• No results found

Boekverslag Nederlands Sonnetten van een leraar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Boekverslag Nederlands Sonnetten van een leraar"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Boekverslag Nederlands Sonnetten van een leraar door Ida Gerhardt

Boekverslag door een scholier 5e klas havo

2670 woorden 16 jaar geleden

7,2

39 keer beoordeeld

Auteur Ida Gerhardt

Genre Poëzie

Eerste uitgave 1951

Vak Nederlands

Gedicht 1: Zueignung

In dit gedicht is Ida aan het werk op school op zaterdag. Ze wordt overvallen door Pegasus door de gedachte dat ze moet gaan dichten. Pegasus is mythologisch figuur en het symbool van dichterlijke inspiratie. Het wordt voorgesteld als een paard met vleugels. Waarschijnlijk is Pegasus bekent voor Ida, want ze spreekt hem aan met jij. (regel: 1, 5, 6, 9, 12, 13) De titel van het gedicht, Zueignung, betekent opdracht. Ze krijgt dus de opdracht van Pegasus dat ze moet gaan dichten, maar ze moet ook aan haar schoolwerk denken. Ze staat voor een moeilijk dilemma: óf school óf dichten.

In de eerste strofe gaat Ida vooral in op uiterlijke omstandigheden. Haar kleren zijn vies, haar ogen staan moe en haar vingers zitten onder de rode inkt.

In de tweede strofe komt Pegasus binnen. Ze wordt helemaal meegetrokken door Pegasus om te dichten.

Uit strofe 3 blijkt dat het toch onmogelijk is om te dichten en om les te geven. Zij hoort in het gebouw met de planken vloeren en Pegasus hoort in de buitenlucht met een blauwe hemel. Maar Pegasus blijkt er alles voor te doen: dit prachtige dier knielt zelfs voor háár op de planken vloer.

Maar in strofe 4 blijkt dat ze geen weerstand meer kan bieden. Ze snikt het in de manen van Pegasus uit.

Dit gedicht is de inleiding voor de andere gedichten. Hier komt de strijd naar voren of ze 2 taken kan vervullen. De taken van lerares én dichter. Het antwoord wordt in gedicht 14, Karakter, gegeven.

Gedicht 2: Woestijn

In dit gedicht gaat het over de school, de woestijn.

In strofe 1 en 2 wordt duidelijk dat haar hele lokaal er niet uit ziet. De posters met Orpheus en de Gratiën zijn lelijk gemaakt door de leerlingen. Er zitten inktvlekken op en ze zijn scheef getrokken. Orpheus is de god van de zang/muziek bij de Grieken en de Gratiën zijn de beschermgoden. Belangrijke personen in de klassieke talen.

In dit gedicht maakt ze een vergelijking met de doortocht door de woestijn van de Israëlieten. Zij zwierven 40 jaar door de woestijn. Ida ‘zwerft’ 40 weken op school. Ze leeft de doortocht elk jaar weer in de

(2)

woestijn, de school. De school blijkt uit regel 11 een oud zooitje te wezen. De tafel is niet stabiel door een manke poot.

In de vierde strofe praat ze tegen zichzelf. Ze praat zichzelf moet in: Kom op, je moet werken voor brood.

Probeer eerlijk te wezen.

Gedicht 3: Departement

In dit gedicht gaat ze op sollicitatiegesprek. Er heersen slechte werkomstandigheden: grote werkloosheid.

De perioden van 1933-1939 en 1943-1947 is Ida werkloos geweest.

Strofe 1: Ze moet haar kaartje van het sollicitatiegesprek niet vergeten, anders komt ze hélemaal niet binnen bij het ministerie (= departement). Dit is voor Charon, een Griekse mythologische god. Hij zal haar overbrengen naar de dood. Dit is waarschijnlijk de bode die haar ontvangt bij het gebouw van het

ministerie.

Strofe 2: Ze is aangeland in het fluisterhuis, waar vele mensen haar voor zijn. Uren moet ze wachten voordat ze naar Hades’ kamer mag. Hades is de god van de dood. Hij is in dit gedicht de

sollicitatiemeneer.

Strofe 3: In de eerste regel van strofe 3 wordt Ida geroepen voor het gesprek. Het staat al lang vast dat zij niet zal worden aangenomen, maar uit fatsoen mag ze toch nog komen.

Strofe 4: Ze heeft het allemaal achter de rug en komt weer buiten in de zon terecht. Ze mag nu nooit meer aan dit stenen graf denken, het gebouw met spreuk. De laatste zin maakt duidelijk dat gisteren al was besloten wie er zou worden aangenomen.

Gedicht 4: Biecht (gepresenteerd door Ilse en Maaike)

In dit gedicht spreekt Ida zich uit over haar omgang met collega’s. In strofe 1 maakt ze duidelijk dat ze niet van ruzies houdt (regel 1). Ze heeft geen moeite met de verschillende karakters van haar collega’s (regel 2), want zelf zit ze ook vol met gebreken (regel 3). Maar met één type heeft ze moeite: degene die zich omhoogwerkt ten koste van anderen. Vandaar ook Streber. Dit is een Duits zelfstandig naamwoord, vandaar de hoofdletter, en betekent strever.

In strofe 2 komt een milde ironie te voorschijn. Haar rector is erg goed voor haar en zelfs dat ze tussendoor dicht. Toch geeft ze de school jaar beste jaren. Ze laat niet haar schoolwerk liggen voor het dichterswerk, maar doet erg goed haar best om de leerlingen zoveel mogelijk mee te geven. Ook al is ze geneigd te besluiten dat ze maar beter de school kan verlaten, dan slaat die stemming toch weer om tot het

voornemen te blijven, want alles wat haar tegenstaat kan ze verdragen. Maar telkens komt weer boven – en in het gedicht komt het over als een refrein – dat ze die ene Streber niet kan uitstaan.

Strofe 3: Ida haar die Streber zelfs. Waarom? Niet om wat hij haar persoonlijk aandoet. Ze moet zelfs zeggen: “Hij is correct; hij heeft mij waarlijk niet misdreven”. Ze haat hem om de invloed die hij op zijn leerlingen overbrengt. Hij probeert zijn leerlingen mee te geven dat ze altijd naar het hoogste en beste moeten streven in het leven. Hij probeert namelijk ook altijd op zoek te zijn naar zijn eigen voordeel (regel 11). Ze haalt hier nog een Bijbelse gelijkenis bij. De gelijkenis van het onkruid tussen het tarwe, Mattheus 13,25. Strebers zijn dus het onkruid tussen het tarwe, de goeden. De streber stelt zichzelf centraal en blokkeert de toegang tot het goede (tarwe). Streber mag zijn vrouwelijke collega dan persoonlijk niets in de weg hebben gelegd, hij snijdt wel de leerlingen van het leven af (regel 12).

De slotregels leggen verklaring af voor haar eigen haatgevoelens, waarover ze zich verbaast en schaamt.

(3)

Ze merkt dat ze milder, welwillender en inschikkelijker aan het worden is. Maar toch moet ze hem haten en kán hem niet vergeven, want hij bedreigt niet alleen de leerlingen maar ook het karakter, het innerlijk van het kind. Haar haat is hartgrondig en tegelijkertijd kan ze deze haat niet in zichzelf binnenlaten, omdat ze haar als docent dwarsbomen. In de laatste regel vraagt ze om vergeving en dat is een vragen om onbegrip voor haar onmacht. Nu wordt haar milde zelfspot uit regel 3 toch nog ernstig. Daar de confrontatie met Streber gaat ze nadenken en komt de biecht los. Een titel met ernst en betekenis.

Gedicht 5: Bij een examenfoto

Dit gedicht sluit aan bij gedicht 4. Ida gaat weer verder met Streber. Streben is streven naar. Dit verwerpt ze op grond van 3 argumenten:

1. Natuurlijk: streven stinkt. Net zoals een bunzing stinkt.

2. Bijbels: hier bedoelt ze de bergrede mee. Je ziel verkopen aan aards goed heeft geen nut. Je kan het nog zo goed op aarde hebben, het hiernamaals is veel belangrijker.

3. Klassiek: Je moet het midden opzoeken, net zoals het mennen van 2 paarden tegelijk. Je moet de middenweg tussen het hoge en het lage zoeken.

In strofe 2 vat ze haar leraartaak diep en ernstig op. Ze heeft haar klas niet over voor de Strebers. Een klas die ze zo netjes heeft opgevoed, kan verpest worden door Strebers.

Strofe 3: Ze heeft nooit over streven verteld, nooit over lesgegeven, nooit op het bord gezet. Maar toch komt het de klas ongemerkt binnen.

Strofe 4: In de eerste regel wordt ze gekweld, omdat ze de leerlingen nooit heeft gewaarschuwd voor het streven naar. Ze hoopt dat haar knappe klas hier nooit mee te maken krijgt. Een waarschuwing voor de klas: Laat het ook niet nodig zijn.

Gedicht 6: Portret

In dit sonnet gaat het over een arme, gewone Urkerman, een jongen uit Ida’s klas.

In strofe 1 beschrijft ze zijn vader en moeder. Zijn vader is een harde werker en zijn moeder loopt nog in klederdracht. Ook als hij om zijn rapport komt.

Deze jonge Urkerman is niet gek (strofe 2). In zijn ruig schrift staan wendingen die zelfs Ida nog niet eens bereikt. Hij is vooral erg geleerd in godsrecht.

Strofe 3: Hij kan heel veel van de klassieke talen thuisbrengen, hij kan het als een lier vertalen. En dit doet hij kalmaan door ondertussen zijn neus op te halen. Het is dus een fluitje van een cent voor hem. Zelfs de geleerden in toga kunnen niet zeggen dat het fout is.

In strofe 4 wordt duidelijk dat hij in de toekomst kijkt. Hij heeft idealen, wil iets bereiken.

Zo eenvoudig, maar met een kop verstand => portret

Gedicht 7: Daemonen

Strofe 1: Dit gedicht gaat over een leerling met faalangst. Ida heeft veel voor het kind over, ze wil alles voor hem/haar over, maar de leerling moet ook iets voor Ida doen. Hij/zij mag niet zenuwachtig naar het

examen gaan.

Strofe 2: Het enige hulpmiddel tegen faalangst is zelfverzekering. Een grote steun voor de leerling is dat Ida zelf ook last van faalangst had. Maar Ida is ook een goed voorbeeld voor de leerling, want zij heeft ook iets bereikt. Ze is zelfs doctorandus in de klassieke talen.

(4)

Strofe 3: Zelf was ze ook een erge angsthaas. Ze vloog door elk examen heen, maar ze is er ook vanaf gekomen.

Strofe 4: Totdat ze bij haar promotie, in een volle zaal, haar vader zat zitten. Door en voor haar vader vergat ze haar faalangst. Ze had aan hem een goede opvoeding te danken en ze vond haar zelfrespect terug.

In dit gedicht zit ook een les voor degenen die aan faalangst lijden: Probeer je zelfrespect terug te vinden door je op iemand anders te richten. Ida richtte zich op haar vader.

Gedicht 8: Psyche

In strofe 1 is Ida met haar leerlingen Phaedo aan het lezen en komt het woord Psyche tegen. Dit betekent ziel en vlinder. Phaedo is een dialoog met Griekse wijsheer (Solcrates) en anderen over de ziel. Volgens Solcrates is de dood voor hem een bevrijding uit het lichaam.

Strofe 2: Heel toevallig komt er een vlinder het lokaal binnen vliegen, die eigenlijk de vrijheid wil. Hier wordt de theorie werkelijkheid.

Strofe 3: De vlinder is een dagpauwoog => ogen zijn een spiegel van de ziel.

Strofe 4: De dagpauwoog wil graag de vrijheid, maar is in een klaslokaal terecht gekomen. Daarom brengt een jongen hem, onaangerand, weg naar het ‘blauw’.

Gedicht 9: A en Ω

De eerste strofe gaat over het hoogtepunt van Ida’s leven: Grieks geven. Ze verzint voor de leerlingen een ezelsbruggetje.

Ida laat nooit de moed en het enthousiasme inzakken, zoals blijkt uit strofe 2. Ook al ontkiemt het werk bijna niet, ze blijft doorgaan. De moed schept ze uit de lente: dan groeit alles. Dan kunnen ze aan de kleine, Griekse bijbels beginnen.

In de derde strofe springt ze over naar het paasfeest in Jeruzalem, als Jezus als twaalfjarige tussen de schriftgeleerden leert. Zij is ook iemand die de twaalfjarigen onderwijst van analfabeet tot Godgeleerde (strofe 4).

Titel:

· Een goed begin is het halve werk.

· Jezus is de Alpha en de Omega => ook volheid van de Griekse cultuur.

Gedicht 10: Werkloosheid

Eerste strofe: Ida is al 3 jaar werkloos(1933, 1934, 1935): er is geen werk in de klassieke talen. Ze toont hier vooral haar gedeprimeerde gevoelens. Ze wil graag thuis weg, want ze voelt zich onwaardig door haar huisgenoten, onder andere door de dienstmaagd.

Tweede strofe: Iedereen kijkt haar weg. Misschien kan ze het beste een andere baan zoeken, bijvoorbeeld in de fabriek van Van Nelle. Alleen vergooit ze dan haar opleiding, want ze krijgt dan een te oud gezicht op nog lerares te worden. Het verschil in standen was toen erg groot: de rijken gingen naar het Gymnasium.

Ze bevindt zich dus in een hopeloze situatie.

Derde strofe: Ida is naar de kerk geweest, maar heeft niet kunnen luisteren. Het ging over een tekst uit Deuteronium: “God zal u, als op adelaarsvleugelen, dragen.” Dit is een tegenspraak in werkelijkheid. Zij wordt niet gedragen in tijd van werkloosheid. Ze heeft zitten zweten als een beest, omdat ze niet meer

(5)

weet hoe het verder moet.

Vierde strofe: In deze strofe wordt beschreven dat een werkloze uit een raam springt en te pletter valt. Ida ziet zichzelf ook al vliegen. Ze krijgt zelfmoordneigingen.

In de eerste twee strofes is sprake van een ironie.

Gedicht 11: Eindvergadering

In dit gedicht gaat het over een eindvergadering. Ida vergelijkt de eindvergadering, in strofe 1, met een terrarium. Dit is een omgeving met reptielen, zand en nog veel meer van die nare dingen. De leraren, die aanwezig zijn op de vergadering, worden vergeleken met reptielen. Het schiet niet op in de vergadering, ze wil graag stoppen. In strofe 2 gaat ze weer verder met de vergelijking eindvergadering - terrarium. Het is gruwzaam in het terrarium en er is geen leven aanwezig. Op de eindvergadering hebben 2 mensen geen aandacht, ze zijn met elkaar aan het fluisteren. In strofe 3 smeekt ze dat ze wakker wordt uit haar

nachtmerrie. Laten ze nu eindelijk eens opschieten en de leerlingen bespreken. Maar het schiet niet op en iedereen gaat dus over. Er zitten ook nog leraren te roken, zoals blijkt uit strofe 4. Ze moeten nu eindelijk eens serieus gaan praten over de leerlingen. In de laatste regel gaat het over een karkas. Een karkas is een half verteerd lijk van een dier. Er zit dus geen leven in de vergadering.

Gedicht 12: Code d’honneur

Code d’honneur betekent gedragscode. Leerlingen en leerkrachten moeten met elkaar goed omgaan. Er moet een erecode tussen leraren en leerlingen ontstaan. Zoals blijkt uit strofe 1 moeten de leraren de leerlingen niet onderschatten, zij moeten ook veel verdragen. De docent moet zichzelf zijn voor de klas en zijn masker afzetten, zoals blijkt uit strofe 2. De docent moet zichzelf openstellen voor en een mens zijn.

Zich niet verheven voelen boven de leerlingen. In dit sonnet zit geen wending tussen strofe 2 en 3. In strofe 3 staan nog meer raadgevingen en wordt een houding beschreven voor een docent. Uit strofe 4 blijkt dat God alles bestuurt, hij heeft alles geschapen. Als docent heb je een bepaalde verantwoordelijkheid, ook tegenover God. Je moet de leerlingen tot de volwassenheid brengen en deze mensen zijn allemaal schepselen van God.

Gedicht 13: Tussenuur

Strofe 1: Het is winter en er hangt een saaie sfeer op school. Ida heeft een tussenuur.

Strofe 2: De school is haar land: ze zit vast in haar beroep. Dan stijgt er een gebed in haar op, omdat ze nooit 100% lerares is geweest, want ze dichte ook.

Strofe 3: Af en toe was ze wel eens opstandig, maar zwichtte ook. Haar geweten spreekt: dit is haar mooie, maar zware baan.

Strofe 4: Een vraag stijgt in haar op: “Wandel ik voor Uw aangezicht?” Het antwoord staat er ook: “Ja, in het tussenuur.” Uit de laatste zin kunnen we concluderen dat ze is berust in haar werk. Dit is nu gewoon haar arbeid.

Gedicht 14: Karakter

Strofe 1:Dit gedicht is een afscheidsgedicht, omdat ze hier over haar pensioen heeft gedicht. Dit betekent

(6)

een einde van haar leraarschap. Dan zal ze haar stadje verlaten en ergens anders gaan wonen. Ze zal niet alleen haar verdiende geld meenemen, maar ook een heleboel herinneringen en ervaring van het

leraarschap. Haar paspoort zal er helemaal mee vol staan gestempeld.

Strofe 2: Niet alleen de drukken zetten hun herinneringen, maar juist de minder opvallenden. Elke klas heeft zijn eigen karakter. Deze zijn onuitwisbaar, maar soms ook onbeschrijflijk. In het Grieks is karakter, kras. Deze karakters staan in haar gedachten gekrast.

Strofe 3: Ze legt zichzelf erbij neer: het zij zo. Maar toch relativeert ze zichzelf. Haar eigen hart is eigenlijk ook een paspoort.

Strofe 4: Elke klas heeft ook zijn eigen paspoort, waar zij ook haar stempel in zet. Ida is bang dat ze het verkeerd heeft gedaan. Zelf heeft ze ook duizenden stempels gehad.

In dit gedicht kun je het antwoord vinden op de vraag: Is het dichterschap te combineren met

leraarschap? (zie gedicht 1) Het antwoord is: ja, want ze kreeg stof tot schrijven uit haar leraarschap. In dit gedicht zijn veel open klanken te onderscheiden. Open klanken waarin ze haar hart open legt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze herhaling kan door het inzetten van de extra oefenbladen per groep worden aangeboden op de dagen waarop geen tijd is ingeruimd voor taal. De kinderen kunnen de

De fractie van Ronde Venen Belang hoopt dat iedereen die zich heeft ingezet voor het wel en wee van de inwoners, waarvoor wij hen veel dank verschuldigd zijn,

Eerder is er een ster- ke drang naar individualisme en ma- terialisme in plaats van met elkaar te proberen het zonder oorlogen voor alle levensvormen leuk te houden op

De Veenhartkerk is een kerk die op een eigentijdse en creatieve manier kerk probeert te zijn. Een kerk die er niet alleen wil zijn voor zichzelf, maar voor De

T&M: Lowell Alexander & Bernie Herms Arrangement:Mattias & Marcel Koning Ned.tekst: Onbekend... SULQWHG

[r]

Van de schoolse leraar uit het vorige hoofdstuk komen we vanzelf bij de schoolse school. De school waarop goedwillende, vernieuwingsgezinde leraren en leerlingen geen vaste voet

De WD zal in haar verkiezingscampagne voor het Europees Parlement streven naar een normaal Statuut van de Leden. De liberale Eurofractie heeft zich al sinds medio jaren