BS1 Weefselonderzoek
BS1 Weefselonderzoek
Opperhuid Hersenweefsel Spierweefsel
BS1 Weefselonderzoek
BS1 Weefselonderzoek
BS2 Zelf cellen bekijken
Cel: de kleinste levende eenheid.
Organel: onderdeel van een cel met een bepaalde functie (bijv. een kern). Organellen kunnen niet zelfstandig leven (de cel is de kleinste levende eenheid).
Weefsel: een groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Tussencelstof: dood materiaal gemaakt door cel; bevindt zich tussen de cellen (dient o.a. voor de stevigheid).
Alle cellen bestaan uit:
· cytoplasma met allerlei organellen: de buitenste laag is het celmembraan In het cytoplasma komen vacuolen voor
(kleine blaasjes gevuld met vocht); om een vacuole bevindt zich een membraan.
· kern(plasma): de kern is omgeven door een kernmembraan.
Cellen van planten hebben bovendien:
· plastiden: organellen die ontstaan uit proplastiden.
Proplastiden kunnen zich ontwikkelen tot:
• chloroplasten (bladgroenkorrels): hierin vindt de fotosynthese plaats
• chromoplasten (kleurstofkorrels): gele en/of rode pigmenten geven kleur aan bloemen en vruchten (de kleur dient voor het aantrekken van dieren)
• leukoplasten (kleurloos)
PIastiden kunnen in elkaar overgaan. Chloroplasten kunnen veranderen in chromoplasten (rijp worden van fruit). Leukoplasten kunnen zich ontwikkelen tot chloroplasten, chromoplasten of amyloplasten. In amyloplasten is zetmeel opgeslagen (vooral in cellen in de wortel).
BS2 Zelf cellen bekijken
BS2 Zelf cellen bekijken
Lichtmicroscoop Max 1000 x
Electronenmicroscoop Max 300.000 x
BS2 Zelf cellen bekijken
BS2 Zelf cellen bekijken
BS2 Zelf cellen bekijken
BS 3 Plantaardige en dierlijke cellen
3. Plantaardige en dierlijke cellen
Kernmembraan
Vacuolemembraan
Eukaryote cellen
BS 3 Plantaardige en dierlijke cellen
chloroplasten (bladgroenkorrels): chromoplasten (kleurstofkorrels):
leukoplasten (kleurloos)
BS 3 Plantaardige en dierlijke cellen
BS 3 Plantaardige en dierlijke cellen
BS 4 Weefsels en organen
BS 4 Weefsels en organen
BS 4 Weefsels en organen
Celwand
Kernmembraan Kernlichaampje Kern
Endoplasmatisch reticulum Cyptoplasma
Celmembraan
Intracellulaire ruimte
BS 5 De celorganellen
1 = kernmembraan
2 = ribosoom (eiwitproductie) 3 = kernporie (verbinding met
cytoplasma)
4 = kernlichaampje 5 = chromatine (DNA)
7= ruw endoplasmatisch reticulum 8 = kernplasma
BS 5 De celorganellen
Verbranding voor het vrijmaken van energie.
36ADP + 36P
C6H12O6 + 6O2 6H2O + 6CO2
36 ATP
BS 5 De celorganellen
BS 5 De celorganellen
BS 5 De celorganellen
BS 5 De celorganellen
BS 5 De celorganellen
BS 5 De celorganellen
Fotosynthese
6H2O + 6CO2 C6H12O6 + 6O2
BS 5 De celorganellen
BS 5 De celorganellen
Celkern
Chromosoom (DNA) Kernporiën
Mitochondriën Ribosoom Chloroplast
Endoplasmatisch reticulum Golgi-apparaat
Celmembraan Zetmeelkorrels Cel
BS 5 De celorganellen
BS 5 - Celorganellen
BS6 Diffusie en osmose
BS6
Diffusie
en osmoseBS6 Diffusie en osmose
BS6 Diffusie en
osmose
BS6 Diffusie en osmose
BS6 Diffusie en osmose
BS 7 - Membranen en het transport van stoffen
BS 7 - Membranen en het transport van stoffen
BS 7 - Membranen en het transport van stoffen
BS 7 - Membranen en het transport van stoffen
BS 7 - Membranen en het transport van stoffen
BS 7 - Membranen en het transport van stoffen
BS 7 - Membranen en het transport van stoffen
BS 7 - Membranen en het transport van stoffen fagocytose
BS8 Stevigheid door osmose
BS8 Stevigheid door osmose
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling
BS 9 Celdeling