• No results found

Me AU

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Me AU"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

• •

AU DV

MMETA 0981

SHELF NUMBER MICROFORM:

SG

Me

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KITL V only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without ftrst obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. If the material ft/med is itself in copyright, the permission of the owners of that .. copyright will also be requiredfor such reproduction.

Application for permission to reproduce should he

made in writing, giving details of the proposed

reproduction.

(2)

cc

17 ..

LLARD PIERSON STICHTING

N mELING VOOR MODERNE LITERATUURWETENSCHAP UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

No. 18

ALLARD PIERSON

NAAST EN TEGENOVER

CONRAD BUSKEN HUET

DOOR

PROF. DR.

C. G. N. DE VOOYS

J. 8. WOLTERS GRONINGEN - 8ATAVIA

(3)

PROF. DR. C. G. N. DE VOOYS DOOR

ALLARD PIERSON

NAAST EN TEGENOVER CONRAD BUSKEN HUET

J.

B. WOLTERS' UITGEVERS~MAATSCHAPPIJ .v.

GRONINGEN - BATAVIA - 1941

(4)

ALLARD PIERSON NAAST EN TEGENOVER CON RAD BUSKEN HUET

De generatie van letterkundigen die aan de Tachtiger voorafging, is onder invloed van de Nieuw -Gid -kritiek aan- vankelijk onder chat. p grond van het gezaghebbend oordeel van Kloo werden eig nlijk alleen Bu ken Huet en Multatuli als voorgangers be chouwd en geëerd. Inderdaad hadden deze beide ,malcontenten" door hun vinnige kritiek op onbeduidende dichter en zoetsappige n velli ten baanbrekend werk gedaan.

Voor een parallel be tand du alle reden: zij waren de mannen van de durf, van de daad, met revolutionair entiment dat va ral jongeren bek ort. De zachtzinnige Allard Pier on kenden ze en eerbiedigden z als gevierd hoogleraar al degelijk geleerde, maar hem op één lijn te tellen met Bu ken Huet zouden ze te veel eer geacht hebben. Eer t in I 9 heeft Albert \ 'erwey, in een artikel LieJhebrende Herdenking I), op de blijvende beteke- nis van Pier on voor volgende ge lachten gewezen: de reactie tegen ver edreven individuali me die edert I 95 merkbaar was, verklaart de behoefte aan deze waarderende be chouwing.

Het ligt niet in mijn bed eling, in deze korte va rdracht nieuwe biezonderheden of aanvullend b chouwingen te geven omtrent Allard Pier on: de volledige leven be chrijving door aber2) de diepgaande studiën van an d r Wijck3), van Boer erna 4) hebben zijn leven en werken de ontwikkeling van zijn leven - be chouwing in het volle licht geplaat t. Ik wil in dit uur slecht uw aandacht vragen voor een vergelijking tu en Pier on en Huet, om daardo r hun b ider plaat in het gee telijk lev n van het einde der negentiende eeuw nauwkeuriger te bepalen.

Wanneel .vij hun leven 10 p in vogelvlucht overzien, treft ons allereerst de overeenkom t. Al leerlingen van cholten kwamen

1) Albert erwey:Lielilebbende Herdenking(De KT niek - 2 Maart 189 ).

2) . A. aber: A/lard Pier on lIerdacht (Haarlem - I 97).

3) B. H. . H. van der Wijek: A/lard Pier01/. Malmen van Beteekeni., 9 ; herdrukt in de bundel Gelal/I'II en Gedaclllen.

4) K. H. Boersema: Allard Pier 01/, Eene Cultuur-Ililori 'cll ludie ('s- ravenhage - Martinus ijhoff - 1924).

BOEKD UKKEl/I) ) a..vOLTE S' U.M.

(5)

zijne weten chap en zijn karakter." Hij bestrijdt stil tand en achteruitgan door zijn "onverschrokk n en waarheidlievend voorwaart dringen." [n zijn twee polemische brochure "i er niets wat ik niet Iiefh bIt I).

Bij nader toezien blijken echter diepgaande verschillen die de vroegere vrienden zich teed meer bewust moe ten worden.

Als overb kend feit h rinner ik u, h e Allard Pier on, opgegroeid in de kringen van het Réveil, van jong af e n diep-gevoelige religieuse natuur bezat. Dit moet uitgang punt zijn voor elke beoordeling van zijn karakter en zijn leven be chouwing. Het drukte een tempel van ernst op elke levensperiode. Uitvoerig laat B erserna on. zien, in de uitstekend gedokumenteerde hoofd- stukken over zijn jeugd en studentenjaren, welk een veelzijdige belangstelling de vroegrijpe jongeling to nde. Ern t ging bij hem gepaard met hart tocht Iijke lust in tudie en onderzoek die hij kon botvieren, toen hij zonder aarzeling de theologi che tudie gekozen had. Te Utrecht werd hij gewonnen voor de empiri che wij b geerte van pz m r, weldra zijn ereerde leermee ter die geheel Pier on' studententijd beheerste2). Dat maakte hem vatbaar voor de moderne bijbelkritiek van cholten die nood- zakelijkerwijze het gel of van zijn jeugd zou ondermijnen. Dat deze kritiek hem in twee trijd zou brengen, heeft hij niet dadelijk ingezien jui t omdat hij in Opzoomer en cholten ni t allereer t kracht van intellekt, maar hoo heid van gee t en gem ed waar- deerde: "Wie toch kan den omgano van die per 0 nlijkheid genieten" - chreef hij in 1 63 3) - zonder te gevoelen dat weten chappelijke onderzoeking n nog iet meer en iet ern ti er zijn, dan een pel van het ver tand; dat een aanhoudend ver- toeven in de hoog te sfeer n van h t be pieoelend denken een invloed uitoefent, die den ge t ver ter kt n het hart beter maakt:

zonder te be effen eindelijk dat h t treven een denker een religieus treven i bij uitnemendheid?"

Ondank het ent hou ia me v r de nieuw verworven inzichten, bleven de indrukken uit zijn Amst rdam e jeugd onuitwi baar.

1) Ongevraagd Advie (Haarlem I 6 ), blz. 2, 51 en 63.

2) Zie daaro er Boer ema, a. w., blz. 5. gl behalve d herdenking- artikelen in I 6, het Gidsartikel Over Opzoomer(I 93), herdrukt in Ver. pro Gesel". IJ.

3) Rigling en Leven, blz. 290, n ot.

1) Naber tr k reed een dergelijke parallel in zijn biografie, blz. 173.

2) Boer erna, blz. 109.

3) Uit een bri f van 1859, bij Boerscma, blz. 98.

4) In Rigting en Leven, blz. 183, vermeld door Naver, blz. 48.

ze onder de bekoring van de moderne theologie, die ze weldra, als Waal e predikanten, in brede kringen propageerden: Huet populari erend onder de liberale burgerij, in zijn Brieven over den Bijbel, Pi rson wetenschappelijk betogend en polemi erend, in de kringen van theologisch en wij gerig ge choolden. Beiden kwamen gelijktijdig tot het inzicht dat ze in een kerkverband niet meer op hun plaat waren en verlieten dus hun gemeente na innerlijke trijd. Uittredend zochten ze troo t en teun door zich te v rdiepen in letterkundige tudie. Eerzucht dreef hen tot een poging om naam te maken als romanschrijvers, nadat ze reed vroeg r persoonlijke herinneringen in novellistische vorm verwerkt hadden. Beiden keerden het vaderland de rug toe: Pier on vertrekt in I 66 naar Heidelberg, Huet in I 6 naar Indië, en later naar Parij. AI vergoeding voor vroegere religieu e idealen wijden ze zich in hun laatste leven periode aan de studie van kultuur en kunst 1).

Zoveel punten van aanraking - zou men kunnen menen - moesten waarborgen bieden voor duurzame vriendschap en samenwerking. Toch is dat niet het geval geweest. Onderzoekt men de oorzaken, dan zou allereerst gedacht kunnen worden dat verschil van aanleg en karakter belemmerend gewerkt heeft, al is het geen ongewoon ver chijnsel dat juist uiter ten elkaar aantrekken en aanvullen. Dat er inderdaad intieme vriendschap- pelijke omgang be taan heeft, blijkt uit ver cheiden brieven die Boer ma he ft kunnen raadplegen 2). Huet is een welkome ga t bij Piersonj op een gemeen chappelijke reis naar Londen lapen ze in dezelfde hut. Tegenover zijn vader die zich ongun tig over Huet uitgelaten had, neemt Pierson de Haarlemse vriend in be cherming: "Hij heeft een diepe overtuiging, die hem nooit begeeft, en ik moet waarlijk bekennen, dat weinig menschen al Christen zoo ho g bij mij staan aange chreven3)." Pier on citeert, in 1863, met ingenomenheid Huet' Kan elredenen4), en omge- keerd prijst Huet Pier on in zijn Ongevraagd Advies toen hij zich mengde in Pierson's polemiek met Réville, wegens zijn

"mannelijke daad". Pierson "redt met één ruk en éénen sprong

(6)

7

1) jongere tijdgenooten: Busken Hue/ (De Gid. 1 90 11, blz. I 4).

2) Blz. 20.

met Oa Co ta al de, dertiende profeet . Met zijn ver tand Iijke aanleg, zijn vlug begrip, zijn cherpzinnigheid wa hij al 't ware voorbe temd om door de moderne bijb Ikritiek g grep n te worden en die te populari eren. Aan het einde van zijn tudie gekom n, vo Ide hij meer eerzucht om een gevierd kan elredenaar te worden, dan engel erde of herder van een kerk lijk gemeente.

Toen hij voor de keuze ge teld werd om . f te promoveren Of zich in Zwit rland te gaan b kwamen in Fran wel prekendheid, koo hij zonder aarzeling het laat te. Zelf bekent hij dat in die Zwit erse studietijd zijn aandacht teed verde Id wa tu en zijn geliefde chrijver' en dichter en zijn preken. Als hij later in de novelle Les eroi ette herinneringen neer chrij ft aan zijn eerste pI' diking, dan treft on zijn enig zin hooghartig en gering chattende houding tegenover zijn ba r e toeho rder : hoe ander tond Pier on te Leuven tegen ver de eenvoudigen van ge t!

Toch zou het onjui t zijn te men n dat Huet met zek re tegen- zin het kerkelijk ambt te Haarlem aanvaard heeft. Treffend juist heeft Pier on na Hu t's dood de ontwikkeling lijn aangegeven:

"Huet wa Kri ten geworden d I' en in de uitoefening van zijn ambt· natuurlijk niet in dien zin, dat hij zogoed en zoo kwaad al het gaan wilde g loovig wa geworden, omdat hij nu een het Kri t lijk geloof te prediken had maar in dien zin, dat zijn ambt hem genoopt heft tot gezetter en nauwkeuriger be tudeering van het Kri tendom. Zi hier de ware p ychologi ('he volgorde:

Zelfkenni d et hem een ernstige leven taak begeeren; en het ernstig opnemen van zijn taak do teen Kri telijke overtui ing in hem rijpen, waarvan de oprechth id en innigheid niet in twij~ I mag worden getrokken al wa n it hare va theid gro t, al i zij in het eind niet be tand gebleken te en vroeger reed aanwezige krachten, die hij door het aanvaard n der predikant b trekking meer teruggedr ngen dan overwonnen had I)."

Aan oprechte overtuiging en echt enthou iasme bij de verbrei- ding van de nieuwe leer heeft het hem aanvank lijk niet ontbroken.

In zijn Brieven over den Bijbel, in I 2), chrijft hij: Waarlijk ik geloof dat wij uit een god dien tig oogpunt be chouwd choone 6

In de rust van zijn Leuvense tudeerkamer verrijst voor hem het beeld van I . da Co ta: ,,'t Is de geheimzinnige macht der gedachte die mij uit uwe armen cheurde, da Co ta! 0 mijn Mee ter, 0

mijn vader! wien di cipel ik niet ben, wiens kind ik niet ben maar wien ik m t den eerbeid van een di cipel en met de liefde van een kind altijd gedenke!" In die, Pa torie in den vreemde"

wordt zijn gezicht kring verwijd. Daar leert hij, in een Katholieke omgeving, ook vroomheid in geheel andere vorm kennen en waarderen; daar verrijkt pa tora Ie arbeid zijn men enkenni.

Gedurende de Rotterdam periode, die acht jaren duren zou, nemen zijn modern-Prote tant e opvattingen teed be li ter vormen aan, maar I cht na en tel ken opduikende aarzeling.

Daarvan etuigt de chriftelijk dachtenwi eling met Oa Costa, met zijn ver erde vader Pier on. M n gevoelt m t ho veel m ite hij breekt m t het verleden. Het i jui t dit heimwee naar de oud geloof verzekerdheid die door zijn tegen tander opgevat werd al halfheid en zwakheid. In Rigting en Leven i de trijd v I treden; toch heeft h t nog twee jaren geduurd, eer de eigenlijke breuk tot tand komt. Oe eindstrijd i wellicht verhaa t door het v orgaan van zijn VI' eg r ambtgen t en vriend Bu ken Huet.

Huet' ntwikkeling erli p geheel ander. In zijn tu ententijd wordt hij on getekend al de, kranige", levenslustige tudent, die volop van de vrijheid geniet m er b lang tellend in litt ratuur dan in vak tudie2). Wanneer hij zelf later spreekt van ,licht- zinnigheid' dan i dit niet vrij van overdrijving tenzij men denkt aan fkeer van g regeld coll g bezoek, aan li fhebberij voor biljart pel of vrij on chuldi e avonturen al het tudenten- relletje tegen Prof. Van A en, waarvan de deelneming hem later als "wan edrag" aangerekend zal worden. Zeker i , dat de college, b halv die van cholten weinig aantrekkelijkheid vo I'

hem hadd n' dat strenge orthodoxie noch piëtisme hem bekoor- den. In de Studentenalmanak nam hij zelf spottend een loopje

I) Vergelijk de uitvoerige treffende bladzijden 2 en 29 in Intimi (vierde druk).

2) Zie over Busken HlIet: Een scltrijversleven, door C. Hasselaar, peud.

voor Mevr. Bu ken Hliet (D Gid 1 0 I); Quaek' Per oonlijke Herinne- ringen(De Gid I 6 (1); A. G. van Hamel in Mannen van l1eleekeni , I 7;

A. Pierson: jongere tijdgenoten (De Gid" 1890 11) enS. A. Naber: Vier tijdge- 1lOoten (I 94).

(7)

dagen beleven: een oort van nieuwen Hervorming tijd. nder trijd en tegen praak wordt van alle kanten veel en vriendelijk licht ont token. " Maar r ed het volgend jaar treft men in De Gid , bij een brede b oordeling van tichtelijke Lektuur, de volgende kra e uit praak I): "Onze wer Idbe chouwin en die van het Oude en i uwe Te tament staan al twee ong Iijk- lachtige grootheden onverzo nd en onverzoenlijk te en elkander ov r." H t wa du r ed. te vo rzien, dat Huet zijn blijven in d kerk al een inkon ekwentie zou gaan b ffen. ~ ie hem m t zijn biograaf Meerk rk2), huichelarij verwijt, ziet voorbij dat ook hij zijn trijd gek nd he ft, en eer t het eerlijke en mo dige a~cheid nam, t en h t be ef ten volle gerijpt wa dat hij op de kansel niet thui behoorde.

Het onder cheid tuss n Pier on en Huet blijkt ook uit het letterkundig werk, tijden de predikantenjaren ver chenen. Dat van Pierson beperkt zich tot de zeer per onlijke en gevoelige Leuven e ervaringen, in novelli tische vorm gegoten; zijn Gid.- op tellen dra en een gel erd-wijsgerig karakter. Huet maakte al vroeg naam met novellen, die door Potgieter geprezen werden, maar zocht v ral zjjn kracht in litteratuurb choliwing en kritiek. In de Haarlem e debating-club, in de kring van de redakteuren van het Zondag blad, en weldra in de kenni- making met Potgiet r v nd hij prikkels en aanmo di ing. Zijn lezingen over derland e letterkunde, in I hadden veel uk e al achtte Alberdingk Thijm ze te oppervlakkig. D mede- werking aan tijd chriften is al eer b gonnen. Te weinig aandacht w rd tot nu toe ge chonken aan de zeer pmerk lijke Brieven van een Kl in tedeling, die r eds in I 56 en I 57 in de eder- land ehe peetatorv rs henen, al veiligheid klep v or zijn ge tige pot. In die brieven b oefent hij de " peldeprikkun t" op een wijze die aan Heine en rn aan de latere Multatuli doet denken, al geeft hij er een morali ti ch tintje aan door de bewering: "Ook de zachtmoedigheid heeft hare verontwaardiging. Niet aan de

1) In de uitgaven in bekvorm (Haarlem 1859), blz. 28 .

2) J. B. Meerk rk: Conrad BLI ken Hllel (Haarlem - 1911). Huet had een betere bi graaf verdiend. Dat Meerkerk door ei engerechtigheid, grofheid van gevoel en ver tandelijke nuchterheid vaak schromelijk onbillijk i tegen.

over een schrijver die hij vo rgeeft te eren. h b ik aangetoond in een boek·

beoordeling (Een levell'be. ellrijving vall . Bil keil Hl/el), verschenen in De Beweging, 1912.

9

lichtzinnigheid, maar aan de waarh id komt het re ht van chert en t e." In het volgend jaar (I 5 ) levert hij in de peetalor een betooa tegenover kon ervatieven en ,liefhebber ", dat kun [ geen tijdverdrijf maar ern t i . lijn boekb ordelin n, in de Weten chappelijke laden en de pee/ator, zijn in den beginne nog w inig belangrijk, maar d medewerkina aan De Gid ,gretig en dankbaar door hem aanvaard brengt n 11 tijging. Opmerke- lijk i , dat reed zijn be ch uwingen over tichtelijke Lektuur weer in t gen telling met Pier n' kritieken over oortg lijke onderwerpen, een terke litteraire in lag hebben, door vooral de stijl te toet en en te karakteri eren. Het aanbod van Potgieter, die hem een va te plaats en weldra h tredakteur chap verzekerde, was een ware uitkom t, nadat hij ook door het staken van zijn Toespraken in de Haarl m e gehoorzaal de laat te band met zijn vroegere g meente d orge neden had. In volle vrij heid kon hij zich nu wijden aan de letterkundige kritiek, onder toejuichi:lg van de oudere vriend Potgi ter. Een nieuwe blijvende taak cheen hem te wachten, waarvan het plot elinge einde nog niet te vo rzien wa .

Terugziende op beid r aanleo , karakter en ontwikkeling tot 1 65 ontdekken wij du allerlei faktoren die tot verwijdering aanl iding konden ven.

Behalve karakterver chil zijn er ook uiterlijke omstandi hede.1 die de ontplooiing Vdn de vriend chap belemmeren. Tu en de beide jonge theologen plaat t zich de imp n rende figuur van Pot 'ieter. m treek I 60 wa De Gids nog te d het to naan- gevende liberale centrum, en Potgieter de al em en erkende grootrnee ter van de nationale letterkunde. De leider, teleurge teld in zijn hooggestemde toekom tverwachting had met reugde in de jonge Huet het kriti che talent ontdekt dat hij nodig had om de middelmatigheid opnieuw te tuchtig n, en het peil van onz letterkunde te verhogen. Huet za in de bew nderde oudere vriend zijn meerdere in begaafdheid en k nni , en onderwierp zich aan een leiding, die hem tot nieuwe werkzaamheid prikkelde.

Potgieter hield de teug I niet te trak: hij genoot van Huet's scherpzinnigheid en eestigheid; hij spoorde h m aan om in zijn onverbiddelijke vonni n niet te ver lappen. Per oonlijke gene- genheid ver terkte de band. Hartelijk wa zijn deeln ming in Huet' moeilijkheden, toen hij zijn kerkelijk ambt neergelegd had,

(8)

10

en zijn bewondering voor de moed en doorta tendheid van zijn be chermeling.

Voor het talent van Pierson, dat toch reed uit zijn eer te pro ve, Een pastorie in den vreemde (I 57), duidelijk gebleken wa . toonde hij minder begrip. In De Gid liet hij het onb proken.

Huet, die er wèl e n b lofte in zag, schreef eer t twee jaren na d v rschijning een waarderende beoordeling, maar deze werd evenmin in De Gids opgenomen. Wanneer Pier on uitg nodigd wordt om aan De Gid mede te werken, dan vraagt men hem dat al weten chappelijk theoloog, niet al litterator. Terwijl Huet eer te Gids-artikel over tichtelijke Lektuur, populair opgez t, een terke Iitt rair- tilisti che in lag hebben, zijn Pier on' breed opgezette do rwerkte boekbeoordeling n uitgegroeid tot gel erde, wij g rig-theologi ehe e say : in I 5 een opstel over Prof. Hoek tra, in I 59 een polemiek met Prof. eholt n, in I een verzoenend bedoeld artikel Misverstand, in I 61 een vo r Pier on karakteri erende be chollwing over Waardeering.

Potgi ter heft deze aktuele stukken, typerend voor de tijdg e t, opgenomen: De Gids bleef een vrije tribun ; maar het zou mij niet verwonderen, al hij ze met matige belang telling en zelf met enige tegenzin gelezen had. Ze zullen bijgedragen hebben tot zijn teleur telling over De Gids, waarin hij edert 184 teed minder zijn Gid wa gaan zien, het kriti ch-Iitt .raire or aan van het jonge en verj ngde ederland. Het i niet bevreemdend dat all toenadering tot Pi rson uitbleef. Deze tond ver van de nati nale romantiek die Potgieter bezi Id had. Ko mopoliti ch denk nd en voelend, zijn gee telijk voed el zoekend bij grote buitenland e dichter en denker, kon hij zich niet verplaat en in Potgieter ideali ring van het vaderland e v rieden. Omge- ke rd bekende Potgieter gulweg, "geen phil ophi che h renen"

te hebben, en to nde hij weinig begrip, weinig ympathie voor wat theologen van een jongere generatie, zo kend naar een nieuwe leven beschouwing, h t meest ter harte ging. Over zijn eigen geloof laat Potgieter zich zelden uit ondank de expan ivi- teit van zijn levendig temp rament als het belangen gold van letterkunde of volk leven. Zelfs tegenover Huet, bij gedachten- wi eling over polemi che ge chriften, blijkt een zekere chroom om over gel of rvaring te spr ken. E nmaal chrijft hij: "Geloof mij, het geë entieerd chri tendom, "te g ed voor de aarde,"

11

bevredigt mij nog behoeften 1)." Maar daaruit blijkt onvoldo nde, in hoeverre hij rthodox-Chri ten gebl ven wa . In elk geval had het moderni me, waarin hij lecht halfheid en inkon e- kwentie zag voor hem weinig aantrekkelijk. Huet' cherpe uit- val tegen de vroeg re moderne g estverwanten in hetOngevraagd Advies, wordt door hem met een "Bravo!" begr t 2). Kenden wij niet de intieme brieven aan Huet door hun openhartigheid zo leerzaam or Potgieter's karakter, dan zouden wij kunnen geloven, dat hij Pi r n doodgezwegen had. u kunnen wij daarin de bewijzen vinden van een hardn kkige antipathie. Reed in 1864 chrijft hij: "zijn halfheid is mij lllll'ieder"3). Weldra geeft Pierson' houding tegenover Huet in de bekende Gid -kri i van I 65 de door lag: "Comprenne Pier on qui pourra! In zijn eersten brief behandelt het publiek u indiane, in den tweeden la Jaute est à VOLLS. Ik ben eenzijdig, zou hij niet che I zien 4)."

Niet lang daarna in Juli van hetz Ifde jaar, bar t d bom. Er was in de Tijdspiegel een artikel van Pier on ver henen over de Ethische Rigting. Daarin had de chrijver zich zijdelings geringschattend uitgelaten over de stijl van Potgieter en van Huet, wegen gebrek aan eenvoud. Hu t ve ti de daarop de aandacht van Potgieter, die bij zijn antwoord een cherp briefje in loot be temd voor Pier on: Huet mocht het ver cheuren f verzenden, naar believená). Het beajm chert end: In vele opzigten verdienstelijke Pier on! houd h t mij ten g ede dat die titel niet van een vuurpijl heeft, di bij opdra ten enz. do reen zevenklapper pleegt te worden gev Igd." Maar weldra volgt er toch een zev nklapper: "Gij hebt zonneklaar bew zen dat noch Huet noch~ . S. een tijl chrijft die in een and r land een drukker zou vinden, maar was het de m ite waard daarom de pen p te vatten? I het u inderdaad genoeg, in te enstelling met deze, te worden gevierd en geprezen? Voldoet U een publi k dat slechts zooveel we t te onderscheiden?" En hij indigt met e n

"bede": ,Verklaar in een volgend op tel, volkomen à propos

1) Brieven aan Bu ken Huel I, blz. 45.

2) Brieven aan Bil ken Hl/el I, blz. 15 . 3) Brieven aan BLI ken Hl/et I, blz. 44.

4) Brieven aan BLI ken Hl/et I, blz. I 4. De brieven waarop hier gedoeld wordt, zijn - voorz ver mij bckcnd - nooit g publiccerd.

á) Ingc lotcn bij een bricf van 20 Juli I 5 (Brieven aan B. H. I).

(9)

13

toe te vertrouwenJ). Met ergerni antwoordt Potgieter : "Had ik een opvoeder te kiezen ik zou hem uitsluiten." Hij ziet in de Allard van 1870 de beve tigin van zijn opini ver de Allard van 1 652). In I 72 meldt Potgieter dat hij Pier on' Herinnerin- gen uit Pruisen's Ge chiedeni maar niet opgezonden heeft

"uithoofde van het onbeduidende van het boek zelf, en het f1aauwe van de inleiding die;: ons prij t al e n volk, dat no vele bewonderen -b nijden waardige eigen chappen heeft 3)." Een Am terdam e lezing over Luther - door P tgieter alweer niet bijgewoond! - w rdt onbarmhartig af takeld op grond van het oordeel van een "onpartijdig toeh order" 4). Merkwaardig is in een brief van 22 Aug. I 725), de beschrijvin van een toevallige ontmoeting op een wandeling. Het eni e wat Potgieter in dat gesprek beviel wa dat Pierson belan tellend informeerde naar de Huet's: "overigen vlotte de con ver atie niet, natuurlijk, ik had geen lust van zijn jong te ge chrift op te haltn, en wat ik hem toewen chte geen profe soraat te Leiden." Ook de laat te maal dat Pier on 's naam in deze briefwi eling voorkomt, verheugt Potgieter zich, dat Pier on niet te Leiden ben emd zal worden.

Zijn Duit e vriend ippold - chrij ft hij - bezat even ens

"geen twijfel meer aan de zwakheid van Pier on' karakter" 6).

Op deze uitlating van onverzettelijke antipathie reag rt Huet dadelijk; ,Mag ik l\ nog een plag n? Beproef dan, in navolging uwer zelfverdediging ten aanzien van Van Vloten waaruit blijkt dat gij dezen ten allen tijde een goed hart hebt teedragen, eene soortgelijke verdediging ten aanzien van Pier011, wien niet- benoeming te Leiden u een til dankgebed ontlokte." Hij kon ta- teert daarop: De verscheidenheid van Pier on' gr ote gaven maakt hem tot een geboren hoogleeraar ; zijne benoeming te Leiden zou een weldaad gewee t zij n voor de tudenteni)."

Men kan het betreuren dat twee zo uitnemende ederlander

I) Brieven vall Bil ken H/Ie/ 11, blz. 22 . 2) Brieven vall Po/gieter 111, blz. 29.

3) Brieven van Po/gieter 111, blz. 11 111. ergelijk ook blz. 12 over

"de verontwaardiging der hier gezeten Duitschers". Huet (Brieven IJl, blz. 59) 0 rd elt veel gunstiger.

4) Brieven van Po/gieter 111, blz. 114-115.

5) BrieveIl vall Potgieter 111, blz. 213.

6) Brieven van Po/gieter 111, blz. 221.

7) Brief van 2 o. I 72 (Brieven 111, blz. 12 129).

12

van de populariteit en ons publiek, waarom Busken Huet geen kan he ft de lieveling van on gemoedelijk hoopje te worden, en wat er al zoo chort aan den chrijftrant van Uwen impopulairen E. j. P."

Huet heeft dit briefje inderdaad doorgezonden. Dat blijkt uit een chrijven aan Potgieter van 21 JuliI). Uiting van een voorbij- gaande ont temming is het niet geweest. Telkens als Pier on in de verd re korre ponden tie ter prake komt ge chiedt dat met gering chatting of afkeer. Potgieter acht het nodig, Huet daarvan deelgenoot te maken. Het af cheidswoord Aan mijne laatste gemeente heet "een zoete preek" 2). De vo rtreffelijke Gedenkrede voor Is. Da Costa, die heel wat dieper gaat dan Huet'~ vroegere be chouwing van deze dichter, kan hij niet genieten3). Bij de ver chijning van de brochureGods Wondermacht(Mei 1 67) schrijft Potgieter : "Och! dat de mystieke, mu ikale Pierson eindelijk die eigenaardigheden van zijn gemoed eens in beeld bragt, of wil dat donzige niet plastisch worden~)." Hier komt duidelijk uit, wat de dichter Potgieter van de denker Pierson onder cheidt:

de eer te verlangt beeldende fanta ie de ander wij gerige be- spiegeling. In 1868 is weer sprake van Pier on's "halfheid " van

"een zamenstel van tegen trijdigheden5); niet lang daarna van zijn "ziekelijke zelfbewondering"6). In Febr. 1870 zendt Potgieter zijn vriend in Indië een hatelijke opmerking over een voordracht, door Pierson gewijd aan Vinet, die hij zelf niet bijge:-voond had 7).

Huet blijft gun tiger oordelen over zijn vroegere geestverwant.

Hij denkt er zelfs over, hem zijn enige zoon Gideon ter opvoeding

I) Brieven van B. Hlle/ aan Po/gieter I, blz. 141.

2) Brieven vall Po/gieter I, blz. 140.

3) Brieven van Po/gieter I, blz. I1 . 4) Brieven van Po/gieter I, blz. 196.

6) Brieven van Po/gieter I, blz. 223.

6) Brieven vall Po/gieter I, blz. 266.

7) Brieven van Potgieter 111, blz. 23: Ik wachtte mij voor de ergernis wel, - het i weder geheel een greep in zijnen geest: voor eene schare, die Of Vinet slechts als schrijver van vrome opstellen, of in het geheel niet kent, in een paar uren te redekavelen over een man, die jaren studie in zijn werk zaamvatte, di zijne auteurs door en door kende, die voor lieden chreef, wier gee t en gemoed met h t zijne harmonieerde, - alleen een Pi rson kan in zulke kuurtjes behagen scheppen. Hij zal nu weldra te Heidelberg tot profe sor worden benoemd, hoor ik, en er waar chijnlijk in den reuk van heilighe;c! ~terven. R.I.P.

(10)

14

elkaar leven lang vre md gebleven zijn: uit hun karakter, hun ympathieën i h t volkom n verklaarbaar. Daarop heb ik bij een vr gere gel genh id r ed g wezen 1).

o

k Pierson h ft ondank zijn streven naar onbegrensde waardering n oit prechte ympathie gevo Id voor Potgieter's per oon of vo r zijn ge chriften. Huet getuigt, in zijn Per oonlijke Herinneringen, dat hij bij de eer te kenni making onder de indruk kwam van Pot ieter' meerderheid in kenni en leven ervaring;

Pier on heeft waar chijnlijk nooit opgezien tegen de koopman- dichter de onwij g rige autodidakt. Rechtstreekse uitingen van antipathie zijnerzijds heb ik nergens aangetroffen, maar bij zijn zachtzinnige natuur heeft ook het zwijgen bewijskracht. Alleen in IlItimis (1861) wordt t rloop gezin p eld op Potgieter's

"roede, die ,Jan alie" had getuchtigd met de toover taf van zijn pr za"2); later vindt noch poëzie als Florence - ondanks gemeen chapp Iijke verering voor Dante - noch de breed opge- zette buitenland lett rkunde-studie van Potgieter bij Pierson belang telling of waardering.

a deze uitweiding k ren wij terug naar het veelbewogen jaar I 65, dat zowel in het leven van Pier n al in dat van H uet een breuk teweeg bracht. De vroegere ee tverwanten werden in zekere zin lotgenoten. Pi r on nam voorgoed afs heid Jn zijn ge- meente, trot eerde de kritiek van zijn naa te ambtg noten, en werd be chouwd al afvallige uit de gemeen chap der mod rn-Protes- tanten. Huet die reed vroeger uitg treden wa werd gen dzaakt, met Potgieter De Gids te verlaten, en zag zich uit e toten uit de liberale gemeen chap en uit een toongev nde letterkundige kring.

De reaktie van d getroffenen wa echter verschillend: Allard Pier on, de gevi rd predikant, wien. heengaan door vele vrienden en ver erder betreurd werd, was weli waar gehecht aan zijn pastoraal werk, maar to n het b luit eenmaal gevallen was, voelde hij dat niet al te zeer al een pijnlijke cheiding. Er tond veel aanlokkelij ks tegenover door het vooruitzicht van een onbezorgde ru tige studietijd. Hij deed het zelf eerst voorkomen,

1) I~ mijn opstel over Allard Pier011' er preide Geschriften, in De Bellleglllg 1909, h rdrukt in Letterkundige Stlldïetl, blz. 258 vlg.

2) Intimi,2de gedeelte, over De Genestet, blz. 375. Later wordt Potgi ter nog eens, terloop • in verband met "de kun t van Hooft", geprezen (Herinneringen lIit Prui ell' Ge cMeileT/is, IT/leiding, blz. XX.

IS

alsof hij voornamelijk om tudieredenen heenging. Pas zeven maanden later, in de br chure Aan mijn laat te gemeente, zette hij uiteen welke emoed bezwaren hem beletten, voortaan de kansel te betreden. a enige aarzeling of hij zich te Parij of in een Duit e univer iteit tad zou ve tigen I), lokt hem de he rlijke omgeving van H idelberg. Daar had hij g legenheid tot kennis- making met inter ant per oonlijkheden, terwijl zijn degelijk geleerdheid hem kan bood op een vruchtbare academische werkkring. Hoew I hij ge n weelderig be taan leidde, schijnen geldelijke moeilijkheden het leven van hem en zijn bloeiend gezin niet bezwaard te h bben. Inderdaad he ft het niet lan geduurd of zijn verwa htingen werden vervuld en zelfs overtroffen: voor zijn per oon en voor zijn werk vond hij daar grote waardering.

Huet beschouwde zijn breuk met d Gidsredaktie als een nederlaag do r zij n vele vijanden met voldo nino begroet, door weinige vrienden betreurd. Alleen de warme vriend chap van Potgieter trekte hem tot troost. Teruggekeerd van het gezamenlijk uit tapje naar Floren e h rvatte hij op zijn bureau de eentonige dagtaak, die niet aantrekkelijk voor hem had. Zijn letterkundige 10 pbaan ch en verni tigd. De toekom t van zijn gezin baarde hem zorg, z nd r r cht treek e uitzichten op verbetering. G en wonder dat hij in een v rbitterde om niet te zeggen wraakzuchtige, stemming verkeerde. Zijn niet zachtzinnig kritiek op de letter- kundige produktie van zijn tijd enoten krij teen no feller toon.

Hij heeft het nu emunt op twee lievelingsauteur van de burgerij:

de roman chrijver Jacob van Lennep - wien I Laaoje Ze/Jen ter in een artikel Ern toj KortswijL v rnietigend be ordeeld w rd - en d dichter Ten Kate om zijn chepping be pot. T en de Gid -redaktie in I 7, bij de Vondel-herdenking, t nadering zocht, en van Huet een fee tbijdrage v rlangde, z nd hij een artikel waarin de grootste zeventiende-eeuw e dichter gekleineerd werd. Op aandrang van Potgieter, die daarin en ,malgra ieu e daad" zag, nam hij het artikel terug, om het later in d bundel Literarische Fanta iën en Kritieken op te nemen 2). Verbittering

1) Zie d brief aan zijn ader van 13 Febr. I )5 bij Bo r cma, blz. 114.

2) Zinuncrman had hcm eer I officieus uitgcnodigd. Tocn hij niet dc rol wilde spelen van het "Bredasche turfchip", nlving hij ecn officiële uit- n diging. Zie daarover en de inmenging van Potgi Ier de Brieven vun B/I 'ken H /Iet I (I l ' ), blz. I I en I 3.

(11)

16

preekt ook uit de reed vermelde brochure Ongevraagd Advies, waarmee hij Pi rson in zijn polemiek met Réville te hulp kwam.

Immers, over het hoofd van de trijdende predikanten heen is de aanval ook gericht op de voormannen van het modern i me

d~

Leid e hoogleraren: holten Kuenen, en vooral Rauwenhoff:

wIerh.?udin~.hij niet alle n zwak, maar0 k karakterloo noemt 1).

Het I~~kt miJ zeer onwaar chijnlijk dat Pier on deze trijdwijze van zIJn ongenode mede trijder met ingenomenheid begroet zou hebben. Een uit praak al : "alle prie ters van alle god diensten

s~annente g eder trouw amen tegen de be chaving", zou Pier on nJet licht voor zijn rekening genomen hebben. Die doet eer denken aan Multatuli. Niet toevallig noemen wij de naam van deze

"vrijdenker" in dit verband.

J

ui t in deze periode voelt Huet zich aangetrokken tot de schrijver van de. Ideën' evenals hiJ'

,

uItgebannen en gehaat door de liberale toongever. Vóór I 65 Huet, mede ond r Potgieter's invlo d, hem op een af tand gehou- den: De Gidsweigerde de Ideënte recenseren. og in I 64 schreef hij dat op het , chitterend vuurwerk" van de Max Havelaar een "dikke dui terni " gevolgd was 3). Maar vooral edert de per oonlijke kenni making komt hij onder de bekoring van Multatuli's optreden, van zijn deelneming, en van het talent van deze "virtuoo van het arka me" 4). Terecht heeft H uet' biograaf Meerkerk opg merkt: , Multatuli scht:ift zich van liever- lede tu schen Huet en Potgieter in S)." Met evenveel recht kan

~enzeggen dat het de Multatuliaan e gee t van op tandigheid is, dIe Huet van Pier on cheidt. Groter kontra t dan tus en de religieu -waarderende Pier on en de dogmati ch-materiali ti che, qua i-wij gerige Multatuli is nauwelijk denkbaar 6).

In deze jaren vond Huet nog een andere uitlaatklep voor zijn verbittering en ergernis, namelijk de roman LidelVyde, gepubli- ceerd toen hij op het punt stond, het vaderland de rug toe te

I) Zie in deze brochure o. a. blz. 50-58.

2) t.a. p., blz. 79.

3) Vgl. mijn voordracht over De invloed van MullatIlli's letterkundig werk op oudere en jongere tijdgenoten (Handelingen v. d. Mij. der N. Lett.

190 191), blz. 22 vlg.

4) Aldus noemt Huet zijn nieuwe vriend in een recensie van Pnd en en Nederland.

s) j. B. Meerkerk: Conrad Busken Huet (Haarlem - 1911), blz. 119.

S) Vgl. de bovengenoemde voordracht, blz. 22.

17

keren en in Indië een nieuwe, meer bevredigende werkkring te zoeken. Hij volgde het v rbeeld van Pi r n die twee jaren te voren zijn roman Adriaan de Méril'ai gepublic erd had. In beide gevallen bleef het suk 'e terecht achterweg : uit lett rkundig oogpunt be chouwd zijn deze romans mi lukt. anneer wij niette- min uw aandacht vrag n v or een vergelijk nde be chouwing, dan zou men kunnen opmerk n: Loont het d moeite, boeken v or den dag te hal n, die vrijwel niemand me r lee t en de roem van de schrijver ni t vergroot hebben? Wij menen van wel, wegen hun belang in de ontwikkeling gang van de auteur.

Allereer t merken wij op dat de chrijver dir werk vol trekt niet be chouwd hebben al tijdverdrijf of al afwi eling tu en ernstiger bezigheden. Pier on hreef, na de voltooiing, aan zijn vader: "Ik heb er veel in neergelegd van mijn leven en het met groote liefde bewerkt. Ik g loof dat het een g ed werk i ,dat nut kan doen, m e kan werken om oppervlakkigheid t gen te gaan, Iichtzinnigh id te ontmantelen waardeering te doen toenemen, het gevoel te v rfijnenI)." Huet chreef, t leurge teld door de ongun tioe ontvangst, aan zijn zwager Van D venter: " ommige hoofd tukken van Lidewyd zijn zoo go d al ik it iets gelever heb en in taat ben iet tIeveren"; ,jaar en dag ben ik vervuld gewe t met die beelden'" "dat d t mij tille hoop koe teren dat ook aan Lidewyde eenmaal r gt wedervaren zal '2 .

Aan een nadere beo chouwing dient ec opmerking vo raf te gaan ov r de stand van d roman kun t hi r te lande mede ter verklaring van de mi lukkig van deze roman . De traditie van de nationale romantiek, ge teund door De Gid , had de hi tori che roman met d daarbij behor nd tijl, een overheer ende po itie verleend. D tijl van dat g me zoal het beoefend w rd door Van Lennep, Bo bo m-Tou aint, Schimmel met brede he- schrijvingen, g stileerde, archaïst i eh gekleurde ge prekken rede- nerende of morali erende inm nging van de auteur, was voor de moderne roman, gelijk die in Frankrijk n Eng land beoefend werd, vol trekt ongeschikt. Dat onderv nden de genoemde historische-roman chrijvers) toen ze zich waagden aan romans uit de eigen tijd. Ondank hun kennis van buitenland e roman-

1) Boer ema, blz. 120.

2) Brieven van Bil ken Huet I, blz. 235 (October 1869).

(12)

kun t laagden zij er niet in, de natuurlijke toon b.v. in de dialoog te vinden. Dat wreekt zich nog in Vosmaer's Amazone' eerst Couperus, in zijn Eline Vere, k ert tot natuur en waarheid terug.

Het zal du niet bevre mden dat Hu t, bov ndi n do I'zijn e ay' aan d betogende tijl gewend zich Qeen pa ende I' man tijl eigen heft kunnen maken. Terwijl Huet betez n i in de Fran e roman- litteratuur, gaat Pier on's b wondering uit naar de kun t van George Eliot. In I I getuigt hij, dat hij , inds vijf-en-twintig jaar met haar ~ erken g leefd heeft" 1). Daarbij verk ndigt hij de voor e n roman chrijver bedenkelijke telling dat, letterkunde aan chouwelijke wij b geerte is". itvo riger laat hij zich over de roman uit in De ge chiedenis van He/ene ge chreven naar aanleiding van de roman In dagen van strijd, d or lpzoomer's dochter A. S. C. Walli 2). Daar preekt hij ver ,de taak d I'ziel- kundige analye, eiken roman chrijver opgelegd" 3). Immers, ,de verstandigen verwachten van e n roman uitbreiding van hunne kenni van het m n chelijk hart"4). Bij een latere g legen- heid in de intere ante Gesprekken 5), verklaarde hij een : , Ik heb altijd dor t naar menschen". Van het vermogen om het m n lijk hart te doorgronden heeft hij herhaald lijk blijk n geg ven. Men zou dus kunnen menen dat de aanl g vo r roman- kun t aanwezig wa, maar daar tond te eno er: zij n t kort aan verbeelding en beldend verm gen, zijn onma~ht om ~en

luitende compo itie te ontwerp n. Dat wa al gebl Ken bij zijn e I' te poging, de Pa torij in den vreemde (I -7). Huet ontdekte, in zijn late, waarderende beoordeling6), bij de auteur ,,001'-

SpI' nkelijk talent" maar hij wee terecht ook op de ebreken:

gemi van aan chouwelijkheid, doch vo ral van "een welge- ordend kader", dat de rijke stof zou m eten omvatten. Opmer- kelijk i , dat Pi r on bij de ingrijpend omwerking en uitbreiding van zijn eer teling tot het meer bekende Intimis dit gebrek ver- grootte. Terwijl in de vijf hoofd tukken van de oorspronkelijke tek t nog een zeker verband op te merken i , valt het kader van

J) De aid I I I, blz. 261: George Eliot.

2) In eder/alld I 7 11, blz. 3, herdrukt in Ver preide GeschriftelI 2de Reeks, dl. liJ.

3) V. ., blz. 2 . 4) V. ., blz. 301.

Ó) In De Gid I 90-92, herdrukt in V. S. I te Reeks IJ.

6) Zie Lift. Fallta iëll ell Kritiekell, blz. 59.

19

de twintig kortere hoofd tukje uiteen: het w rden grotendeels los e autobi grafi che herinneringen en ch t en, waarbij ei enlijk alleen de hoofd tukken XV-X 111 een ge I ten nov lli ti che

amenhang vertonen J).

To n hij nu hoger reep, en een driedelige roman wilde amen- stellen, bleek zijn onvermogen nog duidelijker: het verhaal pringt in de tijd heen en weer; brieven en lange ge prekken werken remmend; de intrige i m er vernuftig bedacht dan aannem lijk' ommige per onen doen denken aan minderwaardige en atie-roman een van hen i een v Imaakte t ne I hurk.

Het viel du niet meilijk, een afbrekende kritiek te leveren:

de beoordeling van welwillend ge temde zijde, nl. van joh. C.

Zimmermann in De Gids 2) wa even ongunstig als de onwel- willend bedoelde, van Dr. G. van Gorkom in Los en Va

i

3).

Huet he ft Pier on willen sparen. Hij onthield zich van e n recen ie maar chreef aan Potgieter terloop over die ,ongeluk- kige" roman 4). Zimmermann merkt terecht op, dat d chrijver

"gewor teld heeft met de bijeeng brachte chatten van ervaring"

dat hij "all s heeft willen gebruiken", en ni t tot eer. ,harmoni ch geh el he ft kunnen verwerken, dat hij ten I tte geleverd heeft

"een fran che roman eënt op eene h lIand che preek". Als plei ter op de wonde preekt hij aan h t einde niettemin van

,e n belangrijke leu rkundige gebeurteni l t .

De recen ie van Van rkom is fel en partijdig tegen ver de afvallige mod roe predIkant. tuk voor tuk w rden de karakters onwaar chijnlijk, de verhoudingen onmogelijk, de intrige zonder- ling genoemd. De medicu Dr. Beien , ewoonlijk het alter ego van de auteur" wordt door Van Gorkom g hekeld al een, ped, nt egoï tOt en zelf voor ,zot kap" ge cholden. Dit boek i geen ,god dien tige" roman maar een dispuutcoll ge. , D figuren zijn niet met dichterlijke waarheid geteekend. Ze zijn onafge-

J) De figuur van Theodoor, in Hoofdstuk IX, wordt ill deze redaktie 10 gelaten, en trcedt eerst tegen het inde (Ho fd tuk XI X) rij nverwacht weer ten tonele.

2) De recen ie heeft d v rm van ecn uit crig artikcl, getiteld Een the%gisclll! roman (De Gid I 67 I, 307 vlg.).

3) Los ell Va 't I 9 IIde Jaarg., blz. I . 0 chrijver maakt zich niet bekend, maar is blijkcns stijl en 10011 dez Ifde redakteur, die later in dit tijd chrift zijn bc ordeling van Liäel\l)'de met zijn naam ondertekcnde.

4) Brievl!I1 aan Po/gieter I, blz. 212.

(13)

20

werkt modellen' gephotographeerde tijdbeelden, met al de verwarring van onzen gi tenden tijd op het aangezicht1). Toch ziet deze vijandig ge temde recen ent 2) dieper dan Zimmermann.

Dat blijkt uit de volgende pa sage, die ik onverkort aanhaal:

Indien één ontdekking on heeft verheugd het i deze, dat de chrijver van Adriaan de Mérival niet dan aarzelend de knie buigt voor de Ol gaande(?) zon van het g d dien tlooze humani me.

Ik heb een gevoel dat die aarzeling zal toenemen. Pier on 's ngeloof - al het dan z 0 heeten m et - tracht zich telkens door de vliegende hitte van een vo rbijgaande weemoed aan zich zelf te ontwor telen, om dan weer in doodnuchtere bijwijlen ironische reflectie te vervallen. De trijd tus chen Adriaan en Beelen en Anna Van Grave i in zijn eigen gemoed nog niet vol- streden. Het i niet de liefde van den kunstenaar, die hem hart geeft voor die figuren; het is iet oneindig hooger, dat zich blij ft verraden do r alle verni ener nare kunstenaarsgeblaseerdheid heen3)."

Hier is reeds volkomen duidelijk gemaakt, wat de roman ook voor ons nog belangrijk maakt. Voordat dit nader uiteengezet wordt, een korte aanduiding van de inh ud: De pa afge tudeerde, modern gevormde the 10 g Adriaan de Mérival gaat de funktie waarnemen van een zieke, orthodoxe ambtgenoot in een provincie- stad. Zijn leermeester en vaderlijke vriend Prof. V:m Maanen - waarvoor Prof. Scholten geposeerd heeft - helpt hem zijn gemoed bezwaren overwinnen. Zonder ouderliefde opgevoed, komt hij als huisgenoot in het sympathieke gezin van de orthodoxe Ds. Van Grave, waar hij aller harten wint: de ruimdenkende

1) a. w. blz. 60.

2) Dat de recensie inderdaad in vijandige tcmming geschreven is, blijkt vooral uit het slot: "Dit evenwel rnogen wij b treuren, dat Dr. Pi rson opnicuw heeft etoond, bij al zijn kenni weinig zelfkennis, bij al zijn macht weinig zclfbehccr ching te bezitten. Dezelfd koortsige drift waardoor hij sinds jaren werd aangezet, allerlei indrukken op schrift te brengenj dezelfde bcwecglijkheid waard or zijn courtiseerende natuur zich den eenen dag met onwil afk erde van hetgeen zij daags te voren n g vol liefde had "geherzt";

hij i rok nu weer het la htoffer van geworden. Waarom in Heidelb rg de ru t niet genoten, die hij zoo begeerlijk achtte en zoo dringend behoefde?

Waarom getracht in beeld tc brcngen wat vo r hem zelven nog niet veel anders kon zijn dan een ncvelachtige droom? Indien Göthe aan zijn "Wilhelm Meister Lchr- und Wanderjahrc" twintig jaren heeft gearbeid, kon Dr.

Pier on dan niet min tens tien jaren aan Adriaan's leerjaar werken?

3) a.W., blz. 58-59.

21

bedlegerige predikant zijn vrome vrouwen echte Chri tin, wier vroomheid Adriaan benijdt en de lieftallige ze tienjarige dochter Clara. De pastorale ervarinoen in Adriaan' Ie rjaar zijn eigenlijk niet de hoofdzaak; wèl zijn ntmoeting met de tweede hoofdpersoon, Dr. Beelen, de direkteur van het krank- zinnigenge ticht, radikaal vrijdenker en humani t bewonderaar van Göthe' levenswijsheid. De vele andere personen: Adriaan vader, de burgemeester met zijn krankzinnige vrouwen zijn over pannen dochter de schurkachtige Colin Plate en zijn zwakke vader Madame Martin met haar dochter arolin, en vele andere, zijn voornamelijk t egevoegd wegens de intri en kunnen hier ter zijde gelaten worden.

Het is duidelijk dat deze roman niet in dezelfde zin aut bio ra- fisch is als zijn eersteling. Er zijn wel Rotterdam e herinneringen in verwerkt: het hui bezoek, het avondje bij de notari I) de bruiloft partij in de buitentuin, bij de ploertig-klein-burgerlijke Van Priggele2), maar reeds de afloop bewij·t dat Adriaan geen zelfportret i : de jonge theoloog komt niet onder invloed van Dr.

Beelen, blijft zijn roeping trouw, en offert daaraan zijn liefde op voor de Katholiek geworden Caroline. Evenmin is Dr. BeIen zijn alter ego". Wat hij met deze figuur bedoeld heeft, zegt hij zelf in een brief aan zijn vader: "Wat mij van Dr. Beelen onder cheidt is dit: Hij i klaar hij weet het, ik niet. Ik zeg wat hij zegt, maar zeg het niet altijd, niet uit luitend. Ik ben in eene ongelukkige po itie. Ik w et te veel wat vroomheid i om met d liberale vroomheid vrede te hebben, ik meen te goed de liberale wetenschap, in hare voor mij onloochenbare waarheid te kennen, om den historisch-dogmatischen grondslag der orthodoxe vroom- heid te kunnen aanvaarden 3)." Dr. Van Gorkom heeft dus goed gezi n: de r man is een spiegel van Pier on' twee trijd; Adriaan verpersoonlijkt zijn aarzeling; Beelen datgene wat hij bij kon e- kwent doordenken had kunnen, maar nooit ten volle wil worden.

Dat maakt de roman voor allen die in Pierson' ontwikkeling belangsteIl n, ook nu nog boeiend, en menig hoofd tuk zeer lezen - waard, o. a. het gesprek van Adriaan met Beelen over het g loof"),

I) Deel I, blz. 197 vlg.

2) Deel 11, blz. 4 vlg.

3) Brief van 2 Maart 1 67, aangehaald door Boerserna, a. W., blz. 122.

4) I, blz. 3 325.

(14)

22

met D . Van Grave over de orthodoxieI) en over het mogelijk optreden van Prof. Van Maanen in zijn gemeente2), Beelen's voordracht over Göthe en Shake peare en Anna's oppo itie3).

Beiend zijn ook de vele trekken, waaruit de leven ervaring, de kenni van h t men elijk hart blijkt, een vrucht van zijn-veeljarig werk in een zeer ge chak erde gemeente. Liefde voor zijn moeder, v or zijn vrouw telde h m in taat, in Anna van Grave de echt vrouwelijke deugden aanschouw lijk te maken.

AI Pier on niet voor de verleiding bezweken wa ,een spannende intrigeroman t chrijven dan z u vo r zijn d el de uderwetse roman-in-brieven een pa sende vorm geleverd hebben. De inge- la te uitvoerige brieven bewijzen dat zijn aanleg hem in die richting wee .

Huet LidelVyde werd - gelijk reed gezegd - in een geheel andere stemming ge chreven en met een geheel andere bedoeling uitgegeven. Heeft Pier on's voorgang hem geprikkeld om zijn krachten in dit g nre te beproeven? Heeft hij na de veroordeling van Van Lennep' Klaasje Zeven ter aan de achterlijke roman- chrijver van zijn tijd eens metterdaad willen tonen dat, pa ie het eerste verei chte" is om een goed moderne roman te chrij- ven 4)? Dat hij nog wel ewaagd I' tonelen aandurfde dan de scène die in Van Lennep' roman het ederland e fatsoen gekwet t had? In elk geval werkte nog een derde beweegreden: in onper- soonlijke vorm, en daardoor des te scherper, uiting te g ven aan opgekropte verbitterin , aan ergerni over vaderland e achterlijkheid. Het gegeven van de I' man is bekend: de jonge, veelbelovende ingenieur André Kortenaer, veI'l ofd m t de b min- nelijke Emma Vi cher, bezwijkt voor de verleiding kunsten van een geraffineerd courti ane, de vrouw van zijn neef Adriaan Dijk. adat de echtbreuk gepleegd i dwingt de vertoornde echtgenoot André zich dood te schieten, en ran elt hij zijn ontrouwe vrouw met een hondezweep. De bijfiguren zijn niet te talrijk;

de gang van h t verhaal wordt niet nodeloo onderbroken; de compo itie, in dri dien, is w loverdacht. In tegen telling met

J) 11, blz. 53-73.

2) 11, blz. 25 279.

3) 111, blz. 14 vlg.

4) Deze eis wordt ontwikkeld in Huct' Voorrede van UdelVyde.

23

Pier on's roman ontbreken autobiografi che elementen en per- soonlijke herinneringen, behalve dat v or de per oon en het interieur van vader Vi cher Potgieter ep eerd heeft1). an de bijfiguren zijn dokt r Ruardi, een cynicu en zedelijk m n ter, en de advokaat Lefèbre, de preekbui v r Huet's pes imi me voor de handeling van weinig belang, maar v r de auteur alles- behalve onb langrijk ; zij brandmerken het liberali me al ,een ideaal en een negati " n em n de Hollander de "trainard ' van Europa, en pon n met Potgieter' ver rin v or de zev n- tiende eeuwen zijn liberaal vrijheid ideaal 2). Vandaar dat Potgieter h m verwijtend to voegt: "Het i of Ge, heengaande er gen egen in vindt ons (d. w. z. het ederland e volk) nog even in 't gezigt te laan 3)."

Voor zijn motief voor de romantechniek, wa Huet in de leer gegaan bij de Franse kunst, maar hij had niet de be te leerrnee ter gekozen: Octave Feuill t, van wie hij reeds in I 60 Dalila vertaald had 4). Als men bedenkt dat reeds tien jaren te VOl' n, in 1 57, Madame Bovary verschenen was, 'dan had het voorbeeld en de stijl van de grote I' ali t Flaub rt hem v I' mi vattingen kunnen behoeden, en hem de ware objcktieve kun t van verteIl n en beschrijven, in ob re tijt, kunnen leren. u treedt Hu t, die als criticus toch al een stijl van wikk n en w gen toepa te t Iken keuvelend om de hoek laat hij al reden rend zijn figuren zich bewegen, zonder hun beweegr d nen te analy eren, hun trijd me t voelen, en uit hlln handeling n te doen blijken wat er in hun binnen te om aat.

Eenmin als Pier n's roman vond die van Huet een gun tige ontvangst. Het grote publi k had zedelijke b zwaren zonder de arti tieke tekortkomingen p te merken. De kritiek wee I' ed op d gebrek n als roman, onmiddellijk na de v r chijning.

1) Door Huet zelf In degedceld in zijn Per oonlijke Heril/I/eringetl aan Potgieter (Ut. Pltw/I. en Kr.).

Z) Zie o. a. de I 11, blz. 12 cn 38 van d o r pronkelijke uit 'avc.

S) Brieven aal/ BlIsken Hl/et I, blz. 219.

4) Daarop wee Or. J. B. Ticlrooy in zijn proef hrift: C. BI/'liell Hl/et et la Uttérature /rançai e(1923), waar ook invl cd vanA.de Mu ct ondersteld w rdt. i1voerig wordt erschilI nde verwant chap nagegaan in een artikel van L. Koch: De Mu et, Feuillet, Turgenjel en Bu ken Hl/et" Lidell'yde (De ieullle Taalgids XXII, 0).

(15)

I) B er ema, blz. 405-4 6.

2) Lidelllyde (I ), opgenomen in de blind I Verzamelde Opstellen. an Deys el wijst op verwantschap met de kunst en de tijl van Dumas tiJs.

3) a. w., blz. I 2.

4) Zelf vindt bij de hoofdpersoon wel "goed geteekend" (Brieven 11, blz. 134).

2S

Pierson heeft zich slechts in en vertrouwelijke brief geuit over Huet's romanI). Hij ziet daarin vooral een openbaring van Huet's innerlijk leven en toont waardering voor zijn openhartig- heid: "het i de getrouwe uitdrukking van eene " creldbe chouwing zonder God."

Heel wat minder gun tig is, na Huet' dood, het oordeel van L. van Dey el,2) die met alle waardering voor de criticu , Huet

"hartstochteloo " noemt, en du niet in taat, een groot kun t- werk, een stuk men lijk leven, te cheppen. Een deel van zijn figuren zijn Fran en, niet naar het leven, maar Fran en naar het toneel; Lidewyde de exoti ch vrouw, i "een kapper- étalage-bu te, een panopticum-type '. Hu t i alle n echt, waar hij Ruardi laat tieren tegen de Hollander. De ontknoping van de intrige vertolkt hij ymboli ch, door te zeogen: De zweep- striemen, bestemd voor Lidewyde, komen neer op "het zwakke lijf der logge natie, die hij verwenschte"3). Van Deyssel's vOflnis zal wd niet herroepen worden: het getuigt niet van Huet' zelfkenni dat hij zich aan deze proef waagde, nog minder, dat hij door de gerechtvaardigde kriti k niet afge ch,.ikt wa : een nieuwe poging om al roman chrijver naam te maken deed hij in de niet b ter g laagde jozefine4),en in de nvolt oid gebleven familieroman Robert Bruce's Leerjaren.

Pier on kent de grenzen van zijn talent beter. Weliswaar zou men zijnOmtrekken van I 73 al onuitgewerkte roman chet en kunnen be chouwen, maar zijn volle kracht toont hij in de enkel- voudige, diepgaande dialoog van zijnGe prekkel1, in de zielkundige ontleding bij letterkundige kritiek.

Het zal u duidelijk geworden zijn, waarom ik zo lang uw aandacht gevraagd heb voor twee romans die op zich zelf w inig belangrijk zijn. Me r dan ander werk weer piegelen ze gemoed en geest van de auteur : de vredelievende, zachtzinnige Pier on zoekt vóór alles het men elijk hart - ook het zijne! - te door- gronden; de trijdlustige, eerzuchtige Huet wil zijn meerderheid als litterator tonen door een ver tandelijk gecomp neerd kunst- 24

Afbrekend wa de beoordeling in Lo en Va tI), door dezelfde criticu : Dr. an G rkom. Hij mist zielkundige motivering, ziet ern tige stijlgebreken door "elas iekerigheid" vindt in het boek ge n ,getrouw beeld van onze amenleving", en ergert zich aan Huet' g e te h uding. Erger dan de gelaakte scène acht hij "de zwakheid van z delijke overtuigingen bij den auteur", de open- baring van "morali che Zerfahrenheit2)." De degelijk te kritiek leverde imon Gorter, in een breed- pgezet Gids-artikel, waarin hij Hu t' reali me contra teerde m teen nbeduidend roman- produkt van Gerard Keiler, til In t de goedmoedig-idealiserende romankun t van Cremer3). Met Van Gorkom heeft hij bezwaar te en de gr ndt n:, Er i in de Lidewyde bijna niet meer over van die sympathie, dat hartelijke met men chen en toestanden mede gevoel n, die gave om zich zelven die, voor den verteller onmis- baar, aan tijl en verhaaltrant eerst de hoogste waarheid en het leven chenken." Zijn, d ren d or cepti che wijze van denken pelt hem parten", zodat hij, qua i-onpartijdig, de "onbillijke arca men" van Lefebvre de "goddelooze drogredenen" van Ruardi onweerlegd laat debiteren. Huet behe r t ook de roman- tijl niet: , zijn g woon te van wikk n en wegen i tot hebbelijkheid geworden: dat leidt tot een "literari h dilettanti me dat de menschen ijdel maakt' . tot redeneren met de lezer waardoor het verhaal geremd en de uitbeelding ge chaad wordt4). iet- tegen taande deze gebreken i Gorter onder de indruk gekomen van het verhaal en van de ~lIe uitingen van deze "zedemeester onzer natie". Hij noemt het "een aangrijp nd boek en in zekeren zin een weg lepend boek - aangrijpend en wegslepend, even onbarmhartig al een kamrad"5).

I) Jaargang 186 , blz. 22 295. Hoe Huet ov r dit tijdschrift en over zijn criticu dacht. blijkt uit een brief van I 66 (Brieven I, blz. 51). Een be preking van zijn Ongevraagd Advie acht hij "zoo min dat het mij overbodig schijnt er tegen te elde te trekken". 0' roman werd ook heoordeeld in de Spectator(I ,blz. 23 238) door Lindo; in de Tijd piegel(I 69, blz. 457) door Polak die oordeelde dat Huet zich in dit b ek "do dgeschr ven" had.

2) La en Vast, t.a.p., blz. 2 2.

3) Van IlUis, Anna Roou, Lidelllyde (Dcc. I 68), herdrukt in zijn Lel/uk.

Studiën I, 17 2 3.

4) Zie daarvoor re p. Lell. tud. I, blz. 192, 253, 193, 197, 19 I 5.

Een geestige parodie van Huet' stijl geeft de schrijver op blz. 199. Vergelijk daarmee een oortgelijke parodie van dit geven-en-nemen bij osmaer:

VlugmareIJ, deel 11, blz. 9 , en later nog eens bij Van Deyssel, a. w., blz. 179.

5) a. w., blz. 20 .

(16)

26

werk, voldoende aan moderne eisen, en teven zijn tegenstanders uitdagend de les lezen.

Een dergelijke teg n telling zal blijken, wanneer wij nu een parallel trekken tu ,en beider latere e ays op het gebied van letterkundi tudie en kritiek en 00 t van vele jaren vergaard in Pi r on' Ver preide Ge chriJten 1) en Huet's Literarische

Fantasieën en Kritieken.

De om tandigheden waaronder ze ont tonden, waren zeer ver- schillend. Huet, zich in Indië aan de journali tiek wijdend, blijft zich litterator voelen. Aangemoedigd en ge teund door Potgieter2), zet hij in zijn blad de afgebroken Gid -kritiek voort. Maar een dagblad ei t actualiteit: al wat, on lang uitgekomen, de aandacht trekt, dient b proken te worden. Tijd en ru t om het werk te doen rijpen, ontbreekt veelal: menige boekbespreking draagt duidelijke poren van overhaa ting. Eer t in de latere I ndi che jaren en te Parijs, als hij zich weer ruimer bewegen kan, komen breder opgez tte doorwerkte tudieën, al die over Oude romans, de karakteri tieken van Potgieter Multatuli, Van Vloten e. a., het b wij lever n dat zijn ontwikkeling niet stilge taan heeft.

Pier on leefde in H idelberg niet onder zulk een druk: in volle vrijheid kon hij gr ot werk op touw zetten al zijn Geschiedenis van het Ra mcll KatJLOlicisme (I - I 72) en na r per oonlijke voorkeur de tof kiezen voor de brede en grondige opstellen die sind I 71 ger aeld in De Gids opgenomen werden: vooral de jaren I 73 en I 74 waren buitengewo n vruchtbaar. Deze zeer gewaardeerde bijdragen nderhielden de band met het eigen volk.

B vcndi n heeft hij zich, evenal Hu t, h rhaaldelijk van de dagbladp r bediend, voor kleinere artikels, be temd voor grotere lezer kring: een lange reeks feuilleton versch en tu en I 73 en I 79 in Het Vaderland. Te voren, tu en I 71 en I 74, had hij reed meegewerkt aan Huet' javabode. Er blijft dus enig contact be taan tu n de vr egere vrienden, maar vriend chap kan men dat niet me r no men. Hun wegen gaan teed meer uiteen;

ver chil van leven be chouwing v roorzaakte toenemende ver-

I) Dat de ti ndelige uitgave gccn volledige verzameling bicdt, maar dat zecr belangrijke tukken ontbrekcn. IH'b ik vrocgcr reeds vermeld.

2) Vgl. mijn opstel Potgieter en Bu ken Huet al critici in De Beweging 1907 cn Uil. tud., blz. 224.

27

vreemding. In 1871 vond Huet tweemaal aanleiding om g chriften van Pier on te beo rdelen I); de toon is hoffelijk, maar verre van vriendelijk, en lichtelijk pottend. Het Gid -artik I Een keerpunt in de wijgeerige ontwikkeling g tuigt van "een twe lag- ti e houding'" het betekent "een aftogt in de rigtin der kerk".

Aan Pierson wordt verweten een "willekeuri e verheerlijkin van Vinet", de orthodoxe Zwit regeleerde, ten ko te van Taine en Sainte-Beuve. Het pleit voor Pier on' vergeven gezindheid, dat hij geen rancun t nt en de javabode blijft teunen. Dat Pierson's uit ave van Eene leven be chouwing (I 75) niet in de smaak van Hu t viel, preekt vanzelf: de be ordeling Ii p P een besli te v r ord ling uit2).

Afg zien van de uiterlijke om tandigh den leidt ok ver chil- lende belangstelling tot andere keuze van lektuur. Huet speurt naar alle kanten' hij wordt geb eid door ni uwe werken ov r buitenlandse letterkunde, maar blijft d mee t aandacht tonen voor wat in derland ver chijnt. De uitge t ten ederland r hijnt het al zijn plicht te be chouwen, het pilvan de letter- kundige kritiek te verhogen door onbarmhartig h tomI edm s te hanter n. Taak van zijn kritiek i : v nni en van het minder- waardige, meer n g dan het aanprijzen van het bewond ren - waardige.

Pierson zoekt het wezen der kritiek in b wondering : ,de I tt r- kunde boeit on al pieg I van hen die haar be efend hebb n".

Hij eniet vooral van omgang met de gr t'te gee ten uit de uit de wereldlitteratuur: vandaar zijn I ven lange v rering van Göthe, van Shake pear , zijn duurzam belang t IIing vo r d wij gerig vertolker van groot e en di p gedachten. V oral voor Göthe toonde hij herhaaldelijk de groot te eerbied. In zijn op t lover Letterkunde, t egevoegd aan de later drukken van Intimis, karakteri eert hij hem al e n 0 eani che natuur"; in het bovengeno mde ho fdstuk van driaan de Mérival laat hij door Dr. B el n de I f van de grote Duit e di hter verkondigen.

Hoger stijgt de lof in het gedichtGanymedes3), \ aar hij, P G"the doelend, zegt:

I) pgcnomcn in Lilt. Fallt. ell Kr. XV, blz. 127 en blz. I O.

2) Zie Lilt. Fallt. en Kr. XV, blz. 164.

3) Gedicllten, blz. 179.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Belasting van groot oppervlak - - Vloeistof stroomt snel uit belast gebied - - Totale spanning wordt progressief naar de -. vaste fase

Het zou mij niet vreemd voorkomen dat als de door de heren geopperde plannen onverhoopt doorgang zouden vinden er wel een nieuw stadhuis gebouwd wordt en het oude gesloopt wordt

de ener-gie is weg, in de lucht als ik vaak schop krijg ik het warm ik schop de bal weg ik geef ener-gie aan de bal?. waar niet waar als ik sla kost

Uithoorn - Naar aanleiding van het bericht in deze krant (NMB 8-4) over de nog altijd verkeerde beweg- wijzering in de gemeente waarbij het verkeer naar de ‘oude N201’ (nu de

Ten slotte krijgen we vaak de vraag: ‘Als er zoveel bewijzen voor het christendom zijn, waarom geloven er dan niet meer mensen in?’ Ons antwoord: hoewel wij menen dat de bewijzen

In het productieproces worden verschillende grondstoffen namelijk gecombineerd met (machinale) arbeid en ener- gie, waarbij dan sprake kan zijn van verbranding van

Terwijl ik als therapeute zo vaak tegen mijn cliënten heb gezegd: beeld je eens in dat je ongeneeslijk ziek bent en nog maar zes maanden te leven had, wat zou je dan nog willen

VOS/ABB vindt dat niet slechts het streven naar vereenvou- diging het doel mag zijn bij een wijziging van het bekosti- gingsstelsel, maar dat het in de discussie vooral moet gaan