• No results found

De werkzaamheid van de 55-plussers: twintig jaar van langzaam herstel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De werkzaamheid van de 55-plussers: twintig jaar van langzaam herstel"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39 | F: (0)16 32 32 40 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

De werkzaamheid van de 55-plussers: twintig jaar van langzaam herstel

Arbeidsmarktflits | 13 maart 2015

De Vlaamse arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door vrij korte, intense carrières. Dertigers en veertigers heb- ben een zeer hoge arbeidsdeelname, maar eens de vijftig gepasseerd gaat de werkzaamheid snel achteruit.

Qua arbeidsmarktprestaties mist Vlaanderen daardoor de aansluiting met de Europese topregio’s. In deze arbeidsmarktflits zetten we de relatief lage werkzaamheidsgraad van 55-plussers in een langetermijnper- spectief. Daarnaast bekijken we ook de evolutie in de vervroegde uittredestelsels bij de 50-plussers.

Werkzaamheidsgraad 55-plussers

In figuur 1 werpen we een blik op de evolutie van de werkzaamheidsgraad van 55- tot 64-jarigen over de periode 1983-2014. De werkzaamheidsgraad van deze leeftijdsgroep in het Vlaams Gewest kent een U- vormig verloop. Van 1983 tot 1991 daalde de werkzaamheidsgraad voor 55-plussers gestaag van 30,4%

naar 21,1%. Daarna was er een zekere stabilisering op laag niveau tot 1999, waarna de groei terug aantrok om op een voorlopig hoogtepunt van 43,3% te eindigen in 2014. Pas sinds 2005 reikte de Vlaamse werk- zaamheid bij 55-plussers terug boven het niveau gemeten in 1983.

Figuur 1 Evolutie van de werkzaamheidsgraad bij 55-tot 64-jarigen (Vlaams Gewest; 1983-2014)

Bron: Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE)

Noot: Cijfers van 2014 zijn op basis van het trendniveau van het derde kwartaal (dit is een gemiddelde van het vierde kwartaal 2013 t.e.m. het derde kwartaal 2014)

De terugval in de jaren tachtig kunnen we toewijzen aan het aanmoedigen van de vervroegde uittrede uit de arbeidsmarkt. Vooral de werkzaamheidsgraad van mannen kwam hierdoor zwaar onder druk. In 1983 was meer dan 50% van de mannelijke 55-plussers aan de slag. Dit aandeel is tot ongeveer een op de drie

30,4

43,3

51,1 49,2

10,8

37,3

0 10 20 30 40 50

1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 r2014

(%)

Vlaams Gewest - Totaal Vlaams Gewest - Mannen Vlaams Gewest - Vrouwen

(2)

2

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39 | F: (0)16 32 32 40 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

gereduceerd in de jaren negentig. Sinds de eeuwwisseling is er wel een gestage groei, maar toch stond de werkzaamheidsgraad van mannen anno 2014 nog steeds niet terug op het peil van dertig jaar geleden. Dat de totale werkzaamheid terug boven het niveau van 1983 uitsteeg, is te danken aan de toegenomen parti- cipatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Deze toegenomen participatie drong intussen ook door tot de oudere leeftijdsgroepen.

Vervroegde uittredestatuten

In figuur 2 brengen we de evolutie in het gebruik van de vervroegde uittredestelsels in kaart. Dat het beleid vervroegde uittrede aanmoedigde, is onder meer af te leiden uit de curve van het brugpensioen. In 1974 werd met CAO nr. 17 het conventioneel brugpensioen in het leven geroepen. De instroom in het stelsel kende tot begin jaren negentig een forse toename. Zo kende het aantal bruggepensioneerden meer dan een verdubbeling van 40 000 in 1983 tot bijna 90 000 in 1996. Pas na 1996 nam het aantal bruggepensio- neerden terug af. Onder andere de invoering van nieuwe werkgeversbijdragen in 1994 en 1997 en de ver- strenging van de loopbaanvoorwaarden begin jaren negentig liggen aan de basis van deze ommekeer. In 1995 werd echter ook het zogenaamde Canada Dry systeem ingevoerd, waardoor personen die onder an- dere niet aan de verstrengde loopbaanvoorwaarden voldeden, toch een soort pseudo-brugpensioen kon- den genieten. Cijfers hierover zijn (helaas) niet beschikbaar. Dit leidt wellicht tot een onderschatting van het aantal bruggepensioneerden zoals weergegeven in figuur 2.

Figuur 2 Evolutie van het aantal personen (50-64 jaar) in vervroegde uittredestelsels (Vlaams Gewest; 1992-2014)

Bron: RVA, VDAB (Bewerking Steunpunt WSE)

Noot: In 2014 betreft het aantal bruggepensioneerden en oudere werklozen tussen 50 en 64 jaar een raming op basis van onvol- ledige cijfer

86 000 88 500

70 000

74 800

40 400

87 700

29 900 23 600

14 400

58 900

0 10000 20000 30000 40000 50000 60000 70000 80000 90000 100000

(n)

Voltijds brugpensioen/werkloosheid met bedrijfstoeslag Oudere werklozen, vrijgesteld

NWWZ

(3)

3

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39 | F: (0)16 32 32 40 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Vanaf 2002 constateren we opnieuw een toename in het absolute aantal bruggepensioneerden. Deze toe- name is onder meer toe te schrijven aan demografische factoren. Zo is het totaal aantal 50- tot 64-jarigen tussen 2001 en 2013 toegenomen met 25%, wat zich eveneens reflecteert in een stijging van het aantal bruggepensioneerden. Wanneer we het aantal bruggepensioneerden afzetten tegenover de bevolking tus- sen 50 en 64 jaar merken we dat dit aandeel relatief stabiel bleef tussen 2002 en 2010 en schommelde rond de 6,7%. Vanaf 2011 daalde het aandeel bruggepensioneerden in de bevolking tussen 50 en 64 jaar opnieuw. Ook in absolute aantallen zien we vanaf 2011 een daling.

De vervroegde uittrede werd in de jaren tachtig verder aangewakkerd via de invoering van het statuut

‘oudere vrijgestelde werkloze’ (in 1985). Werkloze 50-plussers in dit statuut waren vrijgesteld van de ver- plichting om zich in te schrijven als werkzoekende en werden zo ontheven van een verplichte zoektocht naar werk. Begin jaren negentig bevonden zich zo’n 40 000 personen in dit statuut. In december 1995 werd de toetrede tot dit statuut minder streng gemaakt. Werklozen tussen 50 en 55 jaar konden vanaf dan hierbij aansluiten zonder een blijvende arbeidsongeschiktheid te moeten aantonen. Dit leidde tot een explosie van het aantal toetredingen in de daaropvolgende jaren (tot 87 700 in 2002). Pas vanaf 2002 merken we een kentering op in het aantal en aandeel oudere vrijgestelde werklozen. De leeftijd om een vrijstelling te kunnen aanvragen werd vanaf dan immers geleidelijk opgetrokken naar 58 jaar, wat leidde tot een daling van het aantal personen in dit statuut. Deze daling zette zich vanaf 2013 nog verder door gezien de mini- mumleeftijd om vrijgesteld te worden als werkzoekende vanaf januari 2013 verder verhoogd werd van 58 naar 60 jaar. In 2014 zakte het aantal oudere vrijgestelde werklozen voor het eerst in vele jaren tot onder de 30 000 personen.

Naast de twee voorgaande uittredestelsels nemen we ook de niet-werkende werkzoekenden (nwwz) op in figuur 2. Dit laatste statuut hangt nauw samen met dat van de vrijgestelde oudere werklozen. Als de vrij- stelling van beschikbaarheid van werklozen ouder dan 50 jaar wordt verstrengd, leidt dit immers vaak tot een verminderde doorstroom van nwwz naar de vrijstelling. Op die manier werken beide statuten groten- deels als communicerende vaten, wat ook blijkt uit de figuur. De kentering van het aantal oudere vrijge- stelde werklozen in 2002 ging gepaard met een forse stijging van het aantal nwwz bij de 50-plussers in de daaropvolgende jaren. Op enkele tussenpozen na, bleef dit aantal stijgen en in 2014 werd een ‘record- hoogte’ bereikt met maar liefst 58 900 nwwz van 50 jaar en ouder. Terwijl het stelsel van de vrijstellingen geleidelijk afgebouwd werd, bleek de doorstroom naar werk onvoldoende groot om de werkloosheidsgroei bij 50-plussers substantieel af te remmen.

Synthese

Het eindeloopbaanbeleid leidde in de jaren tachtig tot een behoorlijke knauw in de werkzaamheidsgraad van 55-plussers, alsook tot een boost in het gebruik van vervroegde uittredestelsels in de daaropvolgende jaren. In de jaren negentig was het beleid niet voldoende coherent om een grote omslag te kunnen bete- kenen. Vanaf de eeuwwisseling is er wel een kentering merkbaar en begon de werkzaamheidsgraad bij 55-

(4)

4

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39 | F: (0)16 32 32 40 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

plussers stelselmatig te stijgen. Pas vanaf 2011 gaat dit ook gepaard met een substantiële afname van de vervroegde uittredestelsels. Tegelijkertijd kende het aantal niet-werkende werkzoekenden bij de 50-plus- sers echter nog een forse toename.

Sarah Vansteenkiste Wim Herremans

Steunpunt Werk en Sociale Economie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor toegang tot buurthuizen (waaronder De Ypelaer) heeft u volgens de door ons ontvangen informatie, als KBO-lid geen QR-code nodig?. Mocht u alleen om die reden een QR-code

De groep die naar niemand open is over de lhb-oriëntatie vindt vaker dat het eigen leven ten opzichte van heteroseksuele leeftijdgenoten van dezelfde sekse moeilijker is (geweest),

‘maximaal’ tewerkstellingseffect bij de 55-plussers, waarbij we er van uitgaan dat de betrokkenen effectief langer aan het werk zullen blijven om aan de nieuwe criteria voor

Evolutie in de werkzaamheidsgraad van 55-plussers (Vlaams Gewest; reële graden 2005-2011, gesimuleerde graden 2011-2020 (simulatie basis 2010) en 2012-2020 (simulatie

Bij de uitwerking van dit scenario hebben we voor elke leeftijd de kloof tussen de werkzaam- heidsgraad anno 2006 en de referentiewerkzaam- heidsgraad (80%

In het federale stelsel moet de werkzoekende 50-plusser zes maanden werkzoekend zijn tegenover slechts één dag in het Vlaamse stelsel en de federale uitkering duurt twee

Een ‘maximale’ vrijstelling, dus ook een vrijstelling van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, kan enkel nog bekomen worden door personen die minstens 58 jaar zijn (de leeftijd

De groep die naar niemand open is over de lhb-oriëntatie vindt vaker dat het eigen leven ten opzichte van heteroseksuele leeftijdgenoten van dezelfde sekse moeilijker is (geweest),