• No results found

Opleiding Conservering en Restauratie, Master, Specialisatie Hout en Meubelen De verkleuring en ontkleuring van synthetische kleurbeitsen op houten meubelen: een zoektocht naar de originele kleurlaag Masterscriptie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opleiding Conservering en Restauratie, Master, Specialisatie Hout en Meubelen De verkleuring en ontkleuring van synthetische kleurbeitsen op houten meubelen: een zoektocht naar de originele kleurlaag Masterscriptie"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Meubelen

De verkleuring en ontkleuring van synthetische kleurbeitsen op houten meubelen:

een zoektocht naar de originele kleurlaag Masterscriptie

Jasmijn Groeneveld Studentnummer: 5886139

Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Scriptiebegeleider: ir. S.M. Nijhuis Tweede lezer: drs. D. van Kempen 16 juni 2014

(2)

Inhoudsopgave

Dankwoord 5

Samenvatting 6

Summary 7

1. Inleiding 8

1.1 Introductie 8

1.2 Probleemstelling en doelstelling 9

1.2.1 Probleemstelling 9

1.2.2 Doelstelling 9

1.2.3 Onderzoeksvragen 10

1.3 Methodologie 10

1.4 Relevantie van het onderzoek 11

2: Materiaaltechnisch onderzoek 12

2.1 Inleiding 12

2.2 Stand van wetenschap 12

2.2.1 Methodiek materiaaltechnisch onderzoek 12

2.2.2 Eerder uitgevoerd kleuronderzoek 12

2.3 Plan van aanpak 14

2.3.1 Onderzoeksgebied: de meubelen 14

2.3.2 Visueel onderzoek: opzet en methode 15

2.3.3 Monsterafname: opzet en methode 16

2.3.4 Dwarsdoorsnedes: opzet en methode 19

2.3.5 High-Performance Liquid Chromatography: opzet en methode 19 2.3.6 Scanning Electron Microscope Energy

Dispersive X-ray spectroscopy: opzet en method 20 2.3.7 Gas Chromatography-Mass Spectrometry: opzet en method 20

2.4 Resultaten 21

2.4.1 Visueel onderzoek 21

2.4.2 Dwarsdoorsnedes 26

2.4.3 High-Performance Liquid Chromatography 30

2.4.4 Scanning Electron Microscope Energy

Dispersive X-ray spectroscopy 32

2.4.5 Gas Chromatography-Mass Spectrometry 32

2.5 Discussie 32

2.6 Conclusie 34

Afbeeldingen voorblad:

P. Kramer. Buffetkast. 1933-1936. Eikenhout, vurenhout, coromandelhout, kunststof, metaal. 178x123x57 cm. Depot Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk.

Afbeelding: RCE

P. Kramer. Salontafel. 1933-1936. Eikenhout. 56x56x69 cm. Depot Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk. Afbeelding: RCE

(3)

3: Beitsen in de jaren dertig 35

3.1 Inleiding 35

3.2 Stand van Wetenschap 35

3.3 Plan van aanpak 37

3.3.1 Opzet en methode 37

3.4 Resultaten 38

3.4.1 Ontwikkeling synthetische kleurbeitsen 38

3.4.2 Kleurstofklassen 39

3.4.3 De Colour Index 39

3.4.4 Referentiecollectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 41

3.4.5 Resultaten eerder kleuronderzoek 42

3.5 Discussie 45

3.6 Conclusie 46

4: Kleuren bij Kramer 47

4.1 Inleiding 47

4.2 Stand van wetenschap 47

4.3 Plan van aanpak 48

4.3.1 Opzet en methode 48

4.4 Resultaten 49

4.4.1 Literatuuronderzoek 49

4.4.2 Archiefonderzoek 50

4.4.3 Veilinghuizen 53

4.4.4 Meubels van Kramer 57

4.5 Discussie 62

4.6 Conclusie 63

5: Gebruiksgeschiedenis ameublement 64

5.1 Inleiding 64

5.2 Plan van aanpak 64

5.2.1 Opzet en methode 64

5.3 Twee ameublementen: de rekeningen en de foto’s 65

5.3.1 Aanschaf meubelen 65

5.3.2 Koppeling meubelen aan rekeningen 65

5.3.3 Koppeling meubelen aan plattegrond Olympiaplein 66

5.3.4 De foto’s 67

5.4 Informatie mevrouw Brugmans 67

5.4.1 Informatie S. van Schaik, conservator

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 67

5.4.2 Informatie gesprek mevrouw Brugmans 68

5.5 Discussie 69

5.6 Conclusie 69

6: Conclusie 71

6.1 Vervolgonderzoek 72

7: Aandachtspunten voor restauratoren bij het onderzoek

naar de originele kleurlagen 73

Bibliografie 78

(4)

Bijlage I: uitgebreide objectomschrijvingen buffetkast en salontafel 81 Bijlage II: overzicht afbeeldingen gehele oranje gebeitste ameublement 87

Bijlage III: protocol buffetkast 93

Bijlage IV: protocol salontafel 103

Bijlage V: monsterformulieren microscopie en SEM-EDX 115

Bijlage VI: uitkomsten HPLC onderzoek 129

Bijlage VII: uitkomsten GCMS 155

Bijlage VIII: afbeeldingen kleurstoffen Colour Index 156 Bijlage IX: afbeeldingen proefplankjes kleurbeitsen 158 Bijlage X: onderzoek naar kleurstoffen in afwerklagen van meubels

uit de collectie van Piet Kramer 161

Bijlage XI: De Amsterdamse School 166

XI.1 Het ontstaan 166

XI.2 De hoofdfiguren 166

XI.3 Stijlelementen en kenmerken 167

XI.4 Afloop en navolging 168

Bijlage XII: het leven van Piet Kramer 170

XII.1 Jeugd en vroege jaren 170

XII.2 Werkende leven 170

XII.3 De Bijenkorf 172

XII.4 Latere jaren 172

Bijlage XIII: afbeeldingen van meubels van Piet Kramer uit het

archief van Het Nieuwe Instituut 174

Bijlage XIV: rekeningen aanschaf meubelen 176

Bijlage XV: plattegrond Olympiaplein 181

Bijlage XVI: foto’s interieur Olympiaplein 182

Bijlage XVII: overzicht afbeeldingen groen geverfde ameublement 187

(5)

Dankwoord

Bij het schrijven van deze scriptie heb ik van veel mensen hulp ontvangen. Aangezien deze scriptie zonder hun hulp nooit had kunnen ontstaan, wil ik hun dan ook graag bedanken.

Allereerst wil ik graag mijn begeleidster Sylvia Nijhuis hartelijk bedanken. Niet alleen heeft haar begeleiding ervoor gezorgd dat het schrijven van deze scriptie een leerzame en prettige ervaring is geweest, maar haar hulp heeft er ook toe geleid dat mijn onderzoek volledig en uitputtend is uitgevoerd. Hiernaast hebben haar ideeën en tips ertoe

bijgedragen dat ik steeds weer nieuwe inspiratie kreeg voor mijn scriptie, ook in tijden dat ik niet wist hoe verder te gaan of twijfelde over mijn voortgang.

Ook wil ik graag een aantal medewerkers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bedanken, met name Maarten van Bommel, Matthijs de Keijzer, Luc Megens en Ron Kievits. Zij hebben mij niet alleen geholpen met het uitvoeren van het

materiaaltechnisch onderzoek, maar ook bijgestaan in het vormgeven van mijn scriptie en voorzien van tips en materiaal betreffende verschillende aspecten van mijn onderzoek.

Sylvia van Schaik en Geertje Huisman, eveneens medewerkers van de RCE, wil ik graag bedanken voor hun hulp betreffende het kunsthistorische gedeelte van mijn onderzoek en voor hun bijdrage aan het achterhalen van de gebruiksgeschiedenis van de onderzochte meubelen. Hiernaast ben ik mijn dank verschuldigd aan Julian van den Berg, Roland Huguenin en Cor Mulders, werkzaam in de bibliotheek van de RCE, voor hun hulp bij mijn onderzoek in de archieven en bibliotheek van de RCE en voor het geduldig bewaren van de grote stapels literatuur voor mijn onderzoek in hun kasten.

Hiernaast wil ik graag Ingeborg de Roode en Rolf Kat van het Stedelijk Museum bedanken, net als Mienke Simon Thomas van Museum Boijmans van Beuningen, de medewerkers van Museum Het Schip en Frans van Burkom. Zij hebben mij voorzien van tips betreffende het kleurgebruik van Kramer en geholpen bij mijn bezoek aan enkele depots van musea.

Miko Vasques Dias en Pol Bruys wil ik ook graag bedanken voor hun bijdrage aan mijn scriptie, waardoor ik meubelen van Kramer heb kunnen onderzoeken in zowel de werkplaats van Pol Bruys als in het depot van het Stedelijk Museum. Verder wil ik graag mijn studiegenoten bedanken voor hun ideeën en speciaal Thomas Michgelsen, voor zijn hulp bij het maken van proefplankjes.

Tenslotte wil ik graag mijn familie en vriend bedanken voor hun ondersteuning tijdens het schrijven van mijn scriptie. Zij hebben mij niet alleen geholpen doordat zij tijdens het gehele schrijfproces bereid zijn geweest om mijn twijfels, ideeën en planningen aan te horen, maar vooral door altijd te geloven in een goede afloop van mijn onderzoek.

(6)

Samenvatting

Sinds mei 2013 is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in het bezit van een ameublement van P. Kramer. De meubelen zijn middels een synthetische beits voorzien van een oranje kleurlaag. Aangezien de beits erg verkleurd is, hebben de meubelen momenteel een sterk vervaagde oranje tint. Vroege synthetische beitsen zijn slecht

lichtecht, wat regelmatig heeft geleid tot een herbeitsing van de meubelen. Op deze manier werden zij opnieuw van een felgekleurd uiterlijk voorzien. Bij de restauratie van meubelen die met vroege synthetische beitsen zijn gekleurd is het van belang om te onderzoeken of men wel van doen heeft met de originele kleurlaag: mogelijk is het meubel herbeitst en op deze manier voorzien van een andere kleur. Uit het ameublement van P. Kramer zijn een buffetkast en salontafel op basis van vier verschillende aspecten geanalyseerd, om op deze manier te achterhalen of de vervaagde oranje tint de originele kleurlaag van de meubelen is. Er is hierbij gebruik gemaakt van zowel materiaaltechnisch onderzoek,

archiefonderzoek en kunsthistorisch onderzoek. Deze scriptie sluit hiermee aan bij een onderzoek van de RCE naar vroege synthetische kleurbeitsen.

Het materiaaltechnisch onderzoek heeft uitgewezen dat er door middel van visueel onderzoek op de buffetkast maar één oranje kleurlaag kan worden gevonden, terwijl er op de salontafel zowel oranje als geel gevonden wordt. HPLC toont aan dat er overal op de buffetkast gebruik is gemaakt van dezelfde kleurstoffen, maar dat er bij de salontafel verschillende kleurstoffen zijn toegepast op de verschillende onderdelen van het meubel.

Het onderzoek naar het gebruik van beitsen in de jaren dertig van de twintigste eeuw heeft aangetoond dat de gedetecteerde kleurstoffen al bestonden in de tijd dat de meubelen werden vervaardigd. Dit houdt in dat de beitsen origineel zouden kunnen zijn.

Bij kleuronderzoek bij vergelijkbare meubelen zijn niet dezelfde kleurstoffen als bij de buffetkast en salontafel gevonden.

Onderzoek naar het kleurgebruik van Kramer heeft uitgewezen dat hij voornamelijk secundaire kleuren toepaste.

Onderzoek naar de gebruiksgeschiedenis van het ameublement heeft een verklaring opgeleverd voor het onbeschadigde en fel gekleurde oppervlak van de bovenzijde van het bovenblad van de salontafel, dat altijd voor licht en gebruik beschermd blijkt te zijn geweest door meerdere lagen textiel.

De combinatie van de onderzoeksresultaten leidt tot de conclusie dat er op de buffetkast op dit moment hoogstwaarschijnlijk de originele oranje kleurlaag zichtbaar is, die vervaagd is onder invloed van licht. De salontafel is vermoedelijk in eerste instantie geel van kleur geweest, waarbij de bovenzijde van het bovenblad in latere tijden is voorzien van een oranje herbeitsing. Wanneer en waarom deze herbeitsing heeft

plaatsgevonden is niet duidelijk geworden. Naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek in deze scriptie zijn er aandachtspunten geformuleerd die restauratoren kunnen begeleiden bij vergelijkbaar onderzoek.

(7)

Summary

The discolouring of synthetic dyes on wooden furniture: a search for the original colour-layer.

Jasmijn Groeneveld, 5886139 16 juni 2014

University of Amsterdam

Opleiding Conservering en Restauratie Specialisatie Hout en Meubelen

Masterscriptie

Scriptiebegeleider: ir. S.M. Nijhuis Tweede lezer: drs. D. van Kempen

Since May 2013, the Cultural Heritage Agency of the Netherlands (RCE) is the owner of a suite of furniture created by P. Kramer. The furniture has been coloured orange with a synthetic dye. As this dye has discoloured, the furniture now has a vague orange shade.

Early synthetic dyes lost their colour quickly, which frequently led to re-staining the furniture. Due to this process, the furniture appeared brightly coloured once more. When conservating furniture that is coloured by early synthetic dyes, it is important to investigate whether the furniture has the original colour-layer or not: possibly, the piece of furniture has been re-stained and by doing so, has acquired a different colour. From the suite of furniture created by P. Kramer, a buffet and side table are investigated. Four different research approaches are used to find out if the vague orange shade is the original colour- layer. This thesis is part of a project by the RCE in which early synthetic dyes are being investigated.

Technical research has shown that through visual analysis of the furniture only one layer of orange colour can be detected on the buffet, while the side table shows orange as well as yellow. HPLC shows that the entire surface of the buffet was coloured with the same colourants. However, the side table has different colourants present on different parts of the furniture.

The investigation of the dyes used in the 1930’s has given few results, but has shown that the colourants that have been found already existed during the period the furniture was produced. This gives an indication that the colourants might be original. At investigating the colourants used on similar objects, the colourants used on the buffet and side table were not found.

The examination of colours in the designs of Kramer shows that he mainly used secondary colours.

Over the years, the utilization of several layers of textile has protected the top of the side table from light and use. This clarifies why the table top was undamaged and brightly coloured.

From the results of this research it can be concluded that the buffet most likely shows its original orange layer of colour, which has faded under the influence of light. The side table was probably coloured yellow at first. Later on, the upper side of the tabletop has been re-stained with an orange colour. It was not possible to determine when and why this re-staining has taken place. The research carried out in this thesis led to the formulation of points for attention that can guide conservators when executing comparable research.

(8)

1. Inleiding

1.1 Introductie

Sinds mei 2013 is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in het bezit van een ameublement van Pieter Lodewijk Kramer dat gedateerd wordt tussen 1933 en 1936.1 Dit ameublement bestaat uit twee buffetten, een tafel, vijf stoelen, twee fauteuils, een gewone kast en een boekenkast, een bijzettafel en een salontafel, een nachtkastje en een poef (afbeeldingen van de meubelen zijn opgenomen in Bijlage II). Het zijn echter niet de enige meubelen van de hand van P. Kramer die momenteel in het bezit zijn van de RCE. Ook andere meubelen, waaronder kasten en stoelen, behoren op dit moment tot de

kunstcollectie van het rijk. Meubelen van P. Kramer zijn ook vertegenwoordigd in de collectie van musea, zoals het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum in Amsterdam.

Het ameublement van de RCE is voorzien van een synthetische oranje kleurbeits. In het begin van de twintigste eeuw worden regelmatig synthetische beitsen, ook wel

anilinebeitsen geheten, toegepast bij het kleuren van meubelen.2 Ontwerpers, waaronder die van de Amsterdamse School zoals P. Kramer, maakten veelvuldig gebruik van de beitsen om hun meubelen van felle kleuren te voorzien.3 Echter, zoals uit de masterscriptie van Jettie Timmer uit 2013 is gebleken, verkleuren en ontkleuren synthetische kleurbeitsen zeer snel. Meubelen die met een dergelijke afwerklaag zijn bewerkt geven hierdoor aan de hedendaagse kijker een beeld dat niet overeen komt met hun oorspronkelijke uiterlijk. De verkleuring en ontkleuring van synthetische kleurbeitsen, snel volgend op de

productiedatum van de meubelen, zorgt ervoor dat het zeer goed mogelijk is dat de meubelen in de loop van de tijd zijn bijgewerkt en zijn ‘herbeitst’.4

Ook het ameublement van de RCE wordt gekenmerkt door een sterke ver- en ontkleuring van de synthetische beitsen waarmee de meubelen zijn gekleurd. De originele kleurstelling van deze beits, en hiermee van de meubelen, is hierdoor niet meer zichtbaar. Ook is het onzeker of de op dit moment zichtbare kleurbeits wel de originele kleurafwerking van de meubelen is.

Deze scriptie maakt deel uit van een project van de RCE dat geleid wordt door M.

van Bommel. Dit project richt zich op vroeg-synthetische kleurstoffen. Het doel van dit project is het (verder) verzamelen en verspreiden van kennis over 19e eeuwse kleurstoffen,

1 Het ameublement is afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Naast het ameublement dat in deze scriptie wordt onderzocht, had mevrouw Vermeltfoort ook een ander ameublement van P. Kramer in haar bezit. Aangezien deze meubelen niet met een synthetische beits zijn afgewerkt, behoren zij niet tot het onderzoeksgebied van deze scriptie. Niet alle meubelen uit het ameublement dat in deze scriptie wordt onderzocht kunnen met zekerheid aan P. Kramer worden toegeschreven. De argumentatie waarom deze toeschrijving wel zeer aannemelijk is komt naar voren in paragraaf 5.4.2 Informatie gesprek mevrouw Brugmans.

2 Het beitsen van hout kan in vele vormen plaatsvinden (zie paragraaf 3.1 Inleiding). In deze scriptie wordt er, wanneer er over het ‘beitsen’ van hout gesproken wordt, een kleurbeits bedoeld die is opgebouwd uit synthetische kleurstoffen, waarmee het hout van een transparante kleurlaag wordt voorzien. De termen

‘synthetische kleurbeits’,‘synthetische beits’ en ‘anilinebeits’ worden in deze scriptie als synoniemen behandeld.

3 Limpt 2011: 76 4 Timmer 2013: p. 60

(9)

hun ontstaan, het gebruik ervan, de analyse mogelijkheden en de veranderingen die ze ondergaan.5

Als restaurator van een meubel dat is gekleurd met behulp van anilinebeitsen is het van groot belang om te weten hoe en in welke mate de synthetische beits is verkleurd. Het is echter zo mogelijk nog belangrijker om te weten of de momenteel zichtbare kleurbeits wel origineel is: immers, wanneer er bij een restauratie wordt nagestreefd om het originele uiterlijk van het meubel te reconstrueren is het noodzakelijk om te weten of de momenteel zichtbare beits op het meubel origineel is, of dat het meubel is herbeitst en op deze wijze mogelijk van een andere kleur is voorzien. Aangezien de originaliteit van de zichtbare kleurlaag vaak niet wordt meegenomen in vergelijkbaar onderzoek bij meubelen, komt het regelmatig voor dat de besluitvorming bij het onderzoek en bij eventuele restauraties wordt gebaseerd op een latere, niet-originele kleurlaag.

1.2 Probleemstelling en doelstelling

1.2.1 Probleemstelling

Het ameublement van P. Kramer dat in het bezit is van de RCE is voorzien van een

kleuring die is opgebouwd met hulp van synthetische kleurbeitsen. Het is niet bekend of de vervaagde oranje kleur die momenteel zichtbaar is, is ontstaan vanuit de originele

kleurbeits van de meubelen of dat het ameublement is herbeitst. Duidelijkheid over de origineel toegepaste beits is uiteraard zeer belangrijk bij de besluitvorming omtrent een eventuele restauratie van het ameublement. Het is dan ook van groot belang om te achterhalen wat de originele kleurafwerking is geweest van het ameublement van P.

Kramer.

1.2.2 Doelstelling

In dit onderzoek, dat plaatsvindt binnen het kader van mijn masterscriptie voor de master Conservering en Restauratie in de specialisatie Hout en Meubelen, wordt onderzocht of de kleurbeits die momenteel zichtbaar is op het ameublement van P. Kramer origineel is. Met deze scriptie sluit ik aan bij het onderzoek van de RCE naar vroeg-synthetische

kleurstoffen, geleid door M. van Bommel.

Het onderzoek naar de originele beits van het ameublement zal bestaan uit archiefonderzoek, kunsthistorisch onderzoek en materiaaltechnisch onderzoek. Deze multidisciplinaire vorm van onderzoek zal leiden tot een breed verkregen inzicht in de toegepaste kleurbeits in het ameublement van P. Kramer, om op deze wijze zo veel mogelijk informatie te achterhalen betreffende de originele kleurlaag van het ameublement.

De methodieken die in dit onderzoek wordt toegepast en de verschillende facetten die worden onderzocht zullen leiden tot de ontwikkeling van aandachtspunten die niet alleen in dit onderzoek naar het ameublement van P. Kramer van belang zijn, maar die ook

toepasbaar zijn in ander onderzoek naar meubelen die zijn gekleurd met anilinebeitsen.

Meubelrestauratoren kunnen deze aandachtspunten gebruiken wanneer zij onderzoeken of een vroeg-synthetische kleurbeits waarmee een meubel is behandeld, origineel is. Op dit moment zijn dergelijke richtlijnen voor onderzoek naar synthetisch gebeitste meubelen nog niet aanwezig.

5 Bommel 2009

(10)

Het onderzoek in deze scriptie zal hierdoor niet alleen leiden tot meer inzicht in de toegepaste kleurbeits in het ameublement van P. Kramer, maar zal breder toepasbaar zijn.

1.2.3 Onderzoeksvragen

Het onderzoek in deze scriptie richt zich op het achterhalen van de originele kleurbeits van het ameublement van P. Kramer in het bezit van de RCE. Om deze probleemstelling te kunnen beantwoorden zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:

1. Wat kan er middels materiaaltechnisch onderzoek aan de meubelen aan informatie worden verkregen over de toegepaste kleurbeits?

a. Welke kleur/kleuren is/zijn er aanwezig op de meubelen?

b. Wat is de laagopbouw van de kleurafwerking van de meubelen?

c. Wat is de samenstelling van de toegepaste kleurstof(fen)?

2. Welke beitsen, en in welke samenstelling, bestonden er in de periode waaruit het ameublement afkomstig is (de jaren dertig van de twintigste eeuw)?

3. Welke kleuren spelen een rol in ontwerpen van P. Kramer?

4. Wat is de invloed van de gebruiksgeschiedenis van het ameublement op de originele kleurstelling?

1.3 Methodologie

In deze masterscriptie worden verschillende vormen van onderzoek toegepast. Er zal gebruik worden gemaakt van zowel materiaaltechnisch onderzoek, archiefonderzoek en kunsthistorisch onderzoek. Door verschillende vormen van onderzoek toe te passen ontstaat er een beeld van het ameublement dat zich niet slechts concentreert op

bijvoorbeeld de toegepaste materialen, of op de kunsthistorische achtergrond, maar op de verschillende aspecten die deel uitmaken van een dergelijk object. Op deze manier wordt er een compleet beeld van het meubel verkregen. Dit complete beeld is van groot belang wanneer men de originele kleur van meubelen onderzoekt, aangezien een eenzijdige onderzoeksmethode zou kunnen leiden tot een misinterpretatie van de verzamelde gegevens. Een voorbeeld hiervan is een kleurbeits die middels materiaaltechnisch onderzoek op een meubel uit de jaren dertig van de twintigste eeuw geanalyseerd wordt.

Deze beits is mogelijk niet de originele kleurafwerking van het meubel, maar een latere herbeitsing. Archiefonderzoek naar de aanwezige beitsen in die periode kan uitsluitsel geven of de gedetecteerde beits toen al in gebruik was of niet, oftewel: kan de

geanalyseerde beits origineel zijn of niet? Zonder dit aanvullende archiefonderzoek zou de geanalyseerde herbeitsing als de originele kleurafwerking geïnterpreteerd kunnen worden.

Het belang van deze integrale benadering van kunstobjecten is een belangrijk thema in het boek ‘Conservation Treatment Methodology’ van de Amerikaanse kunstrestaurator Barbara Appelbaum uit 2010. In dit werk wordt omschreven hoe een kunstobject bestaat uit vier aspecten: het ‘objectgerichte materiële aspect’, het ‘niet-objectgerichte materiële aspect’, het ‘objectgerichte niet-materiële aspect’ en het ‘niet-objectgerichte, niet-materiële aspect’. Wanneer men deze vier elementen combineert in zijn benadering van het object, leidt dit tot een volledige karakterisering van het kunstwerk.6

De verschillende onderzoeksvragen die in deze scriptie behandeld worden zijn dusdanig vormgegeven dat alle vier aspecten aan bod komen. Vraag één behandelt het objectgerichte materiële aspect, vraag twee het niet-objectgerichte materiële aspect, vraag drie het niet-objectgerichte, niet-materiële aspect en vraag vier het objectgerichte, niet- materiële aspect.

6 Appelbaum 2010: 10, 11

(11)

1.4 Relevantie van het onderzoek

Deze scriptie zal als eerste meer inzicht bieden in de kleurafwerkingen van meubelen uit het begin van de jaren dertig van de twintigste eeuw. Dit is niet alleen van belang in een kunsthistorische context, maar is ook nuttig voor restauratoren van dergelijke meubels:

meer kennis over de originele kleur van de meubelen leidt tot weloverwogen beslissingen in een restauratiebehandeling.

Als tweede is er in de Tripartite-samenwerking tussen de Universiteit van

Amsterdam, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Rijksmuseum Amsterdam reeds een protocol opgesteld dat de meubelrestaurator begeleiding biedt bij het door middel van een visuele analyse onderzoeken van de originaliteit van transparante afwerklagen (onder andere toegepast in de masterscriptie van Boudewien Westra in 2012).7 Een

dergelijk protocol bestaat echter niet voor synthetische kleurbeitsen, hoewel deze eveneens veelvuldig zijn toegepast op meubelen. Deze scriptie zal dan ook hopelijk voorzien in aandachtspunten die een restaurator kunnen begeleiden bij zijn onderzoek naar meubelen met een kleuring van synthetische beitsen. Hierdoor kan dergelijk onderzoek op een meer gestructureerde en meer diepgaande wijze worden uitgevoerd.

In de derde plaats vormt deze scriptie een bijdrage aan het onderzoek van de RCE naar vroeg-synthetische kleurstoffen. Dit onderzoek, geleid door M. van Bommel, richt zich onder meer op het verkrijgen van historische informatie, het gebruik en de degradatie van de vroeg-synthetische kleurstoffen. Binnen dit onderzoek van de RCE wordt ook het ameublement van P. Kramer onderzocht, waarbij men zich richt op het achterhalen van de precieze kleurtint van de meubelen. Deze scriptie vormt binnen dit onderzoek een bijdrage die als eerste stap gezien kan worden: alvorens men de kleurschakeringen van verkleurde en ontkleurde beitsen onderzoekt, dient de vraag rondom de origineel toegepaste kleurbeits te worden beantwoord. Vanuit deze scriptie kan verder onderzoek van de RCE dan ook plaatsvinden.

2: Materiaaltechnisch onderzoek

7 Westra 2012

(12)

2.1 Inleiding

De belangrijkste bron van informatie bij het onderzoek naar de originele kleur van meubelen wordt gevormd door de meubelen zelf. Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de kleurafwerking van de meubelen worden er verschillende vormen van materiaaltechnisch onderzoek toegepast. Deze bestaan uit visueel onderzoek van de meubelen, uit het analyseren van dwarsdoorsnedes en uit High-Performance Liquid Chromatography (HPLC). Hierdoor worden zowel de uiterlijke verschijning van de meubelen, de laagopbouw en de bestandsmiddelen van de kleurbeits onderzocht. Hiernaast is er ook gebruik gemaakt van de analysetechnieken Scanning Electron Microscope Energy Dispersive X-ray spectroscopy (SEM-EDX) en Gas Chromatography-Mass Spectrometry (GCMS). Deze laatste twee technieken geven meer informatie over de eventuele

aanwezigheid van gepigmenteerde verven en de samenstelling van de transparante afwerklaag (zoals bijvoorbeeld een was of vernisafwerking) van de meubelen. Het doel van het materiaaltechnisch onderzoek is om de toepassing, samenstelling en opbouw van de kleurafwerking (en eventuele transparante afwerking) van de meubelen volledig te analyseren.

2.2 Stand van wetenschap

8

2.2.1 Methodiek materiaaltechnisch onderzoek

Zoals naar voren is gekomen in de inleiding is er door de Universiteit van Amsterdam, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Rijksmuseum Amsterdam een protocol opgesteld dat de meubelrestaurator begeleiding biedt bij het visuele onderzoek naar de originaliteit van transparante afwerklagen. Dit protocol vormt een uitzondering binnen het materiaaltechnische onderzoeksgebied: hoewel dergelijk onderzoek zeer regelmatig wordt uitgevoerd, bestaan er nauwelijks publicaties over de hierbij te hanteren methode. Een vergelijkbaar protocol voor synthetische kleurbeitsen ontbreekt, hoewel deze eveneens veelvuldig zijn toegepast op meubelen. De afwezigheid van een dergelijk protocol leidt ertoe dat onderzoek naar kleurafwerkingen van meubelen ongestructureerd dreigt te verlopen, waarbij belangrijke aspecten, zoals de originaliteit van de zichtbare kleurafwerking, regelmatig over het hoofd worden gezien.

2.2.2 Eerder uitgevoerd kleuronderzoek

Zowel R. Kievits als P. Bruys hebben in het verleden onderzoek uitgevoerd naar de kleurafwerking van meubelen van P. Kramer. Het betreft hier de afstudeerscriptie van R.

Kievits uit 2003, getiteld ‘Onderzoek van de kleur en afwerklaag op een bureau van Piet Kramer’ en restauratieverslagen van P. Bruys uit 2011.9 Kievits maakt in zijn scriptie gebruik van materiaaltechnisch onderzoek, literatuuronderzoek en archiefonderzoek om de kleurafwerking van een bureau-ministre van Kramer te reconstrueren, terwijl P. Bruys niet alleen beschrijft welke middelen er zijn toegepast in de reconstructie van de waarschijnlijk originele kleurstelling, maar ook ingaat op de wijze waarop er tijdens de restauraties

8 Dit hoofdstuk richt zich op de uitvoering van materiaaltechnische analyses. De stand van wetenschap heeft in dit hoofdstuk betrekking op de methodiek van deze vorm van onderzoek en eerdere vergelijkbare

onderzoeken waarbij de kleurafwerking van meubelen is onderzocht door middel van materiaaltechnisch onderzoek. De resultaten van deze onderzoeken komen naar voren in 3.4.5 Resultaten eerder kleuronderzoek.

9 Kievits 2003, Bruys 2011

(13)

geprobeerd is deze originele kleurstelling te achterhalen, namelijk door middel van een visuele analyse van de onderzochte meubelen.

Naast de onderzoeken van Kievits en Bruys is er al enkele malen onderzoek

uitgevoerd naar de toepassing van synthetische beitsen bij het kleuren van meubelen van P.

Kramer. Het onderzoek richtte zich echter voornamelijk op de reconstructie van de originele kleurstellingen van de beitsen, maar liet veelal de vraag achterwege of men wel met de originele kleurbeits van doen heeft. Ook andere informatie omtrent de originaliteit van kleurafwerking is er nauwelijks. In een artikel van I. de Roode in ‘Meubels uit de vorige eeuw, restauratie uit deze eeuw’, gepubliceerd naar aanleiding van het 6e

symposium van Stichting Ebenist, komt onder meer naar voren dat onderzoek door het Instituut Collectie Nederland (ICN) naar de groene beits op een linnenkast van Kramer uitwees dat deze kleurafwerking origineel was. De Roode geeft echter niet aan hoe dit onderzoek is uitgevoerd.10

In 2013 heeft J. Timmer, naar aanleiding van haar masterscriptie bij de Universiteit van Amsterdam, onderzoek verricht naar de ontkleuring van beitsen van synthetische kleurstoffen op hout in combinatie met de verkleuring van het hout.11 Uit haar onderzoek bleek dat zowel de beitsen als het hout sterk verkleuren onder invloed van licht, waardoor de contemporaine kleur van houten meubelen die met een synthetische beits zijn bewerkt sterk afwijkt van de originele kleur (zie afbeelding 2.2.2 A).

Afbeelding 2.2.2 A. Voorbeeld van een verouderingsexperiment met de kleurstof Ponceau 2R, uitgevoerd door J. Timmer naar aanleiding van haar masterscriptie voor de master Conservering en Restauratie aan de Universiteit van Amsterdam. De kleurstof is aangebracht op eikenhout. Het geheel van kleurstof en substraat is verouderd onder invloed van licht in een xenotest. De rode kleurstof kent een sterke verkleuring en zal na omstreeks 80 museumjaar bijna geheel ontkleurd zijn.12 Foto: J. Timmer, 2013

2.3 Plan van aanpak

2.3.1 Onderzoeksgebied: de meubelen

10 Roode 2003: 59 11 Timmer 2013 12 Timmer 2013: 65

(14)

Omdat het ameublement van de RCE uit veel verschillende meubelen bestaat, zal het materiaaltechnisch onderzoek zich richten op een selectie, ook gezien het tijdsbestek waarin het onderzoek van de scriptie moet worden uitgevoerd. Hoewel de verkregen informatie door deze selectie slechts gebaseerd is op een beperkt aantal meubelen en niet op het volledige ameublement, geeft deze inperking wel de mogelijkheid om het

materiaaltechnisch onderzoek volledig uit te voeren en ieder aspect van de afwerking van de onderzochte meubelen te analyseren.

De meubelen die in aanmerking komen voor het materiaaltechnisch onderzoek zijn de buffetkast (afbeelding 2.3.1 A) en de salontafel (afbeelding 2.3.1 B, zie bijlage I voor grote afbeeldingen van deze meubelen). Er is voor deze twee meubelen gekozen omdat zij een afspiegeling vormen van de diversiteit van het ameublement en hierdoor inzicht geven in de gehele set. Ook kan het zo zijn dat, bijvoorbeeld wegens veelvuldig gebruik, bij de tafel slijtage is opgetreden waardoor het meubel mogelijk is herbeitst, wat geleid kan hebben tot een nieuwe kleurafwerking. De buffetkast daarentegen is minder ‘in gebruik’

dan een tafel waardoor slijtage minder waarschijnlijk is. Een bijkomend voordeel van de buffetkast is dat er veel plaatsen zijn waar het verschil tussen een verkleurde beits en een niet-verkleurde beits goed zichtbaar is, bijvoorbeeld op de gedeeltes van het meubel die in gemonteerde toestand afgedekt zijn voor licht. Het is hierdoor een voordelig meubel om monsters van te nemen.

Buffetkast

Afbeelding 2.3.1 A. P. Kramer. Buffetkast. 1933-1936. Eikenhout, vurenhout, coromandelhout, kunststof, metaal. 178x123x57 cm. Depot Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk. Afbeelding: RCE

Inventarisnummer: AB 25457-B Specifieke objectnaam: buffet Periode/datum: 1933-1936

Afmetingen (hxbxd): 178x123x57

Toegepaste materialen: het meubel is vervaardigd van zowel eikenhout, coromandel, triplex als vurenhout. De plint van het meubel is zwart gekleurd. Op het meubel is zowel metalen beslag (de grepen op de ladefronten) als kunststof beslag (de deurknopjes) aanwezig.

Salontafel:

(15)

Afbeelding 2.3.1 B. P. Kramer. Salontafel. 1933-1936. Eikenhout. 56x56x69 cm. Depot Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk. Afbeelding: RCE

Inventarisnummer: AB25466 Specifieke objectnaam: salontafel Periode/datum: 1933-1936

Afmetingen (hxbxd): 56x56x69

Toegepaste materialen: het onderstel en beide bladen van de tafel zijn vervaardigd van eikenhout. De onderkant van de tafelpoten is zwart gekleurd.

2.3.2 Visueel onderzoek: opzet en methode

Het doel van het visuele onderzoek is het achterhalen van de originele kleurlaag van het meubel, waarbij er op wordt gelet of er aanwijzingen kunnen worden gevonden dat het meubel in latere tijden is voorzien van een nieuwe kleuring.

Het visuele onderzoek vindt plaats met hulp van het protocol voor transparante afwerklagen, dat is ontwikkeld binnen een Tripartite-samenwerking (zoals besproken in 1.4 Relevantie van het onderzoek). Omdat het onderzoeksgebied van deze scriptie niet alleen de originaliteit van de kleurafwerking bij de meubelen van Kramer behelst, maar ook aandachtspunten voor restauratoren wil ontwikkelen bij vergelijkbaar onderzoek, wordt er hiernaast gekeken in hoeverre dit protocol toepasbaar is bij het onderzoek naar de kleurafwerking van een meubel in plaats van de transparante afwerking en meegenomen kan worden in de aandachtspunten voor restauratoren.

Bij het visuele onderzoek wordt er onder meer gelet op de manier waarop de verschillende vlakken van de meubelen afwijken ten opzichte van elkaar, of er oude restauraties

zichtbaar zijn en de wijze waarop de meubelen zijn afgewerkt. Het is van belang om niet alleen de buiten- en binnenzijde van het meubel te onderzoeken, maar om ook extra aandacht te geven aan moeilijk bereikbare plekken, zoals onder de deurknoppen en de scharnieren van de deuren. Hier is de kans het grootst dat er restanten worden gevonden van een eventueel aanwezige vroegere kleurafwerking, aangezien deze plaatsen mogelijk niet zijn meegenomen in een ‘herbeitsing’ van het meubel. Bij het Tripartite-protocol wordt er zowel gebruik gemaakt van zichtbaar licht als van UV-licht. Daar is voor gekozen omdat veel afwerklagen zich beter laten zien in UV-licht dan in zichtbaar licht.13

Hoewel het protocol is opgesteld om blanke afwerklagen te onderzoeken, is het binnen deze scriptie toegepast om meer te weten te komen over de gebruikte kleurbeits.

Wanneer een vraag uit het protocol is toegepast op de afwerklaag (en dus niet op de kleurbeits) is dit in de beantwoording duidelijk aangegeven. De volledig ingevulde protocollen van de buffetkast en de tafel zijn te vinden in bijlage III en IV. Om de

13 Zie Protocol in Bijlage III en Bijlage IV

(16)

meubelen volledig te kunnen onderzoeken worden zij deels gedemonteerd voor het visuele onderzoek.

2.3.3 Monstername: opzet en methode

Van beide meubelen worden verschillende monsters genomen die worden gebruikt voor dwarsdoorsnedes, HPLC, GCMS en SEM-EDX. Op meerdere plaatsen van de meubelen wordt steeds één monster genomen, dat wordt opgedeeld in meerdere delen en hierdoor gebruikt kan worden voor de verschillende analysetechnieken. De plaats waar deze

monsters worden afgenomen is bepaald in overleg met S. Nijhuis, R. Kievit, M. de Keijzer en M. van Bommel.14 Op deze manier voldoet de plaats waar de monsters worden

afgenomen zowel aan de richtlijnen van de RCE (het nemen van monsters is immers een destructieve onderzoeksmethode, en dient dan ook zoveel mogelijk ‘onzichtbaar’ te gebeuren), als aan de eisen die het verdere onderzoek aan de monsters stelt. De monsters worden genomen nadat de meubelen visueel zijn onderzocht, waardoor er al enig inzicht is ontstaan in de verschillende vormen van de kleurafwerking van de meubelen.

De monsters worden op beide meubelen genomen op zowel een plaats die waarschijnlijk niet of nauwelijks is aangetast door licht en gebruik, als op een plaats die waarschijnlijk meer aangetast is.

De verschillende monsters die bij de meubelen worden genomen zijn hieronder allereerst omschreven in een tabel (Tabel 2.3.2-1 Monstername buffetkast en Tabel 2.3.2-2

Monstername salontafel), waarbij er steeds zowel het nummer van het monster wordt gegeven als een tekstuele uitleg van de plaats waar het monster wordt genomen.

Vervolgens laat een tekening van de meubelen (zie afbeelding 2.3.2 A en afbeelding 2.3.2 B) de locatie zien van de monstername, samen met de verschillende analysetechnieken die er bij elk monster worden toegepast. Foto’s van de plaatsen waar de monsters zijn genomen zijn te vinden in bijlage III en IV, in de ingevulde protocollen die zijn gebruikt bij het visuele onderzoek naar de buffetkast.

Tabel 2.3.2-1 Monstername buffetkast

Monsternummer Plaats afname monster

14 Allen medewerkers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. S. Nijhuis is naast haar werkzaamheden als lijstenrestaurator voor de RCE werkzaam als docente aan de Universiteit van

Amsterdam, bij de master Conservering en Restauratie in de richting Hout en Meubelen. R. Kievits is bij de RCE werkzaam als restauratiespecialist en zowel M. van Bommel als M. de Keijzer zijn werkzaam als senior onderzoeker bij de RCE.

(17)

1 Achterzijde linkerlade, in de kopse kant van één van de zwaluwstaarten (plaats afgedekt voor licht en gebruik)

2 Bovenzijde blad, waar zich in gemonteerde

toestand het ladeblok bevindt (plaats afgedekt voor licht en gebruik)

3 Linker zijkant onderkast, links onderin

(plaats niet afgedekt voor licht en gebruik)

Afbeelding 2.3.2 A. Tekening van de buffetkast. De pijlen geven aan waar de monsters zijn afgenomen.

Tevens wordt aangegeven welke analysetechnieken er bij elk monster worden toegepast. Foto’s van de monsterlocaties zijn opgenomen in Bijlage III: protocol buffetkast. Afbeelding: auteur, 10-6-2014.

Tabel 2.3.2-2 Monstername salontafel

Monsternummer Plaats afname monster

Monster 2 (dwarsdoorsnede, HPLC, GCMS, SEM-EDX)

Monster 1 (dwarsdoorsnede, HPLC, SEM- EDX)

Monster 3 (dwarsdoorsnede, HPLC, SEM- EDX)

(18)

1 Bovenzijde regel onderstel (plaats afgedekt voor licht en gebruik)

2 Zwarte onderzijde tafelpoot (plaats niet

afgedekt voor licht en gebruik)

3 Onderzijde bovenblad, waar zich in

gemonteerde toestand het onderstel bevindt (plaats afgedekt voor licht en gebruik)

4 Bovenzijde bovenblad (plaats niet afgedekt

voor licht en gebruik)

Afbeelding 2.3.2 B. Tekening van de salontafel. De pijlen geven aan waar de monsters zijn afgenomen.

Tevens wordt aangegeven welke analysetechnieken er bij elk monster worden toegepast. Foto’s van de monsterlocaties zijn opgenomen in Bijlage IV: protocol salontafel. Afbeelding: auteur, 23-5-2014.

De monsters worden genomen met hulp van een scalpel. Er wordt steeds getracht om zowel het hout van het meubel, de kleurlaag en de eventueel aanwezige transparante afwerklaag mee te nemen. Bij alle monsters wordt er op gelet dat er minimaal materiaal wordt afgenomen, waardoor de monsterafname zo min mogelijk zichtbaar is. In het geval van monster vier bij de salontafel betekent dit bijvoorbeeld dat het monster wordt genomen in de naad van de verlijmde eikenhouten delen waaruit het blad bestaat.

Monster 1 (dwarsdoorsnede, HPLC, SEM-EDX)

Monster 4 (dwarsdoorsnede, HPLC, SEM-EDX)

Monster 3 (dwarsdoorsnede, HPLC, SEM-EDX)

Monster 2 (dwarsdoorsnede, HPLC, GCMS, SEM- EDX)

(19)

2.3.4 Dwarsdoorsnedes: opzet en methode

Onder begeleiding van R. Kievits, M. van Bommel en M. de Keijzer worden er monsters voor onder andere dwarsdoorsnedes genomen van de meubelen. De laagopbouw van deze dwarsdoorsnedes kan met hulp van microscopisch onderzoek in het Ateliergebouw worden onderzocht. Op deze manier kan er bekeken worden of er meerdere lagen in zowel de kleurafwerking als de blanke afwerklagen van de monsters gedetecteerd kunnen worden.

De monsters worden ingebed in een kunsthars (Poly-pol PS 230 giethars met 1%

methylethylketonperoxide als harder) en worden vervolgens met behulp van

schuurschijven in verschillende grofheden geslepen en gepolijst. De monsters kunnen hierna worden bekeken met een Axioplan 2 Imaging microscoop onder zowel opvallend gepolariseerd licht als met UV-licht, onder een vergroting van 400 keer.

2.3.5 High-Performance Liquid Chromatography: opzet en methode

De afgenomen monsters van de meubelen worden, onder leiding van M. van Bommel, onderzocht door middel van High-Performance Liquid Chromatography (HPLC). Deze analysetechniek is gericht op het identificeren van organische kleurstoffen die onderdeel zijn van kleurbeitsen. HPLC is een destructieve analysemethode, waardoor de monsters die voor HPLC worden geselecteerd niet nogmaals kunnen worden gebruikt bij verder

onderzoek.

Het volgende citaat, geschreven door H. van Keulen en M. van Bommel van de RCE, beschrijft de methode van High-Performance Liquid Chromatography:

‘Organische kleurstoffen worden geanalyseerd met hoge prestatie vloeistof

chromatografie (HPLC). De monsters worden eerst gehydrolyseerd, dat wil zeggen 10 minuten koken in een zoutzuur oplossing, om de kleurstoffen in oplossing te krijgen. Detectie van de kleurstoffen vindt plaats met behulp van een Photo Diode Array detector (PDA). Deze neemt continue van de kleurstoffen absorptiespectra op van 200 tot 700 nm. Componenten met een absorptie onder 325 nm kunnen echter door het menselijk oog niet worden waargenomen. Alleen componenten met een absorptie boven 325 nm zijn daarom bepalend voor de kleur. De spectra van de componenten in het monster worden vergeleken met spectra van bekende kleurstoffen uit de RCE referentie collectie. Retentietijden en spectra van deze bekende kleurstoffen staat in een software bibliotheek. Aangezien spectra meestal zeer specifiek zijn voor een component, kunnen bijna alle oplosbare kleurstoffen, mits referentiemateriaal aanwezig is, worden geïdentificeerd.’15

De monsters van de buffetkast en de salontafel worden voorbehandeld met een tweestaps extractieproces. Hierbij wordt er allereerst 40 µl dimethyl sulfoxide (DMSO) toegevoegd, dat voor tien minuten wordt verwarmd tot 80 ˚C. Vervolgens wordt de DMSO weer verwijderd met behulp van een pipet. Vervolgens wordt er 50 µl zoutzuuroplossing toegevoegd, dat eveneens 10 minuten wordt verwarmd, nu tot 100 ˚C. De

zoutzuuroplossing wordt door middel van stikstof afgedampt. Het monster wordt hierna opgelost in de bewaarde DMSO en wordt gecentrifugeerd om eventueel aanwezige vaste deeltjes te verwijderen. De analyse wordt uitgevoerd met zowel de TBA methode

(bestaande uit barbituurzuur), die geschikt is voor zure synthetische kleurstoffen, als met

15 Deze informatie is afkomstig uit ‘Onderzoek naar kleurstoffen in afwerklagen van meubels uit de collectie van Piet Kramer’ door H. van Keulen en M. van Bommel uit 2001.

(20)

de mierenzuurmethode, die geschikt is voor natuurlijke kleurstoffen en basische synthetische kleurstoffen.16

2.3.6 Scanning Electron Microscope Energy Dispersive X-ray spectroscopy: opzet en methode

Samen met L. Megens, onderzoeker van de RCE, worden de verschillende

dwarsdoorsnedes die in samenwerking met M. de Keijzer zijn gemaakt bekeken onder de elektronenmicroscoop. Met behulp van deze analysetechniek kunnen er niet alleen zeer gedetailleerde foto’s worden genomen van de monsters, maar dankzij Energy-dispersive X- ray spectroscopy (EDX) kan ook de elementaire samenstelling van de monsters onderzocht worden. Dat is van waarde wanneer de toegepaste kleurafwerking of afwerklaag

anorganische materialen bevat. Deze anorganische materialen zouden bijvoorbeeld aanwezig kunnen zijn bij de onderzijde van de tafelpoten, die zijn voorzien van een niet- transparante zwarte kleurafwerking.

Bij SEM-EDX wordt een straal van elektronen losgelaten op het monster. Dit heeft tot gevolg een afgifte van secundaire elektronen, weerkaatsing van primaire elektronen en het ontstaan van röntgenstraling. Deze röntgenstraling wordt opgevangen door detectoren in de SEM-EDX, die deze vervolgens koppelt aan een specifiek element. Dit is mogelijk doordat ieder element een eigen, specifieke vorm van röntgenstraling kent. De gemeten intensiteit van de röntgenstraling geeft informatie over de hoeveelheid van het gedetecteerde element.

Op deze manier kan er informatie worden gewonnen over onder andere de hoeveelheid aanwezige materialen en metalen.17

2.3.7 Gas Chromatography-Mass Spectrometry: opzet en methode

Gas Chromatography-Mass Spcetrometry (GCMS) is onder andere gericht op het

achterhalen van de samenstelling van de transparante afwerklaag van de meubelen. Deze analysetechniek, waarbij de verschillende elementen van een monster worden gescheiden en geïdentificeerd, leidt tot een analyse van de toegepaste bindmiddelen, harsen en wassen, maar kan ook moderne materialen identificeren. De analysetechniek wordt uitgevoerd door H. van Keulen, onderzoeker bij de RCE, op twee verschillende monsters. Deze zijn zowel afkomstig van de salontafel als van het buffet. Bij de salontafel is monster 2 onderzocht, net als bij de buffetkast. GCMS geeft weliswaar geen informatie over de kleurafwerking van de meubelen, maar verstrekt wel informatie omtrent de opbouw van de afwerklagen van de meubelen: is er slechts één transparante afwerking toegepast, of kunnen er meerdere achterhaald worden? Op deze manier wordt de volledige afwerking van de meubelen onderzocht.

Meer informatie over de transparante afwerklaag van de meubelen is nuttig wanneer men de originaliteit van de kleurlaag tracht te achterhalen: wanneer er meerdere soorten afwerklagen worden gevonden, betekent dit dat het meubel in het verleden is behandeld.

Mogelijk is een kleurverandering toen ook onderdeel van de behandeling geweest.

Wanneer er op het gehele meubel slechts één transparante afwerking wordt gedetecteerd, is het waarschijnlijker dat het meubel niet is behandeld gedurende de tijd en mogelijk dus nog steeds de originele kleurafwerking zichtbaar is.

Gas Chromatography is een analysetechniek waarbij verschillende stoffen van elkaar worden gescheiden, zoals harsen (zowel dierlijk als plantaardig), wassen, vetten, oliën,

16 Informatie verkregen van M. van Bommel, onderzoeker bij de RCE en verantwoordelijk voor de uitvoering van de HPLC-analyse.

17 NanoPhysics 2012

(21)

gommen en teer. Bij deze techniek wordt een monster tot verdamping gebracht in het GCMS-apparaat. Doordat elk van de hierboven genoemde stoffen een eigen specifieke retentietijd heeft wanneer zij wordt verdampt, is het mogelijk om de verschillende stoffen van elkaar te scheiden. Vervolgens, door middel van Mass Spectrometry, kunnen de verschillende stoffen geanalyseerd worden. Op deze manier vindt er zowel een kwalitatieve als kwantitatieve identificering plaats van de aanwezige stoffen in het monster.18

2.4 Resultaten

2.4.1 Visueel onderzoek

De kleuring van de buffetkast en de salontafel zijn visueel onderzocht aan de hand van het protocol dat is ontwikkeld binnen een Tripartite-samenwerking. Hieronder wordt er allereerst ingegaan op hoeverre het protocol toepasbaar is gebleken bij het onderzoek naar kleurlagen. Vervolgens worden de resultaten van het visuele onderzoek van de buffetkast en de salontafel besproken.

Aangezien het protocol is ontwikkeld voor blanke afwerklagen, zijn er enkele onderdelen van het protocol die in het huidige onderzoek niet of nauwelijks van belang zijn. Een voorbeeld hiervan is de aandacht die in het protocol wordt gegeven aan craquelé, aangezien craquelé een verschijnsel is dat zich eventueel voordoet in de transparante afwerklaag van een meubel en niet in de kleurlaag. Hier tegenover staan enkele punten die in een onderzoek naar de kleurafwerking van een meubel van groot belang zijn en veel aandacht vragen, terwijl deze in het protocol voor transparante afwerkingen zeer summier behandeld worden. Voorbeelden hiervan zijn de aanwezigheid van meerdere zichtbare lagen in de kleurafwerking en glansverschillen tussen de eventueel aanwezige

verschillende lagen. Ook dient er bij een kleuronderzoek meer aandacht te worden

geschonken aan de aanwezigheid van een kleurafwerking op een onbedoelde plaats, zoals achter scharnieren of tussen verbindingen. De hierboven omschreven voorbeelden zijn bij een transparante afwerking in veel gevallen zeer lastig te onderscheiden, terwijl zij bij een kleurafwerking wel erg herkenbaar kunnen zijn en veel informatie omtrent de originaliteit van de kleurafwerking kunnen bevatten. Het protocol is wel nuttig in verband met de aandacht die wordt geschonken aan de verschillende onderdelen en vlakken van het 18 Douglas (jaartal van publicatie onbekend).

De methode van Gas Chromatography-Mass Spectrometry wordt door H. van Keulen, onderzoeker bij de RCE, als volgt omschreven (ontvangen via e-mail op 26-3-2014):

‘Voor het analyseren van bindmiddelen, wassen, harsen en moderne materialen wordt pyrolyse gebruikt als injectietechniek, in combinatie met tetramethylammoniumhydroxide als

derivatiseringsmiddel. Het gevormde componentenmengsel wordt gescheiden met behulp van gaschromatografie (GC) en de gescheiden componenten worden gedetecteerd en geïdentificeerd met massaspectrometrie (MS).

De gebruikte pyrolyse-eenheid en GC/MS, is een Frontier Lab 3030D pyrolyser op een Thermo Scientific Focus GC een ISQ massaspectrometer. De pyrolyse-eenheid is direct gekoppeld aan een SLB5 ms (Supelco) kolom met een lengte van 20 meter, een inwendige diameter van 0,18 mm en een filmdikte van 0,18 micrometer. Helium met een constante stroom van 0,9 ml / min is gebruikt als draaggas. De pyrolysetemperatuur was 550°C, de temperatuur van de pyrolyse-interface was 300°C. Het gebruikte temperatuursprogramma is 35°C (1) – 60°C / min – 110°C – 14°C / min – 240°C – 5°C / min – 315°C (2). De kolom is direct gekoppeld aan de ionenbron van de

massaspectrometer. De temperatuur van de interface was 250 °C, de temperatuur van de ionenbron was 220°C. Massa spectra werden geregistreerd van 29 AMU tot 600 AMU met een snelheid van 7 scans per seconde. De software Xcalibur 2.1 wordt gebruikt voor het opnemen en verwerken van de spectrale data.’

(22)

meubel, waardoor men, ook bij onderzoek naar kleurlagen, ‘gedwongen’ wordt om alle verschillende kanten van het meubel nauwkeurig te onderzoeken. Ook is de

gestructureerde manier waarop monsterafname in het protocol wordt vormgegeven van belang bij kleuronderzoek: bij verder onderzoek kunnen die monsters belangrijke informatie geven omtrent de originaliteit van de zichtbare kleurafwerking. De

monsterafname dient dan ook in het geval van kleuronderzoek helder en gestructureerd plaats te vinden, waarbij fotodocumentatie eveneens van groot belang is.

De belangrijkste uitkomsten van het visuele onderzoek worden hier gepresenteerd.

De volledig ingevulde protocollen staan vermeld in Bijlage III: protocol buffetkast en Bijlage IV: protocol salontafel.

Buffetkast

De buitenzijde van de buffetkast vertoont in zijn geheel een zeer sterk vervaagde oranje kleur. Dit geldt alleen niet voor de plint, die dekkend zwart van kleur is. Omdat de

intensiteit van de aangebrachte kleur aan de buitenzijde van de buffetkast zo zwak is, is de houtstructuur van het eikenhout (bij de onderkast en het ladeblok) en het naaldhout (bij de bovenkast) goed zichtbaar. De kast geeft op het eerste gezicht een vrij egale, lichtoranje indruk.

Wanneer men de kast echter nauwkeuriger onderzoekt, valt op dat de verschillende delen van de kast een verschillende mate van verkleuring vertonen. De delen die het meest licht vangen, zoals de bovenzijde van het blad van de onderkast, zijn sterker verkleurd dan delen die meer afgeschermd zijn geweest voor licht, zoals achteraan beide zijkanten van de kast. Hiernaast valt het op dat de oranje kleur iets intenser lijkt in de bovenkast,

vervaardigd van naaldhout, dan in de onderkast, vervaardigd van eikenhout.

De verschillen in kleur zijn vele malen sterker wanneer de kastonderdelen aan de buitenzijde van de buffetkast vergeleken worden met de onderdelen van de kast die afgeschermd zijn geweest voor zichtbaar licht. Het gaat hierbij om de binnenzijde van de onderkast (afbeelding 2.4.1 A), het uittrekplankje in de onderkast (afbeelding 2.4.1 B), achter de deurknopjes op de onderkast (afbeelding 2.4.1 C), achter de scharnieren in de onderkast (afbeelding 2.4.1 D) en de zijkanten en achterkant van de laden (afbeelding 2.4.1 E). Wanneer de verschillende onderdelen van de buffetkast (onderkast, ladeblok en

bovenkast) gedemonteerd worden zijn er op de plaatsen waar de verschillende

kastonderdelen normaliter op elkaar bevestigd zijn ook afgeschermde delen zichtbaar (afbeelding 2.4.1 F). Alle afgeschermde delen van de kast zijn feloranje van kleur.

De oranje kleur, die zowel in vervaagde als in feloranje kleurtint aanwezig is op het meubel, lijkt overal uit één enkele kleurlaag te bestaan. Dit geldt niet alleen voor de grote oppervlakten van de kast, zoals de zijkanten en het blad van de onderkast, maar ook voor plaatsen waar de beits onbedoeld aanwezig is, zoals op de kopse zijde van de

zwaluwstaarten van de laden of achter de scharnieren van de deuren.

(23)

Afbeelding 2.4.1 A. De kleurbeits op de binnenzijde van de onderkast is feloranje van kleur, terwijl deze aan de buitenzijde vervaagd is en een vale oranje tint heeft. Foto: auteur, 24-2-2014.

Afbeelding 2.4.1 B. Op het uittrekplankje in de onderkast is een feloranje kleur zichtbaar op het gedeelte dat zich normaliter in de kast bevindt, terwijl de kleur van het gedeelte dat in gesloten toestand uitsteekt vervaagd is. Foto: auteur, 6-6-2014.

Afbeelding 2.4.1 C. De kleurbeits is achter de deurknopjes op de onderkast niet vervaagd en vertoont een veel fellere oranje tint dan het omringende hout, dat aan licht blootgesteld is geweest. Foto: auteur, 24-2- 2014.

(24)

Afbeelding 2.4.1 D. Achter het scharnier is, net als aan de gehele binnenzijde van de onderkast, een feloranje kleur zichtbaar. Foto: auteur, 24-2-2014.

Afbeelding 2.4.1 E. Ook de zijkanten van de laden (normaal afgedekt voor lichtinvloeden) zijn feloranje van kleur, in tegenstelling tot de voorzijde. Foto: auteur, 24-2-2014.

Afbeelding 2.4.1 F. Op de bovenzijde van de onderkast is het gedeelte zichtbaar dat in gemonteerde toestand wordt afgedekt door het ladeblok. Hier is de kleurbeits niet vervaagd, in tegenstelling tot de rest van de bovenzijde van het blad. Foto: auteur, 6-6-2014.

Salontafel

De salontafel vertoont op de bovenzijde van het bovenblad een vrij felle oranje kleur (afbeeldingen 2.4.1 G en 2.4.1 H). Dit in tegenstelling tot de rest van de tafel, die geel van

(25)

kleur is (afbeelding 2.4.1 I). Op het moment dat het bovenblad gedemonteerd wordt en vergeleken wordt met de rest van de tafel, is dit verschil nog duidelijker zichtbaar dan wanneer de tafel in samengestelde conditie wordt bekeken. De onderzijde van beide tafelbladen lijkt voor het grootste gedeelte ongekleurd te zijn (op wat ‘kleurvlekken’ na, zie afbeelding 2.4.1 J) en toont het eikenhout waarvan de tafel vervaardigd is. Op de onderzijde van het bovenblad is er een geel gekleurd ‘kruis’ zichtbaar, dat lijkt te bestaan uit de afdruk van het geel gekleurde onderstel. Het onderste gedeelte van de tafelpoten is dekkend zwart van kleur.

Naast de oranje kleur op de bovenzijde van het bovenblad, lijkt dit gedeelte van de tafel ook ‘schoner’ te zijn dan de rest van het meubel en vertoont het minder

gebruiksschade. Het bevat minder krasjes en vlekjes en wekt hiermee de indruk dat de bovenzijde van het blad opnieuw geschuurd is. Dit zou een logische voorbehandeling zijn wanneer de bovenzijde van het blad opnieuw gebeitst is (met een oranje kleurbeits in plaats van een gele kleurbeits). Aan de rand van het blad kunnen inderdaad rondom lichte

schuursporen worden gevonden, die soms haaks op de nerfrichting van het hout staan en hierdoor in strijklicht goed zichtbaar zijn (afbeelding 2.4.1 K). De randen van het blad lijken door het schuren ook iets afgeschuind te zijn.

Afbeelding 2.4.1 G. De bovenzijde van het blad van de salontafel is feloranje van kleur. Foto: auteur, 24-2- 2014.

Afbeelding 2.4.1 H. Detailopname van de bovenzijde van het bovenblad. Op deze afbeelding wordt de feloranje kleur nogmaals getoond, nu met kleurenkaart. Foto: auteur, 6-6-2014.

(26)

Afbeelding 2.4.1 I. Het onderstel en het onderblad van de salontafel zijn, in tegenstelling tot de bovenzijde van het bovenblad, niet oranje maar geel van kleur. Foto: auteur, 6-6-2014.

Afbeelding 2.4.1 J. De onderzijden van de tafelbladen bevat verschillende kleurvlekken, maar lijkt verder niet gekleurd te zijn. Hier wordt de onderzijde van het onderblad getoond. Foto: auteur, 24-2-2014.

Afbeelding 2.4.1 K. Aan de randen van het bovenblad zijn er op de bovenzijde schuursporen zichtbaar (aangegeven met blauwe pijl), die zich soms haaks op de nerfrichting van het hout bevinden (zoals zichtbaar in deze afbeelding). Foto: auteur, 6-6-2014.

2.4.2 Dwarsdoorsnedes

De dwarsdoorsnedes die van de verschillende monsters gemaakt zijn, zijn gefotografeerd in zowel opvallend gepolariseerd licht als in UV-licht. De afbeeldingen staan in Bijlage V:

Monsterformulieren microscopie en SEM-EDX. Op de dwarsdoorsnedes is steeds aan de

(27)

onderzijde de houtstructuur van het eikenhout zichtbaar, met aan de bovenzijde de kleurlaag en in enkele gevallen de afwerklaag van de meubels.19

Afbeelding V-1 tot en met afbeelding V-8 tonen de dwarsdoorsnedes die zijn vervaardigd van monsters van de buffetkast, in zowel opvallend gepolariseerd licht als in UV-licht.

Ook worden de opnames getoond die met behulp van de SEM-EDX zijn gemaakt. Bij de dwarsdoorsnede van monster 3 is geen afbeelding van het monster in UV-licht opgenomen, aangezien hier geen informatie uit gewonnen kon worden.20 De monsters tonen onderaan het eikenhout, met hierop de kleurafwerking (zie afbeelding 2.4.2 A).21 Deze is in de foto’s met UV-licht zichtbaar als een fluorescerende laag (zie afbeelding 2.4.2 B). Wanneer er sprake zou zijn van een opake laagafwerking van de meubels, zou deze niet fluoresceren.22 De kleurafwerking van de buffetkast toont zich in de dwarsdoorsnede van monster 1 oranje/rood van kleur (zie eveneens afbeelding 2.4.2 A), terwijl de dwarsdoorsnedes van monsters 2 en 3 meer oranje/geel van kleur zijn (zie afbeeldingen 2.4.2 C en 2.4.2 D). De eerste twee monsters zijn ook in UV-licht gefotografeerd, waarbij zij beide een oranje fluorescentie kennen (afbeelding 2.4.2 B).

De volgende twaalf afbeeldingen in bijlage V tonen de vier monsters van de salontafel.

Hoewel de afbeelding van monster 1 met opvallend gepolariseerd licht aan de bovenzijde een witte afwerking lijkt te hebben (afbeelding 2.4.2 E), heeft onderzoek met de SEM- EDX aangetoond dat hier geen anorganische materialen aanwezig zijn, en er dus geen wit gepigmenteerde verfafwerking op het meubel aanwezig is (zie 2.4.4 Scanning Electron Microscope Energy Dispersive X-ray spectroscopy).23 Deze uitkomst is in

overeenstemming met zowel een visuele analyse van het meubel, waarbij er geen witte kleurafwerking gedetecteerd wordt, als met de foto’s van de dwarsdoorsnedes, waarop geen pigmentkorrels te zien zijn. De aanwezigheid daarvan kan duiden op een verf met anorganisch materiaal. Dit zou vervolgens ook uit de analyse met de SEM-EDX naar voren moeten zijn gekomen. De witte laag is vermoedelijk een afwerklaag van het meubel, bestaande uit bindmiddelen. Deze afwerklaag is onderzocht met hulp van GCMS, zie 2.4.5 Gas Chromatography-Mass Spectrometry.

Afbeeldingen V-12, V-13 en V-14 laten de kleurafwerking van monster 2 zien, die in zichtbaar licht dekkend zwart van kleur is. In UV-licht is er op de zwarte kleurlaag een oranje fluorescentie zichtbaar (afbeelding 2.4.2 F). Dit is een aanwijzing dat hier gebruik is gemaakt van schellak (die een sterke oranje fluorescentie kent bij UV-licht). Onderzoek met de GCMS op dit monster toont aan dat hier inderdaad schellak gevonden wordt (zie 2.4.5 Gas Chromatography-Mass Spectrometry).

De kleurafwerking van de salontafel toont zich in de dwarsdoorsnede van monster 4 slechts op een zeer klein gedeelte oranje van kleur, terwijl er bij een visuele analyse van het meubel over het gehele oppervlakte van de bovenzijde van het bovenblad een sterk oranje kleur wordt waargenomen (afbeelding 2.4.2 G).

19 Ter verduidelijking van de tekst zijn enkele afbeeldingen uit bijlage V eveneens opgenomen in deze paragraaf.

20 In overleg met RCE-onderzoeker M. de Keijzer bepaald.

21 Ter verduidelijking zijn enkele afbeeldingen uit bijlage V bijgevoegd in de tekst.

22 Aangegeven door M. de Keijzer.

23 Samen met RCE-onderzoekers L. Megens en M. de Keijzer onderzocht.

(28)

Afbeelding 2.4.2 A. Buffetkast, monster 1. Gepolariseerd licht. Vergroting: 400x. Aan de onderzijde is het eikenhout van de buffetkast zichtbaar, waarop zich de oranje/rode kleurafwerking bevindt (aangegeven met blauwe pijl). Foto: M. de Keijzer, RCE, 31-3-2014.

Afbeelding 2.4.2 B. Buffetkast, monter 1. UV-licht. Vergroting: 400x. De oranje/rode kleurafwerking heeft een oranje fluorescentie (aangegeven met blauwe pijl). Foto: M. de Keijzer, RCE, 31-3-2014.

Afbeelding 2.4.2 C. Buffetkast, monster 2. Gepolariseerd licht. Vergroting: 400x. Op het hout is een oranje/gele kleurafwerking zichtbaar (aangegeven met blauwe pijl). Foto: M. de Keijzer, RCE, 31-3-2014.

(29)

Afbeelding 2.4.2 D. Buffetkast, monster 3. Gepolariseerd licht. Vergroting: 400x. Dit monster kent eveneens een oranje/gele kleurafwerking (aangegeven met blauwe pijl). Foto: M. de Keijzer, RCE, 31-3-2014.

Afbeelding 2.4.2 E. Salontafel, monster 1. Gepolariseerd licht. Vergroting: 400x. Het hout lijkt een witte kleurafwerking te hebben (aangegeven met blauwe pijl). Deze wordt echter niet gevonden bij een visuele analyse van het meubel en komt ook niet naar voren bij analyse met SEM-EDX. Foto: M. de Keijzer, RCE, 31-3-2014.

Afbeelding 2.4.2 F. Salontafel, monster 2. UV-licht. Vergroting: 400x. Op de zwarte kleurafwerking is een oranje fluorescerende laag aanwezig (aangegeven met blauwe pijl). Dit is aanwijzing dat hier een afwerking van schellak is toegepast. Foto: M. de Keijzer, RCE, 31-3-2014.

(30)

Afbeelding 2.4.2 G. Salontafel, monster 4. Gepolariseerd licht. Vergroting: 400x. Het monster vertoont slechts op een zeer klein gedeelte een oranje kleurafwerking (aangegeven met blauwe pijl). Dit komt niet overeen met een visuele analyse van het meubel, waarbij er over het gehele oppervlakte van de bovenzijde van het bovenblad een sterk oranje kleur wordt waargenomen. Foto: M. de Keijzer, RCE, 31-3-2014.

2.4.3. High-Performance Liquid Chromatography

Om de bestandsmiddelen van de kleurbeitsen te achterhalen is bij alle monsters, zowel van de buffetkast als van de salontafel, High-Performance Liquid Chromatography (HPLC) uitgevoerd. De analysetechniek is in alle gevallen uitgevoerd met zowel de

mierenzuurmethode (geschikt voor natuurlijke kleurstoffen en basische synthetische kleurstoffen) als met de TBA-methode (geschikt voor zure synthetische kleurstoffen, zie 2.3.5 High-Performance Liquid Chromatography: opzet en methode). Hoewel de

uitkomsten van de buffetkast en de salontafel in sommige gevallen van elkaar verschillen, bevatten zij ook een aantal overeenkomsten. Hieronder worden in tabel 2.4.3-1 de

resultaten van de buffetkast getoond en in tabel 2.4.3-2 de resultaten van de salontafel. De volledige HPLC analyse is terug te vinden in Bijlage VI: Uitkomsten HPLC onderzoek.

(31)

Tabel 2.4.3-1 Resultaten HPLC buffetkast

Monsternummer Gedetecteerde stoffen

1 Gedetecteerd door mierenzuurmethode:

Egalluszuur (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf) en onbekende gele

kleurstoffen (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf)

Gedetecteerd door TBA-methode:

Tartrazine, Orange GG, Cochenille Rood A en een ponceau verbinding.24

2 Gedetecteerd door mierenzuurmethode:

Egalluszuur (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf)

Gedetecteerd door TBA-methode:

Tartrazine, Orange GG, Cochenille Rood A en een ponceau verbinding.

3 Gedetecteerd door mierenzuurmethode:

Egalluszuur (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf) en onbekende gele

kleurstoffen (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf)

Gedetecteerd door TBA-methode:

Tartrazine, Orange GG, Cochenille Rood A en een ponceau verbinding.

24 De ponceau verbinding bestaat uit rood/oranje tinten. Deze verbinding kan onbedoeld zijn ontstaan vanuit de synthese waarbij orange GG is ontwikkeld, maar kan ook bewust zijn toegevoegd aan de kleurbeits om een bepaalde oranje nuance te verkrijgen. Informatie verkregen van M. van Bommel, senior onderzoeker bij de RCE, verantwoordelijk voor de uitvoering van de HPLC-analyse.

(32)

Tabel 2.4.3-2 Resultaten HPLC salontafel

Monsternummer25 Gedetecteerde stoffen

1 Gedetecteerd door mierenzuurmethode:

Egalluszuur (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf) en onbekende gele

kleurstoffen (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf)

Gedetecteerd door TBA-methode:

Methanil geel

3 Gedetecteerd door mierenzuurmethode:

Egalluszuur (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf) en onbekende gele

kleurstoffen (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf)

Gedetecteerd door TBA-methode:

Methanil geel

4 Gedetecteerd door mierenzuurmethode:

Egalluszuur (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf) en onbekende gele

kleurstoffen (waarschijnlijk afkomstig uit het hout zelf)

Gedetecteerd door TBA-methode:

Orange GG

2.4.4 Scanning Electron Microscope Energy Dispersive X-ray spectroscopy

Door middel van SEM-EDX zijn de zeven verschillende dwarsdoorsnedes, gemaakt van de monsters die van de meubelen genomen zijn, onderzocht. De foto’s van de

dwarsdoorsnedes zijn opgenomen in Bijlage V: Monsterformulieren microscopie en SEM- EDX. Met de SEM-EDX is aangetoond dat er geen anorganische materialen in de monsters aanwezig zijn. Dit geldt ook voor de dekkende zwarte laag die op het onderste gedeelte van de tafelpoten aanwezig is en eveneens is bemonsterd en onderzocht met SEM-EDX.

2.4.5 Gas Chromatography-Mass Spectrometry

De GCMS, gericht op het achterhalen van de aanwezigheid van harsen, wassen en

bindmiddelen, heeft aangetoond dat er in monster AB25466 2B van de tafel, afgenomen op het zwarte gedeelte aan de onderzijde van een tafelpoot, schellak, drogende olie, bijenwas en huidvet te herkennen is. Op monster AB25457-B 2B van de buffetkast, afgenomen op het afgedekte gedeelte van het blad van de onderkast waar normaliter het ladeblok op is gemonteerd, is slechts bijenwas gedetecteerd. Voor de resultaten van de GCMS, zie Bijlage VII: uitkomsten GCMS.

2.5 Discussie

De uitkomsten van het materiaaltechnisch onderzoek bij de buffetkast en salontafel wijken in veel opzichten van elkaar af. Waar er bij de buffetkast over het gehele oppervlakte dezelfde kleurstoffen worden gevonden, wordt er bij de salontafel op de bovenzijde van het

25 Monster 2, afgenomen op de zwarte onderzijde van de tafelpoot, is niet met HPLC onderzocht aangezien hier geen gebruik is gemaakt van een synthetische kleurbeits.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Samsung maakt zich op voor de lancering van smartphones op basis van 5G technologie, maar ook van de vouwbare Galaxy Fold (aan een stevig prijsaartje van 2000

De Vlam ontdekte dat de verguld bronzen sluitlijst op de rechterdeur niet origineel was, maar afkomstig van de Breytspraak secretaire voor de slaapkamer van de koningin (inv.nr.

Na een zorgvuldig vooronderzoek en kritische weging van de esthetische toe- stand van het interieur - architectuuronderdelen waren meer- dere malen overschilderd - werd besloten tot

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

2) Enkele grondwetsbepalingen staan delegatie niet toe; dan is dus experimenteren bij lager voorschrift niet toegestaan. 3) Is delegatie in concreto mogelijk, dan is, als niet aan

Alle politieke partijen erkennen dat ze niet zoveel van elkaar verschillen. Zowel over de belangrijkste onderwerpen als de belangrijkste keuzes daarbinnen wordt opvallend

is een handelsonderneming die het alleenverkooprecht voor Nederland heeft van hardhouten meubelen die door een Belgische meubelfabriek geproduceerd zijn.. heeft zich in 2002