• No results found

Planten. De warmste zomer ooit! Hoe bloemrijk zijn onze bermen nog? De beheerpuzzel van Kruipend moerasscherm 30 JAAR FLORON. nummer 8 november 2018

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Planten. De warmste zomer ooit! Hoe bloemrijk zijn onze bermen nog? De beheerpuzzel van Kruipend moerasscherm 30 JAAR FLORON. nummer 8 november 2018"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Planten

De warmste zomer ooit!

Hoe bloemrijk zijn onze bermen nog?

nummer 8 | november 2018 30 JAAR

FLORON

(2)

inhoud

colofon

PLANTEN is het tijdschrift van Stichting FLORON (FLORistisch Onderzoek Nederland). Het geeft informatie over ontwikkelingen in de Nederlandse flora.

Het tijdschrift verschijnt twee maal per jaar en wordt toegestuurd aan de donateurs van stichting FLORON.

Word donateur door je aan te melden via www.floron.nl/over-floron/donateur-worden voor minimaal € 20,= per jaar. Meer doneren mag natuurlijk ook. Afmelden als donateur of het doorgeven van een adreswijziging kan via redactie@floron.nl.

Redactie:

Edwin Dijkhuis, Ruud Beringen, Kris Joosten, Egbert de Boer, Anne Marie Beeke, Leonie Tijsma en Maarten Mandos.

Redactieadres:

redactie@floron.nl Vormgeving en opmaak:

Content Innovators, Zwolle Druk:

Ten Brink, Meppel

De redactie verwelkomt artikelen over in Nederland voorkomende planten.

Zie voor tips over kopij onze website:

www.floron.nl

Auteurs van gepubliceerde artikelen kunnen via de redactie worden benaderd.

Omslag:

Poel in Groespeel met Kruipend moeras- scherm, februari 2015.

Foto: Edwin Dijkhuis.

Wat doet Stichting FLORON?

FLORON zet zich in voor onderzoek naar en bescherming van de Nederlandse wilde flora.

Stichting FLORON voert zelf geen betaalde projecten uit. Deze worden onder de merk- naam FLORON uitgevoerd door medewer- kers van het Landelijk Bureau, dat valt onder verantwoordelijkheid van Stichting RAVON.

FLORON Landelijk Bureau Bezoekadres: Toernooiveld 1 6525 ED Nijmegen (Natuurplaza) Postadres: Postbus 9010 6500 GL Nijmegen Telefoon: +31 (0) 24 7410573 E-mail: info@floron.nl Website: www.floron.nl Facebook: FLORONNederland Twitter: @FLORONNederland ISSN 2451-957X (print)

04 Midzomerplanten jachten, het tableau 08 Hoe warm is Nederland volgens

onze flora?

10 De Flora van Westerwolde 15 Flora op drift: drie liggende

wolfsmelken

16 Zeldzame varens in Drenthe Voor sommige graslandplanten blijkt de zomer-

droogte een onverwacht buitenkansje.

De warmste zomer ooit!

06

Door het testen van verschillende beheer- vormen krijgen we grip op wat nodig is om Kruipend moerasscherm te behouden.

De beheerpuzzel van Kruipend moerasscherm 12

en verder

Om die vraag te beantwoorden brachten deelnemers aan de campagne Mijn Berm Bloeit! de bloemrijkdom van meer dan 1.500 bermen in kaart.

Hoe bloemrijk zijn onze bermen nog?

20

(3)

column

Op 20 september jongstleden heb ik namens FLORON de Nationale Bijenstrategie ondertekend. De Bijen- strategie richt zich onder meer op het vergroten van geschikte leefomgeving en voedselaanbod voor bijen en andere bestuivers. Planten spelen daarin een hoofdrol: als waardplant voor rupsen, leverancier van nectar en het bieden van schuil- en nestgelegenheid.

Veel planten zijn bovendien voor hun voortplanting af- hankelijk van bestuivers, zoals de Zwartblauwe rapun- zel waar FLORON zich voor inzet. Redenen waarom FLORON de Bijenstrategie heeft ondertekend.

Door een wetenschappelijk artikel over de afname van de hoeveelheid insecten in de afgelopen 27 jaar in Duitsland is er veel aandacht gekomen voor dit probleem. Dit heeft onder andere geleid tot het Deltaplan Biodiversiteit (verschijnt eind van dit jaar) en de Bijenstrategie. De vele partners van de strategie voeren tientallen projecten uit ter bevordering van de wilde bijen. Zo worden bedrijventerreinen bijvriendelijk ingericht en zijn er ‘Bee-events’ voor het creëren van bewondering en bewustwording.

Als FLORON zijn we ook actief op dit vlak. Samen met De Vlinderstichting zijn we in 2017 gestart met de campagne ‘Mijn berm bloeit!’. Doel van dit project is te monitoren hoe het met de bloemrijkdom van bermen gaat en beheerders te stimuleren om werk te maken van ecologisch bermbeheer. Voor een aan- tal waterschappen evalueren we Natuurvriendelijke Oevers; met welk doel zijn ze aangelegd, hoe zien ze er nu uit en wat kan er aan inrichting en beheer verbeterd worden om betere resultaten te bereiken?

En recent heeft de provincie Noord-Brabant ons

bermenproject goedgekeurd. In dit project gaan we ecologisch bermbeheer promoten wat moet leiden tot meer bloemrijke bermen met meer voedsel en nestge- legenheid voor insecten. Het gaat dan om soorten als Echte guldenroede, zandhommel en grote roetbij. Dit doen we samen met De Vlinderstichting, EIS, RAVON, Bosgroep Zuid en een aantal Brabantse gemeenten.

Het is een brede insteek, waarbij de belangen van verschillende soortgroepen worden meegenomen.

Ik zie de Bijenstrategie als een opmaat voor de transi- tie van de landbouw in Nederland. De landbouw is te ver doorgeschoten in schaalvergroting en intensive- ring met enorme mestoverschotten, pesticidengebruik en teruggang van biodiversiteit tot gevolg. Als we deze transitie de komende jaren echt in gang kunnen zetten dan zijn de wilde planten en hun bestuivers daar enorm mee gebaat.

Rob van Westrienen, directeur FLORON

Commentaar

Pag 3 eerste regel FLORON svp niet afbreken!

aangepast

De Nationale Bijenstrategie

(4)

Vier thema’s

De plantenjachten toonden vier thema’s: kennismaking met FLO- RON, een bijzonder plantengebied bezoeken, plantenbescherming en de genoemde herinventarisatie. De plantenjachten hadden uiteraard niet het karakter van volksfeesten.

Het waren meest kleine bijeenkom- sten van een mens of tien: soms waren er nieuwsgierigen die kennis kwamen maken, soms bleken het vierinkjes voor trouwe floristen.

Wat ons goed heeft gedaan, is dat meerdere plantenjachten georga- niseerd werden door ‘vrienden’ als KNNV en IVN, door lokale planten- werkgroepen en ook de jongeren van de NJN sloten zich aan met een excursie in het Korenburger- veen (Achterhoek).

Kennismaking

Kwantitatieve topper was de plan- tenjacht vanuit Stadskwekerij De Kas in de Rotterdamse wijk Blijdorp.

Wel dertig nieuwsgierige bewoners - een bont gezelschap van verschil- lende leeftijden - verzamelden zich zaterdagmiddag om kennis te maken met de stadse flora. Om de ontmoeting zo persoonlijk mogelijk te houden, werd de groep opge- splitst. Een deel ging op zoek naar de echt ‘urbane’ flora van stoepen,

‘boomspiegels’, parkjes en derge- lijke. De stad is onvermoed rijk aan natuur die je pas ‘ziet’ als je er aan- dacht voor hebt. Zo keek men naar Muurleeuwenbek, een sierlijke plant van muren en muurvoeten, maar ook naar overal tussen straatstenen groeiend ‘simpel’ Varkensgras. Dat

blijkt onder een loep veel fraaier dan je weet. De tweede groep bezocht het Vroesenpark, met oeverbegroei- ingen en bloemrijke stroken. Fraaie planten met soms sprookjesachtige namen als Wolfspoot, Mottenkruid en Heelblaadjes. En wat een insek- ten waren er! Tien deelnemers lieten hun e-mailadres achter voor méér plantenjacht.

Bijzondere gebieden

Klein Bylaer bij Barneveld is een boerenlandgoed dat nog veel land- schapselementen heeft van rond 1800. Zo is het toenmalige water- beheersingssysteem nog intact.

Hoeveel lezers van de Barneveldse krant de enthousiaste aankondiging van het IVN gelezen hebben, weten we niet, maar er waren zaterdag toch alleen floristen-onder-elkaar.

Die vonden dan wel leuke ‘natte’

soorten als Ronde zonnedauw, Moeraswolfsklauw en Schildereprijs.

Floristen waarderen het oude ‘zee- dorpenlandschap’ hoog. De term betreft duingebied rond dorpen dat agrarisch divers gebruikt werd vóór 1900. Allerlei menselijke activiteiten van beweiding en oogsten-uit-de- natuur, tot gebruik van kleine akker- tjes leidden tot grote biodiversiteit.

Op zondag gingen zeven floristen uit district Hollands Duin naar een

‘modern zeedorpenlandschap’ bij Zandvoort met onder andere een mountainbikeroute en een vakantie- park. Er was in het gebied al eerder dit jaar geïnventariseerd. Nu werd de lijst aangevuld tot 278 soorten, met ontsnappende tuinplanten zo-

Midzomerplantenjachten

Het tableau

als Kogelduizendknoop, maar ook oude rijkdom: Hondskruid, Slanke mantelanjer en Oorsilene.

Flevoland is floristisch interessant omdat de kolonisatie van het Nieuwe land door wilde planten er nog volop gaande is. Zeven floristen bezoch- ten er de Houtribvlakte bij Lelystad.

Bijzondere soorten als Aardaker en Kleine steentijm hebben zich daar al enige tijd gevestigd en werden ook nu gezien. Nieuwe soorten waren o.a. Witte els en Kamperfoelie. De laatste is een ‘oud-bossoort’, die nieuwe locaties-op-afstand vaak pas na decennia bereikt.

Bescherming

In de vorige PLANTEN werd uitzaai van Welriekende agrimonie in NO- Friesland besproken. Tijdens de eraan gekoppelde excursie werden de twaalf deelnemers negatief ver- rast: op een van de oude groeiplaat- sen was een deel van de populatie

FLORON viert dit jaar haar dertigjarig jubileum. In het weekend van 15 tot 17 juni werd daarom een dertigtal Midzomerplantenjachten georganiseerd. Een tweede actie was de herinventarisatie van dertig rond 1990 geïnventariseerde kilome- terhokken. Deze acties overlapten elkaar. Over de herinventarisaties verschijnt nog een aparte publicatie. Zoals jagers na afloop van de jacht het wild uitstallen in ‘het tableau’, zo tonen wij hier (een selectie van) de feestelijke oogst van onze plantenjachten.

Als hommage aan FLORON’er van het eerste uur Harrie van Loon werd in Tilburg een door hem in 1988 geïnventariseerd kilometerhok opnieuw onderzocht. Foto: Theo Heijmans.

(5)

Commentaar

- Graag tekst passend maken op blz 5 (foto bijsnijden) - 3e kolom op 5 minimaal breder, dus foto hoeft niet aangesneden te worden

verdwenen onder in het bermtalud gestort zand, overtollig ‘afval’ bij een brugrenovatie in de buurt. Dat be- wees maar weer de kwetsbaarheid van zeldzamere soorten die vooral in bermen voorkomen.

Herinventarisatie

Floristen uit het district Noord-Bra- bant Baronie bezochten een hok in

het stroomgebied van de Donge, bij Tilburg. Het was een hommage aan FLORON’er van het eerste uur Harrie van Loon (†2017), die dit hok in 1988 inventariseerde en toen 160 soorten aantrof. Drie uur planten- jacht was te kort voor een volledige inventarisatie. De 140 gevonden soorten zijn met een na-inventa- risatie aangevuld tot 270. Toch

ontbreekt ca. 25% van de 1988-lijst!

Het ligt nu tegen de stadsrand. Meer- dere oever- en waterplanten werden niet meer gevonden, zoals Ruwe bies, Melkeppe en Drijvend fonteinkruid.

Ook schrale soorten van destijds zijn er niet meer, zoals Muizenoor, Tandjes- gras, Zandblauwtje en Hondsviooltje.

Meer ruderale soorten (Reukeloze kamille, Zwarte mosterd e.d.) en inge- zaaide soorten (bijv. Geel walstro en Blaassilene) zijn juist binnengekomen.

Onder de nieuwkomers toch ook aar- digheden als Getand vlotgras, Rosse vossenstaart en Duits viltkruid.

Als je zo’n tableau ziet, dan denk je:

FLORON zou elk jaar de midzomer kunnen vieren.

Tekst: Gertie Papenburg

In het district Noord-Brabant Markizaat voerde de midzomerplantenjacht naar de heide rond het Rozenven op het landgoed Visdonk bij Roosendaal. Foto: Wim van Vliet.

Schraalhanzen als Hondsviooltje blijken bij een herbezoek aan oude groeiplaatsen vaak te zijn verdwenen. Foto: Jan Katsman.

(6)

Extreem warme en droge zomer De zomer van 2018 was extreem warm, vooral vanaf half juli tot en met de eerste week van augustus met twee achtereenvolgende hitte- golven (15 t/m 27 juli en 29 juli t/m 7 augustus). Met een gemiddelde van 18,9 °C (normaal is 17,0 °C) was het de warmste zomer sinds 1706; het eerste jaar waarvan dagelijkse temperatuurmetingen bekend zijn. De zomer was niet al- leen zeer warm maar ook extreem droog; met een landelijk gemiddel- de van 105 mm tegen een langjarig gemiddelde van 225 mm.

Gevolgen warmte voor graslandplanten

Deze extreme omstandigheden hebben zichtbare invloed gehad op de ontwikkeling van graslanden.

Niet alleen door vochttekort, maar ook door de hoge temperaturen zijn allerlei graslandplanten in hun ontwikkeling geremd. De meeste inheemse planten groeien optimaal bij bodemtemperaturen tussen de 10 °C en 25 °C. Komt de bodem- temperatuur boven de 25 °C, dan groeien planten niet of weinig, zelfs als er wel voldoende vocht is. De meeste grassen wortelen ondiep en hebben al gauw last van vochttekort en hoge bodem- temperaturen. Begin augustus waren veel grassen op zandige bodems dan ook geheel verdord.

In droge stroomdalgraslanden op zandige oeverwallen en dijken in het rivierengebied hielden alleen diep wortelende kruiden en warmte minnende planten zoals Handjes- gras het vol. Voor Handjesgras was het een ideale zomer. Zo stond ze

begin augustus op de oude zeedijk tussen Stavoren en Oudemirdum over enorme oppervlakten prachtig in bloei.

Explosief herstel

Na de eerste regenbuien begin augustus, kleurden graslanden op humushoudende bodems weer opmerkelijk snel groen. De basis hiervoor is gelegd door de afbraak van in de bodem aanwezig orga- nische stof, deze verliep door de hogere bodemtemperaturen zelfs extra snel. Bij deze afbraak komen voedingstoffen als stikstof, fosfaat en kalium weer beschikbaar voor de planten. Omdat de plantengroei tijdens de aanhoudende zomer- droogte stil stond, en er ook geen uitspoeling optrad, hoopten deze voedingstoffen zich in de bodem op. Toen begin augustus de tem- peraturen daalden en het begon te regenen stonden alle seinen dan

De warmste zomer ooit

Een buitenkansje voor graslandplanten

ook op groen voor een explosieve groei; een optimale bodemtem- peratuur, voldoende vocht en een flinke voorraad voedingstoffen. Dat was op veel plekken goed zicht- baar, bijvoorbeeld door de massale nabloei van graslandplanten als Vertakte leeuwentand en Duizend- blad. Ook de overvloedige bloei van Vlasbekje dit najaar viel veel mensen op.

Winnaars en verliezers In grazige vegetaties op droge bodems traden tijdens de droogte enkele kruiden sterk op de voorgrond. In wegbermen viel de uitbundige bloei van Wilde peen, Pastinaak en Gewone berenklauw op. In enkele stroomdalgraslan- den langs de rivieren waren de rozetten van Veldsalie, Karwij- varkenskervel en Beemdkroon begin augustus het enige groen in de verdorde grasmat. De velden

De zomer van 2018 gaat de boeken in als de warmste zomer ooit. Graslanden en bermen op de zandgronden kleurden geel en allerlei graslandplanten stopten door vochttekort met bloeien. Het zag er allemaal erg dramatisch uit.

Maar na de eerste regenbuien werd langzaam duidelijk dat voor sommige graslandplanten die zomerdroogte een onverwacht buitenkansje was.

Nabloei van Vlasbekje in een berm (Nijeveen, september 2018). Foto: Edwin Dijkhuis.

(7)

bloeiende Kruisdistels vormden de enige insectenkroegen in de wijde omgeving waar nog volop nectar werd getapt. Deze droogtebesten- dige soorten zijn veelal soorten met lange penwortels of hebben in verhouding sterk ingesneden bladen met een relatief gering bladoppervlak. Kruisdistel is één van de diepst wortelende planten

van de Nederlandse flora, tot wel 2 meter en meer, en deze soort lijkt dan ook totaal geen last van de droogte te hebben gehad.

Op schrale, humusarme droge zandgronden hebben algemene soorten als Gewoon struisgras en Gewone veldbies het daarentegen zwaar te verduren gehad. Ook Haakmos, vaak dominant aan- wezig in graslanden, was begin augustus als sneeuw voor de zon verdwenen. Drie maanden na de eerste regens is op de sterkst door de droogte getroffen plekken nog geen of slechts in heel beperkte mate hergroei van deze soorten zichtbaar. Hierdoor zijn open plek- ken in de grasmat ontstaan. Een ideaal kiembed, waar allerlei, veelal éénjarige planten, van hebben geprofiteerd. Opmerkelijk is bijvoor- beeld de massale ontkieming van enkele éénjarige Geranium soorten in zandige bermen. Ook soorten als Klein vogelpootje en Klein tas- jeskruid hebben zichtbaar geprofi- teerd. Verder zien we vooral herstel van graslandplanten met penwor- tels of wortelstokken als Gewoon

biggenkruid en Schapenzuring of soorten die de zomerdroogte ondergronds hebben overbrugd, zoals Knolboterbloem.

Alhoewel veel planten van voch- tige tot natte biotopen, tijdens de zomer van 2018, onder de droogte hebben geleden, heeft deze zomer mogelijk een positieve invloed gehad op de ontwikkeling van droge graslanden. Of dit ook leidt tot uitbundig bloeiende bermen en graslanden in 2019 zullen we moeten afwachten.

Tekst: Ruud Beringen en Edwin Dijkhuis

Bloeiende Kruisdistels op een oeverwal langs de Waal, alleen hier viel er voor insecten nog iets te halen (Hurwenen, augustus 2018).

Foto: Kees Groen.

Massale kieming van Zachte ooievaarsbek in zandige berm. Foto: Edwin Dijkhuis.

Opleving van Schapenzuring, Klein vogelpootje en Knolboterbloem in een dor stroomdalgrasland (Junner Koeland, oktober 2018).

Foto: Edwin Dijkhuis.

(8)

Nederland wordt warmer De extreem droge en warme zomer van 2018 zette menig florist aan het denken hoe de toekomst eruit zal zien voor planten die in noordelijke en zuidelijke gebieden in Europa voorkomen. Samen met Sovon en De Vlinderstichting is FLORON vorig jaar een onderzoek gestart naar de respons van wilde planten, vogels en vlinders op klimaatverandering sinds 19751. Dit deden we op verzoek van het We- reldnatuurfonds die elke twee jaar een Living Planet Report maakt over de staat van de natuur in Ne- derland. FLORON draagt hieraan bij met trendanalyses.

Om te bepalen welke soorten warmte- danwel koudeminnend zijn, worden traditioneel Ellenberg- indicatoren gebruikt, waarbij met een expertoordeel plantensoorten zijn toegedeeld aan een bepaalde

klimaatzone. Omdat er tegenwoor- dig zowel gedetailleerde klimaat- kaarten als een overvloed aan verspreidingsgegevens beschik- baar zijn als open data, hebben we gekozen om de gemiddelde temperatuur van het areaal van alle soorten in het plantenrijk uit te re- kenen. De brongegevens, script en resultaten hiervoor zijn vrij beschik- baar voor andere onderzoekers2.

Klimaatkaart van de Nederlandse flora

Nu we van elke plantensoort weten wat de temperatuur is waarbij deze optimaal groeit, kunnen we die gegevens gebruiken om te kijken hoe het met de verspreiding van warmte- en koudeminnende soorten zit. Hiertoe is de gemid- delde temperatuur bepaald van alle soorten die in een kilometerhok zijn gevonden. Het resultaat is een

Hoe warm is Nederland?

klimaatkaart van de Nederlandse flora. In grote lijnen volgt de kaart de verdeling van de gemiddelde temperatuur in Nederland: warm aan de kust en in het zuiden, koeler in het noordoosten. Bossen worden als koele plekken getoond, wat verklaarbaar is omdat in de ondergroei de warmte van zonlicht ontbreekt. Grote steden met hun hitte-eilandeffect zijn duidelijk op de kaart aanwezig.

Migratie van flora langs de grote rivieren

Misschien wel het meest opvallend is het oostelijke rivierengebied.

Zowel het zeer goed onderzochte stroomdal van de Rijn en Waal, als het wat minder goed op flora onderzochte Maasdal springen er qua temperatuur flink bovenuit.

Het patroon is te verklaren door een combinatie van aanvoer van zuidelijke soorten via de rivieren zelf en natuurontwikkeling na zandwinning. Ook opvallend is dat niet alleen in de smalle zone langs de rivier zelf veel zuidelijke soorten voorkomen, maar in het hele stroomgebied. Dit laat zien dat plantensoorten zich vanuit de ui- terwaarden gemakkelijk tot enkele kilometers in de omgeving kunnen verspreiden.

Blijft de flora achter bij klimaatverandering?

Door jaarlijkse trends van planten- soorten te koppelen aan de gemid- delde temperatuur van het areaal, kan de respons van de flora op kli- maatverandering in de tijd worden

Met het dertigjarig bestaan van FLORON is de Nederlandse flora nu ook dertig jaar lang uitgebreid gemonitord. Vooral dankzij vrijwilligers zijn in verreweg de meeste kilometerhokken één of meerdere keren lijsten opgesteld van de plantensoorten die daar voorkomen. In 30 jaar tijd zijn meer dan 20 miljoen waarnemingen verzameld. In de komende nummers van PLANTEN laten we zien wat er allemaal mogelijk is met die gegevens.

Reactie van de flora op de temperatuurstijging in Nederland. CTI staat voor Community Temperature Index, dus de gemiddelde temperatuur van het areaal van alle soorten in het kilometerhok.

1976 1981 1986 1991 1996 2001 2006 2011 2016

CTI (oC)

8.75

8.7

8.65

8.6

8.55

8.5

volgens onze flora

(9)

Commentaar Pleun,

- Kun je de titel splitsen in een titel en subtitel? Titel is:

Hoe warm is Nederland? Subtitel is: volgens onze flora - Kan de achtergrond van de kaart op pag 9 aangepast worden in een FLORON-kleur of transparant?

NB

We proberen deze kaart nog in de roodtinten te krijgen.

Als dat lukt sturen wij deze vandaag naar jou toe.

Als je niets hoort / ontvangt, dan laten we het zo.

Kan je het bijschrijft van de grafiek op blz 8 veranderen in: Reactie van de flora op de temperatuurstijging in Ne- derland. CTI staat voor Community Temperature Index, dus de gemiddelde temperatuur van het areaal van alle soorten in het kilometerhok.

De kaart op blz 9. Kan je het grijs op de achtergrond veranderen in een FLORON-kleur. Belangrijk is wel dat het grijs binnen Nederland wel grijs blijft. Is dit haalbaar?

Zo niet, laat maar zitten.

- kop en subkop gemaakt - bijschrift aangepast

- kleur aangepast, grijs in nederland gehandhaafd, maar ijselmeer ook grijs is dit goed?

- eventueel nog niewe kaart met rood

bepaald. Zoals verwacht volgen planten de trend van de klimaat- verandering in Nederland. Maar waar de gemiddelde temperatuur in Nederland sinds 1975 1,5 graad is gestegen, bewoog de flora maar 0,23 graad mee. Zes keer langza- mer dus. Waarom kunnen planten de snelheid van het veranderende klimaat niet bijbenen? Natuurlijk gaat het koloniseren van nieuwe plekken bij sommige soorten trager dan bij andere. Vaak is er dynamiek nodig, zoals tijdelijke kale bodem,

om vestiging van nieuwe soorten mogelijk te maken. Op regionale schaal zien we dat gebeuren bij zandwinning in het rivierengebied, bij ‘tijdelijke natuur’ op braaklig- gend terrein en op microschaal bij de campingadventieven.

Maar wat als dynamiek ontbreekt?

In de minst aangetaste cultuurland- schappen met de laagste gemid- delde temperatuur in ons land -Drenthe, Twente en de Achter- hoek- zal de flora waarschijnlijk nog

het langst gevrijwaard blijven van zuidelijke elementen. Een afname van stikstofgevoelige en noordelijke soorten zal wel plaatsvinden: een mogelijk onverwachte keerzijde van het behoud van natuur en land- schap.

Maar soms zien we ook de omge- keerde trend. In Nederland hebben we weinig oud bos. De na-oorlog- se bosaanplanten hebben in de afgelopen decennia een rijkere on- dergroei ontwikkeld. Dit als gevolg van het ouder worden van het bos en toegenomen variatie in habitat (strooisel, hout, wroetende zwijnen, verjonging). Bosplanten die in de lift zitten als Bosanemoon, Groot heksenkruid en Look-zonder-look zijn koudeminnende soorten, waar- door de bosflora ‘koeler’ geworden is.

Moeten we als natuurbeschermers rekening houden met het klimaat?

Dat kan door de weg vrij te maken voor soorten uit zuidelijke streken die onze natuurgebieden verove- ren, zoals Kleverige ogentroost en Bokkenorchis. Omgekeerd zullen we steeds vaker ons best moeten doen om noordelijke soorten te behouden voor onze flora. Voor FLORON geldt dat we de vinger aan de pols moeten houden en zowel nieuwkomers als kwetsbare soorten blijven monitoren.

Tekst: Laurens Sparrius Bronnen

1. Sparrius, L.B., G.G. van den Top & C.A.M. van Swaay. 2018. An approach to calculate a Spe- cies Temperature Index for flora based on open data. Gorteria 40: 73-78.

2. Swaay, C. van, C. van Turnhout, L. Sparrius, R. van Grunsven, J. van Deijk, A. van Strien &

S. Doornbos. 2018. Hoe onze flora en fauna verandert door klimaatverandering. De Levende Natuur 119 (7): in prep.

Klimaatkaart van de Nederlandse flora met de gemiddelde temperatuur van het areaal van alle soorten in een kilometerhok, ongeacht hun talrijkheid.

(10)

Deze flora van Westerwolde laat zich niet zo eenvoudig vergelijken met bestaande regionale flora’s.

Geen atlas met verspreidingskaart- jes en soortteksten, maar in plaats daarvan een analyse van hoe de flora in het gebied is veranderd na- dat een groot deel van de inrichting van de Ecologische Hoofdstruc- tuur (EHS) is gerealiseerd. In 14 paragrafen wordt een ‘begroeiings- type’ behandeld met de soorten die er voorkomen. De opgenomen kaartjes maken duidelijk waar de belangrijkste floristische waarden liggen en of er sprake is van herstel of achteruitgang. Het ontbreken van soortbeschrijvingen is geen minpunt, want die kun je ook in je eigen flora vinden. Het boek wil een nuttige handleiding zijn voor lo- kale beheerders en beleidsmakers, daarin is hij goed geslaagd.

Bij het samenstellen van de flora werd de schrijver ondersteund door een begeleidingsgroep bestaande uit vertegenwoordigers van diverse

natuurbeschermingsorganisaties, het waterschap Hunze en Aa’s, de provincie Groningen, Prolander en de districtscoördinator van FLO- RON, Willem Stouthamer. Tijdens twee, speciaal voor deze flora, georganiseerde FLORON-kampen in 2014 en 2015 werd een schat aan gegevens verzameld.

De herstelde meanderende Ruiten Aa met zijn zijtakken is de ader van een afwisselend gebied met ven- nen, snippers natte en droge heide, beken en schraallanden, maar ook met eikenbossen en akkers. De schrijver vergelijkt de verspreidings- gegevens van vóór 2000 met die van de periode 2000-2017. Hierbij beperkt hij zich tot het deel van Westerwolde dat behoort tot de EHS, tegenwoordig Natuur Netwerk Nederland (NNN) genoemd. Het gebied beslaat een oppervlak van circa 100 km2.

Voor 2000 waren er in Westerwolde 722 soorten bekend. Dat aantal is

De FLORA van WESTERWOLDE Pas verschenen:

in de periode 2000-2017 toege- nomen tot 971. Dat is niet alleen het resultaat van de uitgevoerde herstelmaatregelen, maar ook van intensiever onderzoek en toename van soortenkennis. Het lijstje met Rode lijstsoorten dat na 2000 vaker is gevonden dan daarvoor is bedui- dend langer dan dat van de dalers.

Onder de nieuwkomers (met tussen haakjes het aantal km-hokken waarin de soort is waargenomen) bevinden zich soorten als Akkervilt- kruid (4) en Gestreepte greppelrus (5). Gestreepte greppelrus is een pionier van droogvallende oevers en alleen gevonden tijdens de FLORON-kampen.

Soorten van vochtig en droog schraalland hebben het meest geprofiteerd van de herstelprojec- ten. Zo is in vochtig schraalland sprake van toename bij soorten als Draadrus (8>17), Gevleugeld hertshooi, Noordse zegge, Blaas- zegge en Veldrus (14>47). In droog schraalland zitten Stijve ogentroost

In Oost-Groningen tegen de Duitse grens, ruwweg ten zuiden van Bad Nieuwe- schans en ten noorden van Ter Apel ligt Westerwolde. Vanaf de jaren ’90 zijn er in dit gebied veel natuurherstelprojecten uitgevoerd. Bauke Roelevink, gepensioneerd medewerker bij Staatsbosbeheer, wist voldoende gegevens boven water te halen om er een flora over samen te stellen.

Bauke Roelevink presenteert zijn Flora van Westerwolde.

Foto: Edwin Dijkhuis.

(11)

De FLORA van WESTERWOLDE

(13>44), Steenanjer (8>18) en Zil- verhaver (24>65) in de lift. In Akkers zijn soorten als Bolderik, Gele gan- zenbloem, Slofhak en Korenbloem vaker gemeld, zeer waarschijnlijk als gevolg van uitzaai, maar de toena- me bij soorten als Hondspeterselie, Kleine leeuwenklauw en Veelkleurig vergeet-mij-nietje is natuurlijk.

Ook in de eikenbossen doen zich veranderingen voor. Zo gaat Hengel sterk achteruit (10>3), maar vertoont Ruige veldbies (5>10) een toename. Ook Koningsvaren (7>25) en Valse salie (1>4) hebben de wind mee. En hoewel Bosanemoon op km-hok gelijk blijft neemt de bedek- king in de wat rijkere bossen door het dikker worden van de strooisel- laag af en trekt ze zich terug naar de randen van het bos en paden.

Invasieve exoten als Reuzenbalse- mien (0>48), Reuzenberenklauw (12>45), Japanse duizendknoop (6>38), Waterteunisbloem (0>16) en

Grote waternavel (0>16) bezetten al flink wat Westerwoldse hokken.

Maar Watercrassula is gelukkig (nog) niet gemeld.

Minder goed gaat het met soorten van vennen, kruidenrijke heide en nat schraalland. Zo gaan Blauwe knoop (35>25) en Hondsviooltje (25>10), net als elders in Nederland, achteruit.

Pilvaren, Teer vederkruid en Wa- terpostelein, soorten van gebufferd water, hebben wel kunnen pro- fiteren van natuurherstel. Net als Ronde zonnedauw (7>14) en Witte snavelbies (3>6) in de natte heide.

Klein blaasjeskruid, Heidekartelblad, Welriekende nachtorchis, Kleine valeriaan en Liggende vleugeltjes-

bloem daarentegen zijn na 1999 niet meer waargenomen.

Westerwolde is een uniek gebied, een klein stukje Drenthe in de provincie Groningen omgeven door ontgonnen hoogveen. Het is de moeite van een floristisch uitstapje zeker waard. Vooral in de omgeving van Sellingen valt veel te beleven, maar je zou ook de loop van de Ruiten Aa kunnen volgen.

Tekst: Egbert de Boer Kaart: Dik Koopmans

De Flora van Westerwolde is te downloaden op: www.floron.nl >

Over FLORON > Districten-Noord >

1-2 Groningen > Flora van Wester- wolde

Droog schraalland met Steenanjer, een stroomdalplant waarvan de groeiplaatsen bij Wes- terwolde samenhangen met haar voorkomen in het Emsdal. Foto: Bauke Roelevink.

Met name soorten van vochtig en natte schraal- landen hebben geprofiteerd van de herstelwerk- zaamheden. Foto: Bauke Roelevink.

Begrenzing projectgebied (rood) en EHS Westerwolde (groen).

(12)

Herkenning

Kruipend moerasscherm (Apium repens) is zo’n 10-15 cm hoog en de bladeren zijn enkel geveerd. Ze lijken sterk op die van Kleine wa- tereppe en Groot moerasscherm, waarmee ze dan ook makkelijk verward kan worden.

Ecologie & verspreiding Kruipend moerasscherm verlangt zonnige, open plekken op natte, niet te voedselarme bodems, die ’s winters ondiep overstroomd wor- den. Ze groeit vooral op open plek- ken langs waterkanten en in natte, extensief begraasde graslanden.

De verspreiding van de soort verloopt middels langlevende zaden en kruipende uitlopers. Tijdens de monitoring van de Brabantse popu- laties hebben we waargenomen dat de bloemhoofdjes naar beneden buigen op het moment dat de zaden afrijpen, waarschijnlijk om de zaden direct naast de moederplant terecht te laten komen. Ook kan de soort wortelen op de knopen van deelblaadjes die loskomen tijdens perioden van inundatie.

De soort is op Europese schaal zeldzaam en staat als ernstig bedreigd op de Rode lijst Vaatplan- ten. Ze is opgenomen in Bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn wat voor overheden de verplichting met zich meebrengt de soort en zijn biotoop te beschermen. Binnen Nederland komt ze momenteel voor op enkele plekken in Zeeland, Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel en Drenthe.

Behoud van de soort in Noord-Brabant

Onder natuurlijke omstandigheden

profiteert Kruipend moeras- scherm van dynamiek in het ecosysteem. Processen als tijdelijke overstroming en erosie/

sedimentatie zorgen voor behoud van kale plekken en een open vegetatie. Hierin kan Kruipend moerasscherm zich goed hand- haven mede omdat de zaadbank regelmatig wordt aangesproken, waardoor verjonging van de populatie optreedt.

In het Nederlandse landschap is deze dynamiek grotendeels verdwenen en daarmee is Kruipend moerasscherm ook sterk achteruit gegaan. Als de mens vergelijkbare verstoringen veroorzaakt, vaak in de vorm van herinrichtingsprojecten, dan zien we de soort echter vaak weer opduiken. Dit is in Noord-Brabant op de meeste nieuw ontdekte groeiplaatsen ook het geval.

Omdat op deze plaatsen de natuurlijke dynamiek onvoldoende hersteld is, zijn deze groeiplaatsen vaak slechts van korte duur. Om groeiplaatsen voor langere tijd in stand te houden is gericht beheer noodzakelijk dat zorgt voor behoud van open plekken en een lage, open vegetatie. Zeker bij een re- delijk hoge voedselrijkdom van het

Kruipend moerasscherm is in Noord-Brabant op vier locaties opgedoken.

In alle gevallen na uitvoering van herstelprojecten in natte (natuur)gebieden.

Door samen met beheerders de effecten van verschillende beheervormen op de populaties te monitoren, krijgen we langzaam zicht op wat er voor nodig is om deze bescheiden schermbloemige te behouden.

UITgezocht:

De beheerpuzzel van Kruipend moerasscherm

Kruipend moerasscherm.

Blad Kruipend moerasscherm, wortelend op de knopen, en vruchtzetting.

(13)

Pag 12 Subheadline graag zwart ipv groengeel

Tekening proberen wij in hogere resolutie aan te leveren, anders wordt het een foto.

subheadline, zwart

ik wacht alleen dan nog op de foto high-res, of andere foto

geplaatst wel hele ruimte genomen, geen kleurvlak, heeft geen functie meer

systeem, is het een uitdaging om de juiste beheermethode te vinden.

Maaien of begrazen?

Binnen het project in Noord-Bra- bant onderzoeken we de effecten van begrazing en betreding door vee, al dan niet in combinatie met houtafzet en maaien. Daarnaast zijn er locaties waar de inzet van vee niet eenvoudig is, daarom wordt daar naar de effecten van al- leen maaien en eventueel plaggen gekeken.

De voornaamste knelpunten voor Kruipend moerasscherm in Brabant zijn het dichtgroeien van de zode en beschaduwing door hoge (oever)vegetatie. Het meest

effectieve beheer om open- heid te behouden lijkt tot nu toe begrazing door koeien gedurende het groeiseizoen. Zeker in natte oeverzones is de combinatie van een kort gehouden vegetatie met lokale verstoring van de bodem (trapsporen van hoeven) gunstig voor kieming en uitbreiding van de soort. Een belangrijke bevinding is, dat wanneer al een hoge ruige

De beheerpuzzel van Kruipend moerasscherm

In een dichte zode van Fioringras raakt Kruipend moerasscherm snel in de verdrukking.

Koeien zorgen voor de juiste mate van verstoring voor Kruipend moeras- scherm: trapgaten van vee.

(14)

begroeiing aanwezig is op en rond de groeiplaats, het vee vaste paden gaat lopen en zo slechts lokaal voor de juiste verstoring en begrazing zorgt. Hierdoor worden delen van de groeiplaats onvol- doende open gehouden. Momen- teel onderzoeken we nog of we met gericht afmaaien van hoge vegetatie rondom de groeiplaatsen van Kruipend moerasscherm het vee meer kunnen sturen naar de plekken waar de verstoring nodig is.

Begrazing is lang niet altijd mogelijk omdat de soort bijvoorbeeld ook in slootkanten of droogvallende grep- pels groeit. We zoeken daarom naar een methode om met maaien hetzelfde effect te bereiken. In Zeeland is gebleken dat alleen maaien onvoldoende openheid in de vegetatie kan opleveren1. In Brabant lijkt hetzelfde op te gaan.

Echter, wanneer de vegetatie hoog en dicht is zijn de planten van Kruipend moerasscherm klein en gedrongen, waardoor blad en bloemhoofdjes minder snel worden afgemaaid.

Wanneer bij het maaien kleinscha- lig schade aan de bodem ontstaat, bijvoorbeeld bij het ruw ophar- ken van het maaisel en door het draaien van de rupsbanden van de maaimachine, verschijnt Kruipend moerasscherm op enkele plekken wel weer opnieuw. Dit is een mooi voorbeeld van maatwerk in beheer waarbij rigoureus onderhoud (meestal ongewenst) voor deze soort juist noodzakelijk kan zijn.

Het project laat duidelijk zien dat er niet één oplossing is voor juist beheer en behoud van Kruipend moerasscherm. Per gebied dient gezocht te worden naar de juiste mate van verstoring en op welke wijze die het beste bereikt kan

worden. Monitoring van de soort tijdens de ‘inregelfase’ van het beheer is daarbij noodzakelijk om in het beheer tijdig te reageren op (on)gewenste ontwikkelingen.

Tekst: Jeroen van Zuidam en Edwin Dijkhuis

Bronnen

1. Peter Maas, presentatie tijdens workshop beheer, 2015

Het beheer ondersteunend onderzoek aan Kruipend moerasscherm wordt gesubsidieerd door de Provincie Noord- Brabant en uitgevoerd door FLORON, in samenwerking met Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Brabants Land- schap, Waterschap Aa en Maas en de Gemeente Meierijstad.

Ganzen, verspreiders van Watercrassula

Een serieus probleem is het opduiken van de exoot Watercrassula op groeiplaatsen van Kruipend moerasscherm. Dit speelt niet alleen in Noord-Brabant, maar ook in Zeeland. Er zijn aanwijzingen dat Ganzen een belangrijke rol spelen in de ver- spreiding van Watercrassula. Zo meldde Awie de Zwart (Zeeuws landschap) dat hij kleine plukjes Watercrassula vond op de kale oevers van herstelde kreeklopen in de Sophiapolder. Een beeld dat niet deed denken aan bewust door mensen uitgezette Watercrassula die over was uit de vijver, maar wel past in het beeld van verspreid liggende ganzenpoep, waaruit zich vervolgens Watercrassula ontwikkelt. Die kleine pukjes Watercrassula hebben zich in twee jaar tijd ontwikkeld tot een enkele centi- meters dikke aaneengesloten deken van Watercrassula die de kreekoevers bedekt.

De Sophiapolder ligt hemelsbreed maar een paar kilometer van het Natura 2000 gebied Het Groote Gat, waar een grote groeiplaats van Kruipend moerasscherm aanwezig is. Ganzen (Canadese, Grauwe en Brand) vliegen veelvuldig over en weer tussen beide gebieden. Ze hebben daarbij in het Groote Gat de voorkeur voor de kortgrazige vegetatie langs het water van de kreek. Dit is precies ook de locatie waar het Kruipend moerasscherm groeit. De groeilocatie ligt dan ook vol met ganzenkeutels. Begin september vond Awie twee kleine plukjes Watercrassula op enkele meters van de groeiplaats van Kruipend moerasscherm. De plukjes zijn verwijderd, maar een nieuwe infectie lijkt slechts een kwestie van tijd. En als Water- crassula zich eenmaal heeft gevestigd heeft, is verwijderen een bijna onmogelijke opgaaf geworden. Iedere open plek die in de vegetatie zal ontstaan zal dan onmid-

dellijk dicht groeien met Watercrassula. Daarmee zal dan ook de verjonging van Kruipend moerasscherm de voet dwars worden gezet.

Vroegtijdige detectie en zorgvuldige verwijdering van kleine besmettingen is dan ook essentieel om Kruipend moerasscherm, en an- dere zeldzame soorten van vochtige pioniermilieus, in stand te houden.

Kleine plukjes Watercrassula, een beeld dat past bij kieming uit ganzenpoep. Foto: Awie de Zwart

(15)

In Heerenveen-Noord, zuidwestelijk van het verkeersknooppunt A7- A32, ligt ruim twee hectare schraal grasland waar een populatie van zo’n kwart miljoen (!) exemplaren Klokjesgentiaan (Gentiana pneu- monanthe) floreert. Dit terrein heeft zowel een geschiedenis als een vegetatie die opmerkelijk is.

Het is de oude Thialf-ijsbaan, aangelegd in 1855 als een van de eerste ijsbanen in Nederland.

In 1890 werden er al ‘internatio- nale hardrijderijen’ gereden. De ondergrond is een afgeveende grofzandlaag, mogelijk opgehoogd met rivierzand. Deze ontveende gronden stonden ’s winters van na- ture onder water als ‘boezemland’.

Zulk boezemland had vaak een relatief soortenarm type blauwgras- land als vegetatie, waarin markante soorten als Addertong, Harlekijn, Tandjesgras en Klokjesgentiaan voorkwamen.

In 1967 opende het Thialf-stadion in Heerenveen-Zuid. De oude ijsbaan werd opgedoekt en nog enkele jaren agrarisch verpacht. De laatste pachter gebruikte rijkelijk stal- én kunstmest, waardoor o.a.

de Harlekijn in 1973 verdwenen was. In 1974 werd op de zuidelijke helft een nieuwbouwwijk aan- gelegd, het noordelijk deel werd gemeentelijk natuurreservaat met een bijbehorend water- en beheer- regime. Heel onnadrukkelijk, geen afscheidingen of bordjes. Er zijn geen wandelvoorzieningen, maar men mag het terrein (voorzichtig) vrij betreden.

In 1996-1997 speelde het een rol in een promotieonderzoek naar herintroductie van plantensoorten.

Hier werd herintroductie over- wogen van Klokjesgentiaan en Harlekijn. Het plan ging niet door voor Harlekijn: het veranderde mi- lieu werd ingeschat als ongeschikt voor welslagen. Klokjesgentiaan is via zaad en opgekweekte exem- plaren ‘bijgeplant’ – want achteraf bleek de soort toch nog verborgen aanwezig. Het zaad was verzameld uit negen naburige populaties. De bijplant was buitengewoon succes- vol: na enkele jaren waren er hon- derdduizenden planten in verschil- lende ontwikkelingsstadia. Anno 2018 is de populatie onverminderd vitaal en een lust voor het oog!

Het terrein wordt ook bewoond door de Moerassprinkhaan en de Moerassteekmier. De laatste speelt een rol in de levenscyclus van de vlinder Gentiaanblauwtje. Stiekem denk je dan aan nóg een weten- schappelijk experiment... maar dan zou het om introductie gaan, want er zijn geen aanwijzingen dat de vlinder hier ooit geleefd heeft. Intro- ductie is voorlopig een stap te ver.

De planologische positie van de ijs- baan en het belendende volkspark Hepkema’s Boschjes is onzeker, al zal ‘sportstad’ Heerenveen ze hopelijk als cultureel en natuurlijk erfgoed koesteren. Voorlopig siert het de gemeente dat zij het beheer zo voorbeeldig handhaaft!

Tekst: Gertie Papenburg

Dit najaar verschijnt een uitgebrei- de versie van dit artikel in TWIRRE, NATUUR IN FRYSLÂN.

Hotspot Commentaar

De (halve) oude Thialf-ijsbaan bij Heerenveen

Misschien ken je ze wel, van die gewoon ogende terreintjes waar je min of meer onverwacht bijzondere planten aantreft. In deze vierde Hotspot een verborgen parel, al is die parel in zekere zin een cultivé.

De bebouwde zuidelijke helft van de ijsbaan gezien vanuit het gespaarde noordelijke deel.

Foto Gertie Papenburg.

Klokjesgentiaan. Foto: Piet Zuidema

Jaarverslag 2017

Bij dit nummer treft u het jaarverslag over 2017 aan. Voor het jaarverslag is een nieuw ontwerp gemaakt, dat aansluit op de huis- stijl van FLORON. Het jaarverslag is ook te downloaden op: www.floron.nl > Over Floron

> ANBI > Jaarverslag.

(16)

Waar een cursus toe kan leiden De belangstelling voor varens is de afgelopen jaren sterk toege- nomen. Niet verwonderlijk want zeldzame varens duiken op steeds meer plaatsen op. De door de WFD georganiseerde cursus trok dan ook een groot aantal deelne- mers. Geïnspireerd door de cursus besloot de tweede auteur eens te gaan struinen in een jong loofbos bij Wijster. Dat leverde al direct leuke waarnemingen op van zeld- zame varens als Stijve naaldvaren (Polystichum aculeatum) en Smalle ijzervaren (Cyrtomium fortunei).

Beide waren niet eerder in Drenthe waargenomen. Dat vroeg om een ingelaste WFD-excursie op 2 januari 2017. Tijdens die excursie ontstond het idee om Drenthe te onderzoeken op de aanwezigheid van varens.

Winterse struintochten

Varens als Tongvaren, Stijve naald- varen en IJzervaren zijn winter- groen, dit in tegenstelling tot Stekelvarens, Mannetjesvaren en Wijfjesvaren die in de win- ter afsterven. Mannetjesvarens houden het daarbij langer vol dan Wijfjes- en Stekelvarens. De veren van Geschubde mannetjesvaren sterven zelfs pas aan het eind van de winter af. De winterperiode is dus uitermate geschikt om op jacht te gaan naar deze wintergroene varens.

Al snel bleek dat we voor het vinden van zeldzame varens juist in vochtige jonge bossen moesten zijn. Bossen die overwegend na 1990 zijn aangelegd op land- bouwgrond in het kader van de door de overheid gestimuleerde

bosuitbreiding. Deze bossen zijn veel voedselrijker dan de bossen die begin vorige eeuw in Drenthe zijn aangelegd op voedselarme heidegrond. Het betreft vrijwel alle- maal loofbossen, maar bosvakken met Grove- of Zwarte den komen ook voor. Een struiklaag ontbreekt (nog). Wel is er vaak al spontane opslag te vinden van besdragende struiken als Gelderse roos, Eenstij- lige meidooorn, Gewone vogelkers, Amerikaanse vogelkers en Gewone lijsterbes. De kruidlaag bestaat vaak uit varens, waarbij Man- netjesvaren en Brede stekelvaren het meest voorkomen. Plaatselijk komen ook Grote brandnetel, Ruw beemdgras en Gewone braam voor. Karakteristiek is de aanwezig- heid van Framboos. Wijfjesvaren en Smalle stekelvaren zijn meestal ook wel te vinden, maar altijd in lage aantallen. De bosbodem is

Zeldzame varens in Drenthe

In het najaar van 2016 organiseerde de Werkgroep Florakartering Drenthe (WFD) een cursus ‘Varens herkennen’. Het bleek voor enkele deelnemers de kiem voor het ondernemen van winterse struintochten door jonge bossen in Drenthe. En die blijken soms verassend rijk aan varens te zijn!

Varens op naam brengen is soms knap lastig, de cursus ‘Varens herkennen’ bracht uitkomst. Foto:

Ben Hoentjen.

Varens spotten in de sneeuw, mooier kon 2017 niet beginnen. Foto: Edwin Dijkhuis.

(17)

vaak voor een groot deel onbe- groeid en met strooisel bedekt.

Jonge bossen blijken verassend rijk aan varens Bijna elke ondernomen struin- tocht leverde leuke waarnemingen op, al was het zeker niet in elk onderzocht bos raak. Het meest waargenomen is Geschubde mannetjesvaren (Dryopteris affinis).

Meestal een enkel exemplaar, maar er zijn ook bossen waar tiental- len Geschubde mannetjesvarens groeien. Door gericht te zoeken staat de teller inmiddels al op bijna 100 Drentse kilometerhokken.

Binnen het ‘Geschubde manne- tjesvaren complex’ worden meer- dere ondersoorten onderscheiden die veel op elkaar lijken. In Drenthe hebben we tot nu toe alleen subsp.

affinis en subsp. borreri gevonden.

Subsp. borreri blijkt daarbij iets al- gemener (factor 1,5) voor te komen dan subsp. affinis.

Geschubde mannetjesvaren is een Jong loofbos met rijke ondergroei

van Mannetjesvarens bij Schipborg (Foto: Edwin Dijkhuis)

Verspreiding van Geschubde man- netjesvaren complex voor en na 2016 in Drenthe. Bron:

NDFF. Maarten Perdeck vond in 2002 Geschubde

mannetjesvarens (subsp. affinis) in een dennenaanplant op voormalige landbouwgrond in het Dwingelderveld1. Begin 2018 bleken veel van de destijds gevonden planten nog aanwezig. Het gaat inmiddels om forse exemplaren, met een diameter van meer dan 50 cm. Foto: Edwin Dijkhuis

(18)

Atlantische soort die voorkomt in gebieden met zachte winters. Dat geldt ook voor het trio Tongvaren, Stijve- en Zachte naaldvaren. Het zijn vorstgevoelige soorten die - onder invloed van het warmer worden van het klimaat - bezig zijn met een gestage opmars in Neder- land en zich ook in Drentse bossen hebben gevestigd. Die vestiging is van recente datum. Van Tongvaren (Asplenium scolopendrium) is dat goed gedocumenteerd. Tot eind jaren negentig stond ze te boek als een zeer zeldzame soort, alleen bekend van twee oude waterput- ten in Ruinen en Dalen. In 1999 is ze voor het eerst op de grond groeiend waargenomen, op een talud van een waterschapsleiding2. In 2006 volgt een vondst in een sparrenaanplant (op voormalige landbouwgrond) in de boswachterij Hooghalen. Daarna gaat het hard, met elk jaar meer waarnemingen.

Ze is momenteel bekend van 49 kilometerhokken, niet alleen groei- end op de bosbodem maar ook op oude vochtige muren. Stijve- en

Zachte naaldvaren zijn de afgelo- pen winters in 17, respectievelijk 9 km-hokken waargenomen.

Dat op de Drentse bosbodem tegenwoordig Tongvarens, Stijve- en Zachte naaldvarens groeien is opmerkelijk te noemen. Ze hebben namelijk een voorkeur voor kalk- houdende grond. En die verwacht je niet direct in het van oorsprong zure Drenthe. Door het landbouw- kundig verleden is de grond in de jonge bossen waarschijnlijk basen- rijker (minder zuur) dan die van de heidebebossingen. Dat deze soor- ten nu in Drenthe voorkomen is dus te danken aan twee gelijktijdig optredende processen: areaaluit- breiding door zachtere winters en de aanleg van nieuwe bossen op landbouwgrond.

De door ons ondernomen win- terse struintochten staan niet op zichzelf. In een eerder nummer van PLANTEN deed Sipke Gonggrijp al verslag van zijn ervaringen in Noord-Holland3. Hij vond zeldzame

varens ook hoofdzakelijk in jonge loofbossen. Deze bossen lagen op voedselrijke klei, of klei op veen.

Het onderzoek in Drenthe laat zien dat ook in jonge loofbossen op zand zeldzame varens kunnen groeien.

Nu we weten dat die – op het oog saaie – jonge bosjes zeldzame varens herbergen zijn ze niet meer te versmaden. Maar wel alleen als floristische winterkost natuurlijk!

Tekst: Edwin Dijkhuis en Edwin de Weerd

Bronnen

1. Maarten Perdeck, 2002. Bijzondere varens in het Dwingelderveld. Nieuwsbrief Werkgroep Florakartering Drenthe, no. 38: 3-4.

2. Piet Bremer & Bert Oving. 2006. Een bijzondere groeiplaats van de Tongvaren (Asplenium sco- lopendrium) in Drenthe. Nieuwsbrief Werkgroep Florakartering Drenthe, no. 42: 2-5.

3. Sipke Gonggrijp. 2017. Een nieuw varenland- schap in Nederland. PLANTEN no. 6: 4-5.

4. Groot Bruinderink, G.W.T.A., S.E. van Wieren, E.

Hazebroek, M.H. den Boer, F.I.M. Maaskamp, W. Lamers, P.A. Slim en C.B. De Jong. 1997. De ecologie van hoefdieren, pp. 31-69, in S.E. van Wieren et al. (red.). Hoefdieren in het Bosland- schap. Backhuys Publishers, Leiden.

Als er niets anders meer is…

Jonge loofbosjes zijn ook een geliefde hangplek voor reeën. Die reeën maakten het ons soms erg lastig. In sommige bossen was het gros van de (geschubde) man- netjesvarens afgevreten. Niet alles, de afgekloven bladstelen lieten ze netjes voor ons staan. Met moeite konden we de varens dan nog op naam brengen. Manne- tjesvarens staan als giftig te boek, met de hoogste concentratie aan gifstoffen in de wortelstok en bladstelen. Dat maakt ze onaantrekkelijk om te eten. Laten de reeën daarom de bladstelen staan? Het speeksel van reeën bevat enzymen die gifstoffen van bepaalde plantensoorten afbreken. Op een gegeven moment vormen die man- netjesvarens, zeker als ze in overvloed aanwezig zijn en het andere sappige voedsel aan het teruglopen is, een belangrijke voedselbron voor reeën. Onderzoek naar het voedsel van de Ree op de Veluwse zandgronden laat dit goed zien4.

Varens vormen in de winter een belangrijke voedselbron voor reeën4.

Tongvaren wordt steeds vaker gevonden in de Drentse bossen, hier in een jonge dennenaanplant bij Gasselternijveen.

Foto: Edwin Dijkhuis.

dec/jan feb/mrt apr/mei jun/jul aug/sep okt/nov

Aandeel (%) varens un dieet Ree

50

40

30

20

10

0

(19)

Kuipplanten winnen aan popu- lariteit. Traditioneel zijn ze deel van oranjerieën; vorstgevoelige gewassen gaan er mee heen-en- weer; ‘s winters binnen, zomers buiten. In recente tijd zijn be- plante kuipen ook elders in zwang gekomen, vooral met olijfbomen en waaierpalmen. Ze verschijnen meer en meer in het straatbeeld;

in winkelstraten, op terrassen en op plaatsen waar bewoners de stenige stad ermee vergroenen.

Het gros van de kuipplanten komt uit mediterraan gebied, dikwijls uit Spanje en Italië. Met het geïmpor- teerde goed komen plantaardige verstekelingen mee. Met de fors toegenomen handel verplaatsen zuidelijke soorten zich meer dan ooit moeiteloos over grote afstan- den, meer dan waar ze op grond van hun natuurlijke verspreidings- mogelijkheden toe in staat zijn. Dat levert bij ons een groeiend aantal vreemde soorten op, die deels met succes naar buiten treden. De kuipplantenflora op straat is een nieuw floristisch fenomeen.

De rijkste vracht komt mee met mediterrane bomen die in de zuide- lijke zon uit de volle grond worden gehaald. Met een flinke wortelkluit gaan ze op transport naar West- Europa. Daarmee wordt een stukje mediterraan biotoop in situ ver- plaatst, met zaadbank en levens- vatbare plantdelen, zoals knolletjes.

In Vlaanderen kwamen er bij een speurtocht langs 32 tuincentra ruim

120 mediterrane ‘onkruiden’ aan het licht1. Een deel was van eenma- lige aard, maar er waren ook vaste meelifters. Een inventarisatie bij een importeur en enkele tuincentra in Noord-Brabant leverde 42 soorten op, met eenzelfde harde kern2. Drie liggende wolfsmelken spelen daarbij een hoofdrol.

Het trio oogt eender, maar in close up geven ze toch betrekkelijk makkelijk hun identiteit prijs. Aldus onthullen zich Straatwolfsmelk (Euphorbia maculata), Gladde wolfsmelk (Euphorbia serpens) en Geribde wolfsmelk (Euphor- bia prostrata). De ‘koepelnaam’

liggende wolfsmelken typeert het trio; het is een groeivorm die onze inheemse representanten vreemd is. De liggende soorten, zijn eerder als aparte groep afgescheiden, het genus Chamaesyce. Nu zijn ze, volgens nieuw taxonomisch inzicht, weer deel van Euphorbia. Het kan verkeren. Het drietal komt uit Ame- rika, maakte succesvol de over- steek naar Zuidwest-Europa, met nu de sprong naar onze contreien.

Bij ons komen ze tot volledige

Flora op drift

De handel en wandel van drie liggende wolfsmelken

wasdom, produceren rijkelijk zaad en verspreiden zich daarna uit in de omgeving. Op plaveisels, in nauwe voegen aarden ze. Ze ont- poppen zich als echte straatplan- ten, met het kaliber en de looks van Varkensgras. Straatwolfsmelk gaat voorop, heeft in talloze steden al zijn intrede gedaan. Deze soort verraadt zich door zijn rood- paarsachtige tint en door bladeren die in de regel (maar niet altijd) een krachtige, markante vlek vertonen.

De vruchtjes zijn behaard, het is het beste verschilkenmerk met zijn naasten: Gladde is kaal, Geribde gewimperd. Deze soorten zijn nu nog schaars, maar wel heuse ‘run- ners up’, soorten met toekomst.

Tekst en foto’s: Ton Denters Meer urbaan plantennieuws:

zie twitter @urbane_natuur Bronnen

1. Hoste, Ivan et al., 2009. De Adventievenflora van in België ingevoerde mediterrane container- planten. Dumortiera 97: 1-15.

2. Verrijdt, Toon en Fons Reijerse. 2011. Adventie- ven als verstekeling bij ingevoerde container- planten uit Zuid-Europa. FLORON-Nieuws 14:

8.

3. Tekeningen overgenomen van de website

Het klimaat verandert, de flora beweegt mee en dan met name in onze steden. In deze vaste rubriek brengt Ton Denters onbekende urbane nieuwkomers onder de aandacht.

Vruchten van respectieve- lijk Straatwolfmelk, Gladde wolfsmelk en

Geribde wolfsmelk3. Tekeningen: S. Bellanger.

Links: Straat- (boven) en Gladde wolfs- melk (onder).

Rechts: Geribde wolfsmelk.

(20)

De campagne Mijn Berm Bloeit!

Bermen zijn van groot belang voor planten en insecten. In het landelijk gebied vormen ze de laatste stuk- ken leefgebied voor veel streek- gebonden planten. FLORON en De Vlinderstichting hebben met de campagne Mijn Berm Bloeit de bloemrijkdom van zoveel moge- lijk bermen in het boerenland in kaart gebracht. Met het oog op de bloeiende planten zelf én op alle vlinders en overige insekten die van de nectar leven.

Aandacht voor bermen is niet nieuw. Piet Zonderwijk vestigde al in 1979 met zijn boek ‘De bonte berm’ de aandacht op de bloem- rijkdom van onze bermen en hoe deze door goed bermbeheer kon worden vergroot. Al bladerend door dit boek zien we prachtige kleurenfoto’s langskomen van bloeiende bermen.

Hoe bloemrijk zijn onze bermen nog?

In de top 10 van meest aangetrof- fen bermplanten staan overwe- gend soorten van voedselrijke graslanden. Dat Grote brandnetel in 40% van alle getelde bermen groeit, duidt op verruiging. Planten van schrale graslanden als Gras- klokje, Stijve ogentroost en Man- netjesereprijs scoren met 1% nogal laag. Deze schraalhanzen onder de bermplanten staan duidelijk onder druk.

Speciaal voor deze campagne heeft FLORON de nectarindex ont- wikkeld. Hoe hoger de nectarindex (op een schaal van 1 tot 5) hoe ge- varieerder het bloemaanbod is en

hoe meer nectar er gedurende het hele jaar door te halen is voor boe- renlandvlinders en andere insecten.

Van de 1500 in kaart gebrachte bermen heeft 40% procent een lage nectarindex (1 of 2) en 29%

een goede nectar-index (4 of 5).

Soortenarme bermvegetaties met weinig nectaraanbod overheersen dus in de set van getelde bermen.

Op basis van de in de bermtrajec- ten aangetroffen planten (en hun bedekking) hebben we ook een schatting gemaakt van de voed- selrijkdom van elke berm. Soorten- arme bermvegetaties (nectarindex 1) zijn significant voedselrijker dan bloemrijke bermen (nectarindex 5).

Goed bermbeheer belangrijk voor bloemrijkdom!

De bloemrijkdom van de berm hangt nauw samen met het be- heer. Maaien en afvoeren leidt tot

Mijn berm bloeit!

Hoe bloemrijk zijn onze bermen nog?

meer soorten (gemiddeld 28) en een hogere nectarindex (3,0) dan geklepelde bermen (gemiddeld 20 soorten) en een lagere nectarindex (index van 2,1). Dat klepelen slecht blijkt voor de bloemrijkdom is geen verrassing.

De aanwezigheid van Grote brandnetel in 40% van de 1500 getelde bermen vat de resultaten van het onderzoek goed samen:

onze bermen veranderen langzaam maar zeker in voedselrijke ruigten.

Behoud van bloemrijke bermen is alleen mogelijk door verschralend ecologisch bermbeheer. FLORON zet zich daar actief voor in.

Tekst: Edwin Dijkhuis en Sascha van der Meer

In 2017 en 2018 hebben 118 deelnemers de bloemrijkdom in meer dan 1500 bermen verspreid over Nederland in kaart gebracht. Een geweldige prestatie! Het maakt zichtbaar hoe het met de bloemrijkdom van onze bermen is gesteld.

Over deze actie:

Mijn Berm Bloeit! is een initiatief van FLORON en De Vlinderstichting en werd

mede mogelijk gemaakt door:

(21)

Commentaar

Pleun:

Kan je blz 21 omgrenzen, bijv met een blok zodat het er iets meer uitspringt? Het mag ook wat kleiner zodat de tekst die nu naast de figuur staat (Over deze actie) onderaan de blz past.

De namen van geldschieters vervangen door logo’s Deze vind je in het vorige nummer (7) bij mijn berm bloeit op pagina 14 rechtonder in kader.

Pag 21 linksboven in vierde gele cirkel “28 soorten per berm” aanpassen in “28 gemiddeld aantal soorten per berm”?

- 21 met kader, voldoende zo

- kan tekst in pdf (heel moeilijk) niet aanpassen, kunnen jullie dat laten aanpassen

Resultaten 2017 & 2018

Mijn berm bloeit!

Bloemrijkdom bermen door heel Nederland in kaart gebracht!

deelnemers

118

bermen

geteld

1514

verschillende soorten planten

724

soorten per berm

28

1. Paardenbloem 2. Rode klaver 3. Witte klaver 4. Duizendblad

5. Gewone berenklauw 6. Kruipende boterbloem 7. Jakobskruiskruid 8. Hondsdraf 9. Fluitenkruid

10. Scherpe boterbloem

Paardenbloem

in 80% van de bermen

Nectarindices Mijn Berm Bloeit 1

2 34 5

Nectarindex:

Bloemrijkdom

0 1 2

Nectarproductie

1 2 3

Top 10 nectarplanten

4

0 5 10 15 20 25 30 35

Percentage bermen

N ect ar in dex

1 3 2 5

Voedselrijkdom (Ellenberg - stikstof)

3 4 5 6 8

0 30 20 40 50 70

Soo rt en ri jkd om

7 10

60

(22)

Aankondiging

Puzzel

Herken je alle afgebeelde vruchten?

De oplossing vind je op pagina 23 onderaan. Samenstelling en foto’s puzzel: Petra van der Wiel & Thomas Kroon. Foto’s: Grada Menting (3), Adrie van Heerden (6), Gerrit Welgraven (7) en Petra van der Wiel (overige).

Op zaterdag 8 december vindt de FLORON-dag plaats. Dit jaar is die extra feestelijk, want FLORON bestaat 30 jaar! Vier jij 30 jaar on- derzoek naar en bescherming van de wilde planten van Nederland met ons mee?

We besteden dit jaar extra aan- dacht aan bermen en het span- ningsveld tussen landbouw en natuur. Uiteraard ontbreekt ook het traditionele overzicht van de bijzondere vondsten van 2018 niet.

In de pauzes is volop gelegenheid om gezellig bij te praten en stands van boekverkopers en natuuror- ganisaties te bezoeken. Na afloop van het programma nodigen we je uit voor een gezellige borrel in het naastgelegen Natuurplaza.

Aanmelden (verplicht) voor de FLORON-dag kan via www.floron.

nl/actueel/floron-dag 2018. Hier vind je ook het programma, een overzicht van de standhouders en actuele informatie.

Tot ziens op de FLORON-dag in Nijmegen!

De FLORON-dag wordt mede mogelijk gemaakt door:

FLORON-dag 2018!

FLORON-vrijwilligers van het jaar 2017 Ton Denters en Sipke Gonggrijp. Foto: Nienke Torensma.

Donateursbijdrage 2019

In januari zal de donateursbijdrage worden geïncasseerd. Deze blijft voor 2019 ongewij- zigd en bedraagt € 20,- per jaar. Hartelijk dank voor uw steun!

Jaap Groot, Penningmeester Stichting Floron

(23)

Basisgids Orchideeën van de Benelux

In de afgelopen vijf jaar is het onderzoek aan Nederlandse orchi- deeën in een stroomversnelling geraakt. Wie Heukels’ Flora erbij pakt, merkt al snel dat de mooiste bloemen uit de Nederlandse flora nog niet zo makkelijk op naam te brengen zijn. De prachtige foto’s in deze gids kunnen de florist beter dan ooit helpen om tot de juiste determinatie te komen. Nog een voordeel van dit boek is dat er geen andere literatuur hoeft te worden aangeschaft bij tripjes naar België en Luxemburg. In het boek wordt nog wel ge- worsteld met de veranderende naamgeving van de soorten, waar- door deze niet helemaal aansluit op bijvoorbeeld Heukels’ Flora en recente publicaties over orchideeën. Gevorderde floristen raad ik aan nog even te wachten op Kreutz’ uitgebreide Beneluxflora die in een vergevorderd stadium verkeert. Niettemin een gids dat elke beginnend florist in de boekenkast moet hebben staan!

C.A.J. Kreutz. 2017. Basisgids Orchideeën. KNNV Uitgeverij.

ISBN 9789050116015. 152 pagina’s. € 21,95.

Laurens Sparrius

Boekbesprekingen

1. Heggenrank 2. Hop

4. Gewone agrimonie 5. Gewone salomonszegel

7. Zegekruid 8. Duifkruid

Flora Zeelandica

Het levenswerk van Peter Meininger is verschenen en ook meteen uitver- kocht: de Flora Zeelandica is een indrukwekkend boek dat de verspreiding en veranderingen in Zeeuwse flora nauwkeurig laat zien. Het sterke punt van het boek is dat Peter veel mensen bij de totstandkoming van zijn boek betrokken heeft. Beschrijvingen van Zeeuwse landschappen zijn geschre- ven door de betreffende experts en bij bijzondere vondsten worden de vinder en bron vermeld. De onvermijdelijke gaten in de verspreidingskaar- ten zijn in de afgelopen drie jaar gedicht door floristen uit het hele land. Bij het controleren van de waarnemingen maakte Peter optimaal gebruik van digitale hulpmiddelen zodat de bij het verschijnen van de flora de kaarten gelijk waren aan de inhoud van de Nationale Databank Flora en Fauna.

Er zijn geen onwelvoeglijke kaartstippen weggemoffeld of extra stippen toegevoegd. Dankzij fondsenwerving kon het boek prachtig worden vorm- gegeven en tijdens een klein feestje op het provinciehuis in Middelburg worden gepresenteerd. Met de Flora Zeelandica heeft Peter Meininger niet alleen een bijzondere boek gemaakt, maar ook een nieuwe standaard gezet voor het maken van atlassen.

Peter Meininger (redactie) & Ed Stikvoort (fotoredactie). 2018. Flora Zeelandica.

ISBN 9789076181387. 1008 pagina’s. Gewicht: 4,2 kg. Een uitgave van FLORON.

Verkoopprijs € 39,50. Te koop op de FLORON-dag en via de FLORON-webshop.

Laurens Sparrius

Oplossing puzzel pagina 22

(24)

Postelein (Portulaca oleracea) is een eenjarige plant die pas bij voldoende zomerwarmte tot ontwikkeling komt.

Ze wordt in Nederland beschouwd als een archeofyt. De plant is waarschijnlijk in de Romeinse tijd in onze streken terechtgekomen. De jonge bladeren en stengels werden gegeten. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied is niet met zekerheid bekend, maar ligt waarschijnlijk in Noord- Afrika of het Middellandse Zeegebied. Opmerkelijk is dat archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat de soort al voor Columbus Amerika heeft bereikt. Tegenwoordig is de plant een kosmopoliet, die voorkomt in alle wereld- delen, van de tropen tot in streken met een koel gematigd klimaat.

In Nederland is Postelein, lang een onregelmatige ver- schijning zonder bestendige groeiplaatsen geweest. Er gingen jaren voorbij zonder gedocumenteerde vondsten.

Dat veranderde na de warme en droge zomer van 1976.

Vanaf toen werden er ieder jaar in één of meerdere kilo- meterhokken wel planten gescoord. Postelein is tot nu toe vooral in de warmere, zuidelijke helft van het land waar- genomen. De planten groeien tussen de straatstenen en op de trottoirs in het stedelijk gebied, maar ook op open, droge zandige bodems in de duinen en op rivieroevers.

De warme zomers van 1983 en 2003, met vondsten uit 18 resp. 109 kilometerhokken, waren al topjaren. Maar 2018 is, met meldingen uit meer dan 660 kilometerhok- ken, een absoluut topjaar! Postelein houdt dan ook van warmte en is bovendien uitstekend tegen droogte be- stand. Iedereen die wel eens geprobeerd heeft de plant te drogen kan dit beamen. De plant komt net zo vers uit de plantenpers als dat hij er in gaat!

Tekst: Ruud Beringen Postelein op zandstrand langs oever Neder-Rijn. Foto: Kees Groen.

Portret van een plant: Postelein

Commentaar

Tekstvak postelein iets laten zakken

In foto nog iets meer inzoomen op de plant

Tekst helemaal onderaan zelfde maken als in Planten nur

7 pag 24.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wethouder Jeroen Verwoort ziet de voorde- len in één gezamenlijke aanslag: “Het onder- brengen van de belastingen bij de BSGR heeft niet alleen voordelen voor de gemeente. We maken

• Namens het consensusoverleg hebben Ton en ondergetekende Cees bedankt voor de openheid van de gemeente Woerden in dit dossier.. De conclusie is derhalve dat, op basis van

Door alle verwijzingen naar het landschap en de geschiedenis is het nieuwe park een continue uitdaging voor de beheerder. Dat heeft De Ruyter, in goed overleg met de gemeente,

13 Figuur 4: Verspreiding van de populatie kruipend moerasscherm in de Houtsaegerduinen in De Panne in 2008 en 2009.. (SBZ Duingebieden inclusief Ijzermonding

Het thema ‘Onze Verjaardag’ was dit jaar wel erg toepasselijk voor de Wijzen uit ’t Oosten, niet omdat wij zelf als team een lustrum hebben te vieren, maar des te meer gezien

Rondom de tempel staan Herakles, Theseus en Apollo, die zijn haar met een band opbindt, en beelden van Kalades, die voor de Atheners wetten opgetekend zou hebben, en Pindaros, die

Links nieuwe serie over de eenzame en beschadigde detective Kate Linville illustreert perfect haar uitzonderlijke talent voor het schrijven van bloedstollende thrillers, waarin

Voorgesteld wordt om een eenvoudige handleiding op te stellen voor het ontwerp van de bermen en asfaltplateaus met vaste laagdiktes (100 mm asfalt/400 mm fosforslak), waarbij op