1 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
2 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Natuurpunt Natuurhistorische werkgroep Meetjesland
Is de overkoepelende organisatie van alle Meetjeslandse afdelingen van Natuurpunt inzake Natuurstudie.
Het bestuur is als volgt samengesteld:
Voorzitter: Chris Bruggeman (tel. 09/377.71.40)
chris.bruggeman@skynet.be
Penningmeester: Marc Zwertvaegher (tel. 09/253.52.85)
marc.zwertvaegher@pandora.be
Verantwoordelijke Plantenwerkgroep:
William White (tel. 09/377.85.84) william.white@telenet.be
Verantwoordelijke
Paddenstoelenwerkgroep:
Lia Van Landschoot en Germain De Wispelaere
vanlandschootlia@live.be
Verantwoordelijke Werkgroep Ongewervelden: Jan Versigghel jan.versigghel@skynet.be
Verantwoordelijke Zoogdierenwerkgroep:
Pieterjan Dhont
dhont_pieterjan@hotmail.com
Het Natuurhistorisch tijdschrift verschijnt 3 à 4 x per jaar.
Website:
www.natuurpunt.be/afdelingen/natuurhistorische- werkgroep-meetjesland
Werkten mee aan dit nummer:
Chris Bruggeman, William White, Bart
Vandevoorde, Lia Van Landschoot, Germain De Wispelaere, Wietse Jongsma, Bart
Schuermans
Lay-out voorblad: Sebastian Schulte
INHOUD
Editoriaal
Jaarverslag excursies
plantenwerkgroep Meetjesland 2020 Het Paddenstoelenjaar 2020
Nieuwe paddenstoel voor Vlaanderen in Lembeekse bossen
Paddenstoelen in Het Leen 2020 De landwantsen van Het Leen
De Koperwiek, wintervogel van 2020- 2021?
Boekbesprekingen Agenda werkgroepen
3 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Editoriaal
Beste natuurliefhebber,
Traditioneel blikken we in het eerste nummer van het jaar terug op de werking van onze werkgroepen. Zowel de Plantenwerkgroep, als de Paddenstoelenwerkgroep komen aan bod.
Ondanks de Corona-crisis konden een aantal activiteiten plaatsvinden, zij het wel met een beperkt deelnemersaantal.
Zoals altijd zijn er bijzondere waarnemingen gedaan gedurende het jaar, waarvan er een aantal aan bod komen. Sommige zijn reeds voorgesteld in vroegere nummers van het tijdschrift.
Uiteraard komt ook de ontdekking van een nieuwe Vlaamse soort paddenstoel door twee Zeeuwse leden van onze Paddenstoelenwerkgroep aan bod.
Ook in Het Leen werd volop geïnventariseerd. Deze maal komen geen bijzondere soorten aan de beurt, maar bekijken we iets meer in detail twee soortgroepen. Vooreerst kijken we hoe de paddenstoelen het deden in 2020 en gaan we iets dieper in op het verschijnen van de diverse soorten. Dit is aansluitend op het jaarverslag van de Paddenstoelenwerkgroep.
In een tweede artikel bespreken we meer in detail de landwantsen die voorkomen in het gebied.
Dit is een voorbeeld hoe de toekomstige inventaris eventueel kan opgevat worden, niet enkel een soortenlijst maar meer duiding over de soortgroep en dit in een breder perspectief.
Tenslotte voor de vogelliefhebbers een portret van de Koperwiek, die naar mijn mening de wintervogel was van de winter 2020-2021.
En wat de nabije toekomst betreft van onze werkgroep is het nog steeds koffiedik kijken hoe de Corona-crisis verder zal evalueren en wat hetgeen mogelijk zal zijn.
Veel leesplezier.
Chris Bruggeman
Wens je dit tijdschrift niet langer meer te ontvangen, laat het ons gerust weten en we schrappen je uit onze mailinglijst.
4 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Jaarverslag excursies plantenwerkgroep Meetjesland 2020
William White – Bart Vandevoorde – Chris Bruggeman
Ik hoef het eigenlijk niet meer te zeggen. Corona gooide dit jaar flink wat roet in het eten, met als gevolg dat de eerste vier excursies uitgesteld of afgelast werden, waardoor we pas half juni terug de draad konden opnemen. Uiteindelijk zijn twee wandelingen niet door gegaan.
16/06/20 – C2.17.23 : Sint-Laureins (Sint-Margriete) : Draaiput : grasland met kreek Doel was het inventariseren van twee graslandjes, het ene in beheer bij Natuurpunt sinds 2001.
Het andere vormt een echt eiland omringd door een paar armen van de Blokkreek en is sinds 2020 in beheer bij Natuurpunt. Dit perceel was al gemaaid waardoor we waarschijnlijk wel wat soorten gemist hebben. Hoe dan ook zijn er nog niet echt bijzondere soorten aan te treffen ; de grootste soortenrijkdom vinden we vooralsnog in de slootranden en de wegberm vlakbij, die zo te zien nog sporen draagt van wegwerkzaamheden in een recent verleden. Zo is er de massale aanwezigheid van zilverschoon, met hier en daar eenjarigen zoals guichelheil en slipbladige ooievaarsbek maar ook enkele ontsnapte groenbemesters.
Het ongemaaide grasland valt op door de dominantie van zachte dravik, kleine klaver en reukgras vergezeld van scherpe en behaarde boterbloem, kleine klaver, madeliefje, zachte ooievaarsbek, smalle weegbree, veldzuring, enz.
In het gemaaide grasland konden wij alleen nog liggende klaver als nieuwigheid noteren. De overgangszone naar de kreek wordt gedomineerd door riet en het was uitkijken - soms met de verrekijker - naar andere oeverplanten: gele lis, bitterzoet, watermunt, echte valeriaan, grote wederik, poelruit, gewone engelwortel, heelblaadjes, aalbes en kardinaalsmuts.
Op de terugweg leverde de wegkant (incl. de sloot en akkerrand) aan de overkant van de weg nog volgende plantjes op : veldlathyrus, sint- janskruid, grove varkenskers, witte krodde, steenraket (helaas geraakt door herbiciden), kroontjeskruid en gewone duivenkervel. De vondsten van Alexandrijnse en Perzische klaver (de laatste n.a.v. een bezoekje begin juli) zijn ook nog het vermelden waard, deze akkerbouwgewassen (groenbemesters) worden immers maar zelden aangetroffen in de regio.
Met deze eerste excursie zetten we iets meer dan 125 taxa op de teller.
Alexandrijnse klaver
5 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
23/06/20 – D2.14.23 : Ruiselede (Kruiskerke) : Gemeentebos : bos met plassen op heischrale bodem
Tien deelnemers op wat een heel interessante wandeling zou worden, in een grenshok waar we een stukje West-Vlaamse bodem verkend hebben.
Tussen Ruiselede, Aalter en Wingene liggen tal van interessante plekjes die qua natuurschoon nog een en ander te bieden hebben. Het bezochte hok wordt gedomineerd door het zgn.
Gemeentebos, een bos dat vooral gekenmerkt wordt door naaldhoutbestanden maar waar ook al veel loofhout in staat. De ondergrond is er typisch zandig en schraal en er zijn ook nog enkele veelbelovende poelen en laagtes.
Nog net buiten het hok toonde Pierre ons een exemplaar karwijselie, een erg zeldzame regionale soort die meer en meer in de verdrukking komt. Van de twee exemplaren die we uiteindelijk vonden (waarvan één in het hok) was de ene kort gemaaid en de andere kwijnende door het gebruik van herbiciden. (Pierre vertelde later dat de plant de herbicide-aanval toch overleefd heeft). Maar toch niet bepaald een rooskleurig toekomstperspectief.
In het bos groeien de typische soorten voor de streek : dubbelloof, valse salie, gaspeldoorn, bosveldkers, kruipganzerik, struikheide, kale jonker (op de vochtiger plekjes), tengere rus, veelbloemige veldbies (subsp. congesta), pilzegge, ijle zegge, pijpenstrootje, …
De eerste poel die we aandeden verraste ons met drijvend en/of duizendknoopfonteinkruid (het kenmerk waar we ons op richtten - overgang bladschijf / bladsteel - was voor interpretatie vatbaar), vlottende bies en waterlelie (wild ?).
Langs de oever overleven nog een paar koningsvarens, wat sterzegge en hoge cyperzegge. De meeste van die soorten zijn echt niet courant in de regio.
De tweede poel - die eigenlijk een laagte is die ooit uitgegraven werd om als schaatsvijver dienst te doen - herbergde een schat aan bijzonderheden waaronder - weeral - vlottende bies, borstelbies, drijvend of duizendknoopfonteinkruid, veldrus, knolrus, waternavel, geelgroene zegge, egelboterbloem,
…
De bijzonderste vondst hier was toch veelstengelige waterbies, vertegenwoordigd door slechts enkele exemplaren.
De terugweg liep via de gewone weg, langs de bosrand en weilanden. Het vermelden waard hier zijn maarts en bleeksporig bosviooltje en bosanemoon. In een akker troffen we knolcyperus aan en toen het al aardig begon te deemsteren op deze lange dag troffen we aan een beekje (in een ultieme poging om nog klimopwaterranonkel te spotten) nog beekpunge en zompvergeet-mij-nietje aan.
De goede opkomst en het enthousiasme van de deelnemers, het mooie weer en de lange avond droegen er toe bij dat we in dit boeiende hok meer dan 180 soorten konden registreren.
Sterzegge
6 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
30/06/20 – C2.48.32 : Zomergem (Beke) : Agrarisch landschap - 'Meetnet Algemene Planten'
Deze keer een 'banaal' hok in agrarisch landschap, gedomineerd door aardappelvelden, maïs en een grote vlasakker. Weliswaar loopt hier ook de Lieve door, een gekanaliseerde waterloop die qua water- en oeverbegroeiing teleurstellend saai is. De dominante plant is hier liesgras met hier en daar eens een gele lis, grote waterweegbree en riet. Het is duidelijk dat we hier in intensief beteeld landbouwgebied zitten.
Argentijns vingergras
De enige echt interessante akkervondst was Argentijns vingergras (Digitaria aequiglumis), die ten noorden van Gent - in het Meetjesland dus - al plaatselijk talrijk optreedt in maïsakkers. De aartjes van deze soort zijn in verhouding lang en smal en naar mijn gevoel ontspringen de aren minder vanuit één punt dan bij bloedgierst het geval is.
De berm langs de Lieve was gemaaid, dus dat was een tegenvaller maar gelukkig was er nog een ander wegje waar wel wat te zien was : scherpe boterbloem, veldlathyrus, vogelwikke, rode klaver, wilde peen, margriet, grote vossenstaart, …. Zelfs een klein toefje kamgras werd per toeval gespot doordat iemand een vraag over een andere plant vlakbij stelde. In de sloten o.a.
moeraswalstro, gevleugeld hertshooi, kattenstaart, echte valeriaan, en zeegroene rus.
Verder vallen nog te vermelden : knopig en geoord helmkruid ; een zeer mooie (zwarte) nachtschade met gegolfd-getande bladrand, beantwoordend aan var. atriplicifolia maar best toch ook eens te bekijken wanneer de plant bessen zal dragen. En aan de voet van een rommelige aardehoop werd - niet onverwacht - nog kleine majer aangetroffen.
Ondanks het banaal karakter konden we toch nog meer dan 140 taxa optekenen.
7 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
07/07/20 – C3.34.14 : Zelzate : bosjes in de omgeving van het psychiatrisch centrum
Deze wandeling zou oorspronkelijk doorgaan op 2 juni maar met een beperkte groep habitués hebben we ze alsnog kunnen doen vijf weken later. Zelzate ligt in industriegebied aan het kanaal Gent-Terneuzen, er mocht dan ook gehoopt worden op het vinden van aangevoerde soorten die elders in het Meetjesland (vrijwel) ontbreken.
Naast heel wat gewone soorten in deze 'verboste' omgeving zijn - vooral langs en op de grazige paden - volgende inheemse soorten alvast het vermelden waard : tijmereprijs, mannetjesereprijs, liggend hertshooi, valse salie, rood guichelheil, kleine leeuwenklauw, vogelpootje, echt duizendguldenkruid, glad walstro en gewone salomonszegel (deze laatste erg talrijk en opvallend robuust groeiend langs de rand van het naaldbos).
Ook mannetjes- en brede stekelvaren zijn plaatselijk goed vertegenwoordigd.
Andere interessante waarnemingen deden we langs de afsluiting van het staalbedrijf Arcelor- Mittal, waar er een vrij brede onbeboste zone is (niet toegankelijk). De planten die er groeien kunnen er enkele uren per dag profiteren van meer licht. Het is ook hier dat zich enkele aangevoerde soorten in redelijke aantallen hebben gevestigd, bvb. postelein, driebloemnachtschade (de var. ponticum) en witte amarant. Opvallende gasten waren voorts koningskaars (waaronder een populatie met crèmewitte bloemen) en zwarte toorts. Gezien beide soorten gemakkelijk kruisen hoefden we ook niet al te lang te zoeken naar de steriele bastaard Verbascum ×semialbum, die intermediair is tussen beide oudersoorten.
En dan waren er nog volgende sporadische vondsten : kromhals, slangenkruid, wouw en de tuinvlieders bleek cypergras en een niet nader gedetermineerde Phyllostachys (qua kleur lijkend op P. bissetii) die aan een voorzichtige verovering begonnen is.
In totaal vonden we iets meer dan 120 soorten.
Waarschijnlijk zal een groot deel van het bezochte terrein binnen niet al te afzienbare tijd ten prooi vallen aan de
klauwen van
projectontwikkelaars.
Driebloemige nachtschade
8 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
14/07/20 – C2.36.31 : Maldegem (Kleit) : Maldegemveld, noordelijk stuk (perceel 13) Dit is de wandeling die we oorspronkelijk op 5 mei zouden gedaan hebben. Het perceel is een vrijwel gesloten stuk vochtig bos met één open stuk waarin zich een poel bevindt. Er door heen loopt een knuppelpad. Het bos valt eigenlijk wat tegen, bijzondere soorten vallen hier niet te melden, op wat vochtminnende na, zoals dubbelloof, wolfspoot, kale jonker, ijle en hazenzegge.
We hebben onze aandacht dan ook laten uitgaan naar een tweetal braamsoorten, één met felroze bloemen (niet nader op naam gebracht) en de relatief gemakkelijk herkenbare Rosa nessensis of vroege roggebraam (stengels min of meer rechtopstaand, opvallend weinig bestekeld, reeds volledig uitgebloeid - deze soort kan als een pioniersoort beschouwd worden).
Het poeltje kon ons verrassen met knolrus en drijvend fonteinkruid maar op de droogvallende oever groeide vrijwel niets.
In een weiland vlakbij bevindt zich ook een poeltje (uitdrogend - de regen bracht niet zoveel soelaas) met daarin getand vlotgras, zwart tandzaad, grote waterweegbree, klein en veelwortelig kroos en gevleugeld sterrenkroos.
In de maïsakker aan de rand van het (kampeer)grasland wees Pierre ons op de verschillen tussen kale gierst, geelrode naaldaar en glad vingergras in vegetatieve toestand. Ietwat verrassend was de aanwezigheid van kleine majer i.p.v. de gebruikelijke amaranten in dit milieu.
Een aardehoop waarop gespeeld wordt leverde nog brem met in zijn schaduw liggend hertshooi op.
Op de terugweg (door een aanpalend hok) werden we gewezen op de subtiele maar duidelijke verschillen tussen grijze en zwarte mosterd ; er is niet veel fantasie voor nodig om in de vrucht van grijze mosterd een fallus te zien, wat toe te schrijven is aan de ontwikkeling van een zaadje in de snavel, iets wat bij zwarte mosterd ontbreekt.
In een ietwat schraler gedeelte van de wegberm, onder een eik, groeide tenslotte een mooie populatie wild lijkende hemelsleutel. De wegbermen van de Kleitkalsijde ,tussen het dorpscentrum en de Harinkweg moeten ooit veel schraler geweest zijn, een mooi bewijs is de aanwezigheid van een kleine populatie zilverhaver.
Deze wandeling leverde meer dan 130 soorten op waarvan een 110 in het beoogde hok.
Liggend hertshooi
9 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
11/08/20 – C2.52.33 : Evergem : pad langs de Nieuwe Kale ter hoogte van Overdam
Met een 5-tal personen trotseerden we de warmte. Het leek een banale wandeling te worden langs maïsakkers en de Nieuwe Kale. Deze laatste had alvast een verrassing in petto, nl. een reusachtige populatie pijlkruid dat zich over vele honderden meters uitstrekt. Eerst hadden we het niet door, de bladschijven waren immers zo goed als allemaal verdwenen (opgegeten door watervogels ??) waardoor alleen de bladstelen boven het water uitstaken. Wie pijlkruid een beetje kent weet dat zo'n gigantische populatie wel erg onwaarschijnlijk is, de soort heeft het zo al moeilijk genoeg om te overleven bij ons (trouwens ook in cultuur is dit geen evidente soort om te behouden). Daarom dachten we al gauw aan Sagittaria latifolia (breed pijlkruid), een exoot die we ook al in Eeklo vonden. De weinige bladen die nog intact waren leken echter heel goed op die van onze inheemse soort. Even checken op 'Alien Plants of Belgium' leert ons echter dat breed pijlkruid ook gewone pijlvormige bladen kan hebben. Voorzichtigheid is dus geboden bij het benoemen van deze soorten. (Op de identificatie van deze populatie pijlkruid is het wachten tot er eens bloeiwijzen verschijnen die niet ten prooi zullen vallen aan watervogels.
Ook Filip Verloove, die de site daarna bezocht, tast nog in het duister maar het lijkt in elk geval noch inheemse S. sagittifolia, noch S. latifolia te zijn.)
De maïsflora bestond uit te verwachten grassen zoals groene en geelrode naaldaar en harig vingergras. Van die laatste vonden we ook bleke en lange slappe planten waardoor we even dachten met Argentijns vingergras te maken te hebben. De kelkkafjes gaven evenwel uitsluitsel.
Uit navraag (F. Verloove en I. Hoste) blijkt dat ook harig vingergras een wel erg variabele soort is ; men moet dus steeds goed uitkijken bij het op naam brengen van vingergrassen.
Enkele voormalige akkers werden een paar jaar geleden aangeplant met jonge boompjes. In de grazige vegetatie werd dreps opgemerkt, wat wijst op inzaai. Toch wat vreemd dat geen andere typisch ingezaaide soorten werden waargenomen. Op een van de perceeltjes zijn zich ook enkele populaties herfstalsem aan het ontwikkelen (bevestiging F. Verloove).
Overigens zijn er geen echt bijzondere soorten gevonden, een mix van akkeronkruiden en berm- en oeverplanten, al vonden wij liggend hertshooi langs een pad temidden van zwaar bemeste en besproeide akkers toch wel een beetje een ongewone vondst.
Aantal taxa : 130 Geelrode naaldaar
10 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
18/08/20 – D2.18.33 : Landegem : langs de meanderende Oude Kale vlakbij het dorpscentrum
Geprangd tussen de hoofdstraat van Landegem en het kanaal vindt men een merkwaardige stukje natuur met als belangrijkste blikvanger de Oude Kale, terug meanderend na natuurherstel. Het terrein bestaat voorts uit ooit opgespoten zandgrond - dat ondertussen volledig begroeid is en opgaat in de omgeving - en restanten van de oorspronkelijke laag gelegen gronden langs de Kale, die geëvolueerd zijn tot een haast ondoordringbaar broekbos, gedomineerd door bramen en oeverzegge.
De interessantste begroeiing vindt men in en langs het riviertje (hier nog eerder een beek), dat dank zij het heldere water nog wat waterplanten herbergt, waaronder gekroesd fonteinkruid, sterrenkroos (sp.), smalle waterpest, witte waterkers en groot moerasscherm.
Voorts ook redelijk wat aantallen watermunt, moerasandoorn, heelblaadjes en watermuur.
Het terrein is ook rijk aan wilgen : zowat alle algemene soorten en enkele hybriden hebben we kunnen aankruisen.
Hazenpootje en in mindere mate vlasbekje kunnen beschouwd worden als relicten van de oorspronkelijke flora van het opgespoten zand.
Bijzonder was de
aanwezigheid van een anderhalve meter hoge zaailing van de Anna Paulownaboom, in juveniele vorm herkenbaar aan zijn opvallend grote en donzig behaarde bladeren.
10 of 20 jaar geleden zou zo'n vondst nog haast ondenkbaar geweest zijn.
Ook Kaukasische vleugelnoot is er aan het verwilderen, evenals robinia, die we al meer gewoon zijn in onze contreien.
Deze avond werden er ongeveer 135 soorten opgetekend.
Kaukasische vleugelnoot
11 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
25/08/20 – C2.18.31 : Sint-Laureins (Bentille) : Zonnebos
De meest opvallende vondst in dit stukje bos, doorspekt met verruigde open plaatsen, was liggende ganzenvoet. Normaal gezien een vrij zeldzame exoot maar hier op sommige plekken vrij massaal aanwezig. Het vermoeden bestaat dat er wel eens een verband zou kunnen zijn met fazantenvoer. Voordat Natuurpunt dit bos in eigendom verwierf was hier immers een fazantenkwekerij gevestigd.
Eigenaardig dan wel dat er geen andere bijzondere adventieven werden aangetroffen.
Het gemengd bos bevat grotendeels banale soorten, van echte bosflora is hier nauwelijks nog sprake, al vonden we hier en daar wel adelaarsvaren, brede stekelvaren, ijle zegge en een enkel exemplaar rankende helmbloem. Het is een bos op zand met eiken, berken, grove dennen en ooit misschien wel beuken. De beheerders hopen op termijn soorten te vinden als pilzegge, valse salie, hulst, kamperfoelie, veldbies e.d. Ook al niet evident in een bos met zo’n voorgeschiedenis.
Een poeltje herbergde een grote populatie schedefonteinkruid maar dat was het dan ook, op dwergkroos na. De droogvallende oever viel tegen en we moesten ons tevreden stellen met enkele moerasdroogbloemen.
Ten slotte kunnen we nog melding maken van Carex agastachys (voorlopig één exemplaar), de look alike van hangende zegge, tenminste als we mogen afgaan op het bruin gekleurde tongetje, dat hier toch opviel.
Deze laatste wandeling leverde net iets meer dan 100 soorten op.
Liggende ganzevoet
12 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Het Paddenstoelenjaar 2020
Chris Bruggeman – Lia Van Landschoot – Germain De Wispelaere
2020 is een jaar dat nog lang in ons geheugen zal gegrift blijven. Niets was nog zoals voorheen.
Hetgeen begin van het jaar nog als een griepje werd omschreven in China veroverde stilaan als een pandemie de gehele wereld: het Corona-virus.
Ook voor onze werkgroep begon het jaar nog normaal en gingen we vanaf eind januari op stap op zoek naar paddenstoelen en dit tot half maart. Maar alles kantelde toen de lockdown in België inging, er slechts essentiële verplaatsingen toegelaten werden en er zeker niet in groep mocht samen gekomen worden. Bovendien werden bepaalde bosgebieden afgesloten voor het publiek, zoals dit het geval was met Het Leen in Oost-Vlaanderen en Bulskampveld in West- Vlaanderen.
De versoepelingen vanaf begin zomer lieten ons toe om weer in groep op stap te gaan. Eind juli was het zover en ook de eerste paddenstoelen waren op het appél.
Maar de droge warme zomer gooide roet in het eten want de week nadien liep het paddenstoelenaanbod drastisch terug. We dienden te wachten tot de eerste regens eind september vooraleer we terug op stap konden. Echter weer niet voor lang, want half oktober stak de tweede Coronagolf op en was het niet meer verantwoord om samen op stap te gaan.
Vanaf dan trok een aantal onder ons individueel op tocht, of soms in groepjes van maximum vier personen, en met in acht name van de nodige veiligheidsmaatregelen (oa dragen van een mondmasker).
Zo konden we toch nog genieten van onze hobby. Wekelijks werd een lijst doorgestuurd door Lia van onze individuele waarnemingen, zodat iedereen toch op de hoogte bleef van wat er hier en daar nog te zien was.
Dit had het voordeel dat er meer gebieden per week bezocht werden dan onze gebruikelijke wekelijkse uitstap op woensdag. Tevens werden kleinere bosgebieden bezocht, die in groep moeilijker toegankelijk waren of waar we geen volledige namiddag in groep konden verblijven en die dus nooit werden bezocht in het verleden.
Dit jaar zijn er maar 13 groepswandelingen doorgegaan, normaal zijn dat er iets meer dan 30.
Weersoverzicht 2020
2020 was terug een droog jaar. Niettemin bleek het najaar vanaf de tweede helft van oktober een uitstekend paddenstoelenjaar. We hadden slechts 30 mm neerslag meer dan in 2019.
Het voorjaar was zelfs natter dan normaal, maar dit was voornamelijk te wijten aan een kletsnatte februarimaand. Vooral de maanden april en mei waren zeer droog, waardoor er quasi geen voorjaarspaddenstoelen te zien waren. Juni kende een normale neerslaghoeveelheid, maar juli en augustus waren terug zeer droog. De maanden september en oktober waren natter dan normaal, met dien verstande dat de regen in september er slechts kwam op het einde van de maand.
13 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Zoals vorig jaar reeds aangehaald zeggen de maandtotalen ook niet alles. Ook het aantal dagen regen is belangrijk, evenals de spreiding.
Vanaf eind september tot eind oktober hadden we praktisch alle dagen wat regen, zij het in kleinere hoeveelheden. Maar dit was voldoende om onze paddenstoelen volop tot ontwikkeling te laten komen, zodat we toch nog een mooi seizoen hadden, met vele soorten.
Van sommige soorten waren de aantallen wel laag en kwamen ze laat in het seizoen tevoorschijn, en dit vooral de mycorrizha-soorten.
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 normaal
neerslaghoeveelheid in mm/jaar
0 20 40 60 80 100 120
Regenval per maand
2019 2020 normaal
2014 758
2015 835
2016 716
2017 729
2018 622
2019 652
2020 686
normaal 780
14 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Het aantal regendagen en het aantal droge dagen per maand is weergegeven in onderstaande grafieken. De gegevens van 2019 zijn afkomstig van Lembeke. In 2020 zijn de gegevens echter van Ukkel. In Ukkel viel er iets meer regen dan in Lembeke (732 mm tov 686).
Onze uitstappen
In het voorjaar vonden volgende uitstappen plaats:
Datum gebied Soorten-
aantal
22 januari Het Leen 68
29 januari Drongengoed 87
5 februari Bulskampveld - Heideveld Bornebeek 105
12 februari Landegem – Oude Kale 58
19 februari Het Leen 79
26 februari Drongengoed - Koningsbos 57
4 maart Bellebargie 66
11 maart Hooggoed Aalter 84
In de zomer en het najaar hadden we de volgende uitstappen:
Datum gebied Soorten-
aantal
22 juli Het Leen 58
30 september Drongengoed 61
7 oktober Bellebargie 98
14 oktober Hooggoed Aalter 120
18 november Vliegveld Ursel 66
De uitstap naar het Vliegveld was in zeer beperkt gezelschap (3 werkgroepleden + boswachter).
0 5 10 15 20 25 30
Aantal regendagen per maand
2019 2020
15 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Aantal gevonden soorten
Het merendeel van de paddenstoelwaarnemingen in 2020 situeert zich in de tweede helft van oktober, als de weersomstandigheden ideaal waren voor het ontwikkelen van de paddenstoelen.
In onderstaande grafiek het aantal paddenstoelen die gemeld zijn per week in het Meetjesland op de site waarnemingen.be. Alhoewel niet 100% correct geeft dit toch een goed beeld wanneer ze te vinden waren,
Als we er een bekende soort uitlichten, met name de Vliegenzwam, zien we toch dat de soort later op het seizoen verschijnt dan normaal. Het toppunt was eind oktober.
0 500 1000 1500 2000 2500
Aantal paddenstoelenwaarnemingen Meetjesland
0 20 40 60 80 100 120 140
Aantal Vliegenzwammen Meetjesland
16 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
In 2020 werden in totaal 688 soorten waargenomen, waarbij er 34 soorten als nieuw voor onze werkgroep gecatalogeerd staan. In 2019 waren dit in totaal 564 soorten.
De verschillende gebieden, samen met het aantal waargenomen soorten staan vermeld in
bijgevoegde tabel. Het is wel zo dat ons werkgebied iets ruimer is dan het Meetjesland, daar we ook de aangrenzende West-Vlaamse bosgebieden bezoeken.
Het Leen 354 Sanapolis Sijsele 72
Drongengoed 298 Gevaerts 67
Hooggoed 254 Ganzekleit 60
Lembeekse bossen 228 Koningsbos 60
Scheutbos 202 Landegem 58
Rijckevelde 199 Galgenhof Eeklo 52
Bellebargie 182 Zonnebos 46
Keigat 155 Kattenbos 44
Maldegemveld 134 Zandhoogte Maldegem 43
Heideveld/bornebeek 130 Holseinde 42
Bulskampveld 114 Torrebos 39
Vorte Bossen 100 Waaibosje-Eeklo 36
Vaanders 95 Bosjes AZ Alma 35
Vinderhoutse bossen 93 Vromboutput Eeklo 34
Vagevuurbossen 91 St Jansbos Eeklo 33
Kampveld 88 Ver Assebroek 32
Ganzeveld 87 Kanaaloever Knesselare 32
Poekepark 80 Bossen Oosteeklo 31
Reesinge 78 Domein Menas 16
Miseriebocht 75 Bruwaan 15
Van de 688 soorten behoren er 554 soorten tot de basidiomyceten (steeltjeszwammen), 112 soorten tot de ascomyceten (zakjeszwammen) en 22 soorten tot de Myxomycota
(slijmzwammen).
Alle soorten kunnen ingedeeld in een functionele groep, dit wil zeggen aan welk substraat hun levenswijze verbonden is. De verdeling van de gevonden soorten over de functionele groepen is als volgt:
aantal soorten % % %
Jaar 2020 2020 2019 2018
Sh – saprofyten op hout 276 40 42 44
St – bodembewonende saprofyten 143 21 24 17
Em - ectomyccorhizavormers 113 16 15 20
Pn - necrotrofe parasieten 42 6 6 4
Pb – biotrofe parasieten 49 7 6 6
Sk – saprofyten op kruiden 47 7 5 8
Am – associatie met mossen 9 1 1 1
Sc – mestbewonende saprofyten 7 1 1 0
17 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Bespreking van enkele bijzondere soorten Hieronder enkele van de opvallendste soorten Citroensnedemycena
Een zeer zeldzame soort. Valt op door zijn felgele kleur in het strooisel en door de fel geel gekleurde lamelsnede. Gevonden in een bosje in het Galgenhof in Eeklo.
Blauwwordend kaalkopje
18 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Is een soort die hallucinogene stoffen bevat en te vinden is op houtsnippers. Kenmerkend is dat de soort bij aanraking blauw verkleurd. Dit jaar gevonden in het Galgenhof, Bulskampveld en op de terreinen van Sanapolis in Sijsele.
Biezenmycena
Een kleine mycena, die steeds enig zoekwerk vraagt. Te vinden in pollen pitrus op afgestorven stengels.
Dit jaar gevonden in Holseinde (Sleidinge) en in het Drongengoed.
19 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Adonismycena
Nieuw voor onze werkgroep.
Opvallend van kleur, maar wegens zijn formaat niet zo vlug te vinden.
Blijkbaar dit jaar in Vlaanderen in redelijke aantallen te vinden.
Voor het eerst gevonden in het Zonnebos in Bentille, en later ook gevonden in het Maldegemveld en het Hooggoed.
Een volledig verslag kan je binnenkort terug vinden op onze website:
www.natuurpunt.be/afdelingen/natuurhistorische-werkgroep-meetjesland
20 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Nieuwe paddenstoel voor Vlaanderen in Lembeekse bossen
Chris Bruggeman
Hieronder het integrale Natuurbericht dat half februari werd gepubliceerd. Ook in de pers werd deze vondst vermeld.
Op 6 januari 2021 ontdekten leden van de Paddenstoelenwerkgroep Meetjesland een nieuwe paddenstoel voor Vlaanderen in de Lembeekse bossen (Oost-Vlaanderen). Xylaria cinerea werd in 2011 beschreven uit Zuid-Frankrijk en Spanje, de soort werd ook al waargenomen in
Nederland en Groot-Brittannië.
Ook in de winter zijn er speciale paddenstoelen te vinden, zo ondervonden Wietse Jongsma en Ruud Lie. Op 6 januari 2021 fotografeerden zij een zwam uit het geslacht Xylaria
(houtknotszwam, geweizwam) die ze bij thuiskomst niet als de bij ons bekende geweizwam of houtknotszwam konden klasseren.
De Nederlandse leden van de Paddenstoelenwerkgroep Meetjesland, die toen nog de grens over mochten, gingen op zoek naar literatuur en vonden een sterke gelijkenis met Xylaria cinerea, een soort die beschreven is uit Spanje en Zuid-Frankrijk in 2011 en ook bekend is uit Groot- Brittannië en van een éénmalige vondst in Nederland.
Aangezien de Nederlanders omwille van de coronamaatregelen niet meer terug naar de
vindplaats konden, gingen de Vlaamse collega’s na de winterprik op zoek. De harde textuur van Xylaria’s zorgt ervoor dat deze paddenstoelen zeer lang in goede conditie blijven, waardoor er nog mooi materiaal kon ingezameld worden voor nader onderzoek. Bij veel paddenstoelen is het nodig om de microscopische kenmerken te bekijken, om tot een zekere determinatie te komen. De specialist op gebied van ascomyceten (zakjeszwammen), Bernard Declercq, deed nog een laatste controle om de nieuwe soort voor Vlaanderen te bevestigen. Microscopisch wijkt Xylaria cinerea af van de andere Xylaria-soorten, die in Vlaanderen al waargenomen werden, door zijn sporenafmetingen.
Kenmerken
Xylaria cinerea is een knotsvormige paddenstoel van 1 tot 2 cm groot, die als opruimer of saprofyt groeit op afgestorven hout, voornamelijk van eik en hazelaar. De wetenschappelijke naam duidt op een belangrijk veldkenmerk: cinerea betekent asgrauw en is de kleur van de vruchtlichamen. Als je de paddenstoel echter in close-up bekijkt, zie je duidelijk een witte achtergrond met zwarte langwerpige vlekken. Dit is een belangrijk kenmerk om de soort te onderscheiden van de knots- en geweizwammen die reeds bekend zijn uit Vlaanderen, die allemaal zwarte vruchtlichamen hebben als ze volgroeid zijn. In jonge toestand zijn de soorten uit de Xylaria-groep bedekt met een wit poeder dat bestaat uit aseksuele sporen.
21 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Voorlopig heeft Xylaria cinerea nog geen Nederlandse naam, het is aan de ontdekkers om een naam voor te stellen die dan beoordeeld wordt door de CNN (Commissie Nederlandse Namen van paddenstoelen).
In de pers werd een oproep geplaatst om een Nederlandse naam te bedenken, terwijl dat niet echt de bedoeling was... want er zijn wel een aantal spelregels. De soort zit in het genus Xylaria, wat betekent dat het een knotszwam/geweizwam is en dat moet in de naam zitten.
De ontdekkers van de soort moeten een naam bedenken op basis van
morfologische/ecologische kenmerken.... en dat is uiteraard info die mensen die niet bekend zijn met de vondst van deze soort niet hebben. Toch zijn we blij dat er al veel enthousiaste reacties binnen kwamen. Zo weten we dat er veel interesse is voor paddenstoelen, ook in de winter.
22 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Paddenstoelen in Het Leen 2020
Chris Bruggeman
Hierboven kon je al het relaas lezen van onze paddenstoelenwerkgroep in 2020. In dit artikel ga ik iets dieper in op het paddenstoelenjaar 2020 in Het Leen.
In tegenstelling wat veelal gedacht wordt was 2020 een goed jaar voor de paddenstoelen, mits de opmerking dat door de droge zomer het seizoen veel later op gang kwam en dat in het klassieke paddenstoelenseizoen van half september tot half oktober niet zoveel paddenstoelen te zien waren.
Dit kunnen we het best illustreren met een aantal grafieken, gebaseerd op de waarnemingen ingegeven op waarnemingen.be tijdens het seizoen 2020.
In de eerste grafiek het totale aantal waarnemingen per week tijdens het seizoen 2020. Hier is duidelijk te zien dat er in september nog nauwelijks paddenstoelen te zien waren en dat het hoogtepunt eerder eind oktober was. In de tweede grafiek het totaal aantal individuen per week dat is ingegeven (sommige waarnemers geven een aantal in, maar de meerderheid geeft enkel aan dat de soort is gezien). Deze grafiek toont ongeveer hetzelfde beeld.
0 50 100 150 200 250 300 350
Aantal waarnemingen Het Leen 2020
0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500
Aantal individuen Het Leen 2020
23 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
In een volgende grafiek tonen we het aantal waarnemers per week die paddenstoelen hebben doorgegeven in de geselecteerde periode. Duidelijk is dat in het topseizoen meer waarnemingen worden doorgegeven.
In totaal hebben 77 verschillende personen in 2020 paddenstoelwaarnemingen doorgegeven.
Bekijken we het theoretisch aantal waarnemingen/waarnemer dan zien we hierin geen echt duidelijke relatie. Dit komt omdat het aantal waarnemingen duidelijk vertekend wordt door de waarnemingen van één persoon, die het grootste deel van de waarnemingen levert, met name mijzelf. Dit is duidelijk als je de top 10 van alle waarnemers bekijkt.
Een volgende grafiek geeft het aantal soorten weer per week dat is doorgegeven. Hier wordt rekening gehouden met alle soorten, zijnde ook de gecombineerde soorten zoals paddenstoel onbekend, asco onbekend, russula, melkzwam, … zonder tot op specifiek soortniveau te gaan.
Ook de foutief ingegeven soorten worden meegenomen (fouten veelal te wijten door determinatie met de App Obsindentify, welke voor paddenstoelen slechts deels correct werkt).
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
Aantal waarnemers Het Leen 2020
0 5 10 15 20 25 30
Aantal
waarnemingen/waarnemer
waarnemer aantal waarnemingen chris bruggeman 1247waarnemer 2 96
waarnemer 3 79
waarnemer 4 57
waarnemer 5 57
waarnemer 6 55
waarnemer 7 51
waarnemer 8 42
waarnemer 9 38
waarnemer 10 38
24 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
In totaal komen we zo voor 2020 aan 445 verschillende soorten. Effectief zijn er 354 soorten met grote zekerheid waargenomen.
De top 20 van meest doorgegeven soorten is als volgt:
Soort Aantal waarnemingen Aantal exemplaren
Porseleinzwam 44 138
Vliegenzwam 40 46
Gele korstzwam 38 47
Gele aardappelbovist 37 62
Nevelzwam 34 82
Gewone zwavelkop 32 42
Gewoon elfenbankje 32 32
Paarse korstzwam 30 31
Amethistzwam 27 35
Geweizwam 24 43
Parelamaniet 24 27
Geschubde inktzwam 24 74
Echte tonderzwam 24 24
Helmmycena 22 22
Botercollybia 22 51
Berkenzwam 21 58
Oranjegeel trechtertje 20 20
Waaiertje 20 76
Geelwitte russula 19 19
Gewoon donsvoetje 19 24
0 20 40 60 80 100 120 140 160
Aantal soorten Het Leen 2020
25 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Tot slot nog twee grafieken, met uitsluitend mijn waarnemingen uit Het Leen. Deze tonen aan dat de intensiteit van de inventarisatie wel degelijk een invloed hebben op het eindresultaat.
Als we een analyse maken van de soorten die gevonden werden in 2020 kunnen we volgende aantallen noteren per groep:
Basidiomycota 300
Ascomycota 47
Myxomycota 7
Verdeling per functionele groep (dit wil zeggen aan welk substraat hun levenswijze verbonden is) is te zien in onderstaande grafiek. Deze verdeling in Het Leen is quasi niet afwijkend van hetgeen we vaststellen in ons gehele werkingsgebied.
0 50 100 150 200 250
Aantal waarnemingen Chris
0 20 40 60 80 100 120 140
Aantal soorten Chris
26 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Tot slot nog enkele opvallende soorten gevonden in 2020 (nog niet eerder vermeld in het tijdschrift.
Biefstukzwam
Enkele mooie exemplaren aanwezig op de vele stapels hout
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45
Sh St Em Pn Sk Pb Am Sc
Indeling volgens functionele groep in %
2020 Het Leen
27 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Rietwieltje
Een taailing te vinden op afgestorven rietstengels. Door goed te zoeken in rietvegetaties te vinden en dan soms massaal.
Bleke oesterzwam
Groeit in groepen op dood hout. Meestal vroeger in het seizoen aan te treffen.
28 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Franjeporiezwam
Op het eerste zicht een gewone houtzwam, maar gekenmerkt door de franjes op de hoedrand.
Roodplaathoutzwam
In tegenstelling met de roodporiehoutzwam
met plaatjes ipv gaatjes. Bovenzijde is ook veel roder van kleur.
29 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
De landwantsen van Het Leen
Chris Bruggeman
In 2020 werd een extra inspanning geleverd naar het voorkomen van snavelinsecten - Hemiptera (wantsen, cicaden, bladluizen) voor de vernieuwde inventaris van Het Leen.
Zo zijn er tot op heden 110 soorten extra toe te voegen ten opzichte van de inventaris van 2010.
Diverse waarnemers deden onderzoek naar deze soortgroep. Bij de landwantsen waren het vooral Chris Bruggeman, Roeland Lievens en André Braeckman die heel wat extra soorten aanleverden. Bij de cicaden heeft Koen Lock vele nieuwe soorten op naam gebracht, evenals enkele wantsensoorten en plantenluizen.
We gaan in dit artikel iets dieper in op de landwantsen.
Recente nieuwkomers in Vlaanderen bij de schildwantsen
Soort Jaar eerste
waarneming België
Jaar sterke opmars in Vlaanderen
Jaar eerste vondst in Het Leen
Knoopkruidschildwants 2007 2014 2020
Kleefkruidschildwants 2006 2018 2020
Bonte
dennenschildwants
2017 2018 2020
Zuidelijke schildwants <2005 2010 2020
Bloedpootschildwants 2010 2018 2020
Grauwe schildwants <2005 2010 2019
0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
wantsen en cicaden wantsen cicaden plantenluizen
Evolutie aantal Hemiptera in de inventaris
2020 2010
30 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Knoopkruidschildwants Kleefkruidschildwants
Bonte dennenschildwants Zuidelijke schildwants
31 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Ecolgische voorkeur bij de landwantsen
Iedere soort wants heeft een eigen habitat waar hij zich het best thuis voelt. De habitat moet altijd voldoen aan de eisen en toleranties, die de bepaalde diersoort stelt aan zijn omgeving, om te kunnen leven en zich voort te planten. Deze eisen en toleranties betreffen zowel abiotische factoren (=
factoren van niet-biologische oorsprong b.v. temperatuur, licht, bodemgesteldheid, (lucht)vochtigheid), als ook biotische factoren (factoren van biologische oorsprong, b.v.
aanwezige vegetatie, concurrentie door soortgenoten, concurrentie door andere soorten, aanwezigheid van prooidieren, aanwezigheid van roofdieren).
Van de 96 soorten landwantsen die in het Leen voorkomen is de ecologische voorkeur bepaald.
Bloedpootschildwants Grauwe schildwants
0 10 20 30 40
grasland bosrand bosgebied cultuurvolger
Landwantsen - ecologische
voorkeur
32 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
De meeste wantsen in Het Leen houden van matig vochtige habitats, zowel graslanden, als bosranden, als bos. De meeste soorten zijn te vinden in graslanden, die daarnaast kruidenrijk zijn.
0 10 20 30 40 50 60 70
matig vochtig droog vochtig
Landwantsen - ecologische voorkeur
0 5 10 15 20 25 30
Landwantsen - ecologische voorkeur
33 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
De meeste wantsen leven dus in kruidenrijke vegetaties, die zowel kunnen voorkomen in graslanden, maar ook in de bosranden. Iets minder soorten zijn bijna uitsluitend te vinden in bomen en struiken. Een aantal soorten leven uitsluitend in de bodem, waar ze vooral leven van zaden en één soort is bijna uitsluitend te vinden in gebouwen (met name de maskerwants).
De meeste soorten zijn te vinden op verschillende bomen, struiken en kruiden. Een vierde van alle soorten leeft monofaag en is uitsluitend te vinden op één bepaalde waardplant.
Ook brandnetelvegetaties zijn zeer rijk aan wantsensoorten. En bepaalde soorten leven uitsluitend op besdragende struiken (vuilboom, lijsterbes, meidoorn, braam) waar ze zich tegoed doen aan de vruchten.
0 5 10 15 20 25 30 35 40
kruiden bomen en struiken
grassen bodem polyfaag gebouwen
Habitat landwantsen
0 5 10 15 20 25 30
Specifieke vindplaatsen wantsen
34 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Voedselvoorkeur
De meeste soorten leven fytofaag, dit wil zeggen dat ze hoofdzakelijk leven van plantensappen. Daarnaast zijn er een aantal soorten die zoöfytofaag leven.
Deze soorten leven naast plantensappen ook van dierlijke organismen, die ze uitzuigen, dit kunnen zowel bladluizen zijn, maar ook keverlarven.
En een beperkt gedeelte leeft uitsluitend zoöfaag, dus uitsluitend van dierlijk voedsel.
Wantsen kunnen overwinteren in alle levensstadia, echter de meeste wantsen die we vinden in Het Leen overwinteren als adult in de strooisellaag of in graspollen. Daarnaast gaan ook een groot aantal soorten overwinteren in het eistadium. Uitzonderlijk overwinteren ze in het larve-stadium, wat het geval is met de zeer algemene roodpootschildwants. En sommige soorten kunnen in elk stadium overwinteren, dit is het geval met de bruine moswants.
0 10 20 30 40 50 60
Fytofaag Zoöfytofaag Zoöfaag
Landwantsen - voedselvoorkeur
0 10 20 30 40 50 60
adult ei larve, adult alle stadia larve
Landwantsen - overwinteringswijze
35 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Zeldzaamheid
De meeste landwantsen die voorkomen in Het Leen zijn zeer algemene soorten, daarnaast zijn er ook algemene en vrij algemene soorten aanwezig. Slechts 4 soorten zijn zeldzaam of zeer zeldzaam te noemen. Hierbij zijn er twee soorten schildwantsen die aan uitbreiding toe zijn en waarvan de status wellicht gewijzigd zal worden, met name de Bonte dennenschildwants en de Kleefkruidschildwants. De soort die als zeer zeldzaam staat gecatalogeerd is de Braamblindwants, waarvan er tot op heden slechts 6 waarnemingen zijn uit België, waarvan twee in Vlaanderen, waarbij de waarneming uit Het Leen.
0 10 20 30 40 50 60
ZA A VA G Z ZZ
Zeldzaamheid landwantsen
Braamschildwants
36 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
De actuele lijst van alle tot op heden waargenomen landwantsen van Het Leen
Acanthosomatidae Kielwantsen
Acanthosoma haemorrhoidale (Linnaeus,
1758) meidoornkielwants
Cyphostethus tristriatus (Fabricius, 1787) jeneverbeskielwants
Elasmostethus interstinctus (Linnaeus, 1758) berkenkielwants
Elasmucha grisea (Linnaeus, 1758) gewone kielwants
Anthocoridae Bloemwantsen
Orius minutus (Linnaeus, 1758)
Orius niger (Wolff, 1811)
Xylocoris cursitans (Fallén, 1807)
Cydnidae Graafwantsen Tritomegas bicolor (Linnaeus, 1758) dovenetelgraafwants Scutelleridae Pantserwantsen Eurygaster testudinaria Geoffroy, 1785 gewone pantserwants
Pentatomidae Schildwantsen
Aelia acuminata (Linnaeus, 1758) mijterschildwants
Arma custos (Fabricius, 1794) snuitkeverschildwants
Carpocoris purpureipennis (De Geer, 1773) knoopkruidschildwants
Dolycoris baccarum (Linnaeus, 1758) bessenschildwants
Dyroderes umbraculatus (Fabricius, 1775) kleefkruidschildwants
Eurydema oleracea (Linnaeus, 1758) koolschildwants
Eysarcoris venustissimus (Schrank,1776) andoornschildwants
Graphosoma italicum (O.F. Müller, 1766) pyjamaschildwants
Holcogaster fibulata (Germar, 1831) bonte dennenschildwants
Palomena prasina (Linnaeus, 1761) groene schildwants
Pentatoma rufipes (Linnaeus, 1758) roodpootschildwants
Peribalus strictus (Fabricius, 1803) zuidelijke schildwants
Picromerus bidens (Linnaeus, 1758) tweetandschildwants
Pinthaeus sanguinipes (Fabricius, 1781) bloedpootschildwants
Podops inuncta (Fabricius, 1775) haakjesschildwants
Rhaphigaster nebulosa (Poda, 1761) grauwe schildwants
Troilus luridus (Fabricius, 1775) buikspitsschildwants
Zicrona caerulea (Linnaeus, 1758) blauwe schildwants
Nabidae Sikkelwantsen
Himacerus apterus (Fabricius, 1798) boomsikkelwants
Himacerus mirmicoides (O. Costa, 1834) miersikkelwants
Nabis ferus (Linnaeus, 1758) veldsikkelwants
Nabis limbatus Dahlbom, 1851 moerassikkelwants
Nabis pseudoferus Remane, 1949 valse veldsikkelwants
Coreidae Randwantsen Coreus marginatus (Linnaeus, 1758) zuringrandwants
Coriomeris denticulatus (Scopoli, 1763) bruine getande randwants
Gonocerus acuteangulatus (Goeze, 1778) smalle randwants
Tingidae Netwantsen Dictyla humuli (Fabricius, 1794) smeerwortelnetwants
Physatocheila smreczynskii China, 1952 lijsterbesnetwants
Stephanitis takeyai Drake & Maa, 1955 rotsheidenetwants
Tingis ampliata (Herrich-Schäffer, 1838) akkerdistelnetwants
Lygaeidae Bodemwantsen
Aphanus rolandri (Linnaeus, 1758) Rolanders rookwants
Cymus melanocephalus Fieber, 1861 zwartkopcymus
Drymus brunneus (R.F. Sahlberg, 1848) bruine moswants
37 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Heterogaster urticae (Fabricius, 1775) netelringpoot
Kleidocerys resedae (Panzer, 1797) berkensmalsnuit
Nysius senecionis (Schilling, 1829) kruiskruidnysius
Oxycarenus modestus (Fallén, 1829) elzenpropjeswants
Peritrechus geniculatus (Hahn, 1832) sombere dartelwants
Rhyparochromus vulgaris (Schilling, 1829) gewone rookwants
Scolopostethus affinis (Schilling, 1829) kortvleugelige zaagpoot
Scolopostethus decoratus (Hahn, 1833) kleurrijke zaagpoot
Microphysidae Korstmoswantsen
Loricula bipunctata (Perris, 1857)
Miridae Blindwantsen
Adelphocoris lineolatus (Goeze, 1778) luzernesierblindwants
Adelphocoris quadripunctatus (Fabricius,
1794) vierpuntsierblindwants
Blepharidopterus angulatus (Fallén, 1807) zwartknieblindwants
Bryocoris pteridis (Fallén, 1807)
donkerkoppige varenblindwants
Campyloneura virgula (Herrich-Schäffer,
1835) bonte geelschild
Capsus ater (Linnaeus, 1758) zwarte capsus
Closterotomus fulvomaculatus (De Geer,
1773) bruine prachtblindwants
Closterotomus norwegicus (Gmelin, 1790) aardappelprachtblindwants
Deraeocoris flavilinea (A. Costa, 1862) esdoornhalsbandwants
Deraeocoris lutescens (Schilling, 1837) loofboomhalsbandwants
Deraeocoris ruber (Linnaeus, 1758) rode halsbandwants
Dicyphus epilobii Reuter, 1883
harig-
wilgenroosjebochelwants
Dicyphus errans (Wolff, 1804) zwervende bochelwants
Dryophilocoris flavoquadrimaculatus (De
Geer, 1773) gele viervlekwants
Grypocoris sexguttatus (Fabricius, 1777) zesvlekprachtblindwants
Harpocera thoracica (Fallén, 1807) voorjaarseikenblindwants
Heterotoma planicornis (Pallas, 1772) slanke diksprietblindwants
Leptopterna dolabrata (Linnaeus, 1758) grote bonte graswants
Liocoris tripustulatus (Fabricius, 1781) brandnetelblindwants
Lygocoris pabulinus (Linnaeus, 1761) groene appelschaduwwants
Lygus pratensis (Linnaeus, 1758) weideschaduwwants
Lygus rugulipennis Poppius, 1911 behaarde wants
Macrolophus rubi Woodroffe, 1957 braamblindwants
Malacocoris chlorizans (Panzer, 1794) groenstippelblindwants
Miris striatus (Linnaeus, 1758) geribde prachtblindwants
Notostira elongata (Geoffroy, 1785) bruine graswants
Orthops campestris (Linnaeus, 1758) groene dwergschaduwwants
Pantilius tunicatus (Fabricius, 1781) stippelblindwants
Phylus coryli (Linnaeus, 1758) hazelaarbleekpoot
Pinalitus cervinus (Herrich-Schäffer, 1841) lindeboswants Plagiognathus arbustorum (Fabricius, 1794) streepdijblindwants Rhabdomiris striatellus (Fabricius, 1794) gestreepte eikenblindwants
Stenodema calcarata (Fallén, 1807) tweedoornsmallijf
38 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
Stenodema laevigata (Linnaeus, 1758) gewone smallijf
Stenotus binotatus (Fabricius, 1794) grasbloemwants
Trigonotylus caelestialium (Kirkaldy, 1902) rijstwigkop
Pyrrhocoridae Vuurwantsen Pyrrhocoris apterus (Linnaeus, 1758) vuurwants
Rhopalidae Glasvleugelwantsen
Corizus hyoscyami (Linnaeus, 1758) kaneelglasvleugelwants
Myrmus miriformis (Fallén, 1807)
kleine slanke glasvleugelwants
Rhopalus subrufus (Gmelin, 1790) geblokte glasvleugelwants
Stictopleurus abutilon (Rossi, 1790) brilglasvleugelwants
Stictopleurus punctatonervosus (Goeze, 1778) grijze glasvleugelwants
Berytidae Steltwantsen Berytinus hirticornis haarsprietsteltwants
Metatropis rufescens heksenkruidsteltwants
De Koperwiek, wintervogel van 2020-2021?
Chris Bruggeman
In de voorbije winterperiode (winter 2020-2021) waren er opvallend veel Koperwieken (Turdus iliacus) aanwezig in het Meetjesland. Je kon hem bijna overal tegenkomen tijdens een
natuurwandeling.
De koperwiek is een vogel uit het Hoge Noorden, die tijdens de winter zuidelijker streken opzoekt, om te kunnen overleven. De aantallen koperwieken schommelen sterk van jaar tot jaar en zijn afhankelijk van de weersomstandigheden in hun broedgebieden en het voedselaanbod.
Ze overwinteren vanaf Denemarken, Nederland tot in het Zuiden van Spanje en deels ook in noordelijk Afrika.
Geel = broedgebied; groen = doortrek; blauw = overwinteringsgebied
De koperwiek heeft de grootte van een zanglijster en kan er op het eerste zicht mee verward worden. Hij wordt gekenmerkt door een opvallend witte wenkbrauwstreep en witte mondstreep,
39 Natuurhistorisch tijdschrift Natuurpunt Meetjesland Jaargang 20 – Nummer 1 –Voorjaar 2021
de roestrode flanken en de roestrode ondervleugel (aan dit kenmerk heeft de soort haar naam te danken).
Foto: Bart Schuermans
Leeft in de zomer in zijn broedgebied vooral van talrijke ongewervelden en wormen. In de winter schakelt hij over op bessen en fruit en is dan vooral te vinden in de buurt van besdragende struiken, maar ook in graslanden op zoek naar wormen.
De koperwiek staat op de Rode lijst van de IUCN als bijna bedreigd (Near Threatened). De Europese populatie wordt geschat op 13.200.000-20.100.000 paren, dit zou ongeveer 40% van de wereldpopulatie zijn. De rest vinden we in Siberië. De populatie is sinds 1980 met ongeveer 30% gedaald. Het broedareaal is volgens de recente Europese broedvogelatlas met ongeveer 7%
afgenomen, en dit is vooral te wijten aan de klimaatopwarming. De gemiddelde ideale temperatuur in de broedperiode bedraagt 10°C en deze temperatuursgrens schuift op naar het noorden.
Het geschatte aantal broedparen in 2015 volgens Bird Life Europees Rusland 10.000000-15.000000
Finland 1.300000-1.800000 Noorwegen 1.000000-1.500000
Zweden 510000-1.190000
Ijsland 100000-200000
Estland 100000-150000