• No results found

De plaats van adjuvante chemotherapie bij het radicaal geopereerde niet-kleincellig longcarcinoom

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De plaats van adjuvante chemotherapie bij het radicaal geopereerde niet-kleincellig longcarcinoom"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De plaats van adjuvante chemo-

therapie bij het radicaal geopereerde niet-kleincellig longcarcinoom

Inleiding

Longkanker is de voornaamste doodsoorzaak van kankerpatiënten in de wereld. In 2003 werd in Nederland bij 9.014 patiënten de diagnose longkanker gesteld en overleden 8.862 patiënten aan deze ziekte.1

Ongeveer 85% van deze patiënten had een niet- kleincellig longcarcinoom (‘non small cell lung cancer’;

NSCLC). De prognose van patiënten met NSCLC wordt bepaald door het stadium van de aandoening en functioneringsscore ten tijde van de diagnose. In het Samenvatting

De overleving van patiënten na radicale resectie van een niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) stadium I-IIIA is helaas nog steeds beperkt. Vaak is er een lokaal recidief of zijn er metastasen op afstand. Er is veel klinisch wetenschappelijk onderzoek verricht naar de waarde van adjuvante chemotherapie bij patiënten met stadium I-IIIA NSCLC, die radicale resectie hebben ondergaan.

In dit artikel worden de belangrijkste gerando- miseerde studies en meta-analyses besproken.

Op basis van deze gegevens zijn verschillende richtlijnen gepubliceerd, zoals van de ‘American College of Chest Physicians’ (ACCP), de ‘National Comprehensive Cancer Network’ (NCCN) en de

‘American Society of Clinical Oncology’ (ASCO).

Klinische studies op het gebied van de adjuvante behandeling zijn gaande. Het onderzoek spitst zich niet alleen toe op de aard van de adjuvante behandeling, maar ook op de identificatie van predictieve factoren om patiënten te kunnen selecteren die het meest zullen profiteren van de adjuvante behandeling.

(Ned Tijdschr Oncol 2008;5:69-76)

Summary

The survival of patients with stage I-IIIA non small cell lung cancer (NSCLC) after complete resection is unfortunately still limited. In most patients, the cancer will relapse, often with systemic metastases. Many clinical trials have been performed analysing adjuvant chemotherapy in patients, after complete resection of NSCLC.

The most important randomized studies and meta analyses will be discussed in this article.

Based on these findings, guidelines of the American College of Chest Physicians (ACCP), the National Comprehensive Cancer Network (NCCN) and the American Society of Clinical Oncology (ASCO) were published. Many clinical trials concerning adjuvant treatment in patients after completely resected NSCLC are ongoing.

These trials focus not only on the adjuvant treatment modality, but also to identify predic- tive factors in order to select patients who will benefit most from the adjuvant treatment.

G.J.M. Herder en F.M.N.H. Schramel

adjuvante chemotherapie, niet-kleincellig longcarcinoom, NSCLC adjuvant chemotherapy, non small cell lung carcinoma, NSCLC A u t e u rs

Tre f w o o rd e n Ke y w o rd s

The indication of adjuvant chemotherapy after radical resected non small cell

lung carcinoma

(2)

verleden werd chirurgie lang gezien als de standaard- behandeling van patiënten met stadium I-IIIA NSCLC. Het doel van chirurgie is radicale verwijde- ring van de tumor en de aangetaste longkwab(ben) in combinatie met een radicale mediastinale lymf- klierdissectie.

Ongeveer 20% van de NSCLC-patiënten komt in aanmerking voor een operatie. De 5-jaarsoverleving van alle patiënten die kunnen worden geopereerd is minder dan 50%. De beste prognose hebben de patiënten met een tumor kleiner dan 2 cm zonder lymfo- of hematogene metastasering na radicale resectie, met een 5-jaarsoverleving van 77%.2 Na operatie ontstaan echter vaak recidieven met name op afstand, wat suggestief is voor het bestaan van micrometastasen bij het stellen van de diagnose. Het ligt daarom voor de hand om aan de operatie een systemische cytotoxische behandeling toe te voegen, om de micrometastasen adequaat te bestrijden. De combinatie van een operatie en chemotherapie ligt daarom voor de hand.

Na het verschijnen van de meta-analyse van de ‘Non Small Cell Lung Cancer Collaborative Group’

(NSCLCCG) in 1995 is duidelijk geworden dat adjuvante chemotherapie inderdaad een plaats kan hebben bij de verschillende stadia van NSCLC.3 Nadien zijn meerdere studies verricht die de waarde van adjuvante chemotherapie bij patiënten met NSCLC na radicale resectie hebben onderzocht, met zowel een negatief als een positief resultaat. Vooralsnog is er geen plaats voor postoperatieve radiotherapie bij patiënten met stadium I-II NSCLC na een radicale resectie. Bij patiënten met stadium IIIA NSCLC na een radicale resectie is postoperatieve radiotherapie controversieel, klinische studies zullen eerst moeten worden verricht en afgerond.4,5

Neoadjuvante chemotherapie staat ter discussie, de meta-analyse die gepubliceerd is in 2006 laat een overlevingsvoordeel zien met een hazard ratio van 0,82 (95% BI 0,69-0,97).6 Recent gerandomiseerd onderzoek laat echter geen overlevingsvoordeel zien.7 De selectie van patiënten (met name op stadium) lijkt een rol te spelen bij de resultaten.

In dit artikel wordt alleen het gebruik van adjuvante chemotherapie na radicale resectie van NSCLC be- sproken. Voor een overzicht van de besproken studies zie Tabel 1.

Studies met een negatief resultaat

In de ‘Adjuvant Lung Project Italy’ (ALPI)-studie werden 1.209 stadium I-IIIA NSCLC-patiënten na

een radicale resectie gerandomiseerd tussen wel en geen chemotherapie (3 cycli mitomycine, vindesine, cisplatine).8 Er werd geen verschil aangetoond in overleving of recidiefpercentage. Slechts eenderde van de patiënten in de adjuvante arm volbracht 3 chemotherapiekuren. In de ‘Big Lung Trial’ (BLT) werden 381 met stadium I-IIIA NSCLC-patiënten gerandomiseerd tussen al of niet 3 kuren cisplatine- bevattende chemotherapie voor of na operatie.9 Er kon geen overlevingsvoordeel worden aange- toond. Dertig procent van de patiënten had een graad 3-toxiciteit. In de ECOG 3590 werden 488 patiënten met NSCLC stadium II-IIIA gerandomi- seerd tussen postoperatieve radio- en chemoradio- therapie.10 Chemoradiotherapie resulteerde niet in een langere overleving of vermindering van lokaal regionaal recidief, ten opzichte van radiotherapie alleen.

Studies met een positief resultaat

In de ‘International Adjuvant Lung Trial’ (IALT)- studie werden 1.867 stadium I-III NSCLC-patiënten gerandomiseerd tussen wel een geen postoperatieve cisplatinebevattende chemotherapie.11 De 5-jaars- overleving nam in de adjuvante chemotherapiearm met 4,1% toe tot 44,5%, vergelijkbaar met de winst ten gevolge van adjuvante behandeling bij bij- voorbeeld mamma-, colon- of ovariumcarcinoom.

De JBR.10-studie van de ‘National Cancer Institute of Canada Clinical Trials Group’ (NCI-CTG) randomiseerde 482 patiënten met stadium IB-II NSCLC.12 De experimentele arm werd behandeld met 4 kuren cisplatine/vinorelbine na de operatie.

De mediane overleving in de experimentele arm nam met 21 maanden toe tot 94 maanden en de 5-jaarsoverleving nam met 15% toe. Er werd alleen een significant voordeel gezien bij stadium II NSCLC-patiënten (7 versus 20% 5-jaarsoverleving).

Bij patiënten ouder dan 65 jaar is ook een over- levingsvoordeel gevonden.13 Kosten-effectiviteits- analyse toonde aan dat adjuvante chemotherapie in deze setting in hoge mate kosteneffectief was, ten opzichte van alleen een chirurgische behandeling.14 De ‘Cancer and Leukemia Group B’ (CALGB) 9633-studie betrof een gerandomiseerde studie van 344 stadium IB NSCLC-patiënten die al of niet behandeld werden met carboplatine/paclitaxel na resectie.15 Deze studie werd voortijdig na een ge- plande interimanalyse beëindigd op basis van een significant overlevingsvoordeel in de experimentele arm. Na adjuvante chemotherapie bedroeg de T H E R A P I E A C T U E E L

(3)

4-jaarsoverleving 71 versus 59% zonder postoperatieve chemotherapie. Echter na een langere follow-up bleek er geen verschil meer te bestaan in 5-jaars- overleving tussen de beide armen.16 Doordat de studie echter voortijdig was beëindigd, is het onder- scheidingsvermogen dusdanig afgenomen dat kleine significante verschillen niet meer kunnen worden waargenomen.

In de ‘Adjuvant Navelbine International Trialist Association’ (ANITA)-studie konden meer dan 800 patiënten met stadium IB-IIIA NSCLC worden gerandomiseerd tussen wel en geen postoperatieve chemotherapie bestaande uit 4 kuren cisplatine/

vinorelbine. Na adjuvante chemotherapie bestond er een significant overlevingsvoordeel van 9% na 5 jaar.17 Bij subsetanalyse werd geen overlevingsvoor- deel gevonden voor stadium IB NSCLC-patiënten.

In Japan zijn enkele studies verricht met uracil/

tegafur (UFT) in de adjuvante setting. De ‘Japan Lung Cancer Research Group’ (JLCRG) toonde in een gerandomiseerde studie bij patiënten met stadium I (T1-2N0) adenocarcinoom van de long aan, dat de 5-jaarsoverleving met 11% toenam ten gevolge van een adjuvante behandeling met UFT na een radicale resectie.18

vinblastin 3 (elke 3 weken, 3 kuren)

IALT cisplatine 80-120 (elke 3 of 4 weken, 4 kuren) significant (4%, stadium I/II/III)) vinorelbine 30 (elke week tot laatste cisplatine)

vinblastine 4 (elke week tot 5 weken, dan elke 2 weken tot laatste cisplatine) etoposide 100 (dagelijks dag 1-3)

CALGB 9633 carboplatine AUC 6 (elke 3 weken, 4 kuren) significant na 4 jaar,

paclitaxel 200 (elke 3 weken, 4 kuren) 5-jaarsoverleving niet significant

JBR.10 cisplatine 50 (dag 1 en 8, elke 3 weken, 4 kuren) significant (13%, stadium II) vinorelbine 25 (elke week, 16 kuren)

BLT cisplatine 80 (elke 3 weken, 3 kuren) geen overlevingswinst

vindesine 3 (dag 1 en 8, 3 kuren)

mitomycine 6 (elke 3 weken, 3 kuren) ifosfamide 6 (elke 3 weken, 3 kuren) cisplatine 50 (elke 3 weken, 3 kuren)

mitomycine 6 (elke 3 weken, 3 kuren) vinblastine 6 (elke 3 weken, 3 kuren) cisplatine 50 (elke 3 weken, 3 kuren)

vinorelbine 30 (dag 1 en 8, 3 kuren) cisplatine 80 (elke 3 weken, 3 kuren)

ANITA cisplatine 100 (elke 4 weken, 4 kuren) significant (9%, stadium IB/II/IIIA), 30 (elke 4 weken, 4 kuren) geen voordeel voor stadium IB ALPI=’Adjuvant Lung Project Italy’, IALT=’International Adjuvant Lung Trial’, CALGB=‘Cancer and Leukemia Group B’, BLT=’Big Lung Trial’, en ANITA=’Adjuvant Navelbine International Trialist Association’.

(4)

Meta-analyses

In de meta-analyse van de NSCLCCG werden 14 fase III-studies geanalyseerd met in totaal 4.357 patiënten met een vroeg stadium NSCLC, die gerandomiseerd werden tussen chirurgie alleen en chirurgie met adjuvante chemotherapie.3 In 5 studies werden alkylerende cytostatica toegediend, wat leidde tot 15% toename van het sterfterisico in deze arm. De patiënten die met cisplatinebevattende chemotherapie in de adjuvante setting werden behandeld, hadden 13% vermindering van het sterfterisico, wat resulteerde in een absoluut voor- deel van chemotherapie van 5% na 5 jaar (p=0,08).

Het doel van de ‘Lung Adjuvant Cisplatin Evaluation’

(LACE) meta-analyse was om behandelstrategieën of patiëntengroepen te identificeren die meer winst hadden van de adjuvante chemotherapie.19Hiervoor werden de individuele patiëntendata van de 5 grootste studies (ALPI, ANITA, BLT, IALT en JBR.10) samengevoegd. Over het algemeen was er sprake van 11% vermindering van het sterfterisico na een behandeling met adjuvante chemotherapie.

Dit vertaalde zich in een absolute winst in 5-jaars- overleving van 4,2% in het voordeel van adjuvante chemotherapie. De winst in overleving varieerde per stadium. De meeste winst in overleving werd gezien bij patiënten met stadium II en III en in mindere mate bij patiënten met stadium IB NSCLC. Bij patiënten met stadium IA werd geen voordeel gezien van de adjuvante chemotherapie. Er werden geen verschillen waargenomen tussen de verschillende chemotherapieschema’s. Bij subanalyse naar leeftijd (jonger dan 65, 65-69 en ouder dan 70 jaar) bij cis- platinebevattende adjuvante chemotherapieregimes werd geen significant verschil gevonden.20

De NSCLCCG van de ‘Medical Research Council’

(MRC) voerde een meta-analyse uit van data van 8.147 individuele patiënten, afkomstig uit 30 geran- domiseerde studies betreffende adjuvante chemo- therapie na radicale resectie van NSCLC.21 Het merendeel van de studies gebruikte cisplatine- bevattende chemotherapie. In 8 studies werd geen cisplatine gebruikt, maar UFT. Er werd een significant overlevingsvoordeel waargenomen bij patiënten die behandeld werden met adjuvante chemotherapie, met een absolute winst in 5-jaarsoverleving van 4%.

Er werd geen verschil in effect gezien tussen de ver- schillende chemotherapieschema’s, leeftijd, geslacht of histologie. Er was een trend waarneembaar in het verschil van effectiviteit van adjuvante chemotherapie, afhankelijk van het stadium.

Richtlijnen

In 2007 zijn een drietal richtlijnen verschenen be- treffende de behandeling van NSCLC. De richtlijnen zijn afkomstig van de ‘American College of Chest Physicians’ (ACCP), de ‘National Comprehensive Cancer Network’ (NCCN) en de ‘American Society of Clinical Oncology’ (ASCO).22-25De ACCP-richt- lijn stelt dat patiënten na een radicale resectie van stadium IA-B NSCLC niet in aanmerking komen voor adjuvante chemotherapie, behalve eventueel in studieverband. De ASCO-richtlijn onderschrijft deze aanbeveling voor patiënten met stadium IA NSCLC.

Voor patiënten met stadium IB NSCLC nuanceert de ASCO de aanbeveling enigszins, door te stellen dat adjuvante chemotherapie bij stadium IB NSCLC-patiënten niet routinematig moet worden gebruikt. Deze aanbeveling is gebaseerd op de resultaten uit de CALGB 9633-studie en de meta- analyse van de MRC.15,21Met name de MRC-meta- analyse heeft een overlevingsvoordeel aangetoond bij stadium I NSCLC-patiënten na een radicale resectie, mogelijk ten gevolge van de positieve aziatische studies met UFT in deze patiëntengroep.

De NCCN-richtlijn geeft ruimte voor adjuvante chemotherapie bij radicaal geopereerde stadium IA NSCLC-patiënten, indien er sprake is van een verhoogd risico. Een verhoogd risico wordt ge- definieerd als de aanwezigheid van een slecht ge- differentieerde tumor, aanwijzingen voor vasculaire invasie door de tumor, wigexcisie of minimaal vrije resectieranden. Bij stadium IB NSCLC kan adjuvante chemotherapie worden overwogen. Bij positieve resectieranden wordt adjuvante chemo- therapie aanbevolen. Overigens valt de aanbeveling van de NCCN ten aanzien van stadium IB in categorie 3, wat betekent dat er grote onenigheid bestond ten aanzien van het feit of deze aanbeveling als dusdanig is aangewezen.

De 3 richtlijnen zijn unaniem wat betreft de aan- beveling van adjuvante chemotherapie na radicale resectie bij patiënten met stadium II NSCLC. Men adviseert cisplatinebevattende schema’s te gebruiken zonder alkylerende cytostatica. Slechts een kleine minderheid van de studies heeft carboplatine- bevattende schema’s gebruikt, zoals in de CALGB 9633-studie, die uiteindelijk geen significant over- levingsvoordeel door adjuvante chemotherapie liet zien. De ASCO-richtlijn ontmoedigt daarom het gebruik van carboplatinebevattende chemotherapie in de adjuvante setting.

In de LACE-meta-analyse werd een klein niet-signi- ficant overlevingsvoordeel gevonden bij de patiënten T H E R A P I E A C T U E E L

(5)

de maximaal berekende dosis vinorelbine. Het is overigens bekend dat het 4-wekelijkse cisplatine/

vinorelbineschema meer hematologische toxiciteit oplevert dan het 3-wekelijkse schema.

Indien NSCLC-patiënten na een operatie onverwacht (occulte) mediastinale ipsilaterale lymfkliermetastasen (N2; stadium IIIA) blijken te hebben, wordt het door de ACCP-richtlijn aanbevolen om deze na resectie te behandelen met adjuvante chemotherapie.

Een gecombineerde behandeling met chemo- en radiotherapie wordt afgeraden door de ACCP- richtlijn, tenzij in studieverband. De ASCO geeft dezelfde aanbeveling om cisplatinebevattende adju- vante chemotherapie na resectie bij stadium IIIA NSCLC-patiënten met ispilaterale occulte media- stinale lymkliermetastasen te gebruiken, wat met name gebaseerd wordt op de IALT- en ANITA- studie. De NCCN adviseert adjuvante chemotherapie en mediastinale radiotherapie bij patiënten met stadium IIIA NSCLC met occulte ipsilaterale mediastinale lymfkliermetasen en negatieve resectie- randen. Indien er positieve resectieranden na de operatie bestaan, wordt gelijktijdige chemoradiatie geadviseerd, gevolgd door chemotherapie.

De ASCO-richtlijn merkt op dat slechts 60-85%

van de patiënten de geplande dosis chemotherapie uiteindelijk heeft ontvangen in de adjuvante setting, en dat een behoorlijk aantal patiënten last heeft van graad 3-4 toxiciteit ten gevolge van de chemotherapie.

Leeftijd lijkt geen evidente contra-indicatie te zijn voor adjuvante chemotherapie, hoewel het aantal in studieverband behandelde patiënten ouder dan 75 jaar zeer laag is.

De positieve studies, zoals de IALT, ANITA, JBR.10 en in eerste instantie CALGB 9633, hebben er toe geleid dat adjuvante chemotherapie in toenemende mate word toegepast bij radicaal geopereerde NSCLC-patiënten.26 Retrospectief statusonderzoek in een tertiaire Canadese kliniek toonde na presentatie van de resultaten van de IALT-studie in 2003 al dat 31% van de patiënten werd verwezen voor adjuvante chemotherapie. Na presentatie van de resultaten uit de JBR.10 en CALGB 9633-studie in 2004, steeg het aantal verwijzingen naar 63%. Redenen om niet te verwijzen waren onder andere stadium IA, een negatief oordeel van de chirurg, weigering van

regime (67%).

Patiëntenselectie

Welke patiënt profiteert het meest van adjuvante chemotherapie? Deze vraag is moeilijk te beant- woorden. Uit de genoemde studies lijkt het stadium een belangrijke factor te zijn. Leeftijd kan daaren- tegen niet worden gebruikt als selectiecriterium.

Naar andere klinische factoren, zoals performance status, rookgedrag of comorbiditeit is weinig onder- zoek gedaan. Een handig hulpmiddel voor de be- handelend specialist om advies te geven op grond van klinische data is de website van Adjuvant!27Met behulp van dit programma is het mogelijk om een inschatting te maken van het risico op een recidief- carcinoom, dan wel kankergerelateerde sterfte zonder en met behandeling met adjuvante chemotherapie en de risico’s op toxiciteit ten gevolge van adjuvante chemotherapie.

Tot op heden is het pathologische stadium de enige prospectief gevalideerde prognostische en predictieve factor voor de praktijk. In toenemende mate wordt onderzoek gedaan naar de waarde van moleculaire markers als predictieve factoren voor respons op chemotherapie. KRAS-mutaties worden gevonden in 20-30% van de NSCLC-patiënten. Deze KRAS- mutaties zijn van predictieve waarde als het gaat om resistentie tegen chemotherapie. Bij 450 patiënten in de JBR.10-studie werd KRAS-mutatieanalyse verricht, waarvan bij 48 patiënten mutaties werden aangetoond. Deze patiënten hadden uiteindelijk geen voordeel van adjuvante chemotherapie met cisplatine/vinorelbine. Verhoogde expressie van het DNA-reparatiegen ERCC1 wordt geassocieerd met een cisplatineresistentie. In de IALT-studie konden 761 patiënten worden geanalyseerd wat betreft de expressie van dit gen. Patiënten met ERCC1- negatieve tumoren hadden meer baat bij adjuvante chemotherapie dan de patiënten waarbij dit gen wel tot expressie kwam.

18FDG-PET kan prognostische informatie verschaffen op basis van 18FDG-opname in de primaire tumor.28 Verschillende studies hebben laten zien dat overleving gecorreleerd is aan de mate van 18FDG-opname, uit- gedrukt als ‘standardized uptake value’ (SUV).28,29

(6)

De prognostische waarde van de maximale SUV in de primaire tumor neemt toe indien deze wordt gecombineerd met de grootte van de tumor.30Het is ook mogelijk met behulp van 18FDG-PET-respons op therapie te monitoren.31 18FDG-PET kan in de toekomst als een predictief instrument worden gebruikt in de adjuvante setting bij patiënten met NSCLC na radicale resectie.

Lopende studies

ECOG 1505 is een fase III gerandomiseerde studie van adjuvante chemotherapie met of zonder bevacizumab bij NSCLC-patiënten met stadium IB (tumor groter of gelijk aan 4 cm), die een complete resectie hebben ondergaan. De ‘Randomized Double-blind Trial in Adjuvant NSCLC with Tarceva’ (RADIANT)- studie is een multicenter dubbelblind gerandomi- seerde placebogecontroleerde studie, waarbij patiënten met een EGFR-mutatiepositieve NSCLC, die radicaal zijn geopereerd met of zonder adjuvante chemo- therapie, behandeld worden met erlotinib. De NVALT 8-studie bestaat uit 2 studies, A en B. NVALT 8A is een gerandomiseerde studie van patiënten met een radicaal geopereerd stadium IB-II NSCLC met een lage SUV (lager dan 7), die gerandomiseerd worden tussen wel en geen adjuvante chemotherapie. NVALT 8B heeft betrekking op patiënten met een SUV hoger dan 7, die naast adjuvante chemotherapie nog gerandomiseerd worden tussen wel en geen toe- diening van nadroparine. Meer informatie over lopende studies zijn onder andere te vinden op de website van de ‘Food and Drug Administration’

(FDA).32

Keuze van adjuvante chemotherapie

Resultaten van eerdere meta-analyses laten zien dat er

overlevingswinst is bij gebruik van platinabevattende adjuvante chemotherapie. Vooralsnog gaat de voor- keur uit naar cisplatine, waarbij de overleving gunstiger is ten opzichte van carboplatine. In de meeste studies was het de intentie om 3 à 4 kuren chemotherapie te geven.

Conclusie

Adjuvante chemotherapie bij patiënten met stadium II-IIIA NSCLC na radicale resectie kan als stan- daardbehandeling worden beschouwd op basis van gerandomiseerde studies en meta-analyses. De rol van adjuvante chemotherapie bij patiënten met stadium I NSCLC staat nog niet vast.

Patiëntenselectie is nodig om patiënten te kunnen identificeren die daadwerkelijk baat hebben bij deze aanvullende therapie. Selectie kan plaatsvinden op basis van biologische of moleculaire profielen van de patiënt. Wellicht neemt in de nabije toekomst de effectiviteit van de adjuvante systemische behande- ling toe door de combinatie van chemotherapie met de zogenoemde ‘targeted therapy’.

Referenties

1. Kennisnetwerk integrale kankercentra. www.IKCnet.nl (21 februari 2008).

2. Rami-Porta R, Ball D, Crowley J, Giroux DJ, Jett J, Travis WD, et al. The IASLC lung cancer staging project: Proposals for the revision of the T descriptors in the forthcoming (seventh) edition of the TNM classification for lung cancer. J Thorac Oncol 2007;2:593-602.

3. Non Small Cell Lung Cancer Collaborative Group. Chemo- therapy in non small cell lung cancer: A meta analysis using updated data on individual patients from 52 randomised clinical trials. BMJ 1995;311:899-909.

4. PORT Meta-analysis Trialists Group. Postoperative radio-

T H E R A P I E A C T U E E L

1. Adjuvante chemotherapie wordt geadviseerd bij patiënten met stadium II-IIIA NSCLC na radicale resectie.

2. Patiëntenselectie voor het bepalen van de juiste behandeling vindt plaats op basis van stadium.

3. Cisplatinebevattende chemotherapie is de eerste keuze voor het behandelen van patiënten met een radicaal geopereerd niet-kleincellig longcarcinoom.

Aanwijzingen voor de praktijk

(7)

Cancer 2005;471:81-3.

6. Burdett S, Stewart LA, Rydzewka L. A systematic review and meta-analysis of the literature: chemotherapy and surgery versus surgery alone in non-small cell lung cancer. J Thorac Ocol 2006;1:611-21.

7. Gilligan D, Nicolson M, Smith I, Groen H, Dalesio O, Goldstraw P, et al. Preoperative chemotherapy in patients with resectable non-small cell lung cancer: results of the MRC LU22/NVALT 2/EORTC 08012 multicentre randomised trial and update of systematic review. Lancet 2007;1:611-21.

8. Scagliotti GV, Fossati R, Torri V, Crino L, Giaccone G, Silvano G, et al. Randomized study of adjuvant chemotherapy for com- pletely resected stage I, II, IIIA non –small lung cancer. J Natl Cancer Inst 2003;95:1453-61.

9. Waller D, Peake MD, Stephens RJ, Gower NH, Millroy R, Parmar MK, et al. Chemotherapy for patients with non small cell lung cancer: the surgical setting of the Big Lung Trial. Eur J Cardiothorac Surg 2004;26:173-82.

10. Keller SM, Adak S, Wagner H, Herskovic A, Komaki R, Brooks BJ, et al. A randomized trial of postoperative adjuvant therapy in patinets with completely resected stage II or IIIA non-small-cell lung cancer. N Engl J Med 2000;343;1217-22.

11. International Adjuvant Lung Trial (IALT). Cisplatin-based adjuvant chemotherapy in patients with completely resected non small cell lung cancer. N Engl J Med 2004;22:351-60.

12. Winton T, Livingston R, Johnston D, Rigas J, Johnston M, Butts C, et al. Vinorelbine plus cisplatin versus observation in resected non small cell lung cancer. N Engl J Med 2005;

352:2589-97.

13. Pepe C, Hasan B, Winton TL, Seymour L, Graham B, Livingston RB, et al. Adjuvant vinorelbine and cisplatin in elderly patients: NCI of Canada and Intergroup study JBR.10.

J Clin Oncol 2007;25:1553-61.

14. Ng R, Hasan B, Mittman N, Florescu M, Sheperd FA, Ding K, et al. Economic analysis of NCIC CTG JBR.10: a randomized trial of adjuvant vinorelbine plus cisplatin compared with observation in early stage non small cell lung cancer. A report of the Working Group on Economic Analysis and the Lung Disease Site Group, NCI-CTG. J Clin Oncol 2007;25:2256-61.

15. Strauss GM, Herndon J, Maddaus MA, Johnstone DW, Johnson EA, Watson DM, et al. Randomized clinical trial of adjuvant chemotherapy with paclitaxel and carboplatin following resection in Stage IB Non-Small Cell Lung Cancer (NSCLC): Report of Cancer and Leukemia Group B (CALGB) Protocol 9633. J Clin Oncol 2004;22:621s.

16. Strauss GM, Herndon JE, Maddaus MA, Johnstone DW,

versus observation in patients with completely resected stage IB-IIIA non small cell lung cancer (Adjuvant Navelbine International Trialist Association (ANITA)): a randomised controlled trial. Lancet Oncol 2006;7:719-27.

18. Kato H, Ichinose Y, Ohta M, Hata E, Tsubora N, Tada H, et al.

A randomized trial of adjuvant chemotherapy with uracil- tegafur for adenocarcinoma of the lung. N Engl J Med 2004;

350:1713-21.

19. Pignon JP, Tribodet H, Scagliotti GV, Douillard JY, Shepherd FA, Stephens RJ, et al. Lung Adjuvant Cisplatin Evaluation (LACE): A pooled analysis of five randomized clinical trials including 4584 patients. J Clin Oncol 2006;24:366s.

20. Fruh M, Tribodet H, Pignon J, Winton T, Le Chevalier, Scagliotti GV, et al. A pooled analysis of the effect of age on adjuvant cisplatin-based chemotherapy for completely resected non small cell lung cancer (NSCLC). J Clin Oncol 2007;25:

A7553.

21. Stewart LA, Burdett S, Tierney JF, Pignon J. Surgery and adjuvant chemotherapy compared to surgery alone in non small cell lung cancer (NSCLC): a meta-analysis using indivi- dual patient data (IPD) from randomized clincial trials (RCT).

J Clin Oncol 2007;25:A7552.

22. Scott WJ, Howington J, Feigenberg S, Movsas B, Pisters K.

Treatment of non small cell lung cancer stage I and II. ACCP evidence-based clinical practice guidelines (2nd edition).

Chest 2007;132:234s-42s.

23. Robinson LA, Ruckdeschel JC, Wagner H, Stevens CW.

Treatment of non small cell lung cancer stage IIIA. ACCP evi- dence-based clinical practice guidelines (2nd edition). Chest 2007;132:243s-65s.

24. NCCN practice guidelines in Oncology. Version 2.2008.

09/17/2007.

25. Pisters KM, Evans WK, Azzoli CG, Kris MG, Smith CA, Desch CE, et al. Cancer Care Ontario and American Society of Clinical Oncology adjuvant chemotherapy and radiation therapy for stages I-IIIA resectabel non small cell lung cancer guideline. J Clin Oncol 2007;25:5506-18.

26. Kassam F, Shepherd FA, Johnston M, Visbal A, Feld R, Darling G, et al. Referral patterns for adjuvant chemotherapy in patients with completely resected non small cell lung cancer. J Thorac Oncol 2007;2:39-43.

27. Adjuvant! Online. Decision making tools for health care professionals. www.adjuvantonline.com (21 februari 2008).

28. Downey RJ, Akhurst T, Gonen M, Vincent A, Bains MS, Larson S, et al. Preoperative F-18 fluorodeoxyglucose-positron emission tomography maximal standardized uptake value

(8)

predicts survival after lung cancer resection. J Clin Oncol 2004;22:3255-60.

29. Sasaki R, Komaki R, Macapinlac H, Allen P, Forster K, Putman JB, et al. [18F]fluorodeoxyglucose uptake by positron emission tomography predicts outcome of non-small-cell lung cancer. J Clin Oncol 2005;23:1136-43.

30. Ahuja V, Coleman RE, Herndon J, Patz EF. The prognostic significance of fluorodeoxyglucose positron emission tomo- graphy imaging for patients with non small cell lung carcinoma.

Cancer 1998;83:918-24.

31. Hoekstra CJ, Paglianiti I, Hoekstra OS, Smit EF, Postmus PE, Teule GJ, et al. Monitoring response to therapy in cancer using [18F]-2-fluoro-2-deoxy-D-glucose and positron emission tomography: an overview of different analytical methods.

Eur J Nucl Med 2000;27:731-43.

32. ClinicalTrials.gov. A service of the U.S. National Institutes of Health. www.clinicaltrial.gov (21 februari 2008).

Ontvangen 25 januari 2008, geaccepteerd 15 februari 2008.

T H E R A P I E A C T U E E L

C o r r e s p o n d e n t i e a d r e s

Mw. dr. G.J.M. Herder, longarts Dhr. dr. F.M.N.H. Schramel, longarts

St. Antonius Ziekenhuis Afdeling Longziekten Postbus 2500 3430 EM Nieuwegein Tel.: 030 609 24 28

E-mailadres: f.schramel@antonius.net

Correspondentie graag richten aan dhr. dr. F.M.N.H. Schramel.

Belangenconflict: geen gemeld.

Financiële ondersteuning: geen gemeld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die verhouding tussen kritiese en spesifieke uitkomste word gebalanseer deur die "in tandem" (Olivier 1999:61) balans tussen die hoeveelheid of gewig van

Om aan het Varkensbesluit 1998 te voldoen (ver- groten vloeroppervlakte en deels dichte vloer) moet vaak een ingrijpende verbouwing plaatsvin- den, Niet alleen zal vaak de

Door de fracties in de raad wordt hiervoor als lid voorgedragen de heer P.ľ.H.. ten Haaf en als plaatsvervangend lid de

Anderzijds betekent het wel dat we van de 100 patiënten met stadium III ziekte er 95 voor niets met deze chemotherapie behandelen: 50 hadden deze chemotherapie niet nodig want zij

De huidige standaardbehandeling van stadium III niet-kleincellig longcarcinoom door middel van chemoradiatie gedurende 5 weken met een lage stralingsdosis per fractie is niet

Broeder van Liefde Stan Goetschalckx neemt het voor hen op en vergeet daarbij de inheemse jongeren niet. Ook zij verdienen een degelijke vorming en

Binnenkort heeft u een afspraak op de Breast Clinic voor de plaatsing van een clipje in de tumor in uw

Investigation of grow kinetics in non-small cell lung cancer in relation to bcl-2 oncogen expression.. Vermes I, Bergh FAJTM van den, Sluijs Veer G van der, Grose WFA, Olthuis FMFG