1
kg 400 , 0 C;
kg 880 J
C 4 , 3 C;
kg 4180 J L;
1,000kg m
1000kg L;
00 , 2
0
0 0
3
Al Al
water water
water water
m c
T c
V
kJ 27,8 J 27792 C
C) 300 (kg 386 J kg 240 ,
0 0 0
m c T Q Q
kJ ,4 1 1 J 11370 C
4 , C) 3 (kg 180 J 4 kg 8 , 0
kg 0,8 L L 0,8 1kg
0
0
Q T c m Q
V mwater
Uitwerkingen extra opgaven hoofdstuk 3
Opgave 3.1
Met de warmte van de steen kun je het water 15 0C opwarmen en met de warmte van het metaal kun dezelfde hoeveelheid water 5 0C opwarmen. Je kunt dus zeggen dat de steen 3x zoveel warmte afstaat. Omdat de massa’s even groot zijn en de temperatuurdaling bijna even groot moet de soortelijke warmte van de steen groter zijn.
Opgave 3.2
20 0C = 20 + 273 = 293 K 100 K = 100 – 273 = -173 0C 0 0C = 0 + 273 = 273 K 0 K = 0 -273 = -273 0C Opgave 3.3
Gegeven:
C C T
kg c J
m koper 0 ; 3000
) 386 (
kg;
240 ,
0
Gevraagd:
Qkoper t.o.v. 0 0C Oplossing:
Opgave 3.4
Een hoge soortelijke warmte betekent dat je veel warmte moet toevoeren om 1 kg 10C op te warmen. Dat betekent dus ook dat er bij afkoelen veel warmte per 1 kg en per 1 0C vrijkomt.
Opgave 3.5 Gegeven:
C 4 , 3 C;
kg 4180 J L;
1,000kg m
1000kg mL;
800 3 0 0
c T
Vwater
water waterGevraagd:
Qafgestaan door aluminium blok Oplossing:
Qafgestaan door aluminium blok = Qopgenomen door water
Opgave 3.6 Gegeven:
Gevraagd:
T van het hete aluminium blok Oplossing:
2
C 0 kg;
334kJ g;
20 C;
20 g;
200 , 0 0
waterbegin ijs s ijs
water T m l T
m
C 11 C
9 , 10
C 9 , 6 10 , 919 10040 10040
6 , 919 6
, 83 6680 836
16720
6 , 83 4180
020 , 0
J kg 6680 10 J
334 kg 0,020
0 ,
0 ,
0 3
eind water eind
water ijs gesmolten smelten
afgerond T T
x x
x x
x x
Q Q
C 20
; 334 C;
kg 4180 J
; 200 ,
0 0 0
water s water
water T
kJkg l
c kg m
Js 100 W 100 C;
20
; 334 C;
kg 4180 J
; 200 ,
0 0 0
T P
kJkg l
c kg
mwater water s water
C 8 , 63 4 , 40 4 , 23
C 4 , 40 C) (kg 880 J 4
, 0
J 28424 28424
880 4 , 0
J 28424 C
4 , C) 3 (kg 180 J 4 kg 00 , 2
kg 00 , 2 L 00 , L 2 000kg , 1
0
0
0 0 0
Al
Al Al
Al water water
T
kg T
T Q
Q T c m Q
V
m
kJ 5 , 83 8 , 66 7 , 16
kJ 8 , kg 66 334 J 200
, 0
J 16720 C
C) 20 (kg 4180 J kg 200 ,
0 0 0
Q
kg Q
T c m Q
Q Q
Q
ijs water
ijs water
Qafgestaan door aluminium blok = Qopgenomen door water
Het aluminium koelt af tot 23,4 0C en ΔT = 40,4 0C , dus begintemperatuur was 63,8 0C Opgave 3.7
Gegeven:
Gevraagd:
T van het gekoelde water Oplossing:
Qafgestaan door water = Qopgenomen door smelten van ijs + Qopgenomen door gesmolten ijs
Opgave 3.8 Gegeven:
Gevraagd:
Q
Oplossing:
Opgave 3.9 Gegeven:
3
Jkg 2260 m ;
1000kg 3
v
water r
C 10 kg;
2260kJ C;
kg 4180 J min;
10kg 0 0
m
cwater lv Twater
kJ kg 452
2260kJ kg 0,200
kg 0,200 L
0,200 L
1,000kg
rv
m Q
V m
s 668 Js
100 J 6800 6
s 167 Js
100 J 16720
kJ 8 , kg 66 334kJ 200
, 0
J 16720 C
C) 20 (kg 4180 J kg 200 ,
0 0 0
ezen tijd bevri
afkoelen tijd
kg Q
T c m Q
bevriezen afkoelen
Gevraagd:
Tijd van afkoelen en tijd van bevriezen.
Oplossing:
Opgave 3.10 Gegeven:
Gevraagd:
Q
Oplossing:
Opgave 3.11 Gegeven:
Gevraagd:
Hoeveel stoom condenseert er per minuut.
Oplossing:
4
min 18kg , 0 kJkg 2260
kJmin 418 kJkg 2260
Jmin 418000 C
C) 10 (kg 4180 J min
10kg 0 0
condens v
water condens
m l
T c m Q
Q
m 20 0,5
m
10
aantal Opgave 3.12De warmtestroom ondervindt het meeste weerstand in het gaslaagje onder de bodem omdat de moleculen daar verder uit elkaar zitten.
In het water treedt stroming of convectie op.
Opgave 3.13
Bij verdampen gaan de moleculen uit de vloeistof en gaan zich bewegen in de vrije ruimte.
Bij koken is het verdampen erg sterk en worden in de vloeistof dampbellen gevormd
waarbinnen de druk ietsjes groter is dan van de luchtdruk boven de vloeistof. De dampbellen stijgen vervolgens op door de opwaartse kracht.
Opgave 3.14
Per seconde passeren er 20 golflengtes en gaat de dobber dus 20x op en neer.
De frequentie = 20 trillingen per seconde (Hz).
Als de golflengte 0,25 m is, dan komen er 40 golflengtes voorbij per seconde en trilt de dobber met 40 Hz.
Opgave 3.15
De snelheid is 300.000.000 m/s dus 300.000.000.000 golflengtes per seconde.
Op de plaats waar de golven passeren verandert de elektrische kracht 3 x 1011 maal van richting. Dit zorgt voor verwarming.
5
C T
cm K A
m
W 2 0
4 2
8 ; 300 ; 400
10 67 , 5
; 91 ,
0
W 317 K
673 m 10 K 300
m 10 W 67 , 5 91 ,
0 8 2 4 4 2 4 4
4
P
T A P
W 300 CW
066 , 0 ) 20
CW 0,066 m
C) 10 (m 1,5W
1 ) 1
0 0
0 2
2
C R
b T
A R k
a
w w
w
C 20
; m 10 C);
(m 5W ,
1 20 2 0
A Twarmkoud
k
CW 10 W 2,5
10 12
C
30 3 0
3
0
w w w w
R T R
T
Opgave 3.16 Gegeven:
Gevraagd:
P door straling Oplossing:
Opgave 3.17
Een metaal bevat zeer veel vrije elektronen die de energie via onderlinge botsingen doorgeven.
Plastic heeft geen vrije elektronen , alleen atomen en moleculen die aan elkaar vastzitten.
De energie wordt door de trillende atomen doorgegeven en daarvan zijn er veel minder.
Opgave 3.18 Gegeven:
kW 12 C;
30 0 w
Twarmkoud
Gevraagd:Rw
Oplossing:
Opgave 3.19 Gegeven:
Gevraagd:
a) Rw
b) Øw
Oplossing:
6
W 2800 C;
19 C);
(m
6W 20 0 w
Twarmkoud
k
2 2
3 3
30 0
m 5 , 24 6 m
147 147 10
78 , 6 6 1 10 78 , 6 6
1
6 1 1
CW 10 W 6,78
2800 C 19
A A A
A A R k
R T
w w
w
Opgave 3.20 Gegeven:
Gevraagd:
Oppervlakte A Oplossing: