• No results found

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden nummer: 13/01170

uitspraakdatum: 19 augustus 2014

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 oktober 2013, nummer AWB 13/927, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst / Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding 1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag in de

inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.469. Daarbij werd bij beschikking een vergrijpboete van € 1.017 opgelegd. Ook werd bij beschikking een bedrag van € 693 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

De Inspecteur heeft voor het jaar 2007 eveneens een navorderingsaanslag premie Zorgverzekeringswet opgelegd.

1.3

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de onder 1.1 en 1.2 vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 oktober 2013 ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de

Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2014 te Leeuwarden. Belanghebbende is daar in persoon verschenen. Namens de Inspecteur is drs. [A] verschenen, bijgestaan door mr.

[B].

1.8

Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten 2.1

Belanghebbende exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een bedrijfsadviesbureau. De werkzaamheden bestaan uit het verwerken van financiële administraties, het opmaken van

(2)

jaarrekeningen en het verzorgen van aangiften in de inkomstenbelasting en de omzetbelasting.

Daarnaast exploiteert belanghebbende een handel in tweedehands auto’s.

2.2

Belanghebbende beschikte in het jaar 2007 in privé over een Peugeot 107.

2.3

De Inspecteur heeft op 1 november 2011 een boekenonderzoek ingesteld, waarvan hij de uitkomsten in het rapport van 10 januari 2012 heeft vastgelegd. De Inspecteur schrijft daarin onder meer:

"(…)

Privégebruik auto

In de aangiften inkomstenbelasting 2006 tot en met 2010 zijn autokosten in aftrek gebracht. De kosten hebben betrekking op diverse auto's. De auto's zijn bij aanschaf als ondernemingsvermogen geëtiketteerd.

Er is geen rekening gehouden met de bijtelling voor privégebruik auto. De heer [X] verklaarde uit principe te zijn gestopt met de bijtelling voor privégebruik auto. Hij had een auto aangeschaft welke onder de 10% regeling (2003) viel en deze regeling is volgens hem abrupt geëindigd.

De heer [X] verklaarde op 1 november 2011 en bevestigt dit tevens in zijn brief van 17 november 2011 met de auto's privé te rijden. Hiervoor houdt hij een rittenadministratie bij hierin staan de gereden privé ritten met de zakelijke auto en de gereden zakelijke ritten met de privé auto. De kopie rittenstaat heb ik gedeponeerd in het controledossier.

Tevens schrijft hij dat hij privé rijdt in een Peugeot 107 van 2007. En dat de Mercedes [00-YY-YY]

op 2 november 2011 is verkocht. Hij beraadt zich nog over wat hij nu gaat aanschaffen. Voor ritjes meer dan 25 km heeft hij om heel te blijven meer comfort, dus een auto met een langere wielbasis nodig, aldus de heer [X]. (…)”.

2.4

De Inspecteur heeft de bijtelling privégebruik auto voor het jaar 2007, gecorrigeerd met de omzetbelasting, berekend op € 8.772. Deze nagevorderde bijtelling betreft het privégebruik van een Mercedes C 180c met kenteken [99-XX-XX] in de periode van 1 januari 2007 tot 9 juli 2007 en een Mercedes C 200 CDI met kenteken [88-ZZ-ZZ] van 25 juli 2007 tot en met 31 december 2007 (hierna beide auto’s: de Mercedes).

2.5

Belanghebbende schrijft in zijn bij de Rechtbank ingediende beroepschrift onder meer:

“Tijdens de nabespreking, waarvoor de controleur geen tijd had, omdat ze naar huis moest heb ik AANNEMELIJK gemaakt, dat ik geen (noemenswaardig) privé – gebruik maakte en maak van mijn zakenauto. (…)

Ook heb ik kopieën van handgeschreven lijstjes met privé gereden km’s beschikbaar gesteld. Deze zijn wel over eerdere jaren geaccepteerd (toen ik een auto gebruikte voor vier doeleinden). “ Toelichting

"Tot en met het jaar 2003 heb ik steeds privé gebruik auto bijgeteld.

Toen in het jaar 2001 ( ? ) de bijtelling daalde naar 10% bij een privé gebruik van < 2.000 km jaar heb ik medio 2002 een E 240 van 1998 aangeschaft, cataloguswaarde € 50.000, om een tweede hernia operatie te voorkomen.

In augustus 2003 werd duidelijk, dat deze 10% bijtelling zou vervallen. In goed overleg, zoals gebruikelijk, met de inspectie heb ik gekozen voor de aanschaf van een tweede auto voor privé gebruik. Dit moet geweest zijn met de heer [C]. Ook de geldende afspraak om geen overbodige briefjes te sturen, dit is zeker een advies van de heer [C], maar dit in de aangiftes te vermelden, dus -vanaf augustus 2003 GEEN privé gebruik.

(3)

In de volgende jaren is dit zo gebleven : zoals eerder vermeld vanaf augustus 2003 geen privé gebruik auto. Voor mijn zekerheid heb ik bijgehouden de privé km's. De limiet van 500 km / jaar haal ik bij lange na niet. (…)”.

2.6

Belanghebbende heeft in de toelichting bij zijn jaarrekening van 2003 onder meer geschreven:

"Privé autogebruik

In het boekjaar is privé gebruik gemaakt van tot, van de: ( volledige km - administratie) 03-01 t/m 31-12 Mercedes E 240 -52/52 x € 49.643 x 10% = € 4.964

waarvan af te dragen b t w schuld 12 % van € 4.964 = € .595,24 kilometertotalen 0101 135.806 privé 1.272

3112 157.666 telegraaf .418 1.690 totaal 21.860 zakelijk 20.170

vanaf augustus 2003 geen privé gebruik !!!! totaal 21.860.".

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1

In geschil is of belanghebbende in het jaar 2007 de Mercedes voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt. Na onderling overleg hebben partijen ter zitting verklaard dat de vergrijpboete moet worden vernietigd. Tevens hebben partijen ter zitting eenparig verklaard dat de Inspecteur de uitspraak van het Hof inzake het privégebruik van de Mercedes de IB/PVV 2007 zal laten gelden voor de navorderingsaanslag premie Zorgverzekeringswet 2007, die bij de Rechtbank wel maar in hoger beroep niet in de procedure is betrokken.

3.2

Belanghebbende stelt dat hij de Mercedes in het jaar 2007 voor minder dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt. Hij wijst hiervoor naar de door hem bijgehouden administratie van privékilometers. Ook beroept belanghebbende zich op een met de belastingdienst gemaakte afspraak die aan navordering ter zake van de bijtelling privégebruik auto in de weg staat.

3.3

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat hij de Mercedes voor minder dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt. De door belanghebbende bijgehouden administratie van privékilometers is daartoe volgens de Inspecteur onvoldoende. Van een met de belastingdienst gemaakte afspraak stelt de Inspecteur niets te weten.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben partijen ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil 4.1

Ingevolge artikel 3.20, eerste lid, van de Wet IB 2001 (tekst 2007) wordt, indien aan een belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking staat, op jaarbasis ten minste 22% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking genomen. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te staan tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.

4.2

De in aanmerking te nemen onttrekking wegens privégebruik auto wordt op nihil gesteld, indien uit een rittenadministratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500

(4)

kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt. Met ‘blijken’ in de zo-even bedoelde zin, is bedoeld dat de belastingplichtige overtuigend moet aantonen dat aan de voorwaarde is voldaan.

4.3

Belanghebbende stelt de voor privé-doeleinden verreden kilometers met de Mercedes te hebben bijgehouden. De administratie van 2007 heeft belanghebbende niet overgelegd. Een

rittenadministratie als bedoeld in artikel 3.20, vierde lid, Wet IB 2001 bevat de gegevens van alle met de Mercedes gemaakte zakelijke en voor privé-doeleinden gemaakte ritten. De door

belanghebbende bijgehouden administratie, ervan uitgaande dat een administratie van

privékilometers over 2007 is bijgehouden, is niet gelijk te stellen aan een rittenadministratie in de zin van artikel 3.20, tweede lid, van de Wet IB 2001, zodat belanghebbende, nu hij evenmin anderszins heeft voldaan aan zijn bewijslast, niet overtuigend heeft aangetoond dat hij in 2007 voor minder dan 500 kilometer de Mercedes voor privé-doeleinden heeft gebruikt. Belanghebbende stelt dat zijn administratie van privékilometers vanaf 2003 door de belastingdienst als

rittenadministratie is geaccepteerd. Voor zover belanghebbende daarmee een beroep doet op een in rechte te beschermen vertrouwen, heeft hij geen omstandigheden gesteld die bij hem de indruk hebben kunnen wekken dat de door de Inspecteur gevolgde gedragslijn berust op een bewuste standpuntbepaling. Omstandigheden als vorenbedoeld kunnen onder meer zijn gelegen in de vaststelling van een aanslag in overeenstemming met een aangifte waarin de belastingplichtige de voor de aanslag van belang zijnde gegevens uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde had gesteld, in de vaststelling van een aanslag na raadpleging van bewijsstukken, na gehouden besprekingen of gevoerde correspondentie, dan wel in overeenstemming met eerder verstrekte, voor de op te leggen aanslag van belang zijnde inlichtingen. Nu zodanige omstandigheden niet zijn gesteld, faalt deze grief van belanghebbende.

4.4

Vervolgens stelt belanghebbende een afspraak te hebben gemaakt met de Belastingdienst dat er vanaf augustus 2003 geen bijtelling privé-gebruik van de tot het ondernemingsvermogen

behorende Mercedes zou plaatsvinden als belanghebbende een auto in privé zou aanschaffen.

Belanghebbende heeft een auto in privé aangeschaft. Tegenover de gemotiveerde ontkenning van het bestaan van die afspraak door de Inspecteur heeft belanghebbende het bestaan daarvan niet aannemelijk gemaakt. Hetgeen belanghebbende daarover heeft vermeld in de jaarrekening 2003 wijst niet op het uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde stellen van een afspraak met de belastingdienst, maar is een mededeling dat belanghebbende wegens hem moverende redenen geen bijtelling wegens privégebruik auto meer toepast. Ook de omstandigheid dat belanghebbende de naam niet zeker weet van de persoon van de belastingdienst met wie de afspraak zou zijn gemaakt, maakt het bestaan van de afspraak des te minder aannemelijk. Aan de ontkenning van de afspraak door de Inspecteur doet niet af dat de Inspecteur de aangiften IB/PVV over 2003 en de jaren daarna heeft gevolgd, aangezien belanghebbende evenmin ter zake van dit punt

omstandigheden heeft gesteld die bij hem de indruk hebben kunnen wekken dat de door de Inspecteur gevolgde gedragslijn berustte op een bewuste standpuntbepaling.

4.5

Nu ook anderszins belanghebbende niets naar voren heeft gebracht wat de navordering van de bijtelling wegens privégebruik van de Mercedes in de weg staat, is het Hof van oordeel dat de navordering terecht heeft plaatsgevonden.

Slotsom 4.6

Gelet op de omstandigheid dat de Inspecteur eerst in hoger beroep zijn standpunt inzake de vergrijpboete laat varen, is het hoger beroep gegrond.

5 Proceskosten en griffierecht

Belanghebbende heeft zelf en zonder rechtsbijstand geprocedeerd zodat hij niet voor vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsmatig verleende rechtsbijstand in aanmerking komt

(5)

(vgl. HR 9 augustus 2013, nr.12/05108, ECLI:NL:HR:2013:197). Nu belanghebbende in de onderhavige (hoger)beroepszaak geen griffierecht heeft betaald, komt hij niet in aanmerking voor een vergoeding van griffierecht.

6 Beslissing Het Hof

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

– verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond;

– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;

– vernietigt de vergrijpboete; en

– handhaaft de navorderingsaanslag IB/PVV 2007.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, mr. P. van der Wal en mr. E. Polak in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.

De beslissing is op 19 augustus 2014 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(K. de Jong-Braaksma) (J.W. van Knobelsdorff)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 augustus 2014

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het

cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2021 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget.. Op de voordracht van

De ambtenaren van de Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, zijn bevoegd om voor het toezicht op

De toelatingsorganisatie stelt jaarlijks tarieven vast, alsmede de wijze van betaling daarvan, voor de vergoeding van de kosten die samenhangen met het behandelen van een aanvraag om

7 Dit is het geval indien een student van de zes jaren voorafgaand aan diens inschrijving aan de buitenlandse opleiding ten minste drie jaren in Nederland heeft gewoond en

Met betrekking tot feit 1 op de tenlastelegging met parketnummer [zaak A] is het hof van oor- deel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte ten aanzien van de 203 scherpe

Een erkenning ITK als bedoeld in het eerste lid wordt verleend onder de voorwaarde dat de kwaliteitszorg uiterlijk twee jaar na de datum waarop de erkenning ITK in werking

In artikel 146 wordt de zinsnede “Indien de Nederlandsche Bank ten aanzien van een bank of elektronischgeldinstelling een besluit heeft genomen dat overeenkomt met een besluit

De zorgaanbieder stelt de zorgverleners die zorg verlenen aan zijn cliënten, in de gelegenheid invloed uit te oefenen op zijn beleid ter uitvoering van het eerste lid, voor zover