• No results found

ByAMFI STORiES

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ByAMFI STORiES"

Copied!
172
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hogeschool van Amsterdam

Reclame, Marketing en Communicatie

ByAMFI STORiES

The Amsterdam Fashion Institute Experience

Een onderzoek naar bezoekersbeleving binnen de ByAMFI Statement Store

Student: Alexander Boissevain

Studentnummer: 500622465

Opdrachtgever: Lectoraat Crossmedia – Hogeschool van Amsterdam

Eerste beoordelaar: Daniëlle Smits van Waesberghe

Tweede beoordelaar: Fons Fonteijn

Procesbegeleider : Jochen Riester

(2)

Voorwoord

Voor u ligt het eindresultaat van mijn HBO bacheloropleiding Reclame, Marketing en Communicatie

aan de Hogeschool van Amsterdam. Deze afstudeeropdracht staat voor mij persoonlijk voor een

afsluiting van de afgelopen vier jaar waarmee ik met plezier mijn tijd als student wil beëindigen. Het

resultaat van de afgelopen paar maanden onderzoek komt samen in deze eindscriptie.

De afstudeeropdracht betreft een onderzoek naar de bezoekersbeleving van de ByAMFI Statement

Store. Het onderzoek is aanvankelijk uitgevoerd in opdracht van het Lectoraat Crossmedia als

onderdeel van het project Fashion Retail Future. Echter is het einddoel van deze scriptie vooral

bedoeld om ByAMFI te voorzien van een inzicht op basis van het onderzoek, en een oplossing op

basis van het advies.

Het opstellen van deze scriptie is voor mij een behoorlijk proces geweest en ik wil dan ook een aantal

personen ontzettend bedanken die mij hebben geholpen, hebben bijgestaan, en hebben begeleid tot

aan de eindstreep.

Allereerst wil ik alvast mijn eerste- en tweede beoordelaars Daniëlle Smits van Waesberghe en Fons

Fonteijn bedanken voor de tijd en moeite die zij in mijn scriptie steken om deze te beoordelen. En

daarnaast natuurlijk mijn procesbegeleiders Jochen Riester, Anne Moes, en Bernadette Schrandt voor

de handige tips en adviezen.

Verder wil ik de personen achter ByAMFI enorm bedanken. Zonder wie mijn onderzoek nooit tot stand

zou zijn gekomen. In het bijzonder Frank Jurgen Wijlens, de coördinator van ByAMFI. En daarnaast

Joanne Zonderland, Rosiane Kuijpers en alle ByAMFI-studenten die bereidt zijn geweest mij te woord

te staan in een interview.

Een speciaal bedankje gaat uit naar mijn vader voor al zijn feedback en mijn moeder voor de vele

kopjes thee die ze voor mij heeft gezet tijdens stressvolle paniekmomentjes. Tot slot wil ik mijn lieve

vriendin bedanken voor haar enorme support tijdens het gehele afstudeerproces.

Ik hoop dat de uitkomsten van deze scriptie van waarde zullen zijn voor ByAMFI en het Lectoraat

Crossmedia.

Alexander Boissevain,

Hoofddorp, 6 september 2015

(3)

Samenvatting | Nederlands

Deze afstudeeropdracht is uitgevoerd in opdracht van het Lectoraat Crossmedia. Een

onderzoeksinstelling van de Hogeschool van Amsterdam die momenteel onderzoek doet naar de

toekomst van ‘fashion retail’. Volgens het Lectoraat hebben fysieke winkels het tegenwoordig steeds

moeilijker. Zo ook de ByAMFIstore (ByAMFI), de winkel van het Amsterdam Fashion Insitute.

Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat de functie van fysieke (kleding)winkels langzaam

verschuift. Niet alleen door de crisis maar ook door de opkomst van steeds meer online aanbieders

komt de fysieke winkel onder druk te staan. Consumenten blijven echter aangeven dat zij een rol zien

voor de fysieke winkel. Zo blijkt bijvoorbeeld dat bezoekerservaringen en –belevingen in een fysieke

winkel een onderscheidend vermogen kunnen zijn ten opzichte van online winkelen. Dit omdat de

fysieke kleding bijvoorbeeld gepast en gevoeld kan worden.

Het lectoraat vraagt zich momenteel dan ook af of er eventuele verschillen zijn tussen de huidige

bezoekersbeleving van de ByAMFIstore en de gewenste bezoekersbeleving. En hoe deze eventuele

verschillen door de inzet van communicatie verkleint zouden kunnen worden, zodat de ByAMFIstore

een onderscheidende bezoekersbeleving kan bieden die aansluit bij het concept van de winkel en de

gewenste bezoekersbeleving.

Deze onderzoeksvraag is onderzocht op basis van een GAP-analyse. Waarbij als eerste stap met de

leiding van ByAMFI is gesproken en de gewenste identiteit (Wat willen we zijn?) met de daarbij

horende gewenste beleving (Hoe willen we dat andere ons beleven?) van ByAMFI is onderzocht.

Uit deze gewenste identiteit en –beleving zijn vervolgens enkele essenties (GVP’s) voortgekomen die

tijdens het gehele onderzoek zijn gebruikt om de werkelijke situatie te toetsen. Deze GVP’s zijn: ‘Trots,

Inspirerend, Dynamisch, Uitnodigend, en Niet-Verkoopgericht’. Deze begrippen zijn voor ByAMFI

belangrijk om op bezoekers over te dragen en staan kortweg voor: ‘Trots op het verhaal van AMFI,

Inspirerend op het gebied van mode, Altijd in beweging en relevant, Uitnodigend en open, en ‘Verkoop

staat niet centraal’.

Vervolgens is de totale beleving van ByAMFI onderzocht op drie andere belevingsniveaus:

1. De werkelijke identiteit en -beleving volgens werknemers. Oftewel, waar ByAMFI voor staat

volgens werknemers.

2. De fysieke identiteit. Bestaande uit een inventarisatie en beoordeling van alle contactpunten

van ByAMFI.

3. De werkelijke beleving volgens winkelbezoekers. Oftewel, de manier waarop bezoekers

ByAMFI beleven.

Deze niveaus zijn vervolgens geanalyseerd en getoetst aan de GVP’s.

Daaruit bleek dat de geformuleerde ‘gewenste ByAMFI identiteit’ vrijwel geheel overeenkwam met de

beleving van het personeel. Zij gaven echter wel aan te verwachten dat bezoekers in werkelijkheid een

andere beleving zouden hebben dan de bedoeling is.

(4)

Daarnaast kwamen uit de analyse van de ‘fysieke identiteit’ een flink aantal verbeterpunten voort.

Vooral op het gebied van winkelcommunicatie bleken veel dingen niet geheel overeen te komen met

de GVP’s.

Tot slot bleek uit de analyse van ‘de werkelijke beleving onder bezoekers’ dat bezoekers inderdaad

een andere beleving ervaren dan de gewenste beleving. Zij zien ByAMFI namelijk vooral als een

‘bijzondere’ boetiek. Het verhaal van de ByAMFIstore en het feit dat deze door studenten wordt

vormgegeven, de producten door studenten worden geproduceerd, en bij AMFI hoort, kwamen niet of

nauwelijks over. Daarnaast beschreven zij geen ‘echte’ bezoekersbeleving te ervaren behalve de,

volgens hen, ‘bijzondere’ producten.

Kortom, er zijn vooral verschillen gevonden tussen enerzijds de gewenste beleving en anderzijds de

fysieke identiteit en de werkelijke beleving van bezoekers. De medewerkes van ByAMFI waren

namelijk goed op de hoogte van de gewenste identiteit.

Om deze verschillen te minimaliseren is er vervolgens een advies opgesteld. Dit advies focust zich

vooral op de her-invulling van de contactpunten van ByAMFI en probeert daarbij een onderscheidende

beleving voor de bezoeker te creëren.

Een nieuwe naam (ByAMFI STORiES), verbeterde productpresentatie, een videobeleving en het

gebruik van de beschikbare virtualreality-applicatie zijn voorbeelden van de vele veranderingen die

worden geadviseerd om door te voeren. Om zo uiteindelijk een innovatieve en dynamische plek te

creëren waar modeliefhebbers op een uitnodigende manier geïnspireerd kunnen raken door

AMFI-projecten, de daar bijhorende AMFI-aanpak, en de mensen van AMFI. Sommige projecten kunnen, als

extra service binnen de beleving, ook gekocht worden waarbij klanten indirect het verhaal en de

beleving aanschaffen.

(5)

Samenvatting | Engels

This graduation project has been conducted for ‘Het Lectoraat Crossmedia’. Which is the research

department (Crossmedia) from The Amsterdam University of Applied Sciences who are currently

researching the future of fashion retail. Because according to this research department in today’s

society most physical stores are in some very rough waters. One of these stores is the ByAMFIstore,

the fashion store of the The Amsterdam Fashion Institute.

Several studies show that the ‘function’ of the physical store is slowly changing. Not only the economic

crisis but also because of the quick growth of online sales there’s put more and more pressure on the

physical store. However consumers keep indicating that they see a useful role for the physical store. It

turns out that for example visitor experiences within the physical space of a store can be a distinctive

difference between offline and online shopping. This is because physical clothes can be touched and

can even be tried on.

This is the reason the research department Crossmedia is currently wondering if the reason behid the

fact that the ByAMFIstore is currently having a hard time is related to this subject. The research topic

the department is currently thinking about is if there maybe could be some differences between the

desired visitor experience on one side, and the true (or real) visitor experience of the ByAMFIstore on

the other side. And if there are, how these differences could then be minimalized with the use of

marketingcommunications, so the ByAMFIstore can eventually offer a distinctive visitor experience

which is in line with the desired visitor experience.

This research topic has been researched based on a so-called GAP-analyses. In which the first step is

to analyse the desired identity (who do we want to be?) and the desired experience (how do we want

people to experience us?) of ByAMFI based on an interview with the management. The core meanings

(so-called GVP’s) from the desired identity and –experience were then put together and were used to

test them against the true visitor experience. The GVP’s which were used were: ‘Pride, Inspirational,

Dynamic, Inviting, and Non-Commercial’. These are the values that are important for ByAMFI to

communicate to visitors. In short they represent: ’Proud of the AMFI stories, Inspirational on the subject

of fashion, Always adapting and relevant, Inviting and open, and Non-sales driven.’

After the GVP’s were set up the total ByAMFI experience was then examined on three different levels:

1. The true identity and true experience according to employees. Which means what ByAMFI

stands for according to employees.

2. The physical identity. Consisting of an evaluation of all current ByAMFI visitor contactpoints.

3. The true visitor experience according to visitors. Which is the way visitors truly experience

ByAMFI according to their statements.

The different levels of experience were then analysed and compared to the GVP’s.

The results showed that the stated ‘desired ByAMFI identity’ was almost fully identical to the identity

experienced by employees. However, they did state that they expected ByAMFI visitors to have a

different experience then the experience they are really meant to get.

(6)

The second result, the analyses of the ‘physical identity’, brought up a few significant improvement

possibilities. Specifically in the category ‘in-store communications’.

As a final result the analyses of ‘the true experience visitors have’ showed that they indeed do describe

a different experience then what the desired visitor experience is supposed to be. They describe

ByAMFI as somewhat of a ‘different’ boutique. The concept of the store itself, the fact that the store is

designed by students, and the products are created by students from AMFI, was barely noticed or

sometimes even not noticed at all. Besides all that some visitors even described that they didn’t have a

‘real’ experience besides the ‘special and interesting’ clothing.

In short, the analyses mostly revealed differences between the desired experience on one side and the

physical identity, and the true experience according to visitors, on the other side.

A few recommendations were developed to minimalize the differences which were revealed. These

recommendations focus especially on the re-interpretation of the ByAMFI contactpoints and the

creation of a distinctive visitor experience.

A new name (ByAMFI STORiES), improved product presentation, a video-experience, and the use the

available virtual reality application, are examples of the list of recommendations to be introduced.

So that eventually an innovative and dynamic space is created where fashion fanatics can get inspired

by; AMFI projects, the AMFI philosophy, and the people of AMF. All in a most inviting way. Also, as an

extra service within the visitor experience, some of the fashion projects can be bought. With every

purchase customers then acquire not only the product but the story and experience behind it aswell.

All in all to create an experience that fits the desired visitor experience of ByAMFI.

(7)

Inhoud

Voorwoord 2

 

Samenvatting | Nederlands

3

 

Samenvatting | Engels

5

 

1

 

Inleiding

12

 

1.1

 

Wie heeft het probleem?

12

 

1.2

 

Wat is het probleem?

12

 

1.2.1

 

Probleemstelling

13

 

1.2.2

 

Doelstelling

13

 

1.3

 

Deelvragen

14

 

2

 

Methode van onderzoek

15

 

2.1.1

 

Deskresearch

15

 

2.1.2

 

Kwalitatief fieldresearch: Interviews

15

 

2.1.3

 

Kwalitatief fieldresearch: Observatie

17

 

2.1.4

 

Evaluatiepunten

18

 

2.2

 

Opbouw van het rapport

18

 

3

 

Theoretische verdieping

20

 

3.1

 

De definitie van bezoekersbeleving

20

 

3.2

 

De definitie van een identiteit

20

 

3.3

 

Het begrip marketingcommunicatie: winkelcommunicatie

21

 

3.4

 

Relevante onderzoeksmodellen voor het meten van belevingen

21

 

3.4.1

 

De GAP-analyse

21

 

Stap 1: Gewenste identiteit en de gewenste beleving

22

 

Stap 2: De werkelijke identiteit

23

 

Stap 3: De fysieke identiteit

23

 

Stap 4: De werkelijke beleving

23

 

Stap 5: De GAP-analyse zelf

23

 

3.4.2

 

Het Brand-Experience model

24

 

Dimensie 1: Entertainment

24

 

Dimensie 2: Educatie

24

 

Dimensie 3: Escapisme

24

 

Dimensie 4: Esthetiek.

24

 

3.4.3

 

Het Servicescape Framework

25

 

3.5

 

Het stappenplan voor het creëren van een beleving

26

 

3.5.1

 

Stap 1: Thematiseer de belevenis.

26

 

3.5.2

 

Stap 2: Harmoniseer indrukken doormiddel van positieve signalen.

26

 

3.5.3

 

Stap 3: Elimineer negatieve signalen.

27

 

3.5.4

 

Stap 4: Voeg gedenkwaardige elementen toe.

27

 

3.5.5

 

Stap 5: Betrek de vijf zintuigen bij de beleving.

27

 

(8)

4.1.1

 

Het Amsterdam Fashion Institute

29

 

4.1.2

 

Geschiedenis van de ByAMFIstore

29

 

4.1.3

 

De ByAMFIstore nu

30

 

4.1.4

 

De fysieke winkelruimte

31

 

4.1.5

 

Doelgroepen

31

 

Nederlandse modeconsumenten:

31

 

Modeconsumenten van internationale afkomst:

32

 

AMFI studenten en Alumni

32

 

AMFI docenten

33

 

Professionals uit de modeindustrie

33

 

Toekomstige studenten

34

 

5

 

Concurrenten

35

 

5.1

 

Modegiganten

35

 

5.2

 

Amsterdamse boetieks

36

 

5.3

 

Modeinstellingen

36

 

5.4

 

Conclusie

37

 

6

 

GAP-analyse Stap 1 | De gewenste identiteit en gewenste beleving

39

 

6.1

 

Wat de beleving van de ByAMFIstore zou moeten zijn:

39

 

6.1.1

 

Functie #1: Het levend visitekaartje van AMFI

39

 

6.1.2

 

Functie #2: De conceptuele AMFI beleving

39

 

6.1.3

 

Functie #3: Try-out

40

 

6.1.4

 

Functie #4: Fashionstore

40

 

6.2

 

De visie – Wat de beleving van de ByAMFIstore nog meer zou willen worden:

40

 

6.3

 

Kerncompetenties – Waar de ByAMFIstore echt goed in is:

41

 

6.4

 

Waarden

41

 

6.5

 

Conclusie – GVP’s: De essentie van de gewenste beleving

42

 

Gemeenschappelijke vertrekpunten voor zowel interne als externe belanghebbenden:

42

 

Specifiek voor externe belanghebbenden van ByAMFI:

42

 

Specifiek voor interne belanghebbenden van ByAMFI en AMFI zijn :

42

 

7

 

GAP-analyse Stap 2 | De werkelijke identiteit en werkelijke beleving volgens werknemers

44

 

7.1

 

De werkelijke identiteit

44

 

7.1.1

 

Kernwoorden:

44

 

7.1.2

 

Wat zou de ByAMFIstore moeten zijn in de gewenste situatie? (De werkelijke identieit)

44

 

7.2

 

De werkelijke beleving van bezoekers volgens werknemers

45

 

7.2.1

 

De ByAMFIstore wordt vooral gezien als winkel.

45

 

7.2.2

 

Ideale doelgroep wordt niet altijd bereikt

46

 

7.2.3

 

Te veel boodschappen binnen de winkel, te weinig essentie

46

 

7.2.4

 

Trots omdat de winkel uniek is, maar zou willen dat meer mensen dit wisten 46

 

7.2.5

 

‘Levend visitekaartje’ wordt niet altijd herkent

47

 

7.2.6

 

ByAMFI wordt gezien als exclusief en soms zelf intimiderend.

47

 

7.2.7

 

Hoe de bezoeker wordt geïnformeerd, vooral via één kanaal

47

 

7.2.8

 

Hoe beschrijven bezoekers de ByAMFI beleving volgens werknemers?

48

 

7.3

 

Conclusie

48

 

8

 

GAP-analyse Stap 3 | De fysieke identiteit

50

 

8.1

 

Product

50

 

(9)

8.2.1

 

Winkelcommunicatie:

51

 

8.2.2

 

Online aanwezigheid:

52

 

Websitemateriaal:

52

 

Facebook en Twitter:

52

 

8.3

 

Symboliek

53

 

8.4

 

Omgeving

53

 

8.5

 

Gedrag

53

 

8.6

 

Conclusie

54

 

9

 

GAP-analyse stap 4 | De werkelijke beleving

56

 

9.1

 

De beschreven beleving

56

 

9.1.1

 

De ByAMFIstore is vooral een kwaliteitsboetiek

56

 

9.1.2

 

ByAMFI oogt niet altijd uitnodigend

57

 

9.1.3

 

Het ByAMFIverhaal wordt door bezoekers vrijwel niet opgepikt

57

 

9.1.4

 

De Winkelcommunicatie is vaak onduidelijk

58

 

9.1.5

 

Duidelijkheid brengt meer waardering

58

 

9.1.1

 

Achtergrond processen worden als toevoegend gezien

58

 

9.2

 

Belevenissignalen

59

 

9.2.1

 

Positieve belevenissignalen

59

 

9.2.2

 

Negatieve belevenissignalen

59

 

9.3

 

De belevenisdimensie – Het Brand-Experience model

59

 

9.4

 

Conclusie

59

 

10

 

GAP-analyse stap 5 | De GAP-analyse

61

 

10.1

 

GAP 1: Verschillen tussen de gekozen GVP’s en de werkelijke identiteit

61

 

10.2

 

GAP 2: Verschillen tussen de gekozen GVP’s en de fysieke identiteit

61

 

Product

61

 

Communicatie

61

 

Symboliek

62

 

Omgeving

62

 

Gedrag:

62

 

10.3

 

GAP 3: Verschillen tussen de gekozen GVP’s en de werkelijke beleving

62

 

10.4

 

Conclusies en acties

62

 

11

 

Aanbevelingen – Strategie en Doelgroepen

64

 

11.1

 

Strategie / Doel

64

 

11.2

 

Doelgroepen

64

 

12

 

Aanbevelingen – Het belevenis-stappenplan en het Brand-Experience model 66

 

12.1

 

Het invullen van het stappenplan voor het creëren van een beleving

66

 

12.1.1

 

Stap 1: Thematiseer de belevenis

66

 

12.1.2

 

Stap 2: Harmoniseer indrukken doormiddel van positieve signalen.

66

 

12.1.3

 

Stap 3: Elimineer negatieve signalen:

67

 

12.1.1

 

Stap 4: Voeg gedenkwaardige elementen toe.

67

 

12.1.1

 

Stap 5: Betrek de vijf zintuigen bij de beleving.

67

 

12.2

 

Het Brand-Experience model

67

 

13

 

Aanbevelingen – De veranderingen in contactpunten

68

 

13.1

 

Contactpunt: Symboliek

68

 

(10)

13.3

 

Contactpunt: Communicatie

71

 

13.4

 

Contactpunt: Omgeving

73

 

13.5

 

Contactpunt: Gedrag

75

 

14

 

Budgettering + Tijdsplanning

76

 

14.1

 

Budgettering:

76

 

14.2

 

Tijdsplanning:

76

 

15

 

Literatuurlijst

78

 

Bijlage I: Deelvragen

83

 

Bijlage II: GAP-analyse

85

 

Bijlage III: Visuele indrukken concurrenten

87

 

Bijlage IV : Indrukken Fysieke identiteit

90

 

Bijlage V: Conceptvoorbeelden

93

 

Bijlage VI: Tijdsplanning

99

 

Bijlage VII: Budgettering

100

 

Bijlage VIII: Lijst keywords gebruikt in interviews

101

 

Bijlage IX: Topiclijst winkelbezoekers

102

 

Bijlage X: Topiclijst leiding ByAMFI

104

 

Bijlage XI: Samenvattingen Interviews - ByAMFI

105

 

Bijlage XII: Samenvattingen interviews – Bezoekers

112

 

Bijlage XIII: Transcripties interviews

121

 

Bijlage XIV: Afstudeerovereenkomst

170

 

Bijlage XV: SIS

171

 

(11)
(12)

1 Inleiding

In dit eerste hoofdstuk wordt de probleemsituatie van het scriptieonderwerp uitgelegd en zal het precieze

probleem dat is onderzocht worden beschreven. Vragen zoals wat het probleem van de ByAMFIstore nu

precies is, en waar het lectoraat Crossmedia nu precies onderzoek naar wil doen, komen in dit hoofdstuk aan

bod.

1.1 Wie heeft het probleem?

Het probleem ligt van origine vooral bij de ByAMFIstore en indirect ook bij de opleiding en de

AMFI-studenten. De ByAMFIstore zou de huidige situatie graag anders zien en is de partij die het meest wordt

geholpen bij het oplossen van het probleem.

Echter is AMFI of ByAMFI niet de opdrachtgever van deze afstudeeropdracht maar het lectoraat Crossmedia

van de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Het lectoraat Crossmedia is de werkplaats binnen CREATE-IT

applied research, het kenniscentrum van het domein Media, Creatie en Informatie van de HvA. In dit

kenniscentrum voeren docenten, studenten en onderzoekers praktijkgericht onderzoek uit in opdracht van de

creatieve industrie en de ICT-sector. Zij werken samen met universiteiten en andere kennisinstellingen. De

resultaten uit het onderzoek komen ten goede aan de beroepspraktijk en krijgen daarnaast een vertaling naar

het onderwijs. Praktijkgericht onderzoek geeft een antwoord op dringende vragen uit de praktijk, houdt het

onderwijs actueel, bevordert kenniscirculatie en draagt bij aan de professionalisering van studenten en

docenten. (Moes, 2015)

Dit onderzoek is een onderdeel van het project Fashion Retail Future dat door het lectoraat wordt uitgevoerd.

Fashion Retail Future is een onderzoeksproject dat onderzoek doet naar de toekomst van fashionretail op

basis van bezoekerservaringen, technologische innovaties, en ‘business-models’ (Fashion Retail Future,

2015) en heeft daarom belang bij het oplossen van de onderzoeksvraag die in deze scriptie behandeld wordt.

1.2 Wat is het probleem?

Volgens het Lectoraat Crossmedia (Moes, 2015) heeft de (mode)retail het momenteel niet makkelijk. Zo ook

de winkel van het Amsterdam Fashion Institute (onderdeel van de Hogeschool van Amsterdam), de

ByAMFIstore.

Niet alleen de crisis maar ook veranderend consumentengedrag, veranderingen in de markt door bijvoorbeeld

online aanbieders, de opkomst van nieuwe technologie, digitalisering van producten en verregaande

concurrentie zetten de fysieke winkels steeds meer onder druk. Er is een duidelijke verschuiving gaande van

’in store winkelen’ naar ‘online winkelen’, maar consumenten blijven wel aangeven dat ze een rol blijven zien

voor ‘de fysieke winkel’. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de bezoekerservaring en -beleving in een fysieke

omgeving een groot onderscheidend vermogen kan zijn ten opzichte van online winkelen (Van Vliet, 2014).

Ook volgens Mettina Veenstra van (2012) van Frankwatching is de toekomst van retail een focus op de

bezoeker en ‘experiences’. Bezoekers kunnen in een fysieke winkel namelijk het winkelpersoneel om advies

of om hulp vragen, en kunnen de kleding voelen en de kleding passen. Kortom consumenten kunnen de

kleding simpelweg op een andere manier ervaren dan online mogelijk is.

(13)

Echter heeft de ByAMFIstore nog maar een zeer beperkt aantal winkelbezoekers en kopen er maar weinig

mensen iets in de winkel. Ondanks het feit dat de ByAMFIstore eigenlijk al een onderscheidend en uniek

winkelconcept heeft. Namelijk het unieke werk van AMFI-studenten(Amsterdam Fashion Institute) en de

opleiding laten zien. De verkoop van producten is daarbij niet het belangrijkste doel maar de nadruk ligt vooral

op het creëren van een podium voor AMFI-projecten en de opleiding. Dit zegt echter niet dat verkoop niet

wordt gewaardeerd. Maar helaas stappen er dus nog te weinig mensen daadwerkelijk de winkel in en worden

er nog te weinig bezoekers in contact gebracht met het verhaal van AMFI en het winkelconcept.

Het Lectoraat Crossmedia is van mening dat de ByAMFIstore kan inspelen op de verschuivende fysieke

winkelfunctie en kan investeren in bezoekerservaring om zo, uiteindelijk, onderscheidend vermogen te

creëren ten opzichte van andere (online en offline) concurrenten. Momenteel is hier bij de ByAMFIstore nog

maar zeer weinig aandacht aan besteed en het lectoraat vraag zich dan ook af of de werkelijke

bezoekersbeleving wel overeenkomt met de gewenste bezoekersbeleving.

Het Lectoraat wil dan ook onderzoek doen naar de huidige bezoekersbeleving van de ByAMFIstore. Om zo in

kaart te brengen of, en hoe, deze eventueel verbeterd kan worden. Zodat uiteindelijk een bezoekersbeleving

kan ontstaan die beter aansluit bij de gewenste situatie.

Hoe beleven winkelbezoekers de ByAMFistore momenteel? Creëert de ByAMFIstore wel het juiste beeld bij

de bezoeker? Sluit het winkelconcept misschien niet goed aan bij de huidige communicatie binnen de winkel?

En hoe kan dit eventueel verbeterd worden? Dit zijn vragen die momenteel bij de het Lectoraat liggen en die

zij graag zouden willen onderzoeken.

1.2.1 Probleemstelling

De daar bij horende probleemstelling, en de vraag waar deze scriptie uiteindelijk antwoord op geeft wordt dan:

1.2.2 Doelstelling

De daarbij geformuleerde doelstelling van deze scriptie is:

‘’Wat zijn de verschillen tussen de huidige bezoekersbeleving van de ByAMFIstore en de gewenste

bezoekersbeleving van de ByAMFIstore. En hoe kunnen deze verschillen door de inzet van

(marketing)communicatie verkleint worden, zodat de ByAMFIstore een onderscheidende

bezoekersbeleving kan bieden die aansluit bij het concept van de winkel en de gewenste

bezoekersbeleving.’’

‘’Inzicht brengen in de verschillen tussen de huidige bezoekersbeleving van de ByAMFIstore en de

gewenste bezoekersbeleving van de ByAMFIstore, om advies te geven over hoe deze verschillen middels

de inzet van (marketing)communicatie verkleind kunnen worden in de vorm van een

(14)

1.3 Deelvragen

Om de doel- en probleemstelling volledig te kunnen beantwoorden zijn er zeven deelvragen opgesteld die in

het gehele onderzoek van dit rapport als leidraad zijn gebruikt om de probleemstelling te beantwoorden. Deze

deelvragen geven individueel antwoord op subcategorieën binnen de probleemstelling. De opgestelde

deelvragen bestaan vervolgens weer uit verschillende subvragen, deze zijn te vinden in Bijlage I (blz. 83)

Deelvraag 1: Bezoekersbeleving – Wat is bezoekersbeleving en hoe meet en creëer je het?

Deelvraag 3: De ByAMFIstore – Wat is de ByAMFIstore?

Deelvraag 2: Gewenste beleving – Wat is de gewenste identiteit en de gewenste beleving van de

ByAMFIstore?

Deelvraag 4: Werkelijke identiteit – Wat is de werkelijke identiteit en de werkelijke beleving van de

ByAMFIstore volgens winkelpersoneel?

Deelvraag 5: Fysieke identiteit – Wat is de fysieke identiteit van de ByAMFIstore?

Deelvraag 6: Werkelijke beleving – Wat is de werkelijke beleving volgens winkelbezoekers van de

ByAMFIstore?

Deelvraag 7: De GAP-analyse – Wat zijn de eventueel gevonden verschillen tussen de gewenste

(15)

2 Methode van onderzoek

Door stapsgewijs het onderzoek per deelvraag in dit hoofdstuk te doorlopen, en daarbij te kijken naar hoe en

waarom specifieke onderzoeksmethodieken zijn ingezet, ontstaat er een duidelijker beeld van het totale

onderzoek en waarom dit op deze manier is gedaan. Dit wordt de ‘methode van onderzoek’ genoemd. Het

onderzoek is opgesplitst in literatuuronderzoek (deskresearch) en kwalitatief onderzoek (fieldresearch) en

wordt hieronder verder beschreven. Als laatste worden enkele evaluatiepunten van het onderzoek besproken

en toegelicht.

Matrix deelvragen/methode van onderzoek

Deskresearch

Fieldresearch

Internationale component

Kwantitafief

onderzoek

Kwalitatief

onderzoek

Deelvraag 1

X

X

Deelvraag 2

X

X

Deelvraag 3

X

X

Deelvraag 4

X

Deelvraag 5

X

X

Deelvraag 6

X

Deelvraag 7

X

Figuur 1 Weergave van deelvragen en bijhorende onderzoeksmethoden

2.1.1 Deskresearch

Er is tijdens dit onderzoek vooral literatuuronderzoek gedaan bestaande uit een theoretische verdieping naar

het begrip bezoekersbeleving, het begrip experiencescapes, de GAP-analyse van Jaap van der Grinten

(2010)(een methode om beleving te meten), het Brand-Experience model van Pine en Gilmore (1993), het

Servicescape Framework van Bitner, en het stappenplan voor het creëren van een beleving. Ook opgesteld

door Pine en Gilmore (2013). Deze worden verder toegelicht in de Theoretische Verdieping (blz. 21).

Daarnaast zijn er diverse (marketing)communicatieboeken en onderzoeksartikelen gebruikt. Deze

informatiebronnen zijn gevonden via internetzoekmachines, bibliotheken en verwijzingen van

afstudeerbegeleiders. Ter verdieping van de ByAMFIstore zelf is er gebruik gemaakt van een voorstel voor de

ByAMFIstore (2011) afkomstig uit een interne vergadering van AMFI en is daarnaast de online aanwezigheid

(socialmedia, website etc.) van ByAMFI gebruikt.

2.1.2 Kwalitatief fieldresearch: Interviews

Tijdens dit scriptieonderzoek is er voor het grootste deel gebruik gemaakt van kwalitatief fieldresearch

bestaande uit zogenoemde ‘halfgestructureerde persoonlijke diepte-interviews’. Wat inhoudt dat het één op

één gesprekken zijn tussen de interviewer en de geïnterviewde. Waarbij de interviewer gebruik heeft gemaakt

van een topiclijst (korte lijst relevante onderwerpen), en er tijdens de de interviews daarnaast ruimte was voor

eigen inbreng van zowel de ondervraagde als de onderzoeker (Verhoeven, 2011).

(16)

Hier is voor gekozen omdat aan een groot deel van de deelvragen al snel te zien is dat het bij het

beantwoorden vooral gaat om belevingen, ervaringen, en meningen van respondenten. Bij dit soort

vraagstukken staat de betekenis die de onderzochte persoon aan een situatie geeft centraal. Zoals

bijvoorbeeld de vraag: Wat vinden wij van de beleving?

Kwalitatief onderzoek, zoals bijvoorbeeld interviews, is in dit soort situaties zeer geschikt voor het achterhalen

van achterliggende motieven en redeneringen van personen die vanuit het onderzoek interessant zijn

(Verhoeven, 2011). De geïnterviewde kon zichzelf uitleggen en was niet gebonden aan een vaste vragenlijst.

Daarnaast was de onderzoeker ook flexibel in het bevragen, en kon deze eventueel doorvragen wanneer er

een interessant antwoord werd gegeven. Dit verhoogt de kwaliteit van de antwoorden en de validiteit van het

onderzoek (Verhoeven, 2011).

Een andere reden dat veel van de deelvragen aan de hand van interviews zijn onderzocht is omdat de

omvang van de populatie zeer klein is (Verhoeven, 2011). Er zijn in het geval van de ByAMFIstore namelijk

maar weinig mensen te spreken over het onderwerp van gewenste bezoekersbeleving en identiteit. Dit zijn

namelijk alleen de Coördinator van ByAMFI (Frank Wijlens), de oud- en huidige storemanager (Joanne

Zonderland en Rosiane Kuijpers) en de huidige studenten die binnen ByAMFI werkzaam zijn. De interviews

zijn iedere keer afgenomen door dezelfde persoon. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van het onderzoek.

Tijdens het onderzoek zijn er in totaal 20 diepte-interviews afgenomen onder verschillende categorieën

belanghebbenden:

1 diepte-interview met de coördinator van ByAMFI: Frank Jurgen Wijlens.

2 diepte-interviews onder storemanagers (waarvan de oud-storemanager, Rosiane Kuijpers, aan

tegen het einde van het onderzoek niet meer werkzaam was).

6 diepte-interviews onder studenten die (op het moment van opname) werkzaam waren voor

ByAMFI.

8 diepte-interviews onder toevallige winkelbezoekers van de ByAMFIstore.

3 diepte-interviews onder ingebrachte winkelbezoekers van de ByAMFIstore die geselecteerd zijn

op eigenschappen van de doelgroep.

Bij het afnemen van de interviews is er gebruik gemaakt van enkele interviewtechnieken zodat respondenten

geneigd zijn gemakkelijker te praten en meer informatie te vermelden: (Verhoeven, 2011)

De onderzoeksgroepen ‘winkelbezoekers’ hebben een beloning (bonbons) aangeboden gekregen in

ruil voor een interview.

De respondenten zijn alleen gevraagd naar hun voornaam zodat het interview minder intimiderend

over zou komen. Eén respondent wenste anoniem te blijven.

Tijdens vrijwel alle interviews (vooral deelvraag 4 en 6) is er gebruik gemaakt van een lijst

kernwoorden die is opgesteld op basis van het interview met Frank Wijlens. Deze lijst (Zie Bijlage VII,

blz. 101) is gebruikt om associaties te achterhalen van respondenten en is pas gebruikt nadat

respondenten eerst zelf is gevraagd naar spontane associaties. Respondenten mochten maximaal

vijf kernwoorden aankruisen die zij kenmerkend vinden voor de ByAMFIstore. De kernwoordenlijst

bestond uit enkele kenmerkende associaties genoemd door Frank Wijlens en is daarnaast aangevuld

met overige kernwoorden om niet in de antwoorden te sturen. Zo kon er getest worden of bezoekers

bijvoorbeeld dezelfde associaties hadden als werknemers.

(17)

Tijdens de interviews die zijn afgenomen voor deelvraag 6, is in het begin van het gesprek de verbale

uitleg over ByAMFI achterwegen gelaten. Dit om zo eigen associaties van bezoekers te achterhalen

en eerste impressies te kunnen vergelijken met latere impressies.

De interviewer heeft tijdens het interview zo veel mogelijk een ‘open’ houding aangenomen zodat er

een geïnteresseerde indruk naar de respondent toe ontstaat en het gesprek minder intimiderend

overkomt.

De interviews zijn zo veel mogelijk objectief afgenomen, zijn geleidelijk opgebouwd naar de

complexere vragen, en zijn afgesloten met de vraag of de respondent nog iets zou willen toevoegen.

Alle interviews zijn opgenomen met een voicerecorder zodat de onderzoeker zich volledig kon richten op het

interview en de respondent. Deze interviews zijn vervolgens op een later moment teruggeluisterd om door de

onderzoeker te worden geanalyseerd. Relevante opmerkingen zijn op deze manier geciteerd. Bij de analyse is

er vooral worden gekeken naar de ‘rode draad’ van de totale antwoorden. Hierdoor kan er, aan de hand van

meerdere (relevante) subvragen (zoals: wat zou u bezoekers het liefst mee willen geven?), bijvoorbeeld

antwoord worden gegeven op de deelvraag ‘wat is de gewenste bezoekerservaring?’.

Van de opnames zijn er zes van de twintig interviews individueel uitgeschreven, en de overige veertien zijn

samengevat. Deze zijn terug te vinden in de Bijlagen XI, XII en XII (blz.105 t/m blz. 169).

2.1.3 Kwalitatief fieldresearch: Observatie

De deelvraag ‘’Wat is de fysieke identiteit van de ByAMFIstore?’’ is een onderzoeksvraag waarbij het vooral

gaat om de inventarisering en beoordeling van contactpunten en beleveniselementen van de ByAMFIstore.

Deze elementen bestaan onder andere uit een analyse van het gedrag van winkelpersoneel en een analyse

van aanwezige (marketing)communicatie. De onderzoeksmethode ‘observatie’ en een ‘waarnemingsanalyse’

was in dit geval geschikt omdat namelijk moest worden ‘waargenomen’ wat er zich afspeelt binnen een

situatie (Verhoeven, 2011). De observaties zijn zo objectief mogelijk uitgevoerd zodat zo min mogelijk

meningen van de onderzoeker het resultaat hebben beïnvloedt. Om de observatie zo objectief mogelijk uit te

voeren zijn indrukken met meerdere begrippen beschreven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het beoordelen van

een winkelomgeving op het begrip ‘inspirerend’. Door ‘inspirerend’ vervolgens uiteen te zetten in objectieve

criteria van het begrip (zoals ‘inboezemen’ en ‘ingeven’) kan de winkelomgeving objectiever beoordeeld

worden. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van het onderzoek. (Verhoeven, 2011)

Er is sprake zijn van een zogenoemde ‘directe’ observatie, wat inhoudt dat de onderzoeker niet verborgen is

in de te observeren situatie. (Verhoeven, 2011). Dit omdat er vooral fysieke eigenschappen van de winkel

moesten worden geobserveerd en het gedrag van winkelpersoneel slechts een klein onderdeel is. Daarnaast

is het ook zeer onpraktisch om dit bijvoorbeeld via een ‘verborgen observatie’ te doen omdat de ByAMFIstore

slechts een kleine ruimte is. Een ‘directe observatie’ verlaagt de validiteit van het onderzoek enigszins maar

verhoogt de betrouwbaarheid.

De observatie is uitgevoerd zonder ‘door de onderzoeker ingebrachte variabelen’ toe te voegen. Omdat het

gaat om de bestaande situatie ‘in het veld’. (Verhoeven, 2011)

De gedragsobservatie is gedaan aan de hand van ‘event sampling’, wat inhoudt dat er binnen een bepaalde

periode het waargenomen gedrag wordt beschreven. Deze tijdsperiode is de wachttijd van de onderzoeker

tussen de interviews in geweest en is verspreid over vijf verschillende dagen.

(18)

2.1.4 Evaluatiepunten

Terugkijkend op het onderzoek zijn er een aantal verbeterpunten te benoemen:

Het vaststellen van de juiste GVP’s was geen gemakkelijke opgave. Het is slechts een beperkt aantal

begrippen dat wordt getoetst binnen de volledige subjectieve beleving van ByAMFI-bezoekers en

-werknemers. Om deze objectieve begrippen af te zetten tegen subjectieve resultaten is een

vertaalslag nodig die wordt uitgevoerd door de onderzoeker zelf. Deze vertaalslag is zo goed

mogelijk objectief uitgevoerd maar blijft een interpretatie van de onderzoeker zelf.

De interviews onder de storemanagers en de werknemers zijn afgenomen binnen twee verschillende

vormgevingsthema’s van de fysieke ByAMFIstore. De interviews onder winkelbezoekers zijn echter

binnen één vormgevingsthema afgenomen. Dit om zo de variabelen tussen onderlinge bezoekers te

verminderen. Echter geeft dit een minder valide resultaat van de totale ByAMFI-beleving waarbij

vormgevingsthema’s nu eenmaal veranderen.

Frank Wijlens is als enige leidinggevende van ByAMFI ondervraagd. Idealiter zou ook met de directie

van AMFI gesproken moeten worden omdat ByAMFI daar onderdeel van is. De directrice van AMFI

was echter niet beschikbaar voor een interview.

Om de eerste associaties van bezoekers nauwkeuriger in kaart te brengen zijn er idealiter meer

individuele respondenten nodig (kwantitatief). Binnen het onderzoek is echter gefocust op de

kwalitatieve reacties van respondenten waardoor er minder ruimte is geweest voor een grotere

onderzoeksgroep.

Uit het onderzoek bleek al snel dat de relatie tussen AMFI en ByAMFI waarschijnlijk de beleving van

ByAMFI onder AMFI-studenten beïnvloedt. Deze relatie is alleen niet onderzocht omdat dit een

onderzoeksvraag betreft ter omvang van een volledige nieuwe afstudeeropdracht. Er wordt echter

wel iets over deze relatie gezegd in het hoofdstuk Aanbevelingen (blz. 65).

2.2 Opbouw van het rapport

De deelvragen zijn bij het opstellen van dit rapport als leidraad gebruikt. Allereerst zal er worden ingegaan op

theorieën en de onderzoeksmodellen die zijn gebruikt om de probleemstelling te onderzoeken. Daarbij komt

onder andere de GAP-analyse aan bod. Dit is het stappenplan dat gebruikt kan worden om de verschillen

tussen de gewenste beleving en de werkelijke beleving te minimaliseren.

Daarna zal er worden ingegaan op de ByAMFIstore zelf. Wat is de ByAMFIstore nu precies en wat zijn

bijvoorbeeld de geschiedenis, de concurrenten en de doelgroepen van dit merk?

Vervolgens is het doorlopen van het stappenplan van een GAP-analyse aan de beurt. Waarbij eerst de

gewenste identiteit / gewenste beleving wordt besproken. Gevolgd door de werkelijke en fysieke identiteit. Als

laatste wordt de werkelijke beleving van bezoekers geanalyseerd en toegelicht.

Op basis van deze eerder genoemde stappen van het stappenplan zal een overkoepelende analyse worden

besproken, namelijk de GAP-analyse zelf. Waarin de gevonden verschillen worden geconcretiseerd en

uitgelicht.

Op basis van de resultaten uit het onderzoek worden als laatste onderwerp de uiteindelijke aanbevelingen

besproken die als oplossing dienen voor de probleemstelling. Daarmee is de doelstelling van deze scriptie

behaald.

(19)

Theoretische

verdieping

(20)

3 Theoretische verdieping

Om het onderzoek en de resultaten van deze scriptie volledig te begrijpen is het belangrijk om een duidelijk

beeld te hebben bij de begrippen identiteit en beleving. In dit hoofdstuk worden deze begrippen toegelicht en

geconcretiseerd. Daarnaast worden er enkele theorieën en onderzoeksmodellen beschreven die de basis

vormen van het onderzoek. Zo worden bijvoorbeeld de GAP-analyse van Jaap van der Grinten (2010), het

Servicescape Framework van Bitner (1992), en het Brand-Experience model van Pine en Gilmore (1999)

toegelicht.

3.1 De definitie van bezoekersbeleving

Het begrip ‘imago’ en ‘beleving’ komen op veel vlakken overeen. Een imago is namelijk de totale

beeldvorming die een bepaald publiek heeft over een product, merk of persoon. In dit geval is het is de wijze

waarop het publiek alle signalen decodeert en interpreteert die het merk of product via zijn producten,

diensten en communicatie uitzendt (Ruud de Boer, 2014). Oftewel, hoe een persoon een merk of product

beleeft.

Bezoekersbeleving staat in dit onderzoek centraal. En staat voor het totaal aan indrukken, emoties,

beeldvorming, associaties, mate van betrokkenheid, en mate van intensiviteit van een ervaring die een

bezoeker heeft wanneer hij of zij in aanraking komt met de beleving (de ByAMFIstore). Deze beleving komt tot

een eind wanneer de bezoeker de beleving verlaat en de bezoeker niks meer merkt van de eerdergenoemde

indrukken met betrekking tot de ruimte, het merk en de marketingcommunicatie van ByAMFI.

Het begrip gewenste beleving wordt binnen dit onderzoek gebruikt als: De beleving van belanghebbenden

zoals deze door de leiding van een organisatie in de ideale situatie gewenst is te zijn. Het begrip werkelijke

beleving wordt binnen dit onderzoek gebruikt als: De beleving die bezoekers daadwerkelijk ervaren binnen de

huidige en werkelijke situatie.

3.2 De definitie van een identiteit

De beleving van een organisatie of merk komt mede tot stand door de naar buiten gebracht identiteit van het

merk of de organisatie. Volgens Jaap van der Grinten (2010) is het begrip ‘identiteit’ in dit geval te definiëren

als:

Een identiteit van een organisatie is de strategisch geplande en operationeel ingezette zelfpresentatie en het

gedrag van een onderneming naar binnen en buiten toe op basis van een vastgelegde ondernemingsfilosofie,

een langetermijndoelstelling en een bepaald gewenst imago, met de wil alle handelsinstrumenten van een

onderneming als een eenheid naar binnen en buiten toe tot uiting te laten komen.

Binnen dit onderzoek wordt het begrip gewenste identiteit gebruikt als: ‘De identiteit zoals deze door de leiding

van een organisatie in de ideale situatie gewenst is te zijn’.

Het begrip werkelijke identiteit wordt binnen dit onderzoek gebruikt als: ‘De identiteit zoals deze binnen de

huidige werkelijke situatie wordt uitgedragen.

(21)

3.3 Het begrip marketingcommunicatie: winkelcommunicatie

Om de probleemstelling op te lossen wordt er in deze scriptie uiteindelijk een marketingcommunicatieadvies

gegeven met daarbij de focus op winkelcommunicatie. Dit omdat de beleving van het merk ByAMFI zich

vooral binnen de fysieke winkel afspeelt. Maar wat is winkelcommunicatie nu precies?

Winkelcommunicatie is de verzamelnaam voor alle marketingcommunicatie in en om de winkel. Daarbij wordt

gebruikgemaakt van verschillende mediumtypen zoals: winkelinrichting, artikelpresentatie, displays,

winkelmaterialen (waaronder vlaggen, raambiljetten, plafondhangers, en displaykaarten), verpakkingen en

menselijke contacten (Floor en Van Raaij, 2010). Waarbij de winkelinrichting, de product(verpakkingen), en de

menselijke contacten gezamenlijk de gewenste merkidentiteit van de winkel moeten uitstralen. (Floor, 2006)

Consumenten hebben in winkels vaak behoeften aan informatie en inspiratie, winkelcommunicatie helpt

hierbij. winkelcommunicatie draagt daarnaast bij aan het doel van winkelbeleving, verkoop stimulatie, en om

consumenten de weg te wijzen in de winkel. Daarbij is het van belang dat de winkelcommunicatie beknopt en

duidelijk is. Daarnaast is het van belang dat winkelcommunicatie voldoende groot is weergegeven, zodat deze

voldoende opvalt bij de winkelbezoeker. (Floor, 2006)

Instore communicatie moet passen bij de uitstraling en sfeer van de winkel omdat het de merkidentiteit

overbrengt (Floor, 2006). Beeldschermen waarop de winkel allerlei commerciële boodschappen kan uitzenden

of thematische sfeerbeelden van de merkidentiteit kunnen worden laten zien zijn dan ook sterk in opkomst.

Het grote voordeel van deze vorm van winkelcommunicatie is dat de informatie gemakkelijk kan worden

aangestuurd en zeer snel kan veranderen indien nodig. (Floor en Van Raaij, 2010)

3.4 Relevante onderzoeksmodellen voor het meten van belevingen

Om de probleemstelling zo efficiënt en correct mogelijk te kunnen beantwoorden is er vooral gebruik gemaakt

van enkele bestaande onderzoeksmethodieken en -modellen. De funderende theorie waar dit onderzoek op

rust wordt in deze ‘theoretische verdieping’ toegelicht. Allereerst wordt er ingegaan op de zogenoemde

‘GAP-analyse’. Een onderzoeksmethode die gebruikt wordt om uiteindelijk een ‘beleving’ (een beleving of ervaring

die een beeld vormt in het hoofd van mensen) van een identiteit te verbeteren. Waarbij in dit geval de

ByAMFIstore deze identiteit is. Daarnaast wordt het zogenoemde ‘Brand-Experience model’ van Pine &

Gilmore (1999) toegelicht om zo een beter inzicht te krijgen in verschillende soorten consumentenbelevingen,

en daarbij ook te kijken naar de mate van betrokkenheid van de ‘belever’. Als laatste komt nog het

zogenoemde ‘Servicescape Framework’ van Bitner (1992) aan bod.

3.4.1 De GAP-analyse

Merken profileren zich tegenwoordig steeds herkenbaarder. Hierdoor wordt het identiteits- en belevingsbeleid

van organisaties en merken van strategisch belang omdat dit als onderscheidend vermogen kan dienen (Van

der Grinten, 2010). Het vakgebied waar dit onder valt wordt ook wel corporate-communicatie genoemd. Dat

vervolgens weer onderverdeeld kan worden in internecommunicatie, concerncommunicatie, en

marketingcommunicatie. Omdat het probleem specifiek over de ByAMFIstore zelf gaat en deze slechts één

kleinschalige winkel betreft (weliswaar onder de tak van AMFI), is er in dit geval geen sprake van

concerncommunicatie. In deze scriptie zal er vooral gefocust worden op het marketingcommunicatieaspect

van een GAP-analyse.

(22)

De GAP-analyse is simpel gezegd een methode om te onderzoeken of er eventuele verschillen zijn

(zogenoemde GAP’s) tussen enerzijds een gewenste identiteit (wie willen we zijn?) en een gewenste beleving

(hoe willen we dat doelgroepen ons beleven?) van een organisatie of merk, versus anderzijds een werkelijke

identiteit en een werkelijke beleving van een organisatie of merk. Oftewel, het verschil tussen datgene dat je

zou willen zijn en datgene dat andere daadwerkelijk van je vinden.

Door de verschillen tussen deze twee punten in kaart te brengen worden de verbeterpunten zichtbaar die

nodig zijn om tot een gewenste identiteit en beleving te komen. (Van der Grinten, 2010)

Aan de hand van een GAP-analyse, bestaande uit het vijfstappenplan zoals in Figuur 2 te zien is, kunnen de

gewenste beleving en de werkelijke beleving in kaart worden gebracht. Om zo uiteindelijk te worden

gemanaged en verbeterd. (Van der Grinten, 2010)

De individuele onderdelen van het vijfstappenplan worden hieronder kort toegelicht:

Stap 1: Gewenste identiteit en de gewenste beleving

De eerste stap is kortgezegd het vaststellen van de gewenste identiteit en de gewenste beleving zoals de

leiding van de organisatie die graag ziet. De gewenste identiteit en -beleving vormen het doel waarnaar

gestreefd moet worden en zegt dus niks over de werkelijke beleving en de ‘echte’ huidige situatie.

Deze eerste stap bestaat onder andere uit een inventarisatie van de missie (wat moeten we bereiken?) en

visie (wat willen we nastreven?), de kerncompetenties (waar zijn we echt goed in?), en de waarden van een

organisatie (waar staan we voor?). Deze vier onderwerpen zijn te achterhalen door de leiding van een

organisatie te interviewen en jaarverslagen te analyseren indien deze beschikbaar zijn.

Wanneer de missie, visie, kerncompetenties, en waarden zijn geïnventariseerd is het belangrijk om de

gewenste identiteit en -beleving scherper te stellen in de vorm van zogenoemde ‘gemeenschappelijke

vertrekpunten’ (vanaf nu GVP’s genoemd). Deze GVP’s zijn niets anders dan een aantal begrippen die de

essentie van de gewenste beleving weergeven. De GVP’s vertegenwoordigen de beleving van de organisatie

(ByAMFI) en vormen de associaties die externe groepen in de ideale situatie bij de organisatie zouden

moeten hebben. (Van der Grinten, 2010)

Stap 1: Gewenste identiteit en gewenste beleving

Stap 2: Werkelijke identiteit onder werknemers Stap 3: Fysieke identiteit Stap 4: Werkelijke beleving

Stap 5: GAP–analyse; concluderen en aanpakken

GAP 1

GAP 2

GAP 3

Figuur 2: Vijfstappenplan voor een GAP-analyse, om een gewenste beleving beter aan te laten sluiten bij de werkelijke beleving.

(23)

Stap 2: De werkelijke identiteit

Bij deze tweede stap staan de werknemers van een organisatie centraal. Omdat leidinggevenden slechts

beperkt invloed hebben op het beeld en de beleving die bij externen wordt opgebouwd, is het essentieel om

onder alle werknemers van een organisatie een gemeenschappelijke identiteit (wie zijn wij) te creëren die

overeenkomt met de gewenste identiteit. Pas als werknemers de gewenste identiteit in hun gedrag vertalen

treedt het gewenste effect op, de gewenste beleving. Voor het in kaart brengen van de werkelijke identiteit

onder werknemers zijn bijvoorbeeld spontane associaties, typering van de organisatie, mate van identificatie,

en de perceptie van de externe beleving belangrijk. Dit kan aan de hand van een enquête, bij grote aantallen

werknemers, of aan de hand van interviews worden onderzocht. (Van der Grinten, 2010)

Stap 3: De fysieke identiteit

De derde stap betreft de ‘fysieke identiteit’ (wat zijn ze?) van een organisatie en gaat over alle punten waarop

externe belangengroepen in contact kunnen komen met de organisatie. Deze contactpunten zijn onder te

verdelen in vijf categorieën: product, informatie, symboliek, omgeving en gedrag. Nadat een inventarisatie is

gemaakt van alle fysieke identiteitselementen bij elkaar wordt bekeken in hoeverre deze overeenkomen met

de eerder besproken GVP’s. De analyse van deze fysieke identiteit is een zo ‘objectief’ mogelijk uitgevoerde

momentopname die de onderzoeker zelf uitvoert. (Van der Grinten, 2010)

Stap 4: De werkelijke beleving

De werkelijke beleving (ook wel het werkelijke imago) is de manier waarop belangengroepen (in dit geval

winkelbezoekers) een organisatie beleven of ervaren, en het beeld dat zij op een bepaald moment van een

organisatie hebben. Omdat het bij het inventariseren van belevingen vooral gaat om onderwerpen zoals

gevoel, ervaring, associaties, en meningen, is het essentieel dat dit aan de hand van interviews gebeurt zodat

er kan worden doorgevraagd. Van der Grinten (2010) noemt drie hoofdvragen waarmee een basis

belevingsonderzoek kan worden uitgevoerd:

1. Noem de eerste drie organisaties die in u opkomen binnen branche X. Indien de beleving van de

organisatie binnen de branche moet worden onderzocht (niet relevant voor de ByAMFIstore).

2. Noem de eerste drie woorden die in u opkomen als u aan (naam organisatie) denkt.

3. Omcirkel vijf kernwoorden die u het beste bij (naam organisatie) vindt passen. Waarbij aan de hand

van een vooraf opgestelde lijst van meerdere kernwoorden wordt getest of respondenten uit zichzelf

de GVP’s noemen afkomstig uit de eerste stap van een GAP-analyse. (Van der Grinten, 2010)

Stap 5: De GAP-analyse zelf

Bij de laatste stap gaat het vooral om het vinden van GAP’s (de verschillen) en het analyseren hiervan. Er

kunnen tijdens deze analyse verschillen worden gevonden op drie niveaus:

1. Verschillen tussen de gekozen GVP’s en de werkelijke identiteit onder werknemers.

2. Verschillen tussen de gekozen GVP’s en de fysieke identiteit.

3. Verschillen tussen de gekozen GVP’s gericht op externe groepen en de werkelijke beleving.

Om deze verschillen duidelijk in kaart te brengen wordt het ‘invulschema GAP-analyse’ gebruikt.

Tot slot worden er conclusies getrokken en acties ondernomen om de verschillen te verkleinen tussen de

gevonden GAP’s. Dit kan in princiepe op drie verschillende manieren:

1. Het veranderen van de wensen van de leiding en het beleid.

2. Het veranderen van inzichten van werknemers.

3. Het veranderen van contactpunten van de fysieke identiteit.

(Van der Grinten, 2010)

(24)

3.4.2 Het Brand-Experience model

Het zogenoemde ‘Brand-Experience model’ van Pine & Gillmore (1999) bestaat uit een viertal verschillende

domeinen die handig zijn bij het ontwikkelen en het in kaart brengen van bezoekersbelevingen. Het model

wordt gebruikt om een beter idee te krijgen van de aard van een beleving. De vier domeinen van het model

zijn volgens EURIB (2009) de dimensies waar een beleving uit kan bestaan.

In Figuur 3 worden de verschillende dimensies uit het Brand-Experience model weergegeven.

Dimensie 1: Entertainment

Dit zijn het soort belevingen dat door de consument vooral als amusement wordt gezien. Dit zijn meestal

passieve belevingen. De mate waarin de consument zijn aandacht erbij heeft is gemiddeld tot laag. De

merkbeleving is in deze dimensie vooral een schouwspel wat de bezoeker ervaart als een soort voorstelling.

(EURIB, 2009)

Dimensie 2: Educatie

In deze dimensie bevinden belevingen zich die de informatieoverdracht centraal stellen. De bezoeker neemt

vooral de gebeurtenissen of communicatie in zich op, waarbij deze ook nog eens een actieve rol inneemt.

Deze merkbelevingen zijn vooral gericht op actief leren en kennisverrijking. (EURIB, 2009)

Dimensie 3: Escapisme

De bezoeker ervaart in deze dimensie als het waren een ‘vluchtervaring’ uit de realiteit. De beleving is in deze

dimensie is zo sterk dat de consument totaal opgaat in de beleving. De consument is zeer actief bezig met de

ervaring die vaak gekenmerkt is door actie en ‘thrills’. (EURIB, 2009)

Dimensie 4: Esthetiek.

Bij deze laatste dimensie gaat de bezoeker slechts beperkt op in de beleving en is deze nog passief

opgesteld. De bezoeker kan nauwelijks invloed uitoefenen op de gebeurtenis zelf. Begrippen die een grote rol

spelen zijn: smaak, vormgeving, kunst, en ontwerpen. (EURIB, 2009)

(25)

3.4.3 Het Servicescape Framework

Volgens Mary Jo Bitner (1992) wordt menselijk gedrag beïnvloed door de fysieke ruimte waar de persoon zich

in bevind. Bitner stelt dat gedrag doormiddel van verschillende factoren zelfs voorspeld en verklaard kan

worden. In onderstaand ‘Servicesape Framework’ (Figuur 4) is te zien welke verschillende omgevingsfactoren

(environmental dimensions) persoonlijke reacties kunnen uitlokken (internal response) waar vervolgens een

bepaald gedrag bij hoort (behaviour). Bitner vernoemd naar het fenomeen dat omgevingspsychologen

suggereren dat individuele personen over het algemeen op twee tegenovergestelde manieren reageren op

een omgeving: namelijk naderen of vermijden. (Mehrabian en Russel 1974). Waarbij door manipulatie en

aanpassingen op de omgeving gestuurd kan worden in de gewenste richting.

Ondanks het feit dat de beweringen van Bitner al redelijk gedateerd zijn worden deze tot op heden gezien als

relevant. (Harry van Vliet, 2014)

Volgens Bitner zijn fysieke winkels zeer geschikt om doormiddel van de fysieke omgeving de beeldvorming en

het gedrag van de consument te beïnvloeden.

‘’The ability of the physical environment to influence behaviors and to create an image, is particularly apparent

for service businesses such as hotels, restaurants, professional offices, banks, retail stores, and hospitals.’’

(Bitner,1992)

Het model geeft een overzichtelijke weergave van factoren waarop consumenten en gebruikers een omgeving

beoordelen en met welke reacties zij vervolgens op de situatie kunnen reageren. Dit model is echter puur

gericht op omgevingen waarbij een dienstverlening (servicescape) centraal staat. Bitner laat daarbij de

(26)

onderverdeling van verschillende soorten omgevingen (scapes) zoals experiencescapes en andere varianten

buiten beschouwing. (Van Vliet, 2014)

Bij experiencescapes is het primaire doel van een omgeving (fysiek of non fysiek) om een ervaring voor de

bezoeker of deelnemer te creëren zoals bij de ByAMFIstore de bedoeling is. (Van Vliet, 2012)

Het model van Bitner is echter wel geschikt als hulpmiddel om te bepalen waar op moet worden gelet bij het in

kaart brengen van denkprocessen die een bezoeker doorloopt, wanneer deze een ‘scape’ of omgeving

binnenloopt waarbij het doel van de omgeving vooraf is bedacht. Dit doel kan bijvoorbeeld zijn om een

bepaalde ervaring of indruk te creëren bij de bezoeker. Het model is binnen dit onderzoek dan gezien als

extra inzicht in de manier waarop bezoekers een omgeving interpreteren. En is uiteindelijk vooral gebruikt als

basis van de vragen die gesteld zijn tijdens de interviews onder bezoekers en werknemers.

3.5 Het stappenplan voor het creëren van een beleving

Nadat er gewenste beleving is vastgesteld moet de beleving nog worden gerealiseerd. Pine en Gilmore (2013)

hebben een vijfstappenplan opgesteld dat helpt bij het ontwikkelen van een bezoekersbeleving.

Volgens Mettina Veenstra (2012) is het echter belangrijk bij het volgen van dit stappenplan om in het

achterhoofd te houden dat in een wereld waar ‘experiences’ een steeds grotere rol spelen, mensen

kieskeuriger worden en gevoelig blijken te zijn voor de originaliteit, oprechtheid en echtheid van een

experience. Volgens haar is dit vooral bij Europeanen het geval. (Mettina Veenstra, 2012)

3.5.1 Stap 1: Thematiseer de belevenis.

Oftewel ontwikkel een thema, een overkoepelend onderwerp waarover men denkt of spreekt of schrijft (Van

Dale, 2015). Volgens Pine en Gilmore (2013) bestaan goed georkestreerde thema’s niet alleen in naam, maar

vormen het overkoepelende idee, het organiserende principe, of het onderliggende concept voor ieder

element van de belevenis. Het is volgens Pine en Gilmore (2013) belangrijk daarbij te zorgen voor ‘’Een

thema dat de presentatie van afzonderlijke winkelartikelen aaneensmeedt tot een geregisseerde belevenis’’

Pine en Gilmore verwijzen naar het boek ‘Marketing Aesthetics’ (Berndt Schmitt en Alex Simons) waarin

negen domeinen worden genoemd waaraan thema’s kunnen worden ontleend. Deze domeinen zijn:

geschiedenis, godsdienst, mode, politiek, psychologie, filosofie, natuur, populaire cultuur en kunst.

Enkele criteria waar Pine en Gilmore (2013) vanuit gaan bij het ontwikkelen van een thema zijn :

Een aansprekend thema moet verandering brengen in het werkelijkheidsbesef van de bezoeker.

De gelegenheden met de meeste belevenisinhoud gebaseerd op thema’s zijn de belevenissen die

een volledige verandering teweegbrengen in iemands realiteitsgevoel. (Doordat zij invloed hebben op

de beleving van ruimte, tijd en materie).

Aansprekende thema’s zijn in ruimte, tijd en materie geïntegreerd tot een samenhangend geheel.

Het creëren van meerdere ‘plekken’ binnen een belevingsomgeving versterkt het thema.

Het thema moet passen bij het karakter van de onderneming die de belevenis regisseert.

3.5.2 Stap 2: Harmoniseer indrukken doormiddel van positieve signalen.

Nadat een thema is ontwikkeld en deze de basis vormt voor een belevenis is het volgens Pine en Gilmore

(2013) belangrijk dat de belevenis zelf voldoende positieve en passende indrukken heeft. Een indruk is daarbij

‘een werking op de geest of gemoed’ volgens Van Dale (2015).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kleur groen in, wat je echt goed kunt en kleur geel, wat je nog

De situatie is natuurlijk wel een beetje anders. In België is het veel meer een kinderfeest dan een familiefeest. En van buitenaf hebben wij ook de indruk dat het in Nederland bijna

De burgers kunnen hun rechten als Unie- burger niet alleen afdwingen tegenover de autori- teiten van het eigen land, maar in voorkomende gevallen ook tegenover die van de

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Enkele minuten later staat wel de 0-2 op het score bord Rinagel Ogenio passeert zijn direc- te tegenstander schuift de bal door naar de weer mee opgekomen Ste- fan Tichelaar en

Laat mij Jezus, nooit vergeten zijn.. Laat mij Jezus, nooit

Toen aan hem te Innsbruck een heerlijk paleis vertoond werd, dat pas voor hem gebouwd was, fluisterde hij zijn oudste kamerling deze woorden in het oor: 'Wat

Dat sociale media het recht- streekse sociaal contact onder jongeren doen afnemen, blijkt overigens niet te kloppen.. „On- derzoek wijst erop dat online ge- sprekken