• No results found

Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan de Mijzijde 139 te Kamerik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan de Mijzijde 139 te Kamerik"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MISA ADVIES

t.a.v. dhr. ing. P. Franken

Postbus 159

4194 SK Meteren

Datum 17 december 2018

Kenmerk BE/2017/234/r2

Uw kenmerk E-mail d.d. 7 juni 2017

Auteur(s) ing. T.J.P. den Otter

Projectleider

ing. C.J. Blom

Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan de Mijzijde 139 te Kamerik

In het buitengebied van het dorp Kamerik is Dierenhotel Marijke gevestigd. Het Dierenhotel is gesitueerd aan de Mijzijde 139. De locatie is te verdelen in een oostelijk deel en een westelijk deel.

Het oostelijke deel betreft een verhard en bebouwd terrein betreffende het Dierenhotel. Het westelijke deel betreft thans een gemaaid grasland met kavelsloten. Dierenhotel Marijke is voornemens het grasveld te herontwikkelen tot speelweide. In het kader van de beoogde ontwikkeling worden de kavelsloten vergraven, gedempt of verlegd, enkele bomen gekapt, een pad aangelegd en enkele bomen geplant. Het vigerende bestemmingsbeleid voorziet niet in de ontwikkelingsmogelijkheid en dient derhalve te worden betrokken bij het bestaand bedrijfsvlak.

De beoogde ontwikkeling heeft mogelijk een negatief effect op beschermde flora en fauna en/of beschermde natuurgebieden. Ten behoeve van de ontwikkeling geldt de wettelijke verplichting onderzoek te verrichten naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna en de mogelijk effecten van de ruimtelijke ingreep daarop. Middels voorliggende ecologische quickscan is de (potentiele) aanwezigheid van beschermde flora en fauna en de betekenis van het plangebied voor deze soorten in kaart gebracht.

MiSa Advies begeleidt de ruimtelijke procedure en heeft Blom Ecologie bv verzocht het

plangebied te onderzoeken op aanwezigheid van beschermde flora en fauna en vervolgens deze te toetsen aan de effecten van de werkzaamheden en vigerend beleid.

Onderzoeksdoel

Middels dit oriënterende onderzoek worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord:

• Is het bestemmingsplan dat wordt opgesteld voor het project zoals hiervoor omschreven uitvoerbaar zoals het bepaalde in de Wro (artikel 3.1.6 Bro)?

• Welke, krachtens de Wet natuurbescherming, beschermde flora en fauna zijn (potentieel) aanwezig in het plangebied?

• Welke negatieve effecten treden op voor (potentieel) aanwezige flora en fauna als gevolg van de beoogde ruimtelijke ingreep?

• Heeft de beoogde ruimtelijke ingreep een negatief effect op het de instandhoudingsdoelen van Natura2000 gebieden of de wezenlijke kenmerken en waarden van Natuurnetwerk Nederland?

(2)

Planlocatie

De planlocatie is gelegen aan de Mijzijde 139 te Kamerik. Op de locatie is een dierenpension gevestigd. Het te herontwikkelen terrein bestaat uit een grasveld, kavelsloten, bomenlanen en een solitaire treurwilg. De oevers van de kleinere kavelsloten zijn begroeid met kruidenrijke vegetatie. In bijlage 1 zijn een aantal foto’s opgenomen die een impressie geven van de planlocatie en de directe omgeving hiervan.

De ontwikkellocatie wordt begrensd door rechthoekige veenweidepercelen (west, noord), Dierenhotel Marijke (oost) en het bedrijfsperceel aan de Mijzijde 136 (zuid). De directe omgeving van de planlocatie wordt gekenmerkt door lintbebouwing in open agrarisch (veenweide)gebied met rechtlijnige kavelsloten. Op een afstand van circa 0,1km ten oosten is de watergang de Kameriksche Wetering gesitueerd, op circa 0,3km ten zuiden is het dorp Kanis gelegen, op circa 1,4km ten oosten is de provinciale weg de N212 gesitueerd, op circa 1,5km ten zuiden is het dorp Kamerik gelegen en op circa 2,2km ten noordoosten is de provinciale weg de N401 gelegen en op circa 2,3km ten zuiden is de N405 gelegen.

Figuur 1 De planlocatie (geel kader) is gelegen aan de Mijzijde 139 te Kamerik, de oostzijde betreft de beoogde herontwikkelingslocatie (rood kader) (bron: ruimtelijkeplannen.nl).

Functieverandering en effecten

De beoogde ingreep betreft realisatie van een speelweide. Onderstaand volgt een korte opsomming van de ingrepen en effecten:

• kap bomen en verwijderen vegetatie: kapwerkzaamheden, afvoer groen;

• werkzaamheden aan watergangen en egaliseren terrein; graafwerkzaamheden en grondtransport;

• revitalisatie terrein, aanleg pad en aanplanting bomen: algemene hoveniers-, bestratings- en overige werkzaamheden.

Alle thans aanwezige (ecologische) functies van de planlocaties komen geheel of deels te vervallen. Negatieve effecten die op kunnen treden voor beschermde soorten zijn: vernietiging en/of afname van geschikt leefgebied (permanent of tijdelijk) en opzettelijke verstoring (tijdelijk).

Methode Inventarisatie

De inventarisatie is een oriënterend onderzoek waarbij gedetailleerd een beoordeling wordt gegeven van de aanwezigheid van de specifieke potentie voor beschermde flora en fauna in het plangebied, de betekenis van het plangebied voor de aanwezige soorten en de effecten van de voorgenomen ingrepen op de soorten. De quickscan bestaat uit veldbezoek en raadpleging van externe bronnen.

(3)

Veldbezoek

Het veldbezoek is een momentopname van de aanwezige beschermde flora en fauna. Tijdens het veldbezoek wordt het plangebied nauwkeurig onderzocht waarbij ook gelet wordt op sporen en delen of restanten van planten en/of dieren. Het veldbezoek heeft plaatsgevonden op 7 juni 2017.

De weersomstandigheden tijdens het veldbezoek waren; regen, 6/8 bewolkt, 12° Celsius en windkracht 3-4 (Bft.)

Externe bronnen

Vaak zijn er al gegevens bekend over een plangebied en de directe omgeving hiervan. Deze gegevens worden onder andere beheerd in rapporten en naslagwerken en door het Natuurloket (www.natuurloket.nl). Raadpleging van externe bronnen levert vaak nuttige aanvullende informatie op en daarmee een vollediger beeld van de (mogelijk) aanwezige flora en fauna.

Wet natuurbescherming

Per 1 januari 2017 is de voormalige Flora- en faunawet samen met de Boswet en

Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Onder de Wet natuurbescherming vervallen de huidige tabellen 1, 2 en 3 waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en worden enkele bedreigde soorten toegevoegd. De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kan voor de soorten die zijn opgenomen in het ‘beschermingsregime andere soorten’

vrijstellingsbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten. In de verordening Ruimte van de provincie Utrecht is voor de volgende soorten

vrijstelling opgenomen in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen:

Aardmuis Gewone bosspitsmuis Ondergrondse woelmuis

Bastaardkikker Gewone pad Ree

Bosmuis Haas Rosse woelmuis

Bruine kikker Hermelijn Tweekleurige bosspitsmuis

Bunzing Huisspitsmuis Veldmuis

Dwergmuis Kleine watersalamander Vos

Dwergspitsmuis Konijn Wezel

Egel Meerkikker Woelrat

Beoordeling

Op basis van de bureaustudie en veldonderzoek wordt per soortgroep besproken wat de potentie van de planlocatie en de invloedsfeer daarvan is en welke effecten daarop te verwachten zijn.

Voor een aantal van de nationaal beschermde soorten (beschermingsregime ‘andere soorten’) geldt per definitie vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen (zie voorgaande alinea). In de voorliggende beoordeling is specifiek gelet op de functie en/of aanwezigheid van beschermde soorten waarvoor geen vrijstelling geldt c.q. ontheffingsplicht noodzakelijk is.

Vaatplanten

Beschermde vaatplanten en/of sporen en delen hiervan zijn niet aangetroffen op de planlocatie.

De ontwikkellocatie bestaat hoofdzakelijk uit gemaaid grasveld en kavelsloten. Op de oevers van de sloten zijn diverse inheemse kruidachtige flora aangetroffen; in de bomenlaan staan

aangeplante inheemse bomensoorten. De aangetroffen soorten betreffen onder andere: grote brandnetel, eendenkroos, treurwilg, waterwilg, veldzuring, kruipende boterbloem, zwarte els, robertskruid, lijsterbes, gewone es, kleefkruid, gewone vlier en laurier.

(4)

De habitatpreferentie van beschermde soorten betreft voornamelijk onverstoorde voedselarme structuren. De locatie wordt regelmatig gemaaid en gesnoeid. Gelet op het ontbreken van bijzondere structuren, de verstoringsintensiteit en de voedselrijkdom van het gebied in relatie tot de omvang van de beoogde ontwikkeling kunnen het voorkomen van en effecten op beschermde vaatplanten uitgesloten worden.

Zoogdieren

De planlocatie is gesitueerd in het buitengebied van het dorp Kamerik, gelegen in zeer open veenweidegebied. Zoogdieren prefereren een leefomgeving waarin voldoende voedsel, schuil- rust- en voortplantingsmogelijkheden aanwezig zijn. In de directe omgeving is het voorkomen bekend van algemene zoogdiersoorten zoals: haas, konijn, ree, egel, vos, mol en diverse muis- en marterachtigen. Op en rondom de planlocaties zijn geen sporen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van beschermde zoogdiersoorten die buiten de vrijstellingsverordening vallen.

Het voorkomen van beschermde soorten als noordse woelmuis, das, steen- en boommarter is niet bekend in de directe omgeving van het plangebied. Bovendien is er in uiterst beperkte mate gunstig leefgebied (opgaande vegetatie, bossen, reliëf) in de directe omgeving aanwezig en ontbreken gunstige migratieroutes van en naar de planlocatie. Tevens is er een zeer hoge mate van verstoring door de aanwezige honden, katten en andere dieren die verblijven in het dierenpension. De planlocatie heeft geen functie voor zoogdierensoorten waarvoor geen vrijstelling geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen.

Aannemelijk betreden opportunistische soorten incidenteel de planlocatie. Dit betreft soorten als ree, haas, konijn, veldmuis en bruine rat. Dergelijke soorten zijn dermate opportunistisch dat in de directe omgeving voldoende vergelijkbaar habitat aanwezig is waar ze zich al dan niet tijdelijk kunnen ophouden.

Vleermuizen

Laanvormige bomenrijen, oude bomen met gaten en scheuren, (oude) gebouwen met kieren, oppervlaktewater en spleten en/of andere structuurrijke groenelementen kunnen een functioneel onderdeel zijn van een vleermuishabitat (Limpens et al., 1997; Dietz et al., 2011). Op de beoogde ontwikkellocatie is geen bebouwing aanwezig en er zijn geen voornemens om bebouwing in de omgeving te slopen. De te kappen bomen op de planlocatie zijn gecontroleerd op openingen en holtes en in het verlengde daarvan potentiële vaste rust- en/of verblijfplaatsen voor vleermuizen.

In geen van de bomen zijn geschikte holtes als spechtenholen, scheurende bast of

inrottingsholten aangetroffen. Vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen derhalve worden uitgesloten. De te kappen bomen vormen geen verbinding tussen potentiële

foerageergebieden en verblijfslocaties. Een essentiële migratieroute kan worden uitgesloten.

Bovendien blijft de lijnvormige structuur intact.

Vleermuizen foerageren opportunistisch waarbij het actuele insectenaanbod leidend is voor de plaats waar ze op dat moment foerageren. Gelet op de ligging van de planlocatie tussen lintbebouwing en de huidige terreininrichting kan de aanwezigheid van foeragerende en passerende vleermuizen niet worden uitgesloten. Gedurende de werkzaamheden kan verstoring optreden als gevolg van onjuist toegepaste (bouw)verlichting. Gedurende de ontwikkeling dient een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze te worden toegepast of aangepaste werktijden dienen gehanteerd te worden om verstoring te voorkomen.

Amfibieën en reptielen

Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën en reptielen en/of sporen daarvan aangetroffen. In de omgeving is het voorkomen bekend van onder andere: bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander, rugstreeppad, gewone pad en exotische schildpadden (Creemers & Van Delft, 2009; waarneming.nl, 2007-2017).

Ten aanzien van heikikker ontbreekt functioneel leefgebied binnen de planlocatie.

Overwinteringslocaties als lage struwelen, opgaande vegetatie en hoge kruidige velden zijn niet aanwezig. Tevens ontbreken watergangen met goed ontwikkelde watervegetatie en hebben de kavelsloten met name steile oevers. Bovendien is het voorkomen van de soort niet bekend in de directe omgeving van de locatie. De ruimtelijke ingrepen leiden niet tot aantasting van relevant leefgebied of essentiële onderdelen hiervan.

(5)

De rugstreeppad is voor de voortplanting afhankelijk van ondiepe wateren, die vrij snel opwarmen. Vaak wordt gebruik gemaakt van tijdelijke poeltjes en plassen. Dergelijke ondiepe wateren ontstaan vaak bij sloop- en bouwwerkzaamheden in regenachtige perioden in het voorjaar. Ten aanzien van rugstreeppad ontbreekt in de huidige situatie een pionierskarakter op het plangebied en in de directe omgeving ervan. Echter gelet op de afstand tot recente

waarnemingen van de soort is het niet uit te sluiten dat de soort het plangebied zal bevolken gedurende de werkzaamheden. Om bevolking door de soort te voorkomen dienen maatregelen getroffen te worden.

Gelet op het ontbreken van karakteristiek habitateigenschappen, de mate van verstoring en het ontbreken van gunstige migratieroutes ten opzichte van bekende populaties van overige beschermde reptielen en amfibieën worden deze niet verwacht. De aanwezigheid van de meer algemene, opportunistische amfibieën als kleine watersalamander, gewone pad en bruine kikker kan echter niet worden uitgesloten. Mogelijk maken dergelijke soorten gebruik van de vochtigere delen op de locatie. Voor de incidenteel aanwezige soorten geldt vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen (zie Wet natuurbescherming; Wet-Nb, art 3.10).

Vissen

Aangrenzend aan en op de planlocatie zijn meerdere begroeide watervoerende sloten met steile oevers gesitueerd. De werkzaamheden aan de sloten bestaan uit het vergraven en aanleggen van sloten en het plaatsen van duikers. De oever- en watervegetatie bestaat geheel uit algemene kruidachtige vaatplanten. De grote modderkruiper heeft een voorkeur voor verlandende wateren in laag dynamische overstromingsvlakten en moerasgebieden. Gelet op de uniformiteit van de sloten en het ontbreken van essentiële kenmerken voor de grote modderkruiper en van het leefgebied van andere beschermde soorten kan het voorkomen ervan worden uitgesloten. Verder gelet op de ontstaansgeschiedenis, ligging, gebruik van de sloten en ecologische indicatoren is geen relevante functie voor vissen geconstateerd. Op de beoogde ontwikkellocatie worden slechts algemene en tolerante soorten als stekelbaarzen, zeelt, baars, voorns en kleine modderkruiper verwacht. In de directe omgeving is voor dergelijke opportunistische soorten voldoende vergelijkbaar habitat waar ze zich naartoe kunnen verplaatsen en zich kunnen vestigen. Behoudens de algemene zorgplicht zijn geen extra maatregelen benodigd.

Insecten, libellen en ongewervelde

Binnen het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen (sporen en/of delen van) beschermde vlinders, libellen of overige ongewervelde aangetroffen. Platte schijfhoren is een soort die alleen voorkomt in wateren met een goede, onverstoorde waterkwaliteit en een goed ontwikkelde watervegetatie. De waterkwaliteit nabij dorpen, lintbebouwing en binnen agrarisch gebied is vaak relatief vervuild (hoge voedselrijkdom, lage pH-waarde, hoge waterhardheid, et cetera).

Het is derhalve aannemelijk dat de soort niet voorkomt in de sloten. Op de locatie en in de directe omgeving zijn geen typische elementen aangetroffen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van andere kwetsbare en zeldzame soorten. Voor de meer algemene soorten van de groepen: kevers, sprinkhanen, dag- en nachtvlinders, libellen, bijen, wespen, vliegen, spinnen, mijten, mieren et cetera geldt dat de kavelsloten, bomenlaan en het grasveld onderdeel van het leefgebied kan zijn. Op de locatie en in de directe omgeving zijn slechts algemene en aangeplante vaatplanten aangetroffen. Voor beschermde insecten geldt dat op basis van landelijke

verspreiding, habitatpreferentie en het ontbreken van specifieke kenmerken (zure vennetjes, dood hout, oude bossen, essentiële waardplanten) het voorkomen kan worden uitgesloten op de planlocatie.

Vogels

In het plangebied en de directe omgeving hiervan zijn tijdens het veldbezoek foeragerende, overvliegende en rustende vogels waargenomen. Behoudens een nest van merel zijn geen nesten aangetroffen. De waargenomen soorten betreffen: spreeuw, knobbelzwaan, huismus, tjiftjaf, houtduif, winterkoning vink, ekster, meerkoet en merel.

(6)

De waargenomen huismussen bevonden zich op en rondom de woning en bedrijfsbebouwing aan de Mijzijde 136. Er zijn geen sporen als braakballen, plukplaatsen, horsten of uitwerpselen aangetroffen van soorten met een jaarrond beschermd leefgebied. Dergelijke soorten betreffen onder andere steenuil, buizerd, gierzwaluw en huismus. Voor huismus, steenuil en gierzwaluw ontbreekt nestgelegenheid in bebouwing. Voor huismus ontbreken daarnaast essentiële habitatkenmerken als zand voor zandbaden en bad- en drinkwater. Gelet op de geïsoleerde ligging van de planlocatie is voor gierzwaluw een mogelijke kolonielocatie uitgesloten.

In en rondom de sloten, oevers, struiken en bomen zijn geschikte nestlocaties voor algemene broedvogels geconstateerd. Om te voorkomen dat eventuele broedgevallen van algemene broedvogels worden verstoord dienen de ontwikkelingen buiten het broedseizoen (indicatief 15 maart - 15 juli) te worden uitgevoerd.

Gebiedsbescherming

De planlocatie maakt geen deel uit van een beschermd gebied en/of locatie betreffende: Natura 2000, Beschermd natuurmonument, Wetland, Nationaal Park of Natuurnetwerk Nederland. Op een afstand van 3,4km en meer liggen enkele Natura2000-gebieden (figuur 2). De planlocatie ligt op een afstand van 1,8km tot het Natuurnetwerk Nederland (figuur 3).

De werkzaamheden gedurende de ontwikkeling kunnen leiden tot een tijdelijke toename in stikstofdepositie (projecteffect). Een toename in stikstofdepositie kan een effect sorteren op kwetsbare en gevoelige habitattypen. Echter leert de ervaring dat het projecteffect bij soortgelijke en grotere projecten en de afstand tot kwetsbare habitats dat de stikstofdepositie onder de drempelwaarde van 0,05 mol/hectare/jaar blijft. Tevens geldt voor de overige effecten (trillingen, geluid, optische verstoring etc.) dat de afstand tot omliggende Natura2000-gebieden per definitie te groot is. Ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland geldt dat externe werking geen toetsingskader is. De beoogde ingreep betreft de realisatie van een speelweide. De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling resulteert niet in een verhoogde verkeersintensiteit of stikstofdepositie.

Een permanent effect op Natura2000-gebieden kan worden uitgesloten.

Figuur 2 De planlocatie (rood omcirkeld) ligt op een afstand van circa 3,4km tot de Nieuwkoopse Plassen

& De Haeck, 10,0km tot de Oostelijke Vechtplassen en 11,8km tot de Broekvelden, Vettenbroek

& Polder Stein (bron:

webkaart.provincie-utrecht.nl).

(7)

Figuur 3 De planlocatie (rood kader) is gelegen op circa 1,8km tot het Natuurnetwerk Nederland (bron:

webkaart.provincie-utrecht.nl).

Conclusies

In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen geen beschermde diersoorten van de Wet natuurbescherming voor. Het plangebied heeft aannemelijk geen essentiële betekenis voor soorten die behoren tot het beschermingsregime habitatrichtlijnsoorten, vogelrichtlijnsoorten of overige soorten. Vleermuizen maken mogelijk gebruik van de locatie tijdens het foerageren en migreren. Mogelijk bevolkt rugstreeppad de locatie gedurende de realisatie. De locatie maakt onderdeel uit van het leefgebied van algemene vissen, amfibieën en zoogdieren. Op de planlocatie zijn geschikte nestlocaties voor algemene broedvogels.

De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura2000-gebied, Beschermd

natuurmonument, Wetland, Nationaal Park of Natuurnetwerk Nederland. Gelet op de aard van de werkzaamheden en de afstand tot gebieden is van externe werking op omliggende

Natura2000-gebieden geen sprake.

Tabel 1 Overzicht van de functie van het plangebied voor beschermde flora en fauna alsmede de verwachtte effecten naar aanleiding van de beoogde ingrepen en de eventueel daarop te nemen vervolgstap.

Legenda x = ongeschikt ja = geschikt

m (mogelijk) = nader te bepalen of mits maatregelen getroffen worden

vaatplanten zoogdieren vleermuizen amfibieën reptielen vissen broedvogels (a) broedvogels (j)

Geschikt habitat Vogelrichtlijnsoort ja x

Geschikt habitat Habitarichtlijnsoort x x m m x x x

Geschikt habitat overige soort x x x x x

Soortspecifiek onderzoek noodzakelijk x x x x x x x x

Gebiedsbescherming afstand effecten nader onderzoek/ Aerius

Natura2000 3,4km geen n.v.t.

Natuurnetwerk Nederland 1,8km geen n.v.t.

(8)

Uitvoerbaarheid bestemmingsplan

De beoogde ontwikkeling leidt niet tot aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden. Tijdens de uitvoering dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van vleermuizen, rugstreeppad, algemene vissen en algemene

broedvogels. Voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten (Wnb, overige soorten, art. 3.10) en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde bestemmingsplanwijziging

(vrijstellingsbesluit).

Conclusie

De realisatie van een speelweide aan de Mijzijde 139 te Kamerik is uitvoerbaar conform het bepaalde in de Wro (artikel 3.1.6 Bro).

Te treffen maatregelen

• Tijdens de werkzaamheden moet voorzichtig worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna (Zorgplicht).

• Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies schade lijkt te ontstaan voor beschermde flora en fauna, dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige.

• Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) gefaseerd verwijderen. Dit om bodembewonende dieren de kans te geven in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.

• Er wordt gelegenheid gegeven aan dieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden.

• De planlocatie tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur minimaal verlichten en een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toepassen (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts, geconvergeerde lichtbundel) en de werkzaamheden in de periode april-oktober tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes).

• Het terrein wordt ongeschikt gehouden voor rugstreeppadden (bijv. aanbrengen puinbed, voorkomen ontstaan puinhopen, egaliseren terrein e.d.) en/of ontoegankelijk gemaakt voor de soort gedurende de bouwwerkzaamheden. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van schermen van stevig plastic of worteldoek van 50 centimeter hoog en minimaal 10 centimeter ingegraven in de grond. De voorzieningen die getroffen zijn om het gebied ontoegankelijk te maken moeten zodanig geplaatst en beheerd worden dat ze hun functie ten allen tijden kunnen vervullen.

• De werkzaamheden opstarten/uitvoeren buiten het broedseizoen (medio maart t/m medio juli). Indien de werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd dient voor de aanvang door een ter zake deskundig gecontroleerd te worden of er broedvogels aanwezig zijn. E.e.a. op aanwijzing van deskundige.

Beplantingsplan

De Groene Heren tuinarchitectuur hebben een beplantingplan opgesteld. Het beplantingsplan bestaat hoofdzakelijk uit singels met inheemse streekeigen soorten, solitaire bomen een rij knotwilgen en plantvakken met een mix van gedomesticeerde en inheemse planten en struiken.

De nieuwe inrichting heeft een positief effect op de algehele biodiversiteit. Voor alle soorten is er meerwaarde in de vorm van voedselaanbod, schuilmogelijkheden en voortplantingsgelegenheid.

In bijlage 3 is een impressie opgenomen van de beoogde erfinrichting.

(9)

Literatuur

Bang, P. & P. Dahlström, 2005. Tierspuren. Fährten, Fraβspuren, Losungen, Gewölle und andere.

BLV Buchverlag GmbH & Co. KG, München

Creemers, R.C.M & J.J.C.W. van Delft (ravon)(redactie), 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. -Nederlandse fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden

Dietz, C., O. von Helversen, D. Nill & P.H.C. Lina, 2011. Vleermuizen: alle soorten van Europa en Noordwest-Afrika: biologie, kenmerken en bedreigingen. Tirion Natuur, Utrecht.

Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers, 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV Uitgeverij, Utrecht.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland , 2014. Soortenstandaard Heikikker Rana arvalis.

Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, 2014. Soortenstandaard Huismus Passer domesticus.

Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland , 2014. Soortenstandaard Rugstreeppad Bufo calamita.

Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.

Geraadpleegde websites

webkaart.provincie-utrecht.nl www.arcgis.com

www.ravon.nl

www.synbiosys.alterra.nl www.vleermuisprotocol.nl www.waarneming.nl www.wilde-planten.nl www.zoogdierenvereniging.nl

(10)

We hopen u met deze rapportage voldoende te hebben geïnformeerd. Mochten er desondanks vragen zijn kunt u vrijblijvend contact opnemen.

Met vriendelijke groet,

Blom Ecologie bv, ing. T.J.P. den Otter

Bijlage 1 Fotografische impressie Bijlage 2 Ecologie rugstreeppad

©BLOM ECOLOGIE B.V.

KERKSTRAAT 4-4181ABWAARDENBURG

Niets uit deze rapportage mag zonder schriftelijke toestemming van de opdrachtgever en Blom Ecologie bv worden gebruikt door derden. Onder gebruik worden alle vormen van kopie,

openbaarmaking en elke andere toepassing begrepen. Deze rapportage mag alleen gebruikt worden voor het doel waarvoor het is samengesteld.

Blom Ecologie bv is niet aansprakelijk voor schade die voortkomt uit toepassing van de resultaten van werkzaamheden en/of gegevens verkregen van Blom Ecologie bv.

(11)

Bijlage 1 Fotografische impressie

Figuur 1 De planlocatie is gelegen aan de Mijzijde 139 te Kamerik. De beoogde ontwikkellocatie betreft een graslandperceel van het Dierenhotel Marijke.

(12)

Bijlage 2 Ecologie rugstreeppad

Herkenning

De rugstreeppad (Bufo calamita) is middelgrote pad met een lengte van circa 4,5-7 cm en korte poten. De rug heeft een grijsbruine kleur met groenige vlekken, de buik is lichtgrijs met grijszwarte vlekken. Over de gehele rug is karakteristieke lichtgele lengtestreep afgetekend. De ogen zijn geelgroen met een horizontale pupil. Mannetjes zijn in de paartijd te onderscheiden van vrouwen door een paars/blauwe verkleuring van de keel. De rugstreeppad heeft een typische en harde roep die over een afstand van 1-3 kilometer hoorbaar is (Creemers & Van Delft, 2009).

De larven van rugstreeppad zijn maximaal 2,5 centimeter lang en zwart van kleur. Oudere larven hebben een lichte keelvlek en soms een rugstreep (Diepenbeek & Creemers, 2006).

Gedrag

De rugstreeppad is een typische pioniersoort die opportunistisch profiteert van tijdelijke gunstige omstandigheden. Klimatologische veranderingen vormen in sterke mate een trigger voor migratie, voortplanting en dergelijke. Onderstaande periodes zijn dan ook indicatief.

De overwintering vindt plaats van oktober/november tot en met maart. De eerste dieren kunnen vanaf begin maart de overwinteringslocatie verlaten om vervolgens al dan niet direct door te trekken naar de voortplantingslocaties. Mannen komen hier doorgaans eerder aan dan vrouwen (Creemers & Van Delft, 2009). De voortplanting vindt plaats van april-september met een hoogtepunt van half april-mei.

Habitat en verblijfplaatsen

Het geprefereerde habitat van de rugstreeppad bestaat uit een dynamisch milieu met

vergraafbaar zand of fijne grond en pionierskarakter. Veelal bestaan deze uit onbeschaduwde laagbegroeide terreinen met een macroreliëf.

De vaste rust- en verblijfplaatsen van de soort kunnen worden onderscheiden in het voortplantings-, zomer- en overwinteringshabitat. Het voortplantingshabitat is aquatisch de overige habitats terrestrisch. De functionele leefomgeving bestaat uit het terrein in en tussen deze habitats.

De voorplantingslocatie bestaat uit veelal temporele, ondiepe en vegetatieloze wateren.

Voorbeelden hiervan zijn greppels, rijsporen, regenplassen en geschoonde sloten. De zomer en- en winterlocaties bevinden zich in hoogwatervrije terreinen. Voor de overwintering gebruikt de rugstreeppad bestaande (muizen)holletjes, graaft zich in of kruipt onder materialen zoals:

stenen, boomstammen, banden en houtstapels. Voorwaarde voor het winterhabitat is dat deze plaatsen vorstvrij moeten zijn.

Populatieomvang

Rugstreeppadden verspreiden zich in diverse richtingen waardoor de minimale populatie omvangen en bijbehorend oppervlakte voor de gunstige staat van instandhouding locatiespecifiek is. Als vuistregel wordt gehanteerd dat een populatie minimaal uit 50-200 dieren bestaat en in verbinding staat met andere populaties (RVO, 2011).

(13)

Bijlage 3 Beplantingsplan

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op verzoek van de gemeente dient gelijktijdig de planologische situatie van de reeds bestaande en als zodanig bestemde en vergunde inrichting te worden geactualiseerd, zodat

Voor heikikker, ringslang en rugstreeppad geldt dat deze beschermd zijn onder de Wet natuurbescherming en geen vrijstelling geldt in het kader van

Voor de boommarter geldt dat deze beschermd zijn onder de Wet natuurbescherming en geen vrijstelling geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen.. Binnen

In deze quick scan flora en fauna wordt vooraf een inschatting gemaakt van de effecten die toekomstige ruimtelijke ingrepen op de actuele beschermde natuurwaarden zullen

In gebieden waar de rups al langer voet aan de grond heeft gekregen, zijn mensen gewend aan omgaan met eikenprocessierups en zullen ze bij overlast of aanraking niet meteen naar

Door het ontbreken van dergelijke sporen naast de aanwezige ‘rommelhoekjes’ en ‘verstopplaatsen’ en doordat de planlocatie geen onderdeel uitmaakt van het

De inventarisatie is een oriënterend onderzoek waarbij gedetailleerd een beoordeling wordt gegeven van de aanwezigheid van de specifieke potentie voor beschermde flora en fauna in het

Daarnaast zijn beschermde planten niet aangetroffen gedurende het veldbezoek, waarmee negatieve effecten ten aanzien van beschermde vaatplanten derhalve kunnen worden