden gefaciliteerd in thuiswerken. Nieuwe medewerkers worden op afstand (digitaal) ingewerkt en er wordt gezorgd dat zij, zonder één dag op kantoor te hebben gewerkt, toch het gevoel krijgen dat ze bij de OFGV horen.

Om deze flexibiliteit te continueren dan wel te versterken werkt de OFGV aan de

doorontwikkeling van de organisatie. De belangrijke componenten in de organisatie zoals sturing en leidinggeven op afstand, samenwerken, thuiswerken en het gebruik van

kantoorruimte worden onder de loep genomen. Daarin wordt bekeken welke componenten vanuit de nieuwe werkelijkheid wenselijk zijn om te continueren na de coronacrisis. Te denken valt aan sturen op afstand, thuiswerken en het gebruik van kantoor.

De daarin gemaakte keuzes worden vervolgens vertaald naar de effecten op het

personeelsbeleid en de financiën voor het jaar 2022 en verder. De verwachting is dat het kan leiden tot structurele verschuivingen binnen de begroting.

Daarnaast is de OFGV actief bezig met de kwaliteit van de eigen dienstverlening en het leveren van meerwaarde aan de deelnemende partijen. Dat wordt gedaan op basis van het gedachtegoed van het EFQM-model. EFQM is een kwaliteitsmanagementsysteem dat het INK-model vervangt en dat voor de OFGV een degelijk toetsingskader is om de meerwaarde voor de fysieke leefomgeving aan af te meten. Het model ondersteunt bij het ‘van buiten naar binnen’ organiseren van het werk en de organisatie zodat de organisatiedoelstellingen worden gerealiseerd.

(16)

16 Het model bestaat uit drie elementen, zie de figuur hierboven:

Richting: met als aandachtsgebieden bestaansreden, visie & strategie en organisatiecultuur en leiderschap;

Uitvoering: met als aandachtsgebieden het betrekken van belanghebbenden, het scheppen van duurzame waarde en het aanjagen van prestaties en transformatie;

Resultaten: met als aandachtsgebieden percepties van belanghebbenden en strategische en operationele prestaties.

Door elk aandachtsgebied afzonderlijk en in relatie tot de andere gebieden na te lopen ontwikkelt de OFGV het nieuwe referentiekader van het nieuwe kwaliteitsdenken.

(17)

17

B. Financiële kaders 2022

B.1. Uitgangspunten

De OFGV neemt maatregelen om de begroting structureel in evenwicht te brengen én de mogelijke frictiekosten tot een minimum te beperken. Dit volgens de bestuurlijk

afgesproken spelregels.

Uitgangspunten bij de financiële kaders:

• De Kadernota is opgesteld met de bijdragen van de deelnemers doorberekend op basis van de Kostenverdeelsystematiek (KVS), herijkt bij de vaststelling van de begroting 2021 voor de periode 2021-2022-2023 en verhoogd met de jaarlijkse indexatie.

• Conform de vigerende Gemeenschappelijke Regeling worden salarissen en kosten van inhuur (ongeveer 80% van het begrotingstotaal) verhoogd met de Loonvoet sector overheid en de overige kosten (circa 20% van het begrotingstotaal) met de prijs overheidsconsumptie, netto materieel uit de “Septembercirculaire gemeentefonds” van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze prijsindexen in de septembercirculaire gemeentefonds zijn voor 2022 nagenoeg gelijk en bedragen beiden 1,5%.

• De gemeente Almere heeft met ingang van 2021 het toezicht van de lichte

milieucategorie bedrijven bij de OFGV belegd voor het totaalbedrag van € 345.965. De omvang van de financiële bijdrage is bepaald conform de principes van de vigerende Kostenverdeelsystematiek (KVS) die voor alle vijftien deelnemers in de

Gemeenschappelijke Regeling OFGV leidend zijn. Het bedrag is als volgt verwerkt in de begroting:

- in de begroting 2021 is het deel van € 250.000 van het totaal bedrag € 345.965 opgenomen als gevolg van de opstartfase in 2021. Hetgeen in 2021 het uitvoeren van circa 70% van het totale aantal controles betekent. Dat is verwerkt in het jaar 2021 via de eerste begrotingswijzing 2021 die samen met deze kadernota ter vaststelling is voorgelegd. Deze begrotingswijziging werkt door in de Kadernota 2022;

- in de begroting 2022 is het resterende deel ad € 95.965 van het totaal bedrag van € 345.965 opgenomen.

De totale bijdrage is verhoogd met de indexatie 2022 van 1.5%. Daarmee is deze wijziging in evenwicht met de begroting.

• De kosten voor informatiemanagement (informatievoorzieningen) vallen, mede door de coronacrisis en het gedwongen thuiswerken, in 2020 hoger uit dan begroot. In deze Kadernota is daarom voorgesteld het budget voor het informatiemanagement structureel te verhogen met € 50.000. De aansluiting van het VTH-systeem op het digitale stelsel van de Omgevingswet vraagt om aanvullende koppelingen en om aanpassingen in de systemen. Daarnaast zijn, in het VTH-systeem, benodigde aanpassingen gedaan voor het bedrijfsvoeringdeel van de OFGV. Alles bij elkaar heeft dat tot structureel hogere kosten geleid.

(18)

18

• Voor de begrotingsjaren 2020 en 2021 heeft de OFGV incidenteel een financiering voor de kosten voor de voorbereiding op de Omgevingswet ad € 575.000,-, vermeerderd met de indexatie, ontvangen. In de tussentijd is de invoeringsdatum uitgesteld naar 1

januari 2022. Om de effecten van de Omgevingswet in 2022 in de organisatie op te vangen heeft de OFGV voor het jaar 2022 een incidentele verhoging van de begroting nodig ter hoogte van € 287.500. Het bedrag is lager dan de jaren daarvoor omdat in de oorspronkelijke financiering een groot deel is bedoeld voor de opleidingen voor de Omgevingswet. De meeste opleidingen zijn en worden in 2020 en 2021 gerealiseerd. In 2022 komt de focus te liggen op het inbedden van de aangepaste processen in de organisatie, het DSO en het verder doorontwikkelen van de bij de Omgevingswet vereiste competenties van de medewerkers. Ongetwijfeld zijn er daarnaast nog ‘losse eindjes af te hechten’ bij de start van het werken met de Omgevingswet.

• Het totaal aandeel van de gemeente Weesp in de OFGV begroting bedraagt in 2022

€ 325.650 inclusief indexatie in de begroting. De financiële gevolgen voor het uitreden van de gemeente Weesp uit de Gemeenschappelijke Regeling worden in de begroting 2022 verwerkt via een begrotingswijziging. Dit kan pas als alle consequenties van de uittreding zijn bepaald en doorgerekend en als de OFGV daarvoor in samenwerking met Weesp tot een voorstel voor het AB komt. De verwachting is dat in de AB-vergadering van 16 juni 2021 deze inzichten gepresenteerd worden bij de bespreking van het voorstel tot regeling van de gevolgen van de uittreding.

Voor het doorrekenen van de incidentele en structurele verhoging van de begroting voor het jaar 2022 is de bijdrage van Weesp niet meegerekend. Met als doel om de fluctuatie van de bijdragen van de andere partners te minimaliseren.

• Met ingang van 1 januari 2022 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de bodemtaken in plaats van de provincies. Hoewel er intensief wordt gewerkt aan de voorbereiding van de overdracht van bodemtaken, de zogenaamde warme overdracht, zijn de met deze bodemtaken gepaard gaande kosten alleen indicatief weer te geven, zie hiervoor paragraaf A.2.3 van deze kadernota. De verwachting is dat in maart 2021 het Rijk informatie verschaft over de omvang van de financiering voor de bodemtaken voor de gemeenten. Daarnaast dienen de gemeenten nog te overwegen of ze deze taken zelf zullen uitvoeren of dat zij de uitvoering van deze taken door de OFGV willen laten voortzetten. Om het bestaande werk voort te kunnen zetten heeft de OFGV een nieuwe opdracht van de gemeenten nodig.

• De taken van de gemeenten op het gebied van de Omgevingsveiligheid zijn nu

grotendeels belegd bij de OFGV. Voor het jaar 2021 zijn deze taken gesubsidieerd via de provincies. Met ingang van 1 januari 2021 vindt een verschuiving in de financiering van

‘omgevingsveiligheid’ plaats: de gemeenten ontvangen zelf een bijdrage van het Rijk en dienen een overweging te maken of ze deze taken zelf zullen uitvoeren of dat ze de uitvoering van deze taken door de OFGV willen laten voortzetten. Als de gemeenten deze taken door de OFGV willen laten doen, moeten er nog afspraken over gemaakt worden.

Het in deze kadernota geraamde bedrag voor de subsidies van € 200.000 is bedoeld voor de diverse subsidies waaronder vroeger de subsidie voor de Omgevingsveiligheid viel.

(19)

19

• In de loop van 2021 zal blijken of de coronacrisis invloed zal hebben op de structurele begroting van de OFGV. Mocht hier sprake van zijn, dan zal de begroting via een begrotingswijziging worden gewijzigd. Het bestuur zal hier tijdig over geïnformeerd worden.

(20)

20 B.2. Financiële doorwerking 2021

In 2021 worden een aantal structurele wijzigingen doorgevoerd die een financiële

doorwerking hebben op de begroting 2022. Deze structurele begrotingswijziging gaat voor zienswijzen naar de raden en Staten en voor een besluit naar het AB samen met de

ontwerpbegroting 2022 in maart 2021. Dat betekent dat op het moment van het opstellen van deze Kadernota, deze wijziging nog geen formele procedure gevolgd heeft. Om een zo actueel mogelijk beeld te geven over het begrotingsjaar 2022 zijn deze wijzigingen onder voorbehoud verwerkt in deze Kadernota:

• De wijziging van de bijdrage van Almere van € 250.000 in verband met de uitvoering van het toezicht lichte milieucategorie bedrijven;

• De wijziging van de bijdrage van Lelystad van € 58.095 in verband met de uitvoering van het toezicht op asbestsanering;

• De hierboven genoemde wijzigingen in de bijdragen van de partners zijn ontstaan in 2021 en in de kadernota 2022 zijn conform afspraken verhoogd met de indexatie 2022 van 1.5%. Daarmee zijn deze wijzigingen in evenwicht met de eerder vastgestelde begroting.

In de tabel hieronder zijn de wijzigingen in 2021 weergegeven. Het financiële kader 2022 is op de volgende pagina weergegeven.

(21)

21 B.3. Overzicht 1ste Begrotingswijziging 2021

3.1 Baten reguliere begroting

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 2021 zijn de bijdragen van de partners door de nieuwe bijdragen van de gemeenten Almere en Lelystad als volgt veranderd, zie tabel hieronder. De incidentele bijdrage voor de voorbereiding op de Omgevingswet is daardoor voor alle partners gewijzigd.

na 1e BW

Exclusief OW OW Inclusief OW Almere Lelystad Begroting

Nummer Post

1 BIJDRAGEN DEELNEMERS EXCL. DPK

1.1 Almere 1.313.866 62.716 1.376.583 250.000 1.563.866 72.906 1.636.772 1.2 Lelystad 1.223.837 58.419 1.282.256 58.095 1.281.932 59.762 1.341.694 1.3 Zeewolde 620.705 29.629 650.334 620.705 28.937 649.642 1.4 Flevoland 3.553.385 169.617 3.723.002 3.553.385 165.656 3.719.040 1.5 Urk 337.904 16.129 354.033 337.904 15.753 353.657 1.6 Dronten 1.183.192 56.478 1.239.670 1.183.192 55.159 1.238.351 1.7 Noordoostpolder 1.322.181 63.113 1.385.294 1.322.181 61.639 1.383.820 1.8 Noord Holland 557.005 26.588 583.593 557.005 25.967 582.972 1.9 Gooise Meren 888.396 42.407 930.803 888.396 41.416 929.812 1.10 Hilversum 580.580 27.713 608.293 580.580 27.066 607.646 1.11 Weesp 316.897 15.127 332.024 316.897 14.773 331.670 1.12 Huizen 231.219 11.037 242.256 231.219 10.779 241.998 1.13 Wijdemeren 524.651 25.044 549.694 524.651 24.459 549.109 1.14 Blaricum 119.926 5.724 125.650 119.926 5.591 125.516 1.15 Laren 109.903 5.246 115.149 109.903 5.124 115.027

12.883.645

614.987 13.498.632 250.000 58.095 13.191.740 614.987 13.806.727 2 ANDERE BIJDRAGE

2.6 Overige opbrengsten 328.182 0 328.182 328.182 328.182

13.211.827

614.987 13.826.814 250.000 58.095 13.519.922 614.987 14.134.909

Vastgestelde begroting 1e BW AB Begroting na BW

excl. OW OW

BATEN REGULIERE BUDGET

Totaal reguliere baten Subtotaal

2021 2021

(22)

22 3.2 Lasten reguliere begroting

De bijdragen van de gemeenten Almere en Lelystad aan de lastenkant zijn als volgt verdeeld:

na 1e BW

Exclusief OW OW Inclusief OW Almere Lelystad Begroting

Nummer Post 1 PERSONEEL

1.1a Salarissen 10.317.222 614.987 10.932.209 227.273 52.813 10.597.308 614.987 11.212.295 1.1b Samenwerking bedrijfsvoering - - - - - - - 1.1c Flexibele schil 35.283 35.283 - - 35.283 - 35.283 1.1d Inhuur bij ziekte 105.035 105.035 2.273 528 107.836 - 107.836 Subtotaal personeelskosten 10.457.540 614.987 11.072.527 229.546 53.341 10.740.428 614.987 11.355.415 1.2 Opleidingskosten 378.833 378.833 11.363 2.641 392.837 - 392.837 1.3 Algemene personeelskosten 513.345 513.345 9.091 2.113 524.549 - 524.549

3 KAPITAALLASTEN

3.1 Afschrijving ICT 119.144 119.144 119.144 119.144

3.2 Afschrijving Meubilair 33.097 33.097 33.097 33.097

3.3 Afschrijving Verbouwing 45.009 45.009 45.009 45.009

4 INDIRECTE KOSTEN

4.1 Huisvesting (pandgebonden) 336.474 336.474 336.474 336.474

4.2 Huisvesting (niet-pandgebonden) 143.414 143.414 143.414 143.414

4.3 Informatiemanagement 710.729 710.729 710.729 710.729

4.4 Wagenpark 121.352 121.352 121.352 121.352

4.5 Diverse kosten 198.444 198.444 198.444 198.444

4.6 Accountant 27.579 27.579 27.579 27.579

4.7 HRM 71.707 71.707 71.707 71.707

5 ONVOORZIEN

5.1 Onvoorzien 55.160 55.160 55.160 55.160

13.211.827

614.987 13.826.814 250.000 58.095 13.519.922 614.987 14.134.909 LASTEN REGULIERE BUDGET

Totaal reguliere lasten

1e BW AB

2021 2021

Vastgestelde begroting Begroting na BW

excl. OW OW

(23)

23 B.4. Overzicht van baten en lasten 2022

4.1 Baten reguliere begroting

Almere Overig

Nummer Post 2021 2022 2022 2022 2022 2022 2022 2022

1 BIJDRAGEN DEELNEMERS EXCL. DPK

1.1 Almere 1.563.866 1.563.866 95.965 6.398 36.790 1.703.020 25.545 1.728.565 1.2 Lelystad 1.281.932 1.281.932 4.942 28.414 1.315.287 19.729 1.335.017 1.3 Zeewolde 620.705 620.705 2.393 13.758 636.856 9.553 646.409 1.4 Flevoland 3.553.385 3.553.385 13.698 78.761 3.645.843 54.688 3.700.531 1.5 Urk 337.904 337.904 1.303 7.490 346.696 5.200 351.897 1.6 Dronten 1.183.192 1.183.192 4.561 26.226 1.213.979 18.210 1.232.188 1.7 Noordoostpolder 1.322.181 1.322.181 5.097 29.306 1.356.584 20.349 1.376.933 1.8 Noord Holland 557.005 557.005 2.147 12.346 571.498 8.572 580.071 1.9 Gooise Meren 888.396 888.396 3.425 19.691 911.512 13.673 925.185 1.10 Hilversum 580.580 580.580 2.238 12.869 595.687 8.935 604.622 1.11 Weesp 316.897 316.897 - - 316.897 4.753 321.650 1.12 Huizen 231.219 231.219 891 5.125 237.235 3.559 240.794 1.13 Wijdemeren 524.651 524.651 2.022 11.629 538.302 8.075 546.376 1.14 Blaricum 119.926 119.926 462 2.658 123.046 1.846 124.892 1.15 Laren 109.903 109.903 424 2.436 112.763 1.691 114.454

13.191.740

13.191.740 95.965 50.000 287.500 13.625.205 204.378 13.829.583 2 ANDERE BIJDRAGE

2.6 Overige opbrengsten 328.182 328.182 - 328.182 4.923 333.105 13.519.922

13.519.922 95.965 50.000 287.500 13.953.387 209.301 14.162.687 Wijziging OW

incidenteel

Kader excl. index en incl.

wijzigingen Index Kader incl.

index

Subtotaal reguliere bijdrage deelnemers

Kader voor wijzigingen

Wijzigingen structureel

Totaal reguliere baten

BATEN REGULIERE BUDGET Begroting na 1e BW excl. OW

(24)

24 4.2 Lasten reguliere begroting

4.3 Baten en lasten directe productiekosten

Almere Overig

Nummer Post 2021 2022 2022 2022 2022 2022 2022 2022

1 PERSONEEL

1.1a Salarissen 10.597.308 10.597.308 87.241 287.500 10.972.049 164.581 11.136.630

1.1b Samenwerking bedrijfsvoering - - - -

1.1c Flexibele schil 35.283 35.283 35.283 529 35.812

1.1d Inhuur bij ziekte 107.836 107.836 872 108.709 1.631 110.339 Subtotaal personeelskosten 10.740.428 10.740.428 88.113 - 287.500 11.116.041 166.741 11.282.781 1.2 Opleidingskosten 392.837 392.837 4.362 397.199 5.958 403.157 1.3 Algemene personeelskosten 524.549 524.549 3.490 528.038 7.921 535.959

3 KAPITAALLASTEN

3.1 Afschrijving ICT 119.144 119.144 119.144 1.787 120.931

3.2 Afschrijving Meubilair 33.097 33.097 33.097 496 33.593 3.3 Afschrijving Verbouwing 45.009 45.009 45.009 675 45.684

4 INDIRECTE KOSTEN

4.1 Huisvesting (pandgebonden) 336.474 336.474 336.474 5.047 341.521 4.2 Huisvesting (niet-pandgebonden) 143.414 143.414 143.414 2.151 145.565 4.3 Informatiemanagement 710.729 710.729 50.000 760.729 11.411 772.140

4.4 Wagenpark 121.352 121.352 121.352 1.820 123.172

4.5 Diverse kosten 198.444 198.444 198.444 2.977 201.421

4.6 Accountant 27.579 27.579 27.579 414 27.993

4.7 HRM 71.707 71.707 71.707 1.076 72.783

5 ONVOORZIEN

5.1 Onvoorzien 55.160 55.160 55.160 827 55.988

13.519.922

13.519.922 95.965 50.000 287.500 13.953.387 209.301 14.162.687 Wijziging OW

incidenteel

Kader excl. index en incl.

wijzigingen Index Kader incl.

index Kader voor

wijzigingen

Wijzigingen structureel

Totaal reguliere lasten

LASTEN REGULIERE BUDGET Begroting na 1e BW excl. OW

Nummer Post 2021 2022 2022 2022

1 BATEN DIRECTE PRODUCTIEKOSTEN

1.4 Directe productiekosten Flevoland 210.048 210.048 3.151 213.199 1.1 Directe productiekosten Almere 1.309 1.309 20 1.329 1.9 Directe productiekosten Gooise Meren 12.633 12.633 190 12.823 1.8 Directe productiekosten Noord-Holland 8.507 8.507 128 8.634

232.497

232.497 3.487 235.984 6 LASTEN DIRECTE PRODUCTIEKOSTEN

6.1 Directe productiekosten Flevoland 210.048 210.048 3.151 213.199 6.2 Directe productiekosten Almere 1.309 1.309 20 1.329 6.3 Directe productiekosten Gooise Meren 12.633 12.633 190 12.823 6.4 Directe productiekosten Noord-Holland 8.507 8.507 128 8.634

232.497

232.497 3.487 235.984 Index

DIRECTE PRODUCTIEKOSTEN Begroting na

wijzigingen Kader excl.

index Kader incl. index

Totaal baten directe productiekosten

Totaal lasten directe productiekosten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De recreatiewoning maakt dan geen onderdeel uit van het Bestaand Bebouwd Gebied en moet worden gezien als nieuwe verstedelijking.. Artikel 14 van de verordening bepaalt

Het uiteindelijke doel is dat alle gemeenten in Noord-Holland, als ook de waterschappen en de provincie zelf, tenminste een adequaat en gedeeld basiskennisniveau hebben over

Op basis van de hiervoor aangegeven methodiek van beoordeling hebben wij de onderbouwing van Connexxion, zoals weergegeven in het reeds eerder naar u toegezonden addendum op

Uw ambities met betrekking tot de inrichting van het gebied en de leefomgeving zijn wat ons betreft door u goed in beeld gebracht: Een goede inpassing van functies en een

toezichtregime dat voor uw gemeente geldt met betrekking tot het financieel toezicht (repressief)- Daarbij hebben wij gemeld dat vanuit de risicogerichte insteek bij ons toezicht

Dit betekent dat vanaf de begroting 2016 en de jaarrekening 2015 deze kengetallen dienen te worden opgenomen in de paragraaf. weerstandsvermogen

Tevens gaan wij in op ontwikkelingen die zich gaan voordoen op het terrein van het financiële toezicht op de gemeenten (en de gemeenschappelijke regelingen) en die van belang

de uitbreiding van formatie met 2 FTE vanwege de VTH-strategie dient ook geheel binnen de bestaande begroting te worden gerealiseerd omdat dit een wettelijke taak betreft, waar