• No results found

Regels. bestemmingsplan Bentinckspark, deelplan Kalkoven 2009

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Regels. bestemmingsplan Bentinckspark, deelplan Kalkoven 2009"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Regels

(2)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan bestemmingsplan Bentinckspark, deelplan Kalkoven 2009 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20087016002-VG01;

1.3 aanbouw

een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.7 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;

(3)

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

(4)

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 dwarskap:

een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;

1.23 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.24 erf:

de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, hieronder mede begrepen een carport;

1.26 geluidbelasting vanwege een weg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.27 halfvrijstaande woningen:

blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.28 hogere (geluidsgrens)waarde:

een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.30 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.31 peil:

1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander

(5)

vast punt in de omgeving;

2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.32 overbouwing:

een situatie gemeten vanaf de eerste verdiepingsvloer, waarbij een bouwdeel (voor-)uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel;

1.33 perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.34 plankaart:

de plankaart van het bestemmingsplan “Bentinckspark, deelplan Kalkoven 2009” met bijbehorend renvooi, bestaande uit één blad met het bladnummer 1/1, waarop de bestemmingen van de in het bestemmingsplan begrepen gronden zijn aangewezen;

1.35 platdak:

horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;

1.36 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.37 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder cq. het Besluit geluidhinder;

1.38 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens.

(6)

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.3 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk.

(7)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen;

b. voet- en fietspaden;

c. water;

d. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

e. gebouwen (onderhoudsgebouwen);

f. verhardingen;

g. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;

h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag.

3.2 Bouwregels 3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

a. de in lid 3.1 sub g genoemde gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, mits:

1. de hoogte niet meer dan 2 meter bedraagt;

2. de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m².

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hier niet onder begrepen, gelden de volgende bepalingen:

a. de hoogte van de in lid 3.1 sub h (afvalopslag) genoemde bouwwerken mag, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedragen;

b. de bruto-oppervlakte van de in lid 3.1 sub h (afvalopslag) genoemde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 15 m² bedragen;

c. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals genoemd onder lid 3.1 sub h (afvalopslag), mag niet meer dan 3 meter bedragen.

3.2.3 Lichtmasten

a. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 7,50 meter bedragen.

(8)

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. gezondheidszorg;

b. welzijnsinstelling;

c. zorginstelling;

d. dienstverlening;

e. praktijkruimte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte uitgesloten", geen praktijkruimtes zijn toegestaan;

f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - muur", erfafscheiding dan wel buitenmuur als stedenbouwkundig dragend element;

met daarbij behorende:

g. gebouwen;

h. bijgebouwen;

i. wegen en paden;

j. parkeervoorzieningen, met een minimum van 36 parkeerplaatsen voor motorvoertuigen;

k. groenvoorzieningen;

l. nutsdoeleinden;

m. geluidwerende voorzieningen;

n. tuinen, erven en terreinen;

o. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels 4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen gelden:

a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b. de gebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de plankaart en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, en de daarbij behorende categorie(n), aantal bouwlagen, dakhelling, en maatvoering, te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld:

Bouwaanduiding Aantal bouwlagen Goothoogte (m) Bouwhoogte (m) max

sba-1 2 - 9,50

c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsdoeleinden mag niet meer dan 25 m² bedragen.

4.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen, gelden de volgende bepalingen:

a. de hoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;

b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 60 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;

c. de bijgebouwen dienen achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

(9)

a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;

b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - muur", mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen;

c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming , zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a. zelfstandige bewoning van bijgebouwen.

(10)

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. tuinen;

b. toegangspaden, parkeervoorzieningen, balkons, toegangsportalen en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;

c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overbouwing", voor een overbouwing ten behoeve van woonfunctie, waarbij het betreffende bouwdeel ten opzichte van de voorgevel over de tuin is gesitueerd.;

met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende:

d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen;

e. andere werken.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers, overbouwingen en toegangsportalen.

5.2.2 Erkers bij woningen

Binnen deze bestemming zijn overbouwingen bij woningen over de volle breedte van de voorgevel toegestaan alsmede toegangsportalen en erkers bij woningen met een maximale diepte van 2 meter en over maximaal de 1/2 van de breedte van de voor- en/of zijgevel van het bijbehorende hoofdgebouw toegestaan, mits de hoogte daarvan ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw en de hoogte van de overbouwing niet minder dan 3 meter en niet meer dan 9 meter bedraagt.

5.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte:

a. maximaal 1 meter mag bedragen; of

b. maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

(11)

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegverkeer;

b. voet- en rijwielpaden;

c. groenvoorzieningen;

d. parkeren;

met daaraan ondergeschikt:

e. nutsvoorzieningen;

f. geluidwerende voorzieningen;

g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;

h. gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes.

6.2 Bouwregels 6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen:

a. zoals genoemd onder 6.1 sub e gelden de volgende bepalingen:

1. de hoogte mag niet meer dan 2 meter bedragen;

2. de bruto-oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen;

b. zoals genoemd onder 6.1 sub h, gelden de volgende bepalingen 1. de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;

2. de oppervlakte mag niet meer dan 10 m² bedragen.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. de hoogte van de in lid 6.1 sub g genoemde bouwwerken mag, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedragen;

b. de bruto-oppervlakte van de in lid 6.1 sub g genoemde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 15 m² bedragen;

c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals genoemd onder lid 6.1 sub g en anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 2 meter bedragen.

(12)

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - muur", erfafscheiding dan wel buitenmuur als stedenbouwkundig dragend element;

met de daarbijbehorende:

c. gebouwen;

d. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;

e. wegen en paden;

f. parkeervoorzieningen, met inachtneming van een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning, waarvan 1 parkeerplaats op eigen terrein;

g. groenvoorzieningen;

h. nutsdoeleinden;

i. tuinen, erven en terreinen;

j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende bepalingen gelden:

a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b. de hoofdgebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de plankaart en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, en de daarbij behorende woningtype, aantal bouwlagen, kapvorm en maatvoering te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld, met dien verstande dat:

1. ter plaatse van de aanduiding "kap", tevens een kap kan worden toegepast met een dakhelling van minimaal 35° en maximaal 55°;

2. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal woningen", het aantal hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan het op de plankaart aangegeven aantal;

bouw- aanduiding

woning type* aantal bouwlagen goothoogte (m) bouwhoogte (m)

dakhelling (o) kapvorm

**

min max min max min max min max

sba-1 vrij 2 3 - - 6 1 0 - - P

sba-2 tae en vrij 2 3 - - 6 1 0 - - P

Woningtype* Kapvorm **

tae twee-aan-een P plat dak

vrij vrijstaand

c. de afstand van het hoofdgebouw tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 2 meter te bedragen;

d. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt met betrekking tot de bouwaanduiding sba-2 dat de uiterlijke verschijningsvorm van een twee-aan-een en vrijstaand gelijk moet zijn.

7.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden:

a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 60 m²

(13)

bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;

b. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding sba-2 in geval een vrijstaande woning wordt gebouwd, twee bijgebouwen worden gerealiseerd met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 120 m2 met dien verstande dat:

1. aan weerszijden van het hoofdgebouw een bijgebouw wordt gebouwd;

2. beide bijgebouwen aan de wegzijde worden gesitueerd;

3. ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;

c. de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouwen te worden gebouwd, carports hiervan uitgesloten;

d. een bijgebouw dient te worden uitgevoerd met een plat dak;

e. de maximale hoogte van een bijgebouw mag 3.50 meter bedragen.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte:

a. maximaal 1 meter bedragen; of

b. maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid; en

e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

a. Tot een strijdig gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag,

(14)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

(15)

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Het is verboden, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.

Het is verboden , zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend.

(16)

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 geluidzone - industrie 50 dB(A)

10.1.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie 50 dB(A)" zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op geluidsgevoelige objecten.

10.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie 50 dB(A)" dat een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, slechts mag worden gebouwd indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;

10.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig van de gronden, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie 50 dB(A)", in ieder geval gerekend het gebruik van niet -geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

10.2 luchtvaartverkeerzone

10.2.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding "luchtvaartverkeerzone" zijn de gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai op geluidsgevoelige objecten.

10.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding "luchtvaartverkeerzone" dat het bouwen van geluidsgevoelige objecten niet is toegestaan.

10.2.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 en toestaan dat nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd overeenkomstig de bepalingen van de ter plaatse gelden bestemming(en), mits:

a. een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing wordt opgevuld;

b. deze ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;

c. deze zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing.

10.2.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt ter plaatse van de aanduiding "luchtvaartverkeerzone", in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

(17)

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;

c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter ;

d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter ;

e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:

1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt;

2. de hoogte niet meer dan 0,5 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;

f. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:

1. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;

2. de bruto oppervlakte niet meer dan 15 m2 bedraagt;

3. niet gesitueerd in het openbaar gebied;

g. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:

1. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1 meter bedraagt;

2. de bruto oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst.

(18)

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en de aanduiding "luchtvaartverkeerzone" en/of de aanduiding "geluidzone - industrie 50 dB(A)" te wijzigen, in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

(19)

Artikel 13 Overige regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

(20)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.3 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 4.3, 5.3, 7.4, 9, 10.1.3, en 10.2.4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.

(21)

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'bestemmingsplan Bentinckspark, deelplan Kalkoven 2009' van de gemeente Hoogeveen.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 november.

De voorzitter, De griffier,

... ...

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de bouwonderdelen van gebouwen of bouwwerken, niet zijnde vrije bouwwerken als bedoeld in de Woningwet, die niet zijn genoemd in de regels van dit bestemmingsplan, zoals

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan tot 3 meter hoog en hoger voor bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het

‘We bieden niet alleen zorg aan mensen die hier wonen, maar ook dagverzorging, kortdurende zorg voor mensen die bijvoorbeeld ontslagen zijn uit het ziekenhuis maar nog niet

Voor het productief maken van kennis voor permanente vernieuwing en verbetering van de beroepspraktijk en opleidingen zijn andere modellen en vormen van kennisontwikkeling

Het is van groot belang om met betrokkenen bij het leertraject overeenstemming te bereiken over de vraag: Wanneer is er voldoende vertrouwen dat de studenten in deze situaties en

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het

van de bestemmingsplanregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet