• No results found

Z Geestelijke verzorging (binn)en de Wmo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Z Geestelijke verzorging (binn)en de Wmo"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Geestelijke verzorging (binn)en de Wmo

Een aanzet tot een gezamenlijke visie

Z

OALS BEKEND IS ER MET INGANG van 1 ja- nuari 2015 veel veranderd in de zorg voor ouderen en jongeren. Het sociale domein met de terreinen werk & inkomen, zorg & welzijn alsook opvoeding & jeugd – ofwel de jeugdzorg en delen van de AWBZ – valt nu integraal onder de verantwoor- delijkheid van lokale gemeenten (vgl. Par- ticipatiewet en Jeugdwet). Te midden van alle berichten in de media over deze transi- tie is het voor gemeenten alle hens aan dek om bestaande zorg goed – immers waar ga- ten vallen, wordt de verantwoordelijke aan- gesproken – over te hevelen binnen nieuwe randvoorwaarden.

Binnen die nieuwe structuur die integra- tie van de verschillende levensgebieden na- streeft (Janssen 2014) wordt de professie van geestelijke verzorging niet automatisch als waardevol gezien. Dit terwijl het tot voor kort gangbaar was dat intramuraal voor de- ze zorgdoelgroepen wel in geestelijke ver- zorging was voorzien.

Maar ook binnen instellingsmuren worden dit nieuwe beleid en de bezuinigingen ge- voeld. Tal van initiatiefnemers uit het veld proberen al langere tijd meer of minder suc- cesvol, individueel of in grotere verbanden, aan te haken bij de nieuwe ontwikkelingen.

Op heel diverse wijzen geven zij daarmee ge-

volg aan een gevoelde urgentie om aanslui- ting bij die nieuwe ‘markt’ te vinden.

Samen optrekken door de beroepsgroep lijkt daarbij niet alleen nuttig met het oog op de mogelijkheid om opgedane ervaringen en succesfactoren te delen, maar met het oog op de toekomst van de professie ook simpel- weg noodzakelijk om voor gemeenten een serieuze gesprekspartner te kunnen zijn.

Dit artikel wil daaraan bijdragen door aller- eerst de implicaties van de veranderingen in de zorg voor de professie van geestelijk ver- zorgers te beschrijven, en aansluitend haar kansen en zorgen in relatie tot het nieuwe

De nieuwe zorgwet beroert heel het zorgveld, en ook de geestelijke verzorging heeft hier- mee te maken. Wat wordt nu gevraagd van de geestelijk verzorger die binnen deze nieuwe structuren zingevingsondersteunend wil opere- ren? En hoe zou dat dan kunnen of moeten? De Werkgroep Geestelijke Verzorging in de Partici- patiesamenleving zoekt naar antwoorden.

Hanneke Muthert

(2)

een lager budget; de combinatie van struc- turele en inhoudelijke zorgvernieuwing; en het voorkomen van eenzaamheid en bevor- deren van meedoen (WMO-speerpunten). De achterliggende gedachten kunnen als volgt worden samengevat.

• Het lokaal aanbieden van passende zorg fo- cust zoveel mogelijk op eigen kracht (lees:

zelfredzaamheid) in samenwerking met be- staande ‘bronnen’ in de sociale omgeving van de zorgvrager. Professionele zorg speelt nog steeds een rol, maar de inzet is dat mensen daar minder beroep op doen, wat alles te maken heeft met een lager budget.

• Deze beperking van het budget door het Rijk heeft voelbaar consequenties. Hoewel nog niet alle cijfers bekend zijn,3 is inmiddels duidelijk dat afzonderlijke gemeenten verschillende keuzes maken – waaruit lo- gischerwijs ongelijkheid voortvloeit – die voor individuen of groepen soms grote ge- volgen hebben. Ook een hogere eigen bijdra- ge aan de zorg staat vast.

• De vormgeving van de vernieuwing betreft structuur en inhoud. Hoe vrij gemeen- ten zijn om hun nieuwe taak daadwerke- lijk zelf gestalte te geven, is punt van dis- cussie. Veel gemeenten geven prioriteit aan het doorvoeren van de stelselwijzi- gingen, voorafgaand aan een transforma- tie van diezelfde zorg. Elders gaan tran- sitie en transformatie (gedeeltelijk) hand in hand, denk aan initiatieven als ‘sociale wijkteams’ en ‘dorpsondersteuners’ (RVZ 2013). Uitgangspunt bij de beoogde werk- wijze en zorgrelaties is dat het bestaande (hulpverlening)aanbod te gemakkelijk tot dure oplossingen leidt. Uitzonderingen zo- als de gemeente Wageningen kiezen voor zorgvernieuwing met behoud van bud- get. Enige financiële armslag lijkt dan een voorwaarde.

• Eenzaamheid en meedoen lijken als thema- tische termen richtinggevend te zijn, inge- geven door de landelijke politieke inkleu- ring van deze transitie, middels de veel besproken zelfredzame participatiesamenle- ving (vgl. VNG 2010).

beleid te schetsen. Door interviews met initi- atiefnemers in het veld te analyseren alsook relevante literatuur te bestuderen, heeft de

‘Werkgroep Geestelijke Verzorging in de Par- ticipatiesamenleving’ (WGVP)1 van de Rijks- universiteit Groningen een conceptvoorstel gedaan tot een aansprekende visie voor bij de WMO betrokken beleidsmakers en be- stuurders om het gesprek als professie aan te gaan. Daarnaast lag de focus op ‘bouw- stenen’, factoren die volgens de analyse bij- dragen aan die beoogde praktijk. Beide com- ponenten zijn op een werkconferentie2 aan ongeveer 90 collega’s uit het veld voorgelegd voor feedback. In wat volgt worden deze be- vindingen voorgelegd en nader beschouwd.

Centrale uitgangspunten van nieuwe zorgstructuur

De kersverse gedecentraliseerde zorgorgani- satie impliceert nieuwe randvoorwaarden voor alle betrokkenen. Vier punten worden uitgelicht: het lokaal aanbieden van zorg;

(3)

gers geenszins vanzelfsprekend. Maatschap- pelijk en politiek gezien, tenslotte, is er sprake van een – al dan niet religieus – sterk veranderend divers gekleurd zingevings- landschap, gecombineerd met een domi- nant waardenpakket vanuit het (neo)libera- le gedachtegoed. Binnen dat kader wordt professionele begeleiding bij zingevingpro- blematiek niet als verantwoordelijkheid van de overheid beschouwd.

Daar geen verantwoordelijkheid zien is nauw verbonden met wat Trudy Dehue, hoogleraar wetenschapstheorie en weten- schapsgeschiedenis, leefstijlpolitiek noemt (Dehue 2014). Deze visie richt zich voorna- melijk op het aanpakken van ‘individuen die problemen hebben of maken’. Leefstijl- politiek beoogt goed aangepaste zelfredza- me mensen, waarbij ‘gezondheid’ en ook

‘goed functioneren’ als ‘kwestie van keuze en koopwaar’ worden gepresenteerd (De- hue, 236). Preventiedenken is daarvan een goed voorbeeld. Als je maar niet rookt, als je veel beweegt, gezond eet en ook nog eens goed slaapt, dan… De bijbehorende herfor- mulering van het ‘denken in termen van stoornissen’ naar ‘een negatief imago van af- wijkingen’ heeft consequenties voor de zorg- praktijk. Het beeld verschuift van mensen die kampen met beperkingen naar zelfred- zame mensen die hun eigen verantwoorde- lijkheid voor bepaalde lastige eigenschap- pen niet nemen (Dehue, 242). ‘Goede zorg’

kan dan gemakkelijk verstaan worden als een (nog) groter beroep doen op eigen kracht. Niet meedoen of participeren staat zo in een kwaad daglicht, ook als dat veroor- zaakt wordt door onvermogen.

Dat maakt goed inzichtelijk dat lijden aan het leven op weinig belangstelling kan reke- nen (Muthert (in voorbereiding); 2012) even- als bijbehorende begeleiding. Beroepsjargon als ‘begeleiding bij trage vragen’, ‘breuken

Niet meedoen of participeren staat zo in een kwaad daglicht

Een en ander roept veel vragen op, zowel ge- richt op nieuwe kansen (‘waarom dure zorg wanneer een dorpsondersteuner dit ook kan?’) als ook vanuit zorgen over hoe veran- deringen hun weerslag zullen hebben op wat mensen in kwetsbare situaties – en hun naasten – zelf als ‘goede zorg’ ervaren (‘hoe kan een amateur nu bepalen of en hoe pro- fessionele zorg moet worden ingeschakeld?’).

En de geestelijke verzorging hierbinnen?

Onder geestelijk verzorgers leiden de veran- deringen tot veel vragen en onmiskenbaar ook zorgen, samen te vatten als: Hoe kan bij een transformatie van WMO-zorg de toegevoegde waarde van geestelijke verzorging adequaat wor- den ingepast binnen, dan wel aangepast aan die veranderende context, binnen en buiten zorgin- stellingen? Naast algemene randvoorwaarden spelen ook meer veldspecifieke aspecten een rol. Op individueel niveau spelen er tal van assimilatie- en accommodatieprocessen bij de beroepsgroep. Het verlangen om als gees- telijk verzorger ‘oude stijl’ opgenomen te worden binnen gemeenten is daarbij soms (duidelijk) aanwezig, wat botst met het wens- plaatje van de gemeenten. Een nieuwe dyna- miek vraagt nu eenmaal van alle betrokke- nen veranderingen en/of aanpassingen.

Een (pijnlijk) voorbeeld hiervan is concur- rentie tussen de voorheen keurig afgegrens- de eerste- en tweedelijnwerkers. Ook worden veel inspanningen gevraagd (denk aan lob- bywerk) die niet direct tot resultaat leiden.

Bij dergelijke interacties is goed functione- ren op taakniveau (naast betrekkingsniveau) een vereiste waar niet alle geestelijk verzor- gers even sterk in zijn, en wordt onderne- merstaal gevraagd, wat nogal eens weer- stand oproept. Op beroepsgroepniveau is er ook veel in beweging. ‘Binnen’ (intramuraal) leidt een afname van institutionele zorg (lo- gischerwijs) ook tot een verminderd beroep op de ‘van oudsher’ daar werkzame geeste- lijk verzorgers, waardoor recent veel forma- tie is/wordt wegbezuinigd. ‘Buiten’ maakt een groter beroep op vrijwilligers en sociale verbanden het beroep op geestelijk verzor-

(4)

tiatiefnemers uit het veld bevraagd met be- hulp van semigestructureerde interviews4 en feedbackrondes op eerste beschrijvingen en raadpleegde zij relevante documenten. Een analyse van die brede met de werkgroep ge- deelde expertise leidde tot de formulering van een conceptvisie5 en zogenaamde ‘bouw- stenen’ ofwel afgeleide best practices. Beiden werden in december 2014 middels een werk- conferentie aan een grote groep betrokken geestelijk verzorgers voorgelegd, wat leidde tot waardevolle aanpassingen en toevoegin- gen, zowel inhoudelijk als tekstueel. In fe- bruari 2015 worden beide samengevat in een zogenaamd Starterspakket voor geestelijk verzor- gers (binn)en de Wmo (een digitaal vrij verkrijg- baar document). Als vooruitblik worden hier de vernieuwde conceptvisie en een ruwe out- line van de bouwstenen geschetst.

Conceptvisie

De visie is bedoeld als brug van beroeps- groep naar Wmo-medewerkers, waartoe af- zonderlijke geestelijk verzorgers zich idea- liter op eigen wijze creatief verhouden, en nadrukkelijk niet als een statement over wat geestelijke verzorging is. In de discus- sies over de conceptversie bleek dat onder- scheid niet altijd gemakkelijk te maken. De neiging om langdurig elk woord te wikken en te wegen is een herkenbare valkuil van de beroepsgroep. De urgentie van de hui- dige situatie vraagt echter actie. Door (wel- overwogen) aan het werk te gaan met visie en bouwstenen kunnen deze vervolgens ge- grond geëvalueerd en herzien worden.

Voorlopig formuleren we de visie als volgt:

Zingeving gaat over hoe en met wie mensen ver- bonden zijn. Zin vinden of ervaren beïnvloedt zo veerkracht en welzijn. Wanneer binnen Wmo of Jeugdzorg praktische oplossingen rond ‘eenzaam- heid’ of ‘meedoen’ onvoldoende aansluiten, spelen vaak zinvragen. Met expertise in aandachtige be- geleiding rond deze niet maakbare vragen, levert de geestelijk verzorger een belangrijke impuls aan

‘goede zorg’ door de gemeente. Dit doet zij in sa- menwerking op alle niveaus – directe zorg, onder- steuning professionals/mantelzorgers/vrijwilligers en beleidsmatig – en per saldo kostenbesparend.

in het levensverhaal’ of ‘existentiële crises’

werkt dan mogelijk bevreemdend. Leefstijl- politiek sluit daarnaast goed aan bij het cen- trale belang dat gehecht wordt aan de eigen ervaring en beleving. Dat wat mensen bij klachten ondernemen, moet (direct) ergens goed voor zijn en herkenbaar bijdragen aan de eigen regie.

Doel en meerwaarde van geestelijke verzorging in nieuwe context

Alle randvoorwaarden en aanvullende kern- begrippen spelen mee bij het onder de aan- dacht brengen van de meerwaarde van geestelijke verzorging. Meer zicht op behulp- zame ‘verkoopfactoren’ is dan belangrijk, in de wetenschap dat met name de schouwen- de competentie van het vak van geestelijk verzorger bij snelle ontwikkelingen niet al- tijd even zichtbaar effectief is.

Een taakgerichte attitude richt zich dan eerst op een duidelijk doel. Een helder doel draagt bij tot inpassing binnen en aanpas- sing aan een nieuwe zorgcontext. Met het oog op Wmo-samenwerkingspartners is het vervolgens een vereiste om dat doel aan heel diverse groepen verbindend inzichtelijk te kunnen maken, ofwel te verkopen. Als dat pragmatische doel in grote lijnen is: binnen de Wmo-zorgcontext inzichtelijk maken dat zin- geving of het ontbreken daarvan, welzijn en func- tioneren beïnvloedt, ook bij kwesties als het be- strijden van ‘eenzaamheid’ en het bevorderen van

‘meedoen’, dan is de volgende vraag een prak- tische: Hoe vertaalt de beroepsgroep dit re- sultaatgericht naar de huidige zorgverant- woordelijken, vanuit de beschouwende basis en expertise, in connectie met alle relevante partijen (samenwerking!)?

Om een antwoord op het spoor te komen, heeft de ‘Werkgroep Geestelijke Verzorging in de Participatiesamenleving’ een groep ini-

Hoe ben/word je een betrouw-

bare dan wel geziene partner

voor de gemeente?

(5)

aanbod betekent een passend aanbod. (Waar kan ik met mijn expertise op welke wijze goed aansluiten?) Ook het voortdurend ex- pliciet en proactief delen van expertise en verantwoordelijkheid met andere betaal- de en onbetaalde zorgdragers wordt onder- streept.

Financieringstrategieën. Financiële construc- ties moeten, hoe divers ook, goed geregeld worden (vgl. Kieneker in dit nummer). Dat doet een beroep op ondernemerschap van de geestelijk verzorger, maar ook op het (we- tenschappelijk) inzichtelijk maken van het maatschappelijk rendement.

Als hulpmiddel bij de nadere concretisering en contextuele inkleuring van deze bouw- stenen doen we de suggestie om zowel on- dersteunende pilaren voor plaatselijke gees- telijke verzorging als drempelverhogende elementen visueel inzichtelijk te maken, zo- als de blokkenmethode van Yücel (2013). De- ze methodiek toont aan dat het letterlijk in beeld brengen van steunende en belemme- rende elementen bijdraagt tot slagvaardig- heid in de omgang hiermee.

Geestelijke verzorging ‘nieuwe stijl’:

relationele zinondernemers

Vanuit de opgebouwde ervaringen in de laatste decennia kan de beroepsgroep van geestelijk verzorgers relevante experti- se aanbieden die bijdraagt tot goede zorg voor ouderen en jongeren door de gemeen- ten. Helder is eveneens dat de nieuwe rand- voorwaarden om (grote) veranderingen en aanpassingen vragen waarbij geestelijk ver- zorgers zich daaraan ondernemend zullen moeten verbinden zonder er (noodzakelijk) mee samen te vallen. Zonder samenwerken met zowel vrijwilligers alsook andere profes- sionals wordt meedoen als geestelijk verzor- ger op de meeste plekken heel lastig.

Goed netwerken betekent aan- sluiten bij wat er lokaal is en leeft

Het kostenbesparende element verdient nog nadere onderbouwing, 6 maar verwijst hier naar de ervaring van geïnterviewden dat het voorkomen van dure specialistische hulp aannemelijk is wanneer het daadwerkelij- ke probleem elders ligt, bijvoorbeeld binnen het existentiële domein (vgl. ook KSGV 2-85:

Zuinig op zin).

Bouwstenen

De analyse van de met de werkgroep gedeel- de expertise leverde ook informatie op over wat in de praktijk wel en niet werkt in con- tact met de gemeente. Daaraan vooraf con- stateert de werkgroep een aantal algemene punten. Allereerst is met grote inzet op heel verschillende wijzen vanuit diverse financi- ele structuren veel werk verzet door tal van initiatiefnemers in eerste en tweede lijn, ook al voordat de Wmo in beeld kwam (van- uit de extramurale zorggedachte). Tegelijk melden betrokkenen dat ondanks een lan- ge adem slechts weinig projecten goed van de grond komen. Een terugkomende vraag is: ‘Hoe ben/word je een betrouwbare dan wel geziene partner voor de gemeente?’ En ten slotte roept de afbakening van verant- woordelijkheden van en voor vrijwillige en professionele inzet (ook: de kerken) dikwijls spanningen op, mede natuurlijk doordat kunde en kennis op dit gebied verbonden zijn aan het inkomen van de beroepsgroep.

Overgaand naar de best practices springen er drie deels overlappende groepen uit:

Aanbevelingen voor de praktijk rond net- werken en inbedding: met wie verbind je je en hoe? Goed netwerken betekent aanslui- ten bij wat er lokaal is en leeft. Dit bete- kent bruggen slaan tussen eigen kunnen en plaatselijke beleidsspeerpunten op een con- crete en verbindende wijze. Ook de organisa- torische inbedding is gebaseerd op aanslui- ting (bij geestelijk verzorgers in de regio) en verankering (in de gekozen zorgstructuren) met het oog op betrouwbaarheid en verwij- zingen.

Tips voor de vertaling van geestelijke verzorging- kunde en kennis naar de Wmo-doelgroep: Wat bevordert een goede vertaalslag? Een goed

(6)

Muthert, J. K. (in voorbereiding): A Capacity for Mourning: Thomas Ogden’s Contribution to (Constructivist) Mourning Models.

RVZ (2013): Van zorgcoöperaties tot sociale wijkteams.

Verschil in strategieën van gemeenten om te decentraliseren. Den Haag: Raad voor de Volksgezondheid & Zorg.

Werkgroep Geestelijke Verzorging in de

Participatiesamenleving (in voorbereiding/2015), Starterspakket voor geestelijk verzorgers (binn) en de Wmo. Visie en bouwstenen. T.z.t. digitaal beschikbaar via RUG en VGVZ Werkveld Eerste Lijn.

VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2010).

Zie www.participatieladder.nl.

Yücel, M., (2014): De Yucelmethode. Bouwen aan herstel.

Op een visuele manier krachtgericht werken aan problemen van individuen en systemen. Utrecht:

Stichting Rehabilitatie ’92.

Noten

1 Werkgroepleden: prof. dr. T. H. (Hetty) Zock, dr.

J. K. (Hanneke) Muthert en RUG- alumni: drs. L.

(Lutske) Harmsma en drs. R. (Riny) Ekkel.

2 De werkconferentie GV in de Wmo werd georganiseerd door de eerder vermelde Werkgroep (Wgvp) en de Werkveldraad Eerste Lijn van de VGVZ (Joleen Kieneker).

3 Op het moment van schrijven staan bijvoorbeeld nog niet alle subbudgetten vast en ook niet alle samenwerkingsovereenkomsten met expertisecentra zijn rond.

4 Een overzicht kan worden opgevraagd bij de auteur en wordt getoond in het Starterspakket (2015)

5 Eerste conceptvisie: ‘Zingeving gaat in de kern over hoe mensen met elkaar verbonden zijn en beïnvloedt zo welzijn en functioneren.

“Eenzaamheidsbestrijding” en “meedoen in de maatschappij” kunnen daar niet los van worden gezien. Bij de operationalisering van WMO-speerpunten komt dit domein in beeld wanneer praktische zorg onvoldoende aansluit.

Met aandacht(ige begeleiding) voor de niet- maakbare “vraag achter de vraag” levert de geestelijk verzorger haar bijdrage aan goede zorg door de gemeente. Dit doet zij op alle niveaus (directe zorg, ondersteuning professionals en beleidsmatig) en kostenbesparend.’

6 Tot op heden zijn slechts twee onderzoeken bekend die expliciet (deel)gegevens verzameld hebben (COiL 2010 en Davelaar 2013).

Dit betekent ook dat geestelijk verzorgers in eerste en tweede lijn waar mogelijk de han- den ineen zullen moeten slaan dan wel zo- als ondernemers de competitie aangaan. De hermeneutische competentie zal erop gericht moeten zijn naar heel verschillende groe- pen een herkenbare en verstaanbare bood- schap te communiceren hoe begeleiding op het terrein van zin bijdraagt aan welzijn en functioneren. Essentieel lijkt daarbij vol- doende professionele distantie om invloedrijke waarden waar te nemen en zich daar tot op zekere hoogte creatief mee te verbinden. Dit alles opdat er ook aandacht blijft voor on- dersteuning bij zingevingproblematiek van mensen die in de knel komen of zitten en al dan niet noodzakelijk (tijdelijk) een andere weg gaan dan die van ‘de ideale, zelfredza- me, op preventie gerichte, aan zichzelf wer- kende burger’.

Dr. J. K. (Hanneke) Muthert, universitair docent godsdienstpsychologie en geestelijke verzorging aan de RUG. Onderzoekfocus: geestelijke verzor- ging, religiepsychologie & geestelijke gezondheid.

Email j.k.muthert@rug.nl

Literatuur

COiL (2010): Maatschappelijke business case Centrum Ontmoeting in Levensvragen. www.

netwerklevensvragen.nl/Site_LV/docs/pdf/

MAAT-%20mBC%20COiL%20101210-pvf-eb.pdf Davelaar, M., e.a. (2013): Gezien en gehoord.

Maatschappelijk rendement van project Motto:

zingeving en levensvragen bij ouderen. Verwey-Jonker Instituut & Ecorys, www.verwey-jonker.nl/doc/

participatie/Gezien-en-gehoord-3963_web.pdf Dehue, T. (2014): Betere mensen. Over gezondheid als

keuze en koopwaar. Amsterdam: Augustus.

Glas, G., R. Janssen, E. Van Meekeren, M. Coture, K.

De Fruyt, A. Verleyen en F. Schaffler (2014): Zuinig op zin. Aandacht voor zingeving als kostenpost en als winstfactor in de zorg. Tilburg: KSGV.

Janssen, R. (2014) Zingeving: de kost gaat voor de baat?

In: Glas e.a., Zuinig op zin, 32-55.

Muthert, J. K. (2012): Ruimte voor verlies. Geestelijke verzorging in de psychiatrie. Tilburg: KSGV.

(7)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze workshop legt Guus Timmerman aan u voor wat er volgens dit onderzoek omgaat in het hoofd van de huisarts terwijl zij voor de patiënt doet wat zij denkt dat

In de Centrale Hal op de begane grond van zowel Franciscus Gasthuis als Franciscus Vlietland vindt u een Stiltecentrum. Het is de hele dag open voor stilte, bezinning, gebed en het

Is niet het doel van geestelijke verzorging dat zeer oude mensen gaan zingen.. Je mag ook invullen: zeer gehandicapte of zeer zieke of zeer

Drie thema’s komen daarin naar voren: de vraag in hoeverre geestelijk verzorgers zich kunnen herkennen in de term ‘spiritualiteit’ als aanduiding voor hun domein; de

Bij slecht nieuws over uw gezondheid kunt u, uw partner of een andere naaste een beroep doen op een geestelijk verzorger.. Een gesprek lost het probleem

De Diamantgroep is nu door de deelnemende gemeenten gemachtigd het herstructureringsplan en aanvraag financiering uit het Herstructureringsfonds in te dienen. u:\glmdv\b&w

Oproepen richting kunstenaars om met nieuwe ideeën te komen, maar ook oproepen om met voorstellen te komen voor projecten die u nu dankzij dit geld mooi naar voren kunt trekken. ..

Door de bijzonder eenzijdige berichtgeving vanuit jeugdzorg zou ik het daarom zeer op prijs stellen als ouders en belangenverenigingen tijdens een eerstvolgende raadsvergadering