• No results found

Wijzigingsvoorstel Huisvestingsverordening Weesp 2019

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wijzigingsvoorstel Huisvestingsverordening Weesp 2019"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wijzigingsvoorstel Huisvestingsverordening Weesp 2019

Zoals door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp op 16 februari 2021 vrijgegeven voor inspraak,

gelet op artikel 4 van de Huisvestingswet 2014 en artikel 149 van de Gemeentewet, Artikel I

De Huisvestingsverordening Weesp 2019 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1.1 begripsbepalingen komt te luiden:

1. Aangepaste woning: woning waarin op grond van de WMO voorzieningen zijn aangebracht waarop woningzoekenden met ergonomische beperkingen en een WMO indicatie zijn aange- wezen en/of woningen die geschikt zijn voor rolstoelgebruik;

2. Bewoner: een persoon die zijn of haar hoofdverblijf heeft in de desbetreffende woonruimte;

3. Brp: (Wet) Basisregistratie personen;

4. Bruto vloeroppervlakte: de oppervlakte van woonkamer, slaapkamer(s), keuken en badkamer, conform het woning waardering systeem;

5. Bijzondere maatschappelijke doelgroep:

a. de woningzoekende, die ingezetene van een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek is en die vanwege huurschuld en/of ernstige overlast en/of vervuiling ontruimd is of dreigt te worden uit een –sociale- huurwoning van een in de regio Gooi en Vechtstreek werkzame toegelaten instelling en waarbij zelfstandig huurderschap vanwege de over- last en of financiële en/of de vervuilingsproblematiek (nog) niet mogelijk is;

b. de woningzoekende die ingezetene is van een gemeente in de regio Gooi en Vecht- streek en/of in een maatschappelijke instelling in een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek is opgenomen en daaruit kan uitstromen en van wie de zorgverlener (in- dien aan de orde) aangeeft dat zelfstandig wonen nog niet zonder –voorwaardelijke- begeleiding mogelijk is;

6. Birecte bemiddeling: beschikbaar stellen van een woning buiten het aanbod- of lotingmodel door direct overleg tussen een daarvoor aangewezen medewerker van de gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek of de Regio Gooi en Vechtstreek met een woningcorporatie;

7. Doorstromer: woningzoekende in een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek die een zelf- standige sociale huurwoning achterlaat in de regio Gooi en Vechtstreek;

8. Economische binding: de situatie dat de woningzoekende met het oog op de voorziening in het bestaan een redelijk belang heeft zich in de regio Gooi en Vechtstreek te vestigen. Hieronder wordt verstaan het duurzaam (ten minste 19 uur per week) verrichten van arbeid binnen of van- uit een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek. Er moet eveneens sprake zijn van een duur- zame relatie tussen de arbeid en het betrokken gebied. Het duurzaam volgen van een dagoplei- ding in de regio Gooi en Vechtstreek wordt hiermee gelijk gesteld;

9. Eigenaar: de juridisch eigenaar van een woonruimte die door middel van een notariële akte ei- genaar is geworden, of de eigenaar van een lidmaatschapsrecht in een coöperatieve vereniging dat deze eigenaar het gebruiksrecht op een woonruimte geeft;

10. Gemeentebinding: een economische of maatschappelijke binding conform deze verordening aan uitsluitend de betreffende gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek;

11. Gebruiksoppervlak: netto gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580

12. Grondgebonden woonruimte: een zelfstandige woonruimte, met een of meer woonlagen, die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de woonlagen aansluit op het maaiveld;

(2)

13. Herhuisvestingsurgentie: urgentie die wordt toegekend omdat een bestaande woning in een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek van een toegelaten instelling moet worden verlaten door grootschalige renovatie of sloop;

14. Hoofdverblijf: het adres waar iemand de afgelopen twaalf maanden overheersend verbleef, zijnde ten minste 183 nachten, en waar het centrum van diens levensbelangen ligt;

15. Huishouden: een alleenstaande dan wel twee personen die een gemeenschappelijke huishou- ding voeren dan wel wensen te voeren;

16. Huishoudinkomen: gezamenlijke verzamelinkomens als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 van de aanvragers van een huisvestingsvergunning voor een bij huis- vestingsverordening aangewezen woonruimte, met uitzondering van kinderen in de zin van ar- tikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens wordt gelezen ‘aanvrager’;

17. Huisvestingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet;

18. Huren onder voorwaarden (HOV): een (te sluiten) huurcontract met bijzondere voorwaarden over gedrag, goed huurderschap en/of een zorgcontract ten behoeve van een woningzoekende uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep waarbij het huurcontract in eerste instantie op naam van een zorgaanbieder gesloten wordt omdat de woningzoekende –nog- niet in staat is tot zelfstandig goed huurderschap;

19. Huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een zelf- standige woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand;

20. Inwoning: bewoning van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woning die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

21. Ingezetene: degene die, direct voorafgaand aan de urgentieaanvraag en/of woningtoewijzing, gedurende ten minste één jaar onafgebroken is opgenomen in de Brp van één van de gemeen- ten in de regio Gooi en Vechtstreek (of van meerdere gemeenten bij elkaar opgeteld) en in die gemeente rechtmatig en feitelijk zijn/haar hoofdverblijf heeft. Het hebben van een brief- of postadres telt hier niet mee;

22. Inschrijving: inschrijving als woningzoekende;

23. Inschrijfsysteem: de door of namens burgemeester en wethouders bijgehouden registratie van woningzoekenden als bedoeld in artikel 1.3 van deze verordening;

24. Kamer: elke afzonderlijke ruimte in een woning bestemd voor woon- en/of slaapruimte;

25. Liberalisatiegrens: het bedrag genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;

26. Loting: het gebruikmaken van een toevalsgenerator om de rangorde bij woningtoewijzing te bepalen;

27. Maatschappelijke binding: de situatie dat de woningzoekende een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in de regio Gooi en Vechtstreek te vestigen.

Hieronder wordt in deze verordening verstaan: a. de ingezetene van een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek in de zin van deze verordening; b. de woningzoekende die gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van een ge- meente in de regio Gooi en Vechtstreek; c. de mantelzorger, de woningzoekende die niet in een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek woont en die geen binding aan een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek heeft, maar die conform de definitie uit deze verordening, mantel- zorg verleent aan een inwoner van een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek; d. de wo- ningzoekende die niet in een gemeente in regio Gooi en Vechtstreek woont en die geen binding aan een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek heeft maar is aangewezen op mantelzorg van een ingezetene van een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek;

28. Maatschappelijke instelling: een instantie of (zorg)instelling die een verblijfsvoorziening biedt in een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek voor beschermd wonen, opvang, intramurale begeleiding of ondersteuning voor specifieke doelgroepen, op basis van door een gemeente in de regio geïndiceerde en betaalde –WMO- zorg (zorg op basis van de Wet Langdurige Zorg, valt hier niet onder);

29. Mantelzorg: zorg als bedoeld in artikel 1.1.1 van de WMO;

(3)

30. Onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zon- der dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

31. Oude waarde: voor doorstromers: de woonduur van de woningzoekende in de huidige huur- of koopwoning in de regio Gooi en Vechtstreek tot 29 september 2011, voor starters en woning- zoekenden van buiten de regio Gooi en Vechtstreek: de inschrijfduur van de woningzoekende tot 29 september 2011;

32. Pand: Pand als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de Wet basisregistratie adressen en ge- bouwen, dat wil zeggen de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en zelf- standig betreedbaar en afsluitbaar is;

33. Passend toewijzen: wettelijke verplichting aan toegelaten instellingen om huishoudens met een inkomen onder de huurtoeslaggrens een woning toe te wijzen met een huur onder de zoge- naamde aftoppingsgrenzen (€ 607, - voor één en twee persoonshuishoudens en € 651,03 voor drie en meer persoonshuishoudens, prijspeil 2019). Deze verplichting geldt in 95% van de geval- len;

34. Pfho: portefeuillehoudersoverleg Fysiek Domein/wonen van de Regio Gooi en Vechtstreek;

35. Regionale urgentiecommissie 2019: de commissie als bedoeld in artikel 1 onder g. van het Re- glement Regionale Urgentiecommissie Gooi en Vechtstreek 2019;

36. Regio Gooi en Vechtstreek: woningmarktregio, het grondgebied van de gemeenten Blaricum, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Weesp en Wijdemeren;

37. Regio Gooi en Vechtstreek: samenwerkingsverband van de gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek;

38. Regionaal medisch deskundige: een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhan- kelijk medisch adviseur;

39. Sociale huurwoning: woning van een toegelaten instelling in de regio Gooi en Vechtstreek waarvoor huurtoeslag mogelijk is;

40. Starter:

a. de woningzoekende ingezetene van een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek die geen zelfstandige sociale huurwoning in de regio Gooi en Vechtstreek achterlaat;

b. de woningzoekende die buiten de regio Gooi en Vechtstreek woont en die geen zelf- standige sociale huurwoning in de regio Gooi en Vechtstreek achterlaat;

c. de woningzoekende die direct voorafgaand aan de urgentieaanvraag of woningtoewij- zing in een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek woont, maar korter dan één jaar staat ingeschreven in de Brp van een gemeente in de regio Gooi en Vechtstreek en daarom geen ingezetene van de gemeente (of regio Gooi en Vechtstreek is in de zin van deze verordening;

41. Toegelaten instelling: instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet (woningcorporatie);

42. Tweede woning: een zelfstandige woonruimte die naast een hoofdverblijf wordt gebruikt als verblijf mits en zolang deze zelfstandige woonruimte uitsluitend door de eigenaar of huurder, of personen die op hetzelfde adres als de eigenaar of huurder staan ingeschreven in de Basisregi- stratie personen, wordt gebruikt;

43. Urgentie: beschikking verleend door burgemeester en wethouders van een gemeente in de re- gio Gooi en Vechtstreek, waarmee een woningzoekende in een urgentiecategorie als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Huisvestingsverordening wordt ingedeeld en daarmee voorrang krijgt bij een woningtoewijzing;

44. Verblijfsruimte: in een verblijfsgebied gelegen ruimte voor het verblijven van personen als be- doeld in het Bouwbesluit 2012

45. Vergunninghouder: (statushouder) vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd en als gevolg daarvan een verblijfsvergunning heeft ont- vangen;

46. Voorraadvergunning: Met de term voorraadvergunning wordt gedoeld op de vergunningen in de zin van artikel 21 van de Huisvestingswet. Dit zijn de vergunningen voor onttrekken, samen- voegen, omzetten en vormen. Deze vergunningen worden allemaal apart uitgebreid toegelicht

(4)

in deze verordening. De generieke term ‘voorraadvergunning’ is in het leven geroepen om al- gemene regels te stellen ten aanzien van het geheel van deze vergunningen. Een aantal regels is voor deze vergunningen namelijk hetzelfde.

47. Wet: Huisvestingswet 2014;

48. WMO: Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015;

49. Woningcorporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet die feitelijk werkzaam is in de regio Gooi en Vechtstreek;

50. Woningruil: ten minste twee partijen besluiten hun eigen huurwoning of koopwoning te willen verlaten en die van de ander te betrekken;

51. Woningzoekende: huishouden dat in het inschrijfsysteem is ingeschreven;

52. Woonduur: de tijd dat de woningzoekende feitelijk als huurder of koper zijn hoofdverblijf op het huidige adres in de regio Gooi en Vechtstreek zoals bedoeld in de wet Brp;

53. Woonfraude: alle vormen van onrechtmatige bewoning, onrechtmatige doorverhuur, onrecht- matig gebruik -voor illegale activiteiten-en overbewoning van een woning waarbij geen toe- stemming is van de eigenaar;

54. Woonoppervlak: het totaal van de oppervlakten van de vertrekken: woonkamer, keuken, bad- kamer/doucheruimte, slaapkamer(s), zolderkamer indien bereikbaar via vaste trap en met ruime mate van daglichtaanwezigheid, waarbij de overige ruimtes: kelder, bijkeuken, wasruimte, berg- ruimte/schuur, ingebouwde kasten niet groter dan 2 m², garage, zolder die niet aan bovenge- noemde voorwaarden voldoet, en verkeersruimten niet worden meegeteld

55. Woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, be- stemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden alsmede standplaatsen

56. Zelfstandige woonruimte/woning: woning als gedefinieerd in artikel 7:234 BW welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezen- lijke voorzieningen buiten de woning;

57. Zoekwaarde: waarde waarmee sinds 29 september 2011 de rangorde van woningzoekenden bij de woningtoewijzing wordt bepaald;

58. Zorgcontract: een door de gemeente of door de gemeente gecontracteerde instelling opge- steld contract dat onderdeel uitmaakt van/hoort bij de -te sluiten- huurovereenkomst voor zorg of behandeling ter voorkomen van –herhaalde- woonproblemen voor een persoon uit de bijzon- dere maatschappelijke doelgroep ten behoeve van huisvesting voor die persoon. Het zorgcon- tract moet geaccordeerd zijn door zowel de gecontacteerde instelling als de gemeente en de persoon uit de bijzondere maatschappelijke doelstelling

B. Er wordt een hoofdstuk 4 toegevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4 Wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad AFDELING I VOORRAADVERGUNNINGEN

Artikel 4.1.1. Reikwijdte vergunningplicht

1., Als woonruimten waarvoor de vergunningplicht geldt als bedoeld in artikel 21, onderdelen a, b, c en d van de Huisvestingswet zijn alle woonruimten in de gemeente Weesp aangewezen

2. Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte aangewe- zen in het eerste lid:

a. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of als praktijkruimte door de ei- genaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;

b. anders dan ten behoeve van de bewoning door de eigenaar met aangrenzende woonruimte samen te voegen of samengevoegd te houden;

c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;

d. tot twee of meer woonruimten te verbouwen of in die verbouwde staat te houden

(5)

Artikel 4.1.2. Uitzonderingen op de vergunningplicht

1. Voor het onttrekken aan de bestemming tot bewoning ten behoeve van het gebruik als tweede wo- ning, is geen vergunning als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel a, noodzakelijk mits en zolang:

a. de woonruimte, indien gehuurd, een rekenhuur heeft boven de liberalisatiegrens;

b. de eigenaar of huurder zijn hoofdverblijf buiten Weesp houdt; en, c. het om ten hoogste één woonruimte per eigenaar of huurder gaat.

2. Voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten is geen ver- gunning als bedoeld artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel c, noodzakelijk mits en zolang de woonruim- te door ten hoogste twee volwassenen wordt bewoond.

3. Voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten is geen ver- gunning als bedoeld artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel c, noodzakelijk mits en zolang er sprake is van inwoning. Hiervan is sprake als:

a. een bestaand huishouden inwoning verleent aan maximaal één ander huishouden; en, b. op voorhand niet de wens bestaat om het adres met het inwonende huishouden te delen,

blijkende uit het feit dat het eerste huishouden in dezelfde samenstelling de woonruimte minimaal twee jaar zonder inwonend huishouden heeft bewoond.

4. Het derde lid , onderdeel b, is niet van toepassing in het geval van mantelzorg of inwoning van eer- ste- of tweedegraads familieleden.

5. Voor het zelfstandig in gebruik nemen van een woonruimte die is omgezet in onzelfstandige woon- ruimten en waarvan de omzettingsvergunning is ingetrokken is geen samenvoegingsvergunning benodigd als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel c

6. Burgemeester en wethouders kunnen in het geval van bijzondere omstandigheden in individuele gevallen bepalen dat er een uitzondering op de vergunningplicht geldt en kunnen hier voorwaarden en voorschriften aan verbinden.

7. De uitzonderingen op de vergunningplicht, zoals genoemd in de vorige leden, zijn niet van toepas- sing op de situatie waarbij door de eigenaar of een derde is gehandeld met de kennelijke strekking afbreuk te doen aan de werking van de regels die bij of krachtens de Huisvestingswet zijn gesteld.

Paragraaf 2 Algemene bepalingen voorraadvergunningen Artikel 4.2.1 Aanvraag vergunning

1. Aanvragen voor een vergunning als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, worden per woonruimte ingediend door de eigenaar op de door burgemeester en wethouders aangegeven wijze.

2. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag in het geval van onttrekking, samenvoeging of woningvorming meer dan één woonruimte betreffen indien zij betrekking heeft op met elkaar samenhangende en aangrenzende woonruimten en een gezamenlijke behandeling een goede be- oordeling niet in de weg staat.

Artikel 4.2.2 Te verstrekken gegevens

Bij aanvragen als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, worden de volgende gegevens verstrekt:

a. naam en adres van het hoofdverblijf van de eigenaar;

b. de straat, het huisnummer en de kadastrale ligging van de woonruimte waar de aanvraag betrek- king op heeft;

c. de aard en het huidige gebruik van de woonruimte(n) waar de aanvraag betrekking op heeft;

d. de namen en de adressen van hoofdverblijven van de bewoners van de woonruimte(n) waar de aanvraag betrekking op heeft;

e. de huurpunten van de woonruimte(n) waar de aanvraag betrekking op heeft;

f. in geval van samenvoeging: de naam van huidige en toekomstige bewoner, de omvang van diens huishouden en de huurpunten van de samen te voegen woonruimten; en,

g. de motivering van het verzoek.

(6)

Artikel 4.2.3 In te dienen bescheiden

Bij aanvragen als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, worden de volgende bescheiden overgelegd:

a. één of meer tekeningen van de plattegrond op schaal van iedere verdieping van de woonruimte, alsmede van de verdieping of verdiepingen waarop de aanvraag betrekking heeft, met een aan- duiding van de beoogde wijziging en/of het beoogde gebruik;

b. een situatietekening, gebaseerd op door burgemeester en wethouders aangegeven kaartmateri- aal waaruit de situering van de woonruimte blijkt ten opzichte van de in de nabijheid gelegen bouwwerken; en,

c. Burgemeester en wethouders kunnen het overleggen van andere bescheiden verlangen, die zij voor de beoordeling van de aanvraag nodig achten.

Artikel 4.2.4 Beslistermijn

1. Burgemeester en wethouders beslissen op aanvragen als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, bin- nen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

2. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn als bedoeld in het eerste lid éénmaal met ten hoogste zes weken verlengen.

3. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde ver- gunning van rechtswege gegeven als bedoeld in paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuurs- recht.

Artikel 4.2.5 Beschikkingsvereisten

1. Een vergunning als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid , bevat ten minste de volgende gegevens:

a. de woonruimte(n) waarop de beschikking betrekking heeft, aangeduid met de straat, het huisnummer of de kadastrale ligging; en,

b. de mededeling dat binnen één jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden van de vergunning gebruik moet zijn gemaakt dan wel de termijn genoemd in de vergunning in geval van een tijdelijke vergunning.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, geldt voor vergunningen als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, onderdelen c en d, ingevolgde artikelen 4.3.9 en 4.3.10 een termijn van zes maanden.

Artikel 4.2.6 Overdracht voorraadvergunning

1. Bij verkoop of andere vorm van overdracht van woonruimten(n) waarvoor een vergunning is ver- leend als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, wordt de instemming van de nieuwe eigenaar met de vergunde wijziging van de woonruimte(n) verondersteld. De nieuwe eigenaar wordt van rechts- wege de nieuwe vergunninghouder.

2. De nieuwe vergunninghouder, als bedoeld in het eerste lid, kan op verzoek op de vergunning wor- den vermeld door burgemeester en wethouders.

Paragraaf 3 Vergunningverlening voorraadvergunningen Artikel 4.3.1 Weigeringsgronden

1. Een vergunning als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, kan worden geweigerd indien:

a. sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoor- delingen door het openbaar bestuur;

b. niet wordt voldaan aan de in ingevolgde dit hoofdstuk bij de vergunning gestelde voorwaar- den; en/of,

c. het gaat om een aanvraag tot legalisatie van een bestaande situatie waar een onaanvaard- bare inbreuk op een geordend woon en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte is op- getreden als bedoeld in artikel 4.3.9, tweede lid, onderdeel c.

2. Een vergunning als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, kan worden geweigerd, in het geval

a. naar het oordeel van burgemeester en wethouders het belang van het behoud of de samen- stelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestem- ming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van

(7)

de woonruimtevoorraad niet voldoende kan worden gediend door het stellen van voor- waarde of voorschriften, of

b. naar het oordeel van burgemeester en wethouders het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand.

3. Ingevolge het eerste lid, onderdeel b, worden vergunningen als bedoeld in artikel 4.3.7. geweigerd indien een voor de vergunning geldend quotum is bereikt.

Artikel 4.3.2 Intrekken vergunning

1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, intrekken indien:

a. niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of woningvorming;

b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

c. niet wordt voldaan aan de ingevolge dit hoofdstuk bij de vergunning gestelde voorwaarden en voorschriften;

d. er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbe- oordelingen door het openbaar bestuur; of,

e. de vergunninghouder schriftelijk te kennen heeft gegeven van de vergunning geengebruik meer te willen maken.

2. Wanneer de omzettings- of onttrekkingsvergunning als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, onderdelen a en c, is ingetrokken, dient de woonruimte die respectievelijk is omgezet in onzelfstandige woonruimten of is onttrokken weer als zelfstandige woonruimte in gebruik te worden genomen. In het geval van een situatie als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, is daarna opnieuw een vergunning vereist.

Artikel 4.3.3 Tijdelijke voorraadvergunning

1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid , tijdelijk verlenen als het belang van de aanvrager slechts voor een bepaalde tijd aanwezig is.

2. In afwijking van het eerste lid, is een vergunning altijd tijdelijk wanneer het gaat om een vergun- ning waarvoor een quotum geldt.

Artikel 4.3.4 Onttrekkingsvergunning voor sloop

1. Een vergunning voor het onttrekken aan de bestemming tot bewoning ten behoeve van sloop wordt verleend als wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

a. de sloop vindt plaats op grond van schriftelijke afspraken tussen de gemeente en de eige- naren in het kader van stedelijke vernieuwingsplannen, gebiedsgerichte aanpak of presta- tieafspraken; of,

b. burgemeester en wethouders hebben een positief advies over de sloop afgegeven met in- achtneming van de weigeringsgronden in het derde lid.

2. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden en voorschriften verbinden aan de vergunning als bedoeld in het eerste lid, zoals dat binnen een bepaalde termijn na afgifte van de vergunning een naar het oordeel van burgemeester en wethouders wat betreft omvang, kwaliteit, ligging en huurprijs gelijkwaardige woonruimte aan de woonruimtevoorraad wordt toegevoegd door de aanvrager, waarbij voor de compenserende woonruimte nog geen omgevingsvergunning is aan- gevraagd of verleend, en waarbij de compenserende woonruimte in eigendom is van de aanvra- ger.

3. In aanvulling op artikel 4.3.1 kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd indien:

a. er geen bouwtechnische noodzaak tot sloop aanwezig is, onder meer blijkend uit de optie tot renovatie, tenzij deze renovatie redelijkerwijs financieel niet kan worden verwacht;

b. sloop voor het realiseren van een beleidsdoelstelling in het kader van gebiedsgerichte aan- pak niet noodzakelijk is;

(8)

c. sloop schade oplevert met het oog op de sociale samenhang of identiteit van een gebied;

d. het een woonruimte betreft met cultuurhistorische waarde;

e. het een woonruimte betreft die is opgenomen in de Welstandsnota Weesp 2017 onder meer met het beschermd stadsgezicht, de monumentenlijst en de lijst karakteristieke pan- den’; of,

f. het een woonruimte betreft waarvan de architectonische bestemming in het bestemming- plan is opgenomen.

4. Bij een aanvraag van een vergunning voor het onttrekken van een woonruimte ten behoeve van sloop dienen in aanvulling op artikel 4.2.2 in ieder geval de volgende gegevens te worden ver- strekt:

a. bescheiden waaruit de bouwtechnische noodzaak voor sloop blijkt;

b. in het geval de eigenaar van mening is dat renovatie redelijkerwijs financieel niet kan wor- den verwacht: een motivering hierbij en een raming van renovatiekosten.

Artikel 4.3.5 Onttrekkingsvergunning voor ander gebruik

1. Een vergunning voor het onttrekken aan de bestemming tot bewoning ten behoeve van ander gebruik kan worden verleend indien de woonruimte wordt onttrokken ten behoeve van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders gewenste maatschappelijke functie of ten behoeve van een functie die gewenste versterking biedt aan de economische structuur van de buurt.

2. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden en voorschriften aan de vergunning verbin- den, bedoeld in het eerste lid, zoals dat binnen een bepaalde termijn na de afgifte van de vergun- ning, een naar het oordeel van burgemeester en wethouders wat betreft omvang, kwaliteit, lig- ging en huurprijs gelijkwaardige woonruimte aan de woonruimtevoorraad wordt toegevoegd door de aanvrager, waarbij voor de compenserende woonruimte nog geen omgevingsvergunning is aangevraagd of verleend, en waarbij de compenserende woonruimte in eigendom is van de aanvrager.

Artikel 4.3.6 Vergunning voor samenvoegen

Voor een vergunning voor het samenvoegen van woonruimten als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden toepas- sen:

a. dat binnen een bepaalde termijn na de afgifte van de vergunning een naar het oordeel van bur- gemeester en wethouders wat betreft omvang, kwaliteit, ligging en huurprijs gelijkwaardige woonruimte aan de woonruimtevoorraad wordt toegevoegd door de aanvrager, waarbij voor de compenserende woonruimte nog geen omgevingsvergunning is aangevraagd of verleend, en waarbij de compenserende woonruimte in eigendom is van de aanvrager;

b. dat de samengevoegde woonruimte gedurende een bepaalde periode wordt toegewezen aan een huishouden met een inkomen tot het in artikel 2.6, eerste lid, onderdeel c, genoemde bedrag wanneer één van de samen te voegen woonruimte huurpunten heeft tot en met 200;

c. dat de samengevoegde woonruimte ten hoogste 200 huurpunten heeft wanneer één van de sa- men te voegen woonruimten huurpunten heeft tussen de liberalisatiegrens en de 200; of, d. dat een krap wonend huishouden in een zelfstandige huurwoning onder de liberalisatiegrens na

samenvoeging passender woont.

Artikel 4.3.7 Quotumvoorwaarden omzettingsvergunning

1. Vergunningen voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in meerdere onzelfstandige woonruimten worden met inachtneming van een door burgemeester en wethouders vastgesteld quotum verstrekt.

2. Maximaal 25 procent van het aantal adressen, in een pand, of in een rij aaneengesloten eenge- zinswoningen kan bestaan uit omgezette woonruimten. Waarbij geldt dat:

a. bij minimaal vier zelfstandige woonruimten per verdieping kan tot een maximum van 25 procent van het totaal aantal adressen uit omgezette woonruimte bestaan;

b. bij minder dan vier zelfstandige woonruimten per verdieping kan tot een maximum van 25 procent van het totaal aantal adressen per pand uit omgezette woonruimten bestaan; en,

(9)

c. bij minder dan vier adressen per pand kan er maximaal sprake zijn van één omgezette woonruimte.

3. In situaties waar het tweede lid geen toepassing vindt, omdat sprake is van een afwijkende inde- ling, ontsluitingssystematiek, interne indeling of plattegrond, wordt door burgemeester en wet- houders een individuele afweging gemaakt.

Artikel 4.3.8 In te dienen bescheiden bij en na de aanvraag van een omzettingsvergunning

1. Bij een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel c, dienen in afwijking van artikel 4.2.2 en 4.2.3 de volgende gegevens te worden verstrekt:

a. naam en het adres van het hoofdverblijf van de eigenaar;

b. de straat, het huisnummer en de kadastrale ligging van de woonruimte waar de aanvraag betrekking op heeft en,

c. een plattegrond van de gehele zelfstandige woonruimte waarop is aangegeven welke ruim- tes worden omgezet in onzelfstandige woonruimten.

2. De plattegrond als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, dient op de door burgemeester en wet- houders aangegeven wijze te worden verstrekt, waarbij het aantal vierkante meters van de gehele woonruimte en het aantal vierkante meters van elke onzelfstandige woonruimte alsmede van de gezamenlijke verblijfsruimte moet zijn weergegeven.

Artikel 4.3.9 Voorwaarden en voorschriften omzettingsvergunning

1. Voor een vergunning voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in meerdere onzelf- standige woonruimten gelden in aanvulling op artikel 4.3.6 de volgende voorwaarden:

a. de om te zetten zelfstandige woonruimte heeft een gezamenlijke verblijfsruimte van mi- nimaal elf vierkante meter met een minimale breedte van drie meter;

b. voor het omzetten naar vier onzelfstandige woonruimten of meer moet er vanaf ingebruik- name worden voldaan aan de geluidseisen;

c. er wordt binnen zes maanden na vergunningverlening een melding gedaan van feitelijke ingebruikname op een door burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze;

d. er is geen sprake van het omzetten van een zelfstandige woonruimte in meer dan zes on- zelfstandige woonruimten, tenzij de aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wet- houders voldoende kan motiveren dat sprake is van een uitzonderingssituatie waarin een dergelijke omzetting geen onaanvaardbaar negatief effect heeft op de leefbaarheid; en, e. het betreft geen zelfstandige woonruimte die vanaf 1 juli 2021 is gevormd als bedoeld in ar-

tikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel d.

2. Voor een vergunning voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in meerdere onzelf- standige woonruimten gelden in aanvulling op artikel 4.3.7 de volgende voorschriften:

a. elke onzelfstandige woonruimte wordt door maximaal één volwassene bewoond en in ge- val van huur op basis van een individueel schriftelijk huurcontract voor de betreffende on- zelfstandige woonruimte tussen eigenaar, of degene namens deze, en huurder;

b. er is vanaf ingebruikname van de vergunning geen sprake van een aaneengesloten periode van drie maanden waarin twee of minder bewoners in de Basisregistratie personen staan ingeschreven op het adres waarvoor de omzettingsvergunning is afgegeven. De termijn van drie maanden vangt aan op het moment dat de verhuurder door burgemeester en wet- houders op de hoogte is gesteld van het te lage aantal inschrijvingen in de Basisregistratie personen; en,

c. er treedt geen onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon en leefmilieu in de omge- ving van de betreffende woonruimte op. Er is sprake van een onaanvaardbare inbreuk als bedoeld in de eerste volzin indien:

I. er sprake is van aantoonbare overlast op grond van objectieve feiten en omstandighe- den; en,

II. de overlastveroorzaker en eigenaar vooraf door de klagers en door burgemeester en wethouders op de overlast is gewezen en dit niet tot beëindiging van de overlast heeft ge- leid ; en,

(10)

d. er wordt niet in meer onzelfstandige woonruimten omgezet dan het aantal onzelfstandige woonruimten waarvoor de vergunning is verleend; en,

e. de omgezette onzelfstandige woonruimten kunnen niet worden verbouwd tot zelfstandige woonruimten.

2. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels met betrekking tot de geluidseisen als be- doeld in het eerste lid, onderdeel b.

3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan een onzelfstandige woonruimte in het geval van wet- telijk dwingend bepaald medehuurderschap mede bewoond worden door een tweede volwassene, zijn- de de echtgenoot of geregistreerde partner.

Artikel 4.3.10 Vergunning woningvorming

1. Voor een vergunning voor woningvorming als bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel d, gelden de volgende voorwaarden:

a. de woonruimte waaruit wordt gevormd, is zelfstandig en heeft een gebruiksoppervlak van ten minste:

I. in het geval van een niet grondgebonden woonruimte, honderd vierkante meter; of, II. in het geval van een grondgebonden woonruimte, tweehonderd vierkante meter;

b. de nieuw te vormen woonruimten, met uitzondering van jongeren- en studentenwoningen hebben gebruiksoppervlak van ten minste:

I. in het geval van gevormde woonruimten ontstaan uit een niet grondgebonden woon- ruimte, veertig vierkante meter; of,

II. in het geval van gevormde woonruimten ontstaan uit een grondgebonden woonruimte, honderd vierkante meter;

c. elke nieuw te vormen woonruimte is zelfstandig en heeft ten minste een gebruiksoppervlak van achttien vierkante meter;

d. het verbouwen van een woonruimte tot één of meer woonruimten kleiner dan vijftig meter is niet toegestaan in door burgemeester en wetshouders in nadere regeling aangewezen wijken;

e. er moet vanaf ingebruikname worden voldaan aan de geluids- en kwaliteitseisen voor wo- ningvormen;

f. er wordt binnen zes maanden na vergunningverlening een melding gedaan van feitelijke ingebruikname op een door burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze.

g. de woonruimte waaruit wordt gevormd, betreft geen woonruimte die na 1 juli 2021 is ont- staan uit woningvorming

2. De oppervlakte-eisen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d gelden niet in het geval van een externe ruimte die verbonden is via een gemeenschappelijke verkeersruimte.

3. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels met betrekking tot de geluids- en kwaliteitsei- sen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e

C. Er wordt een hoofdstuk 5 met bijlage 1 toegevoegd, luidende:

Hoofdstuk 5 Verdere bepalingen

Paragraaf 1 Verslaglegging en monitoring Artikel 5.1.1 Verstrekken van inlichtingen

Burgemeester en wethouders verstrekken het regionale bestuurlijke overleg de inlichtingen, die nodig zijn voor een juiste afstemming over de wijze waarop burgemeester en wethouders deze verordening uitvoeren.

Paragraaf 2 Handhaving en toezicht

(11)

Artikel 5.2.1 Bestuurlijke boete

1. Burgemeester en wethouders kunnen een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van de verbo- den bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet of bij handelen in strijd met de voorwaarden of voor- schriften bedoeld in artikel 24 en artikel 26 van de Huisvestingswet.

2. Indien burgemeester en wethouders gebruikmaken van de bevoegdheid uit het eerste lid leggen zij een boete op voor overtredingen in de zin van artikel 21van de Huisvestingswet, of handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikelen 24 en 26 van de Huisvestingswet overeenkomstig tabellen 1 en 2 in bijlage 1.

Paragraaf 3 Restbepalingen Artikel 5.3.1 Experimenten

De gemeenteraad is bevoegd, op voorstel van burgemeester en wethouders, voor een bepaalde periode af te wijken van (onderdelen van) deze verordening ten behoeve van experimenten in het belang van de volkshuisvesting mits niet in strijd met de Huisvestingswet of het Besluit toegelaten instellingen.

Artikel 5.3.2 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze veror- dening.

(12)

Bijlage 1 behorende bij artikel 5.2.1 Bestuurlijke boete

Tabel 1 bestuurlijke boete woningonttrekking, sa- menvoeging en woning- vorming

Wettelijke bepaling Huisvestingswet

Type overtreding Kolom A

Boete Woningonttrekking 21 onder a, 24 en 35 Onttrekken voor sloop of ander

gebruik zonder benodigde ver- gunning (artikelen 4.3.4 en 4.3.5)

€ 10.875,-

Onttrekken voor sloop of ander gebruik, met vergunning, maar schending voorwaarden of voor- schriften (artikelen 4.3.4 en 4.3.5)

€ 5.390,-

Samenvoegen 21 onder b, 24 en 35 Samenvoegen zonder benodigde

vergunning (artikel 4.3.6) € 9.430,- Samenvoegen met vergunning,

maar schending voorwaarden of voorschriften (artikel 4.3.6)

€ 4.190,-

Woningvorming 21 onder d, 24 en 35 Verbouwen van een woonruimte tot twee of meer woonruimten (woningvormen) zonder benodig- de vergunning (artikel 4.3.10)

€ 9.430,-

Woningvormen met vergunning, maar schending voorwaarden of voorschriften (artikel 4.3.10)

€ 4.190,-

Tabel 2 bestuurlijke boete

omzetting Wettelijke bepaling

Huisvestingswet Type overtreding Kolom A Boete Omzetten zonder vergun-

ning 21 onder c en 35 Minder dan vijf onzelfstandige

woonruimten € 6.285,-

vijf onzelfstandige woonruimten of meer

€ 10.875,-

Omzetten met vergunning, maar schending voorwaar- den of voorschriften

21 onder c, 24 en 35 Ontbreken van individueel huur-

contract € 4.190,- per

ontbrekend indi- vidueel huurcon- tract

Omgezet naar meer onzelfstan- dige woonruimten dan is vergund

€ 4.190,- per teveel omgezette onzelfstandige woonruimte Overtreding voorwaarde meer

dan één volwassene per onzelf- standige woonruimte

€ 4.190,- per teveel wonende volwassene Niet voldaan aan geluidseisen € 4.190,- Niet voldaan aan gezamenlijke

verblijfsruimte van 11 vierkante meter

€ 2.455,-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In Maastricht is gebleken dat het ministerie van EZ toestemming heeft gegeven aan Vodafone/Kpn, proeven te doen met 5G, de gemeente en de bevolking daarbij in onkunde latend..

Een aangewezen warmtebedrijf dat warmte levert aan een grootverbruiker brengt voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2.8, tarieven in rekening die zijn vastgesteld

Na de voorselectie vraagt het college voor een persoon met arbeidsvermogen waarvoor zij beschut werk wil inzetten, advies aan UWV of deze persoon uitsluitend in een beschutte

Indien de planmatige begeleiding en ondersteuning als verplichting is opgelegd, vergoedt het verantwoordelijk bestuursorgaan de kosten voor de planmatige begeleiding en ondersteuning

Indien er wel sprake is van schaarste, zal dit uiterlijk binnen vier weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, aan de betreffende

en Keijzers-van der t.aak., Loon 39, 5757 AA te Liessei ontvangen om omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een water/retentiebekken met rabatten op het

Wordt niet meer aan de voorwaarden voldaan, bijvoorbeeld door de woning voor korte of langere perioden te verhuren aan derden dan vervalt de vrijstelling en is sprake van ander

Het besluit voor deze activiteit is gebaseerd op artikel 2.10, lid 1 van de Wabo..