• No results found

De fi scale bepalingen in de programmawet van 27 december 2012

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De fi scale bepalingen in de programmawet van 27 december 2012"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 30-35

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ De fiscale bepalingen in de

programmawet van 27 december 2012 p. 6/ Btw – Nieuwe facturatieregels sinds

1 januari 2013

De fi scale bepalingen in de

programmawet van 27 december 2012

Twee weken na de wet van 13 december 2012 hou- dende fiscale en financiële bepalingen, werd nog een wet met fiscale wijzigingen goedgekeurd, de pro- grammawet van 27 december 2012 (BS 31 december 2012). Het meest opvallende aan deze wet is dat de wijzigingen die door de wet houdende diverse bepa- lingen van één jaar eerder (28 december 2011) waren aangebracht aan het belastingstelsel voor roerende inkomsten, grotendeels worden teruggedraaid.

Programmawet van 27 december 2012

De wet van 13 december 2012 houdende fi scale en fi nanciële bepalingen was de laatste wet ter uit- voering van het federale begrotingsakkoord voor 2012. De programmawet van 27 december 2012 is de eerste wet die het begrotingsakkoord voor 2013 uitvoert.

Wijzigingen door programmawet van 28 december 2011 teruggedraaid

De wet van 28  december 2011 houdende diverse bepalingen had de fi scale regels voor roerende in- komsten redelijk ingrijpend gewijzigd. Ten eerste werd het tarief van 15 %, dat van toepassing was op interesten en op sommige dividenden, verhoogd naar 21  %, behalve voor de niet-vrijgestelde inte- resten op spaarboekjes en de interesten van de zgn.

Leterme-staatsbon. Ten tweede werd de bijkomende heffi ng van 4 % op roerende inkomsten ingevoerd voor (sommige) dividenden en interesten boven een

grensbedrag (van 20 020 euro voor het inkomsten- jaar 2012). Tot slot werd het principe van de bevrij- dende roerende voorheffi ng afgeschaft en moesten dividenden en interesten in de regel weer aangege- ven worden in de aangifte personenbelasting.

Deze wijzigingen werden op veel kritiek onthaald en de implementatie ervan verliep moeizaam. Zo was er een ‘centraal aanspreekpunt’ aangekon- digd, waar banken moesten melden voor wie de bij- komende heffi ng was ingehouden, maar eind 2012 was deze instantie nog altijd niet opgericht.

De minister van Financiën liet afgelopen zomer in een interview weten dat hij zelf geen voorstander was van deze wijzigingen. Hij verklaarde dat de verplichting om de roerende inkomsten aan te ge- ven de verdere vereenvoudiging van de belasting- aangiftes doorkruiste (meer bepaald het systeem van ‘voorstel van vereenvoudigde aangifte’) en ook dat hij wel begrip had voor de waarde die sommige vermogenden hechten aan discretie. Hij beloofde op de zaak terug te komen en hij hoopte dat er een politieke meerderheid zou ontstaan om de regeling terug te draaien.1

Die politieke meerderheid kreeg hij op het einde van het jaar, bij de onderhandelingen over de be- groting 2013. De programmawet van 27 december 2012 draait de wijzigingen aan de roerende fi sca-

1 W. Vervenne, «Vanackere wil roerende voorheffi ng herzien», De Tijd (online), 30 augustus 2012.

(2)

liteit die de wet van 28  december 2011 houdende diverse bepalingen had ingevoerd terug. Tegelijk worden de tarieven van de roerende voorheffi ng vereenvoudigd, d.w.z. geharmoniseerd naar boven.

De fi scale regels voor roerende inkomsten

Tarieven roerende voorheffi ng

Het 21 %-tarief van de roerende voorheffi ng wordt afgeschaft. Voortaan is het tarief van de roerende voorheffi ng standaard 25 % (art. 269, 1° WIB 1992).

Dit tarief geldt voor :

– dividenden (afschaffi ng van de lagere roerende voorheffi ng voor AFV-aandelen);

– inkoopboni;

– interesten;

– diverse inkomsten bedoeld in 90, 5° tot 7°

WIB  1992 (onderverhuring of overdracht van huur en concessie van het recht om reclame- dragers of installaties voor mobiele telefonie te plaatsen; loten van effecten van leningen; verhu- ring van jacht-, vis- en vogelvangstrechten);

– de inkomsten uit de cessie of concessie van au- teursrechten e.d., boven het grensbedrag van (voor aanslagjaar 2014) 56 450,00 euro;

– diverse inkomsten uit vergoedingen voor ont- brekende coupon of voor ontbrekend lot, wan- neer de roerende voorheffi ng op de interesten en bedoelde loten zelf 25  % bedraagt (art. 269, 6°

WIB 1992).

Het tarief van de roerende voorheffi ng blijft (of wordt) 15 % voor :

– interesten op spaarboekjes voor zover die meer bedragen dan het per spaarboekje vrijgesteld bedrag van (voor aanslagjaar 2014) 1  880 euro (art. 269, 2° WIB 1992);

– interesten op de zgn. Leterme-staatsbons, dat zijn de staatsbons waarop tijdens de periode van 24 november 2011 tot 2 december 2011 is inge- schreven en die op 4 december 2011 zijn uitgege- ven (art. 534 WIB 1992);

– de als roerende inkomsten beschouwde inkom- sten uit de cessie of concessie van auteursrech- ten e.d., beneden het grensbedrag van (voor aanslagjaar 2014) 56  450,00 euro (art. 269, 4°

WIB 1992);

– dividenden van zgn. residentiële vastgoedbevaks (art. 269, 3° WIB 1992), dat zijn beleggings- vennootschappen die ten minste 80  % (vroeger 60  %) van hun activa beleggen in residentieel

vastgoed. Tot nu toe waren deze dividenden vrij- gesteld van roerende voorheffi ng2;

– diverse inkomsten uit vergoedingen voor ontbre- kende coupon of voor ontbrekend lot, wanneer de roerende voorheffi ng op de interesten en bedoelde loten zelf 15 % bedraagt (art. 269, 6° WIB 1992).

Het tarief van de roerende voorheffi ng blijft 10 % voor liquidatieboni (art. 269, 5° WIB 1992).

Inwerkingtreding : inkomsten toegekend of betaal- baar gesteld vanaf 1 januari 2013

Afschaffi ng bijkomende heffi ng op roerende inkomsten

De bijkomende heffi ng op roerende inkomsten wordt weer afgeschaft, zodat die uiteindelijk slechts één jaar van toepassing geweest zal zijn (afschaf- fi ng artikel 174/1 WIB 1992 en alle verwijzingen in andere artikels naar artikel 174/1 WIB 1992). Met de afschaffi ng van de bijkomende heffi ng heeft het centraal aanspreekpunt ook geen zin meer. Het zal dus niet worden opgericht.

Inwerkingtreding : inkomsten die worden toege- kend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013

Voor het inkomstenjaar 2012 is de heffi ng wel nog van toepassing. Daarom worden, enkel voor de inkomsten die werden toegekend of betaalbaar gesteld in 2012, de tweede en derde paragraaf van artikel 174/1 WIB 1992 nog gewijzigd. Deze wijzi- ging behelst o.a. de mogelijkheid voor belasting- plichtigen om tot 31 december 2012 alsnog de bij- komende heffi ng te laten inhouden op inkomsten die ze al eerder in 2012 hadden ontvangen.

Inwerkingtreding : inkomsten die worden toege- kend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012

Merk op dat de programmawet ook enkele wijzigin- gen terugdraait die nog maar net waren ingevoerd (door de wet van 13 december 2012 houdende fi sca- le en fi nanciële bepalingen), meer bepaald de wijzi- gingen aan artikel 53, 2° en 198, § 1, 1° WIB 1992

2 Merk op dat de fi scus wel van mening is dat een belastingplichtige die in 2012 dividenden en interesten heeft ontvangen voor meer dan 20 020 euro waaronder dividenden van residentiële vastgoedbevaks én die de bijkomende heffi ng van 4 % niet hebben laten inhouden aan de bron, de dividenden moet aangeven en er 21 % (+ eventueel 4 %) op zal moeten betalen. Anderzijds, voor wie de bijkomende heffi ng wel aan de bron heeft laten inhouden, omdat de heffi ng verschuldigd was of om de anonimiteit te bewaren, blijft de belasting beperkt tot die ingehouden 4 %.

(3)

over de tenlasteneming van de bijkomende heffi ng door de schuldenaar van de inkomsten ter ontlas- ting van de verkrijger3.

Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014 (voor de tenlasteneming door een natuurlijk persoon) of uitgaven die worden gedaan of gedragen vanaf 1  januari 2013 (voor de tenlasteneming door een vennootschap)

Bevrijdende roerende voorheffi ng en aangifte van roerende inkomsten

De programmawet maakt de roerende voorheffi ng in de regel opnieuw bevrijdend. Roerende inkom- sten waarop roerende voorheffi ng is ingehouden moeten dus in principe niet meer worden aangege- ven (art. 313 WIB 1992). Dit principe geldt echter niet voor de als roerende inkomsten beschouwde inkomsten uit de cessie of concessie van auteurs- rechten e.d. Deze inkomsten moeten altijd aange- geven worden, ook als er roerende voorheffi ng op werd ingehouden. Door de aangifte moet op deze in- komsten overigens aanvullende gemeentebelasting worden betaald (zie artikel 466 WIB 1992, dat en- kel dividenden en interesten vrijstelt van gemeen- tebelasting, en niet de andere roerende inkomsten).

Roerende inkomsten waarop geen roerende voor- heffi ng werd ingehouden omdat er een vrijstelling van toepassing is, maar die wel belastbaar zijn in de personenbelasting, zijn uiteraard wel aan te ge- ven. Bedoeld zijn :

– de inkomsten uit hypothecaire schuldvorderin- gen (behalve obligaties) op in België gelegen onroerende goederen of in het Antwerpse hy- potheekkantoor ingeschreven schepen en boten (art. 313, 1° WIB 1992);

– de inkomsten uit roerende verhuur (art. 313, 2°

WIB 1992);

– de interesten die begrepen zijn in lijfrenten of tijdelijke renten (art. 313, 3° WIB 1992);

– de inkomsten die begrepen zijn in overeenkomsten van onroerende leasing (art. 313, 5° WIB 1992);

– de interesten van spaarboekjes die het vrijgestel- de bedrag per belastingplichtige (1880 euro voor het aanslagjaar 2014) overschrijden en de divi- denden van erkende coöperatieve vennootschap- pen en vennootschappen met sociaal oogmerk voor zover ze het vrijgestelde bedrag (190 euro

3 Zie F. VANDEN HEEDE, ‘De wet van 13 december 2012 houdende fi scale en fi nanciële bepalingen’, in Pacioli, 2013, nr. 355, p. 1.

voor het aanslagjaar 2014) overschrijden, voor zover op dit meerdere geen roerende voorheffi ng werd ingehouden (art. 313, 6° WIB 1992).

Aangifteplicht is er ook voor roerende inkomsten die zijn geïnd of ontvangen in het buitenland zon- der de tussenkomst van een Belgische tussenper- soon en uiteraard ook voor roerende inkomsten waarop geen roerende voorheffi ng werd ingehou- den zonder dat de schuldenaar van de inkomsten zich kon beroepen op een vrijstelling.

Merk ten slotte nog op dat het zoals vroeger mo- gelijk blijft om roerende inkomsten waarop bevrij- dende roerende voorheffi ng is ingehouden toch aan te geven. Dit kan uitzonderlijk voordeliger zijn dan niet aangeven, nl. wanneer globale belas- ting van de roerende inkomsten voordeliger is dan afzonderlijke taxatie (en dus ook voordeliger dan het tarief van de roerende voorheffi ng). Dit veron- derstelt dat de totale belastbare inkomsten van de belastingplichtige relatief laag zijn.

Inwerkingtreding : inkomsten die worden toege- kend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013

Voor het aanslagjaar 2013 blijft de aangifteplicht die de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen heeft ingevoerd, weliswaar in principe bestaan, maar wordt ze sterk vereenvoudigd. Er zijn voor de aangifte personenbelasting voor het aanslagjaar 2013 vier mogelijke situaties :

– de belastingplichtige heeft in 2012 minder dan 20 020 euro dividenden en interesten ontvangen;

– de belastingplichtige heeft in 2012 meer dan 20 020 euro dividenden en interesten ontvangen en heeft de bijkomende heffi ng aan de bron laten inhouden;

– de belastingplichtige heeft in 2012 minder dan 20  020 euro dividenden en interesten ontvan- gen, maar heeft toch de bijkomende heffi ng aan de bron laten inhouden (in de oorspronkelijke regeling kon men zo aan de aangifteplicht ont- snappen en dus de anonimiteit bewaren);

– de belastingplichtige heeft in 2012 meer dan 20 020 euro dividenden en interesten ontvangen en heeft de bijkomende heffi ng niet aan de bron laten inhouden.

In de eerste drie gevallen moet de belastingplichti- ge in de aangifte enkel nog verklaren dat hij geen inkomsten heeft genoten waarop de bijkomende heffi ng nog moet worden toegepast. De roerende

(4)

voorheffi ng (plus eventueel de bijkomende heffi ng) is in die gevallen dus ook voor het aanslagjaar 2013 bevrijdend. Enkel in het vierde geval zal de belastingplichtige de in 2012 ontvangen dividen- den en interesten nog moeten aangeven.

Merk op :

– een belastingplichtige in de derde situatie heeft die 4  % nu voor niets betaald. Had hij de 4  % niet laten inhouden, dan had hij zich nu kun- nen beperken tot een verklaring dat er geen hef- fi ng verschuldigd is (want het grensbedrag van 20 020 euro is niet overschreden). De belasting- plichtige in deze situatie kan weliswaar die bij- komende heffi ng terugvragen, maar dan moet hij wel aangifte doen, dus dan verliest hij weer de anonimiteit die hij precies via de inhouding van de bijkomende heffi ng wilde vermijden.

Inwerkingtreding : inkomsten die worden toege- kend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012

Afzonderlijk belastbare roerende inkomsten

Samen met de wijziging van de tarieven van roe- rende voorheffi ng worden ook de tarieven voor afzonderlijke belastbare roerende inkomsten ge- wijzigd. Deze tarieven zijn eigenlijk enkel relevant voor roerende inkomsten waarop geen bevrijdende roerende voorheffi ng is ingehouden. In de praktijk gaat het dus vooral over inkomsten van roerende verhuur, inkomsten uit auteursrechten en buiten- landse dividenden en interesten.

De inkomsten uit roerende verhuur werden tot nu toe apart belast tegen 15 % (+ gemeentelijke opcen- tiemen). Dit tarief wordt nu opgetrokken naar 25 %.

Op de inkomsten uit auteursrechten moet zoals ge- zegd 15  % roerende voorheffi ng ingehouden wor- den op de inkomsten beneden het grensbedrag en 25  % op de inkomsten boven het grensbedrag. De afzonderlijke belasting, ook op de inkomsten bo- ven het grensbedrag, is echter altijd 15  % (+ ge- meentelijke opcentiemen), tenminste voor zover de inkomsten nog als roerende inkomsten worden beschouwd. Er zal dan teveel roerende voorheffi ng ingehouden zijn en die krijgt de belastingplichtige terug. Te verwachten valt echter dat de fi scus het bedrag dat de grens overschrijdt meestal zal willen belasten als beroepsinkomsten, en in dat geval zal de belastingplichtige nog belasting moeten bijbeta-

len of terugkrijgen naargelang de hoogte van de eventuele andere beroepsinkomsten, de belasting- vrije som, ...

Dividenden en interesten ten slotte worden belast tegen 25 % (zonder gemeentelijke opcentiemen, zie art. 466, tweede lid WIB 1992).

Inwerkingtreding : inkomsten die worden toege- kend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013

Andere maatregelen in de personenbelasting

Verplichte aangifte van buitenlandse individuele

levensverzekeringsovereenkomsten

Reeds lange tijd moeten belastingplichtigen in hun aangifte vermelden of ze buitenlandse bankreke- ningen hebben. Deze meldingsplicht geldt voort- aan ook voor individuele levensverzekeringscon- tracten afgesloten in het buitenland (art. 307, § 1, derde lid WIB 1992).

Inwerkingtreding : aanslagjaar 2013

Wijzigingen belastingkrediet voor kinderen ten laste

Voor de bepaling van het tarief van dit belasting- krediet wordt voortaan rekening gehouden met het tarief dat van toepassing is op de correspon- derende inkomstenschijf van de belastingplichtige met het hoogste belastbare inkomen, en niet lan- ger van de belastingplichtige met de laagste ge- zamenlijk belastbare inkomsten (art. 134, § 4, 5°

WIB 1992). Verder zijn belastingplichtigen met be- roepsinkomsten die zonder progressievoorbehoud bij overeenkomst zijn vrijgesteld (bv. internationa- le ambtenaren), en ook hun echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, voortaan uitgesloten van het belastingkrediet (art. 134, § 3, lid 3 WIB 1992).

Inwerkingtreding : aanslagjaar 2013

Wijzigingen belastingverhoging

De belastingverhoging op niet-aangegeven inkom- sten werd tot nu toe toegepast op de verschuldig- de belasting na verrekening van de voorheffi ngen, voorafbetalingen en andere verrekenbare bestandde- len. Dit betekende dat belastingplichtigen de belas-

(5)

tingverhoging konden vermijden door meer vooraf te betalen dan nodig volgens het aangegeven belast- baar inkomen. Wanneer de fi scus dan het belastbaar inkomen verhoogde, kon ze op de extra belasting die daarop verschuldigd was, geen belastingverhoging meer toepassen wanneer de extra belasting niet ho- ger was dan de teveel gedane voorafbetalingen.

Deze manier om aan een belastingverhoging te ont- snappen wordt nu onmogelijk gemaakt. Voortaan wordt de verhoging toegepast vóór verrekeningen van de voorheffi ngen, belastingkredieten, het for- faitair gedeelte van de buitenlandse belasting en de voorafbetalingen (art. 444, eerste lid WIB 1992).

De tweede wijziging aan de berekening van de be- lastingverhoging is voordelig voor de belasting- plichtige. Tot nu toe kon de fi scus geen belasting- verhoging opleggen wanneer de niet-aangegeven inkomsten lager waren dan 620 euro. Dit grensbe- drag wordt nu opgetrokken naar 2 500 euro.

Inwerkingtreding : aanslagjaar 2013

Heffi ng op meerwaarden die grote vennootschappen realiseren op aandelen

Vennootschappen die meerwaarden op aandelen re- aliseren tijdens een boekjaar waarin ze volgens de criteria van artikel 15 W.Venn. groot zijn, moeten op die meerwaarden een belasting van 0,4 % betalen (art. 217, 3° WIB 1992). Van deze meerwaarden kun- nen geen fi scale aftrekposten (notionele interestaf- trek, dbi-aftrek, overgedragen verliezen, …) in min- dering worden gebracht (art. 207, tweede lid WIB 1992).

Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014. Elke wijzi- ging die vanaf 21  november 2012 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aange-

bracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van deze maatregel

Diverse taksen

Accijnzen

De accijnzen op alcohol en op tabaksproducten worden verhoogd. Voor alcohol gaat het om een verhoging van de bijzondere accijns met gemid- deld 12  %, behalve op bier. Voor tabaksproducten gaat het om verhoging van de bijzonder accijns op rooktabak, een wijziging van de accijnsstructuur op sigaretten en een verhoging van de minimum- accijns op zowel rooktabak als sigaretten.

Inwerkingtreding : 1  januari 2013 (alcohol), 1  fe- bruari 2013 (tabak)

Milieutaksen

De milieutaksen op batterijen, wegwerpfototoestel- len en op verpakkingen die inkten, lijmen of oplos- middelen bevatten, worden afgeschaft.

Inwerkingtreding : 1 januari 2013

Premietaks levensverzekeringen

De premietaks op levensverzekeringen afgesloten door natuurlijke personen wordt verhoogd van 1,1 % naar 2 %, behalve voor schuldsaldoverzeke- ringen. Voor levensverzekeringen afgesloten door rechtspersonen blijft de taks 4,4 %.

Inwerkingtreding : premies die betaald worden vanaf 1 januari 2013

Felix VANDEN HEEDE Fiscaal jurist

(6)

Btw – Nieuwe facturatieregels sinds 1 januari 2013

Elk jaar brengt zijn nieuwigheden mee op vlak van de btw. Het aanbod van 2013 is zeer uitgebreid en ingrijpend en heeft al veel vragen doen rijzen en inkt doen vloeien.

Waarover gaat het ?

Om de richtlijnen 2006/112/EG en 2010/45/EG in het Belgisch recht om te zetten, moest het Btw-Wetboek ingrijpend worden gewijzigd. Die wijzigingen hebben voornamelijk betrekking op :

– de elektronische facturering en bewaring;

– de uitreikingstermijn van de facturen;

– de regeling van de ontvangst van de betaling;

– de regels inzake self-billing;

– het belastbare feit en de opeisbaarheid van de btw.

Dit laatste punt is ongetwijfeld de meest ingrijpende wijziging. Sinds de invoering van de btw in België was de leverancier van het goed of de verrichter van de dienst de btw verschuldigd zodra hij de factuur had uitgereikt aan zijn klant. Dat zal nu niet meer het geval zijn.

Betreffende de plaats van de levering van goederen

1

: geen wijzigingen Betreffende het belastbare feit van een levering van goederen

2

: weinig wijzigingen

Bij doorlopende intracommunautaire leveringen van goederen gedurende een periode langer dan een kalendermaand (bv. leveringen via een pijplijn) vindt het belastbare feit plaats bij het verstrijken van elke kalendermaand totdat de levering wordt beëindigd.

Betreffende de opeisbaarheid van de btw

3

: ingrijpende wijzigingen

Algemene regel De btw kan niet opeisbaar worden vooraleer het belastbare feit zich heeft voor- gedaan. Dat belastbare feit doet zich voor op het tijdstip dat de handeling wordt verricht of op het tijdstip van de betaling, indien die eerder gebeurt.

De uitreiking van een factuur vóór het belastbare feit is op zich dus geen oorzaak van opeisbaarheid meer !

De uitreiking van een factuur vóór de verrichting van de handeling of de ontvangst van de betaling maakt de btw dus niet meer opeisbaar.

Gevolgen :

1) De belastingplichtige die in het bezit is van een factuur met vermelding van een btw-bedrag, kan de btw niet aftrekken als de prijs niet betaald is of het belastbaar feit zich niet heeft voorgedaan.

2) De leverancier die een factuur met vermelding van een btw-bedrag heeft opge- steld, terwijl zich geen oorzaak van opeisbaarheid heeft voorgedaan, blijft die btw verschuldigd4.

Dat ontslaat hem er niet van om facturen met btw op te stellen, die het plaatsvin- den van de oorzaak van de opeisbaarheid of het belastbare feit zullen vaststellen.

1 Nieuw art. 14.

2 Nieuw art. 16.

3 Nieuw art. 17.

4 Op grond van art. 51, § 1, 3° WBTW.

(7)

Uitzondering

De ontvangst van de prijs

Wordt de prijs of een deel ervan ontvangen vóór het belastbare feit, dan wordt de btw opeisbaar op het tijdstip van de ontvangst van de prijs en tot beloop van het ontvangen bedrag.

Uitzondering

Intracommunautaire leve- ringen en overbrengingen van goederen5

De belasting wordt opeisbaar bij uitreiking van de factuur en uiterlijk op de 15de dag van de maand volgend op die waarin het belastbare feit heeft plaatsge- vonden, indien geen factuur werd uitgereikt vóór deze datum.

De verplichting om een factuur op te stellen vóór de intracommunautaire levering, wanneer de prijs of een deel ervan was ontvangen, vervalt. Enkel de verplichting om de factuur uit te reiken, die het plaatsvinden van het belastbare feit vaststelt, blijft bestaan.

Een factuur uitgereikt vóór het belastbare feit is dus geen oorzaak van opeisbaar- heid, wat de leverancier er niet van ontslaat de factuur, met vermelding van de btw, op te stellen die het belastbare feit vaststelt. Zo niet zal de btw opeisbaar zijn op de 15de dag van de volgende maand.

Uitzondering

Ontvangst van de prijs vóór of na de levering aan particulieren (geen factu- ratieplicht)

De btw wordt verschuldigd naarmate van de incassering van de prijs of van de subsidies.

Die regel geldt ook voor de belastingplichtige die, hoewel niet daartoe verplicht, toch een factuur uitreikt.

Voorbeeld :

Levering met factuur (belastbare feit) op 30/01/2013 Betaling door de klant-particulier op 05/02/2013 Btw verschuldigd op 05/02/2013

Betreffende de intracommunautaire verwervingen

6

: enige wijzigingen

Algemene regel Het belastbare feit vindt plaats op het tijdstip waarop de intracommu- nautaire verwerving wordt verricht, met name op het tijdstip van de levering in het binnenland.

De belasting wordt opeisbaar bij uitreiking van de factuur of uiterlijk op de 15de dag van de volgende maand, indien geen factuur werd uitge- reikt vóór deze datum.

De facturatie van een voorschot of een totale factuur vóór het belastbare feit is geen oorzaak van opeisbaarheid.

De ontvangst van een factuur i.v.m. een intracommunautaire verwerving maakt de btw dus enkel opeisbaar als die factuur het belastbare feit vast- stelt.

5 Nieuw art. 17.

6 Art. 25.

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be

Betreffende de diensten

7

: ook enige wijzigingen

Algemene regel Het belastbare feit van een dienst vindt plaats op het tijdstip waarop de dienst wordt verricht (men gebruikt dus niet meer de uitdrukking «het tijdstip waarop de dienst is voltooid»).

Uitzondering

Opeenvolgende afreke- ningen of betalingen (doorlopende diensten)

De dienst is «verricht» bij het verstrijken van elke periode waarop een afrekening of betaling betrekking heeft.

Voorbeelden :

– langetermijnverhuur van voertuigen – doorlopende telefoniediensten

Uitzondering

Doorlopende diensten zonder afrekeningen of betalingen

Doorlopende diensten waarvoor de btw is verschuldigd door de ontvanger van de dienst en die gedurende een periode langer dan één jaar geen aanlei- ding geven tot afrekeningen of betalingen worden geacht te zijn verricht bij het verstrijken van elk kalenderjaar totdat de dienst wordt beëindigd.

Uitzondering

Ontvangst van de prijs vóór de dienst

Wordt de prijs of een deel ervan ontvangen vóór het tijdstip waarop de dienst is verricht, dan wordt de btw opeisbaar op het tijdstip van de ontvangst ten belope van het ontvangen bedrag.

De uitreiking van een factuur vóór het belastbare feit is geen oorzaak van opeisbaarheid.

Uitzondering

Ontvangst van de prijs vóór of na de levering van de dienst aan parti- culieren

Voor diensten geleverd aan particulieren (geen facturatieplicht) wordt de btw verschuldigd naarmate van de incassering van de prijs of van de subsidies.

Aangezien de uitreiking van de factuur geen oorzaak van opeisbaarheid meer is, blijft bovenstaande regel van toepassing, ook als de belastingplich- tige toch een factuur heeft uitgereikt.

Deze nieuwe noties inzake de opeisbaarheid van de btw zullen ongetwijfeld een aanpassing van de boek- houdsoftware vereisen en de werkmethoden ingrijpend wijzigen, zowel bij de beoefenaars van de cijfer- beroepen als bij hun cliënten.

Ze roepen ook een heel aantal vragen op waarop, op basis van de huidige teksten, nog geen antwoord voorhanden is.

De btw-administratie, zich welbewust van de ingrijpende verandering in de gewoonten die deze nieuwe op- eisbaarheidsregels zullen teweegbrengen, heeft op verzoek en aandringen van het BIBF de datum van in- werkingtreding (1 januari 2013) van deze nieuwe bepalingen gelukkig een jaar uitgesteld. Het probleem van de voorschotfacturen heeft de administratie trouwens al behandeld in haar beslissing nr. E.T. 123.563 dd. 19 december 2012, waarbij tot 31 december 2013 een overgangsregeling wordt ingesteld.

Wij hopen dat zij zo welwillend zal zijn om ook de andere onderwerpen snel van toelichting te voorzien, zodat alle betrokkenen deze wijzigingen snel beheersen.

Michel CEULEMANS Lid van de Stagecommissie

7 Art. 22.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor dividenden ontvangen in 2020 is het bedrag dat kan teruggevorderd worden net zoals vorig jaar 30% van de eerste schijf van 800 EUR, of een voordeel van maximum 240 EUR

The correlated domains of precipitated silica nanoaggregates are distinctly di fferent from the randomly dispersed carbon black nano- aggregates.. In the context of the

These mixtures become increasingly viscous with polymer addition, and the structural relaxation time of rheology depends strongly on the length of the hydrophobic sticker and

Dit grensbedrag was al jaren 250 euro, maar is recent opgetrok- ken naar 1 000 euro (wijziging art. 1) Het belangrijkste gevolg is dat voortaan de meeste smartphones, tablets

‘de leveringen van goederen door de verkoper, ande- re dan een belastingplichtige die de regeling geniet bepaald in artikel 56, § 2, door de afnemer of voor hun rekening verzonden

Hydrolyzed Polymers of Intrinsic Microporosity Electrospun Ultra fine Fibrous Membrane for the Adsorption of Organic Compounds and Oil/Water Separation.. Bekir Satilmis* ,†,‡ and

In what follows we give a brief overview of the theory and concept of reconfigurable coil technology for low-SAR DBS imaging, discuss the details of coil design, numerical

Zij is van mening dat de Franse regeling de door het Unierecht gewaarborgde vrijheid van vestiging schendt, aangezien haar de aftrek van voormeld aandeel wordt