• No results found

Klachtencommissie Merksplas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Klachtencommissie Merksplas"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLISSING

Klachtencommissie Merksplas

Ref.: KC21/21-0090 Datum: 15 januari 2022

1. Procedurele voorgaanden en voorwerp van de klacht

Op datum van 19 november 2021 ontving de Klachtencommissie een klacht van voormelde klager, ingediend per post. De klacht is gericht tegen de voorlopige maatregel van 28 oktober 2021 en de tuchtbeslissing van 29 oktober 2021.

De klacht werd op 22 november 2021 overgezonden aan de directie. De directie maakte op 23 november 2021 haar schriftelijk verweer over. De Klachtencommissie nam kennis van de klacht en het verweer van de directeur. Vervolgens ging zij op 22 december 2021 over tot het horen van klager en de directeur.

2. Standpunt van de partijen aangaande de nuttige feiten ter beoordeling van de klacht 2.1. Standpunt klager

Samengevat stelt klager in zijn klacht dat hij het oneens is met de tuchtbeslissing omdat hij degene is die aangevallen we. Hij stelt zelf geen geweld te hebben gebruikt. Hij omschrijft zijn verwondingen. Met betrekking tot de klacht stelt hij dat hij een weeklang tevergeefs heeft gevraagd om een klachtenformulier. Men vertelde hem dat hij een rapportbriefje moest gebruiken.

Ter zitting brengt klager de volgende elementen aan:

Klager doet het relaas van de feiten. Volgens hem is er geen sprake geweest van een vechtpartij omdat hij niet heeft meegedaan in het gevecht. Er was enkel sprake van een woordenwisseling. Klager heeft celgenoot enkel gezegd ‘doe es normaal’ en dat hij op bepaalde punten moest letten, bijvoorbeeld dat hij met een short rondliep zonder ondergoed eronder, waardoor alles zichtbaar was. De celgenoot is vervolgens geprikkeld opgestaan en heeft de tafel omvergegooid waardoor borden, koffiekannen etc. op de grond terechtkwamen.

Klager stelt dat hij voor hij het wist op de grond lag en zijn celgenoot op hem aan het slaan was. Zijn celgenoot zat bovenop hem, waardoor klager niet kon bewegen. Klager heeft vervolgens geroepen ‘wat zijt ge bezig’. Hij heeft gezegd dat hij gezondheidsproblemen heeft. De celgenoot is vervolgens wakker geschoten en heeft klager vastgepakt en sorry gezegd.

Klager herhaalt meermaals dat er geen sprake was van een (wederzijdse) vechtpartij. Het was een conflict dat werd uitgesproken onder de twee celgenoten, waarbij ze het hebben goedgemaakt. Klager vindt het dan ook problematisch dat de chef hem uit de cel heeft gehaald en in isolatie heeft gestoken en gezegd heeft dat het een vechtpartij betrof, terwijl hij niet veel heeft gezien van het gebeurde. Als hij dit wel had gezien, zou het niet klager zijn geweest die uit de cel werd verwijderd. Hij had liever gehad dat de chef had gezien dat ze het terug goedgemaakt hadden, zodat hij de cel zou kunnen blijven delen. Nu is hij verhuisd naar de cel ernaast.

Klager omschrijft opnieuw zijn verwondingen. Volgens hem was zijn celgenoot niet gewond, aangezien hij hem met geen vinger heeft aangeraakt. Het was de eerste keer dat hij ruzie had met deze persoon. Ook nu komt hij deze persoon nog tegen op de wandeling en is er geen probleem. Volgens klager heeft hij een tucht gekregen omdat zijn celgenoot met de directrice is overeengekomen dat het toch een gevecht betrof.

(2)

Klager vindt het raar dat alle chefs zijn gekomen, maar dat niemand heeft gezien dat hij op de grond lag. Aan de andere twee celgenoten werd niets gevraagd.

Inzake een eventuele compensatie stelt klager dat hij enkel wenst dat duidelijk gesteld wordt dat hij niet de dader is. Hij zou het niet fijn vinden indien zoiets nogmaals voorvalt.

2.2. Standpunt directeur

In haar schriftelijk verweer stelt de directie dat ze de klacht onontvankelijk acht omwille van de volgende reden:

In ondergeschikte orde stelt de directie dat ze de klacht ongegrond acht, verwijzend naar de motivering van de tuchtbeslissing.

Ter zitting haalt de directie de volgende elementen aan:

In hoofdorde vindt de directie de klacht onontvankelijk omdat ze laattijdig werd ingediend. Het is onmogelijk om bij elke bewaker navraag te gaan doen of klager een formulier heeft gevraagd en niet heeft ontvangen.

Het formulier is ook niet noodzakelijk voor het indienen van een klacht. De directie erkent wel dat wanneer een klachtenformulier gevraagd wordt dit op eenvoudige vraag ter beschikking zou moeten worden gesteld.

Normaal gezien zijn ze ook vrij beschikbaar.

De directie wijst erop dat het RAD spreekt van een woordenwisseling tussen klager en een van zijn celgenoten.

Het personeel hoorde aldus dat er een probleem was tussen beiden. Het personeel geeft dan aan dat men met de collega’s van het zorgteam gaat zoeken naar een oplossing. Klager verklaart zich hiermee akkoord.

Het RAD stelt verder dat beide celgenoten op de grond lagen in een vechtpartij. De bewaker stelt aldus een woordenwisseling vast en ziet visueel twee mannen verstrengeld op de vloer. De beschrijving is dat ze allebei op de grond liggen, een vechtpartij. De bewaker beoordeelt niet wie slachtoffer of dader is. Er is dan een VM gevolgd, een verblijf in de veiligheidscel. Erna werd samen met de paviljoensdirecteur bekeken naar welke cel klager kon verhuizen.

De directie haalt aan dat klager weliswaar volhoudt dat hij is aangevallen, maar zoals in de motivatie van de tucht ook wordt aangegeven met de bewoordingen “net zoals de tegenpartij”, haalt zijn medegedetineerde datzelfde argument aan. Beide celgenoten voelen zich dus slachtoffer van fysieke agressie. Uit al deze gegevens heeft het directielid dat de beslissing heeft genomen geconcludeerd dat beide celgenoten schuld hadden aan het fysiek uit de hand lopen. Hierop werd 6 dagen ATV gegeven, een wettelijke en redelijke sanctie. Ook de medegedetineerde werd dus gestraft.

De directie heeft geen navraag gedaan naar de verwondingen van de medegedetineerde. Dit wordt ook niet standaard gedaan in het kader van een tuchthoorzitting. Een bewaker moet dit ook niet kunnen vaststellen.

Zoiets bevragen bij de medische dienst grenst volgens de directie al aan het medisch geheim.

De directie wijst erop dat noch klager noch zijn medegedetineerde gevraagd hebben om de celgenoten te horen.

Het feit dat klager samen met een geïnterneerde op cel verblijft is niet abnormaal. Op het

(3)

De directie heeft in het dossier niets teruggevonden in verband met de vergoeding van eventuele schade die werd aangericht.

3. Beoordeling van de klacht

3.1 Onderzoek van de ontvankelijkheid

De Klachtencommissie is overeenkomstig artikel 148 van de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden (hierna: Basiswet) bevoegd voor het behandelen van klachten tegen elke beslissing die door of namens de directeur ten aanzien van de gedetineerde werd genomen.

Overeenkomstig artikel 150 van de Basiswet dient de klacht te worden ingediend uiterlijk de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen.

In casu heeft klager de klacht te laat ingediend, maar hij geeft hiervoor een verklaring. Hoewel het inderdaad zo is dat klager zijn klacht ook had kunnen noteren op een gewoon rapportbriefje, zoals de directie in haar verweer aangeeft, besluit de Klachtencommissie toepassing te maken van artikel 150 §2 van de Basiswet en de indieningstermijn soepel te beoordelen omwille van het feit dat klager op eenvoudig verzoek over een klachtenformulier zou moeten kunnen beschikken.

Een klacht tegen een voorlopige maatregel valt onder het toepassingsgebied van het klachtenrecht. Een klacht tegen een tuchtbeslissing valt onder het toepassingsgebied van het klachtenrecht.

De klacht is voor beide aspecten ontvankelijk.

3.2 Onderzoek van de gegrondheid

Met betrekking tot de voorlopige maatregel van 28 oktober 2021

Artikel 145 §1 van de Basiswet bepaalt dat de directeur, in geval van ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid, in afwachting van de tuchtprocedure voorlopige maatregelen kan opleggen. Interne veiligheid wordt door artikel 2, 9° van de Basiswet gedefinieerd als “een toestand waarbij in de gevangenis de fysieke integriteit van personen gevrijwaard wordt en waarin roerende of onroerende goederen geen gevaar lopen van wederrechtelijke beschadiging, vernieling of ontvreemding”.

In casu zijn de in het RAD van 28 oktober 2021 beschreven feiten van die strekking dat ze inderdaad gekwalificeerd kunnen worden als een ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid, nu het om een wederzijds gevecht tussen twee celgenoten ging, waarbij het logisch is dat deze personen (minstens tijdelijk) uit elkaar worden gehaald om de situatie te de-escaleren.

De klacht is ongegrond.

Met betrekking tot de tuchtbeslissing van 29 oktober 2021

Klager kreeg bij tuchtbeslissing van 29 oktober 2021 een sanctie van 6 dagen ATV voor de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen of de bedreiging daarmee (artikel 129, 1° van de Basiswet).

(4)

Met betrekking tot de feiten

Overeenkomstig artikel 144 §6, tweede lid van de Basiswet kan de gedetineerde alleen schuldig worden verklaard aan de hem ten laste gelegde tuchtrechtelijke inbreuk wanneer de directeur, op grond van al het bewijsmateriaal waarover hij beschikt, de ten laste gelegde feiten bewezen acht en de daarvoor ter verantwoording geroepen gedetineerde daaraan, schuldig acht.

In casu heeft de directeur zich voor het bewezen zijn van de ten laste gelegde tuchtrechtelijke inbreuk gebaseerd op de materiële vaststellingen zoals beschreven in het RAD van 28 oktober 2021. De Klachtencommissie acht het niet onredelijk dat de feiten die beschreven werden in dit RAD door de directeur werden gekwalificeerd als zijnde de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen, of de bedreiging daarmee (artikel 129, 1° van de Basiswet). Het RAD vermeldt immers duidelijk “…dat ze allebei op de grond liggen in een vechtpartij”. Wat hiervoor de precieze aanleiding was en wie hierbij al dan niet (er zijn de Klachtencommissie geen medische gegevens bekend van de celgenoot) gewond raakte is volgens de Klachtencommissie van ondergeschikt belang. De bewoordingen van het RAD ondersteunen de hypothese van een wederzijdse vechtpartij waarbij ook klager schuld treft.

Met betrekking tot de motivering

Artikel 8 van de Basiswet vereist dat alle beslissingen, behoudens wettelijke uitzonderingen, met redenen moeten worden omkleed. Deze formele motiveringsplicht verplicht de directie in de motivering de juridische en feitelijke overwegingen op te nemen die aan de beslissing ten grondslag liggen, en dat op “afdoende” wijze.

Het afdoend karakter van de motivering betekent dat de motivering pertinent moet zijn. Dit wil zeggen dat ze duidelijk met de beslissing te maken moet hebben, en dat ze draagkrachtig moet zijn. Dit wil zeggen dat de aangehaalde redenen moeten volstaan om de beslissing te dragen.

De motivering van de tuchtbeslissing luidde als volgt:

De Klachtencommissie vindt de motivering van de tuchtbeslissing gebrekkig op het volgend punt:

De formulering “Uit het RAD blijkt dat een discussie tussen beide kamergenoten fysiek uit de hand liep.

Betrokkene beaamt dit ook (…)” vindt onvoldoende ondersteuning in het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting. Dit verslag luidt immers “Ik heb gevraagd wil je aub je neus snuiten of spoelen. Ik heb gezegd je zit niet alleen op cel. Ik heb ook gevraagd of hij ondergoed wil dragen. Hij draagt alleen een short. Je kunt alles zien. Hij is opgestaan. Hij heeft de tafel omvergegooid. Voor ik het wist lag ik op de grond. Hij heeft ook op mijn gezicht geslagen (…)”.

Uit het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting blijkt dus niet dat betrokkene beaamt dat er een discussie was die fysiek uit de hand liep. Klager haalt enkel een aantal uitspraken aan die hij gedaan heeft. Er wordt daarbij niet gerept over een ‘discussie’. Voorts stelt hij enkel dat hij is aangevallen. De formulering uit de motivering schept dan ook de verkeerde indruk dat klager de interpretatie die de directie aan de feiten geeft mondeling zou hebben bevestigd. De directie legt klager hiermee woorden in de mond die hij niet gezegd

(5)

De Klachtencommissie maant de directie aan om steeds duidelijk de tijdsperiode gedurende dewelke een sanctie loopt te vermelden aan de hand van de concrete data. In deze tuchtbeslissing is immers het aspect van de verrekening van de voorlopige maatregel van het verblijf in de beveiligde cel met de uiteindelijk opgelegde tuchtsanctie onvoldoende duidelijk.

4. Beslissing

De voltallige Klachtencommissie verklaart de klacht ontvankelijk en gegrond.

De tuchtbeslissing d.d. 29 oktober 2021 dient gedeeltelijk vernietigd te worden voor wat betreft de motivering.

De voltallige Klachtencommissie draagt de directeur in toepassing van artikel 158 §3, 1° van de Basiswet op om binnen een termijn van 7 dagen volgend op de kennisname van deze beslissing een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Meer specifiek dient de tuchtbeslissing aldus aangepast te worden voor wat betreft de motivering. De opgelegde en reeds ondergane tuchtsanctie blijft daarbij overeind.

Beslist te Merksplas op 15 januari 2022

Dhr. C. Baert Dhr. V. Willekens Dhr. J. Engels

Plaatsvervangend voorzitter Vast lid KC Plaatsvervangend lid KC

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ingevolge artikel 108 §2, tweede lid in samenhang gelezen met artikel 8 van de Basiswet dient de directie in de beslissing tot fouillering op het lichaam ook te motiveren waarom

Op 16 december 2019 heeft de school meegedeeld dat [leerling] teruggeplaatst is naar het derde leerjaar vmbo-tl omdat hij niet aan de voorwaarde voor bevordering voldeed.. De

Lokaal en regionaal gecontracteerde aanbieders, gecertificeerde personen, instellingen voor jeugdhulp en andere zorgleveranciers die nodig zijn voor integrale bespreking van

De Raad van Bestuur deelt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies van de klachtenfunctionaris of de gezamenlijke klachtencommissie aan de klager, aan degene op wie de

Indien klager of verweerder naar het oordeel van de Commissie gegronde bezwaren heeft tegen de beslissing van de voorzitter, wordt de klacht alsnog ter

Indien de raad van bestuur de klacht niet in behandeling neemt omdat deze betrekking heeft op een andere zorgaanbieder, stuurt de raad van bestuur de klacht door naar de

1) Het op basis van onderzoek van een klacht komen tot een schriftelijke uitspraak, al dan niet vergezeld van aanbevelingen gericht tot de klager, in afschrift aan

4.4 Als de klager tevens een klacht bij de klachtencommissie heeft ingediend wordt de termijn voor de behandeling van de klacht door de klachtencommissie, zoals bedoeld in