• No results found

Het levensverhaal van Elisabeth van Oostenrijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het levensverhaal van Elisabeth van Oostenrijk"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het levensverhaal van Elisabeth van Oostenrijk

een vergelijkende studie over het beeld dat biografieën in de 20

e

eeuw van haar geven

Elisabeth Lautenbach s 1460811 Masterscriptie Begeleider: prof.dr. H. Renner

(2)

Inhoudsopgave

Woord vooraf 3

Inleiding 4

1. Beeldvorming: een onderzoeksobject op zich 9

2. Vele biografieën, één levensverhaal 14

3. Elisabeth als keizerin 26

4. Elisabeth als echtgenote 34

5. Elisabeth als moeder 39

6. Elisabeth als individu 45

Conclusie 49

Bijlagen 52

Complete literatuur- en bronnenlijst 58

(3)

Woord vooraf

‘Voor alles wat er gebeurt is er een uur, een tijd voor alles wat er is onder de hemel.’

Prediker 3 : 1 Eens breekt dat moment aan. Het moment dat je als student achterom kijkt en je afvraagt waar de tijd gebleven is. Terugdenkend aan mijn studententijd, komen er vele herinneringen boven. Hoe ik verdwaalde in die grote onbekende stad nadat ik mijn eerste tentamen achter de rug had en al zoekend aan de verkeerde kant van de gracht was gaan fietsen waarop een politieman me een bekeuring gaf. Hoe ik kramp in mijn vingers kreeg van het schrijven van aantekeningen tijdens colleges omdat ik dacht elk woord op te moeten schrijven. Hoe ik teleurgesteld raakte omdat ik ontdekte dat het bestuderen en beschrijven van de geschiedenis je niet altijd garandeert dat je de waarheid zal vinden. Hoe een tomeloos enthousiasme van docenten voor hun vak me bleef prikkelen om met plezier door te gaan met de studie Geschiedenis. Hoe de geschiedenis zelf me boeide, me verrijkte en verraste. Hoe het beoefenen van de geschiedwetenschap me een groeiend inzicht gaf in hoe de relatie is tussen de mens, de wereld daaromheen en de tijd. Hoe onwerkelijk is het dan, om te beseffen dat de tijd gekomen is om deze periode af te gaan ronden.

Dat moment is met deze afstudeerscriptie aangebroken. Dankzij mijn zeer gewaardeerde scriptiebegeleider, prof.dr. Hans Renner, heb ik het proces van onderzoek en schrijven vooral beleefd als een feestje. Hij gaf me de vrijheid om me te verdiepen in dat wat me binnen de geschiedenis mateloos intrigeert: de Europese hofcultuur van de achttiende en negentiende eeuw. Binnen dit thema heb ik me mogen verdiepen in de persoon van Elisabeth, keizerin van Oostenrijk. Het analyseren en vergelijken van drie biografieën die in de twintigste eeuw over haar verschenen zijn, was af en toe een pittige klus. Een kopje koffie (‘of twee’) of een mailconversatie met meneer Renner zorgde gelukkig altijd voor licht in de duisternis. Vanaf deze plek wil ik u dan ook bijzonder hartelijk danken voor alle tijd, inspiratie en sturing die u me gegeven hebt!

Het moment van afstuderen zou nooit aangebroken zijn, als het niet mijn ouders waren geweest die altijd voor me klaar stonden en me vol optimisme zijn blijven steunen in alles wat ik deed. Zelfs de vakantie werd naar Hongarije gepland, om zo het paleis te Gödöllõ en de stad Budapest te kunnen bezoeken. Dank wil ik eveneens betuigen aan mijn geliefde, Anton, die onvoorwaardelijk in me gelooft. Hij, die me zelfs naar Wenen vergezelde om daar alles te bezoeken wat ook maar iets met mijn scriptie, met Elisabeth, te maken had. Tot slot dank ik mijn Hemelse Vader want zonder Hem ben ik nergens. Zoals eeuwen geleden geschreven is:

‘God heeft alles wat er is de goede plaats in de tijd gegeven en ook heeft hij de mens inzicht in de tijd gegeven.’

(4)

Inleiding

Hartje Wenen

Wie heden ten dage een wandeling maakt in de Volksgarten te Wenen, zal onmiskenbaar het standbeeld opmerken dat in de westelijke hoek van de tuin gesitueerd is.1 Een vrouw van middelbare leeftijd, uitgebeiteld in wit marmer en zittend afgebeeld. Enigszins in zichzelf gekeerd, gekleed in een lange jurk met haar handen rustend op haar schoot. In het voorbijgaan zal niet direct duidelijk zijn wie het is die daar al meer dan honderd jaar haar ogen laat gaan over deze tuin in het hart van Wenen. Eenmaal een paar stappen dichterbij, kan het niet anders dan dat de persoon van dit standbeeld een bekende wordt. Door het lezen van de naam op het standbeeld zal iedere voorbijganger deze vrouw herkennen: Elisabeth, keizerin van Oostenrijk. Wellicht beter bekend onder haar bijnaam ‘Sisi’ welke in de loop der tijden al gauw veranderde in de meer volkse naam ‘Sissi’.

Levensschets

Keizerin Elisabeth werd als Elisabeth Amalie Eugenie Wittelsbach geboren op 24 december 1837 als hertogin en prinses van Beieren. Door haar huwelijk in 1854 met haar neef Frans Jozef I, keizer van het Habsburgse Rijk, werd zij keizerin van Oostenrijk. In 1867 kreeg ze eveneens de titel ‘koningin van Hongarije’ toebedeeld. De Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije was daarmee een feit. Samen met Frans Jozef kreeg ze vier kinderen: Sophie, Gisela, Rudolf en Marie-Valerie. De officiële woonplaats van Elisabeth was Wenen. Van daaruit bestuurde de keizer immers zijn rijk en hield hij zijn verblijf. De keizerlijke familie verbleef meestal in Schloss Schönbrunn of in de Hofburg. Zodra Elisabeth de kans kreeg, week ze echter liever uit naar het Hongaarse koninklijke paleis te Gödöllõ of naar haar ouderlijk huis genaamd Possenhofen dichtbij München. Het liefst verbleef ze niet al te lang op één plek. Met grote regelmaat reisde ze door heel Europa. Op 10 september 1898 werd ze op 60-jarige leeftijd tijdens één van haar reizen met een vijl om het leven gebracht door de Italiaanse anarchist Luigi Lucheni.2

Memorabele woorden

(5)

zuster Gabriele.

De beide zusters leven inmiddels niet meer, maar het betreffende standbeeld staat nog steeds op dezelfde plaats als waar gravin Fürstenberg meer dan honderd jaar geleden de onthulling ervan meemaakte. Naar aanleiding daarvan stelde de gravin destijds vast dat wat Elisabeth werkelijk uniek maakte niet te vangen was in een afbeelding: niet in een standbeeld, noch in een schilderij.

Het beroemde portret

Des te opmerkelijker is het dan, dat diezelfde bezoeker van de Volksgarten bij het horen van haar naam waarschijnlijk direct aan dat ene wereldberoemde portret van Elisabeth zal denken. Het betreft het schilderij dat in 1865 door Franz Xaver Winterhalter geschilderd is in opdracht van Elisabeths echtgenoot Frans Jozef.4 Het portret hangt nog altijd in de Hofburg en beeldt Elisabeth af in haar witte galajurk met diamanten sterren in haar haar. De bezoeker die langs dit schilderij loopt, zal geen beschrijving nodig hebben om te weten wie zij is. In tegenstelling tot het standbeeld, waar een naam nodig is om herkenning te brengen, roept dit schilderij direct de associatie met Elisabeth op. Dat komt omdat dit portret in de loop der tijden haar visitekaartje is geworden.

Het unieke van Elisabeth

Kreeg gravin Fürstenberg daarmee ongelijk? Zijn het dan toch penseel en beitel geweest die dat unieke van Elisabeth hebben vastgelegd waardoor we haar vandaag de dag direct onderscheiden van ieder ander mens? Voor het unieke van Elisabeth moet er verder gekeken worden dan dat ene standbeeld of dat ene portret. Het is haar levensverhaal, haar geschiedenis, waaruit blijkt wie zij was. Haar levensverhaal zou in die zin op z’n minst de waarheid van haar werkelijke leven moeten weerspiegelen. Iets waarin gravin Fürstenberg duidelijk niet geloofde: “Hoe ze werkelijk was … was alleen van haar”. Daarin heeft ze in principe gelijk. Niemand zal ooit kunnen claimen de waarheid omtrent Elisabeths werkelijke leven in pacht te hebben. Al was het maar omdat Elisabeth zelf niet meer gevraagd kan worden of het waar is. Daar komt bij dat het de vraag is of er van elk feit in haar leven een bron bestaat. Als er al wel bronnen bleken te zijn, waren ze niet altijd even toegankelijk. Deze die wel toegankelijk bleken te zijn waren vervolgens weer voor verschillende interpretaties vatbaar. Toch betekent dit niet dat we in het geheel niet in de buurt kunnen komen van hoe zij werkelijk was. Ondermeer penseel en beitel hebben er voor gezorgd dat we, ondanks dat Elisabeth al meer dan een eeuw geleden gestorven is, vandaag de dag nog steeds herinnerd worden aan haar leven. Om te weten hoe dat leven van Elisabeth was, moet er echter gezocht worden naar wat haar historie is: wat er over haar leven geschreven is en hoe dat levensverhaal gebracht is.

Biografieën

(6)

bronnen over Elisabeth zeggen. Sinds haar dood zijn er minstens 47 monografieën verschenen, waarvan 16 titels werken haar gehele leven beschrijven. Aan biografieën dan ook geen gebrek.5 In die biografieën wordt veel aandacht besteed aan wat er over haar leven waar is en wat niet.6 Dit is begrijpelijk, wanneer in ogenschouw genomen wordt dat Elisabeth al tijdens haar leven omgeven was met legenden. Die opmerkelijke legendevorming is deels te wijten aan het feit dat Elisabeth anders was dan andere koninklijke personen: ze hield niet van ceremoniële plechtigheden, was niet graag onder de mensen en wilde het liefst haar leven volledig afschermen. Als persoon met een publieke functie, was dat niet altijd mogelijk. Mensen wilden graag weten wie ze was en wat ze deed. Doordat ze daar zelf weinig informatie over gaf, ontstonden er al gauw legenden.

Juist in biografieën heeft men gezocht naar de historische Elisabeth door vast te stellen waar de geschiedenis eindigde en waar de legende begon. Dit heeft ervoor gezorgd dat niet alleen de legende het beeld heeft bepaald over Elisabeth maar ook de geschiedschrijving zelf wel degelijk invloed uitgeoefend heeft. Gravin Fürstenberg heeft gelijk gekregen in haar voorspelling dat Elisabeth in grote mate voort zou leven in de legende, maar ze heeft zich vergist in wat dat met de geschiedschrijving zelf zou doen. De legendevorming doodde de geschiedschrijving niet maar activeerde die juist. Met het ontstaan van legenden ontstond er tegelijkertijd een reden om uit te gaan zoeken wat het werkelijke levensverhaal van Elisabeth was.7

Drie unieke werken

Over de hoofdlijnen van het levensverhaal van Elisabeth zijn alle biografen het eens.8 Waar biografen het minder over eens zijn, is de details. In de twintigste eeuw, de eeuw die volgde op Elisabeths dood, zijn er drie biografieën verschenen die een belangrijke bijdrage geleverd hebben aan een meer gedetailleerde levensschets van Elisabeth. Egon Caesar Conte Corti bracht in 1934 de biografie Elisabeth. Die seltsame Frau uit.9 Dit werk wordt algemeen gezien als de eerste, echte en complete biografie die er over Elisabeth verscheen en werd daarom meerdere malen herdrukt. Enkele decennia later, in 1965, verscheen van de hand van Joan Haslip de biografie The lonely empress. A biography of Elizabeth of Austria.10 De meest recente biografie is van Brigitte Hamann, genaamd Elisabeth. Kaiserin wider Willen en kwam uit in 1981.11 Brigitte Hamann heeft zich op een bijzondere manier verdiept door de poëtische kant van Elisabeths leven te onderzoeken. Dit onderzoek bestond uit het analyseren van haar gedichten. Hamann wijdde er zelfs een geheel nieuw boek aan, genaamd Kaiserin Elisabeth. Das poëtische Tagebuch dat in 1984 uitkwam.12 Die resultaten heeft ze vervolgens weer kunnen integreren in de al bestaande biografie van haar hand, aangezien ze in 1997 een herziene editie van Elisabeth. Kaiserin wider Willen uitbracht.

Onderzoeksopzet

(7)

op, zoals: waar bestaat dit beeld uit, op welke punten verschillen deze beelden onderling van elkaar, waarin komen ze juist overeen, en is dit beeld aan verandering onderhevig? Er is nog niet eerder onderzoek gedaan naar de beeldvorming die in de biografieën naar voren komt. Met het schrijven van deze scriptie hoop ik een antwoord te vinden op de vragen. Deze vragen zijn te vangen in de onderzoeksvraag die centraal zal staan in deze scriptie: Welk beeld geven de biografieën van Corti, Haslip en Hamann in de twintigste eeuw van het leven van keizerin Elisabeth en is er een verandering in die beeldvorming te ontwaren?

Deze scriptie bestaat uit zes hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt er stil gestaan bij de aard van het onderzoek. Zowel de mogelijkheden als de moeilijkheden van een onderzoek naar beeldvorming zullen onder de loep genomen worden. In het tweede hoofdstuk worden de onderzoeksobjecten nader bekeken. Zo zullen de drie biografieën en hun biografen nader toegelicht worden. Er zal daarmee aandacht zijn de achtergrond van iedere biografie. Na deze twee hoofdstukken, wordt het tijd voor de kern van dit onderzoek.

In deze scriptie staat de beeldvorming van het leven van Elisabeth centraal. Dit behoeft enige uitleg. In dit onderzoek is een beeld gekoppeld aan één van de drie biografieën. Dit betekent dat een beeld verwijst naar het gehele beeld dat een biografie van haar leven geeft. Als dit beeld nader onderzocht wordt, dan wordt duidelijk dat ieder beeld uit verschillende kleinere beelden bestaat. Die zogenaamde ‘subbeelden’ worden zichtbaar wanneer het betreffende beeld vanuit een bepaald perspectief bekeken wordt. Bij Elisabeth hangen de subbeelden nauw samen met de rollen die zij in haar leven vervulde.13 Per hoofdstuk zal daarom een subbeeld aan de orde komen door een bepaalde rol centraal te stellen. Dit aan de hand van wat de drie biografieën hierover zeggen. Aan het begin van ieder hoofdstuk zal de betreffende rol kort toegelicht en ingeleid worden. In het derde hoofdstuk zal het beeld van Elisabeth als keizerin onder de loep genomen worden. In hoofdstuk vier wordt er een blik geworpen op Elisabeth als echtgenote. In hoofdstuk vijf wordt er gekeken naar het beeld dat ontstaat wanneer we inzoomen op Elisabeth als moeder. Tot slot komt in hoofdstuk zes het beeld van Elisabeth als individu aan de orde. Dit alles wordt afgesloten met een conclusie.

Sporen van Elisabeth

(8)

museum zich tot doel gesteld de bezoeker te vertellen wat waarheid was en wat mythe. De uitstalling van vele persoonlijke eigendommen als haaraccessoires, sieraden, jurken en foto’s maken dat het museum een compleet en rijk beeld geeft van Elisabeth. In Wenen heb ik eveneens een bezoek gebracht aan het Haus- Hof und Staatsarchiv. Aldaar heb ik gepoogd enkele originele documenten van Elisabeth in te zien. Helaas bleek dat niet mogelijk, aangezien haar dagboeken in een archief in Zwitserland bewaard worden en haar brieven in privébezit zijn.

In Gödöllõ staat het Hongaarse lievelingsslot van Elisabeth. Het slot was, na de vele eigenaren die het in de twintigste eeuw had gehad, in zeer slechte staat. Momenteel wordt het gerestaureerd. In 1996 werd het slot geopend als museum en is het grootste deel toegankelijk voor bezoekers. Meer dan 2000 dagen van haar leven bracht Elisabeth hier door. In augustus 2010 bezocht ik deze plek, 28 km ten oosten van Budapest. Ik begreep al gauw waarom Elisabeth zich hier meer thuis gevoeld had dan in Wenen. Er was geen lange oprijlaan, er waren veel minder kamers, er gold geen hofetiquette en het aangrenzende park was destijds niet publiekelijk toegankelijk. Dit alles maakte Gödöllõ tot een plek met een knusse sfeer waar Elisabeth haarzelf kon zijn.

Voortleven in de geschiedenis

(9)

1

Beeldvorming: een onderzoeksobject op zich

De mens houdt zich sinds mensenheugenis met het verleden bezig. Letterlijk, want geschiedenis kende in de prehistorie een orale traditie. Dit betekende dat mensen hun geschiedenis middels een beroep op hun geheugen doorvertelden aan volgende generaties. In de oudheid werden meer en meer van deze verhalen op schrift gesteld. Wat niet betekende dat de orale traditie verdween maar wel dat er langzaam maar zeker een traditie van geschiedschrijving ontstond.14 De geschiedenis van deze geschiedschrijving wordt historiografie genoemd. De wijze waarop het verleden bestudeerd werd en hoe deze weergegeven werd, hangt nauw samen met de gedachte over hoe dit zou moeten gebeuren. De vorming en ontwikkeling van ideeën over de geschiedschrijving, wordt geschiedfilosofie genoemd. In dit onderzoek wordt eveneens een bepaalde theorie over de geschiedenis gehanteerd. Namelijk de idee dat historici, onder wie biografen, aan ‘beeldvorming’ van het verleden doen. In dit hoofdstuk zal toegelicht worden waar dit idee vandaan komt, waarom onderzoek hiernaar zinvol is en wat dat concreet betekent voor het onderzoek naar bestaande beeldvorming over Elisabeth.

Beeld en werkelijkheid

In de negentiende eeuw legde de Duitse historicus Leopold von Ranke (1795-1886) de basis van de moderne geschiedwetenschap. Ranke was van mening dat wanneer een historicus er in slaagde de bronnen kritisch te onderzoeken, hij er achter zou komen wat de feiten waren geweest. Op die manier zou de historische werkelijkheid aan het licht komen. Ranke geloofde in het hervertellen van het verleden wie es eigentlich gewesen15. Objectieve geschiedschrijving zou mogelijk zijn. Het gedachtegoed van Ranke maakte dat er een nieuwe stroming ontstond: het historisme. De winst van historisten lag in het feit dat geschiedschrijving niet langer onderdeel van de literatuurwetenschappen was, maar nu als een aparte wetenschap bedreven werd. Toch bleek het historisme als theorie niet houdbaar. De kritiek luidde dat objectieve geschiedschrijving onmogelijk was omdat de zogenaamde ‘historische feiten’ niet per definitie objectief waren. Het is de historicus die op bepaalde gronden de selectie maakt. Het is dus mede afhankelijk van de keuzes van de persoon van de historicus, welke feiten er op tafel komen te liggen. Daar komt bij dat de gevonden feiten niet per definitie waar hoeven te zijn. Wellicht zijn ze destijds zelfs met een bepaald doel opgeschreven. Het historisme bleek niet langer geloofwaardig te zijn.16 Daarmee kwam de weg vrij voor nieuwe ideeën. Er ontstond een discours over de vraag wat de relatie dan wél was tussen de historische werkelijkheid en de interpretatie daarvan.

(10)

was die een portret maakte van het verleden. Hiermee kwam Huizinga tegemoet aan de idee dat historici onderling erg verschillen en dat de persoon van de historicus invloed heeft op de beeldvorming van het verleden. Tevens komt hierin naar voren dat de historicus deel uitmaakt van een bepaalde cultuur en dat zijn werken daarmee gebonden zijn aan de tijd waarin hij leeft.

De hedendaagse geschiedfilosoof Frank Ankersmit ziet de waarheid van deze theorie in. Hij is van mening dat wij een historische periode kunnen leren kennen via de geschiedschrijving die in die periode domineerde. Hoewel Ankersmit vele kritische kanttekeningen bij Huizinga’s ideeën weet te plaatsen, stemt hij in met Huizinga’s opvatting van geschiedschrijving. Ankersmit stelt dat geschiedschrijving veelal een kwestie is van metaforen. Deze metaforen worden ingezet om de complexe historische feitelijkheid te organiseren. Ankersmit sluit hiermee aan bij Huizinga maar weet hierin preciezer te zijn. In plaats van het idee van een schilderij, projecteert Ankersmit deze theorie op wat voor de historicus de werkelijke drager van het verleden is: de taal. Het zijn immers woorden waarmee de historicus een beeld schept, en niet een kwast en verf.17

Waarom historisch onderzoek naar beeldvorming noodzakelijk is

Dat het principe van Huizinga verrassend actueel is, en dat Ankersmit niet alleen staat in zijn postmodernistische opvattingen, valt ondermeer op te maken uit de oratie die regionaal historicus Arnoud-Jan Bijsterveld in februari 2000 hield. Hij gaf zijn oratie de titel Het maakbare verleden. Zijn toelichting hierop luidt als volgt: ‘Mijn stelling is, dat we - behalve van de maakbare samenleving en van maakbare natuur - ook kunnen spreken van het maakbare verleden. Daarmee bedoel ik dat wijzelf degenen zijn die steeds opnieuw het verleden in het heden tot leven wekken door beelden van dat verleden te vervaardigen, te gebruiken en vervolgens weer terzijde te schuiven. De (re)constructie van het verleden en de creatie van steeds nieuwe geschiedbeelden is een actief en bewust proces, dat vraagt om voortdurende kritische reflectie.’18

Als hiermee aangenomen mag worden dat de hedendaagse en heersende opvatting geen geloof heeft in volkomen objectieve geschiedschrijving maar wel in het scheppen van een beeld over het verleden, dan heeft dit gevolgen voor de huidige geschiedbeoefening. Het betekent namelijk dat alle onderzoek naar geschiedschrijving in het verleden gebaseerd zou moeten worden op een geloof in het bestaan van beelden die de historicus geschapen heeft middels zijn schrijven. Dat geloof kan aannemelijk gemaakt worden door een onderbouwing. Het is namelijk zo dat deze geschiedbeelden in kaart gebracht kunnen worden en geanalyseerd kunnen worden. Dat betekent dat geschiedbeelden in concrete zin aangewezen kunnen worden. Waarmee er een reden bestaat om te geloven in hun bestaan.

(11)

lijkt te vertellen, kan steeds verder weg gaan staan van de historische werkelijkheid zonder dat iemand ernaar streeft het beeld terug te halen naar de nabijheid van de historische werkelijkheid. Op die manier kan geschiedschrijving vervallen in fictie. Om te bepalen waar het geschiedbeeld staat ten opzichte van het verleden, is oprechte kritische reflectie dus noodzakelijk.

De biografie als geschiedbeeld

Het woord ‘geschiedbeeld’ behoeft enige uitleg. De historicus Jan Romein (1893 - 1962) concludeerde dat ‘elke generatie de geschiedenis opnieuw schrijft.’ Hij had geconstateerd dat ‘elke tijd, elke klasse, elke groep en zelfs elke persoon zijn of haar eigen beeld van het verleden heeft en geeft’. Dit zou voor ieder geschiedbeeld betekenen dat het ‘veranderlijk en wisselvallig’ is.19 Dat in ogenschouw nemende, zou absolute en vaststaande kennis omtrent het verleden onmogelijk zijn.

Mijns inziens is deze uitspraak juist, al geloof ik eveneens dat er discussie over mogelijk is. Afgezien van die discussie, kan er wel gesteld worden dat de wetenschap op z’n minst bijdraagt aan het creëren en veranderen van geschiedbeelden. Dat geldt niet alleen voor de wijze waarop historici dat doen, maar ook voor de grenzen van het onderzoeksterrein. Deze zijn overduidelijk aan verandering onderhevig. Het lijkt zo simpel. De geschiedbeoefening als wetenschap heeft zich altijd voornamelijk bezig gehouden met de vraag welke kennis bronnen ons over het verleden geven. Die bronnen worden bestudeerd en op basis daarvan schrijft de historicus zijn verhaal. In feite zou alles aangaande het verleden onderwerp van historisch wetenschappelijke studie kunnen zijn. Zelfs het denken over geschiedenis, zoals dat in de loop der tijden ontstaan is, behoort immers tot de geschiedbeoefening als wetenschap.

Des te opmerkelijker is het dan om te moeten constateren dat de historische biografie als academisch genre lang gewantrouwd werd. Net als dat het met de geschiedbeoefening zelf tot in de negentiende eeuw duurde eer het als een volwaardige wetenschappelijke discipline werd gezien, lijkt de biografie pas sinds enkele jaren een wetenschappelijk gezicht gekregen te hebben. Naarmate er afgelopen jaren steeds meer historici of neerlandici promoveerden op de levensbeschrijving van een persoon, zag men in dat de historische biografie wetenschappelijk terrein veroverde. Daarmee ontstond er behoefte aan een theoretisch fundament. De oprichting van het Biografie Instituut aan de Rijksuniversiteit van Groningen in 2004 gaf daar gehoor aan. De biografie heeft daarmee definitief een plaats verworven binnen de universitaire wereld.20

(12)

wijst ook Renders ons op het belang van kritische reflectie. Hij staat zij aan zij met Bijsterveld door te stellen dat ‘het problematiseren van representativiteit als discussiepunt voor onderzoek, vergezichten opent’. Met die representativiteit doelt Renders op bestaande geschiedbeelden.21

De wetenschappelijke biografie biedt vele kansen om zowel het bestaande geschiedbeeld te verrijken als om nieuwe geschiedbeelden te creëren. Niet alleen het zicht op het verleden zal daarmee meer perspectief krijgen, zogezegd een ‘vergezicht’ worden, maar ook de mensen in het landschap dat verleden heet zullen een gezicht krijgen. Wel blijft bij dat alles de noodzaak van kritische reflectie gelden om zo de wetenschappelijke biografie te blijven onderscheiden van dat wat fictie is. Deze reflectie dient niet alleen op nieuwe werken toegepast te worden maar ook op bestaande werken.

Het maatschappelijke geschiedbeeld van Elisabeth

Kritisch onderzoek naar geschiedbeelden, zoals die in biografieën naar voren komt, kan een aantal uitwerkingen hebben die bijzonder waardevol kunnen zijn. Ten eerste omdat het mensen bewust maakt van het feit dat het lezen van een biografie geen garantie biedt voor het werkelijk kennen van een persoon. Dit gevaar is bij een biografie groter dan welk ander historisch werk ook. Juist omdat het over een persoon gaat, iemand die ons eigen is omdat we zelf een mens zijn, kan zowel lezer als biograaf* zich identificeren of juist distantiëren. Het persoonlijk inbeelden, of inleven, zal ongetwijfeld een rol spelen bij het persoonlijke geschiedbeeld dat ontstaat dan wel doorgegeven wordt. Door kritische reflectie toe te passen zal er een bewustzijn kunnen groeien dat een biografie een impressie geeft van een leven maar niet per definitie de historische werkelijkheid is. Ten tweede kan zo’n onderzoek nuttig zijn omdat het in kaart brengt welk beelden de biografieën door de tijd heen oproepen en in hoeverre die beelden met elkaar overeenstemmen. Het levensverhaal van Elisabeth, zoals dat in biografieën naar voren komt, is nog nooit op deze manier onderzocht. In die leemte wil deze scriptie voorzien. Des te meer vanwege het feit dat veel mensen vandaag de dag haar wel ‘kennen’, maar hun beeld van haar leven gebaseerd is op legenden en beeldvorming die nauwelijks de nabijheid van de historische werkelijkheid raken, laat staan deze historische werkelijkheid zelf.

Alvorens het wetenschappelijke geschiedbeeld van Elisabeth in kaart te brengen, is het belangrijk om een impressie te geven van hoe het bestaande maatschappelijke geschiedbeeld er uitziet. Mede hierdoor kan zichtbaar worden welke kloven dan wel overeenkomsten het wetenschappelijke geschiedbeeld vertoont met het maatschappelijke geschiedbeeld. De grootste factor in dat beeldvormingsproces aangaande Elisabeth’s leven van de afgelopen decennia is de filmtrilogie uit de jaren ‘50 waarin Romy Schneider de rol van Elisabeth vertolkt.22 Deze filmtrilogie wordt bijna jaarlijks met kerst uitgezonden op ondermeer de Nederlandse televisie. In drie delen zijn haar verlovingstijd, haar eerste jaren als keizerin en haar betrokkenheid bij de Hongaarse kwestie

*

Zowel lezer als biograaf kan een man dan wel een vrouw zijn, gelieve de vrouwelijke vorm in het achterhoofd te

(13)

verfilmd. De scènes zijn opgenomen op de plekken waar Elisabeth daadwerkelijk leefde. In die zin is het decor historisch verantwoord. Het verhaal zelf is gebaseerd op historische feiten maar is echter duidelijk geromantiseerd wanneer het vergeleken wordt met het beeld dat de biografieën oproepen. Er is dus geen sprake van een historisch verantwoorde verfilming van haar levensverhaal. Het publiek dat deze films aanschouwt, weet dat uiteraard niet. Meer dan honderd jaar later geniet Elisabeth mede hierdoor wel nog steeds grote bekendheid onder de bevolking. Wat hierbij vergeten wordt, is het feit dat de films slechts een klein deel van haar leven laten zien. Het is niet het verhaal van haar hele leven én het is een gekleurde weergave.

Het is ditzelfde publiek dat in groten getale ondermeer Schloss Schönbrunn en de Hofburg te Wenen bezoekt om maar een glimp van de weelde te aanschouwen waarin Elisabeth geleefd heeft. De bezoekers lijken daarmee vast te houden aan het romantische beeld van Elisabeth’s leven. Biografen daarentegen laten ook de minder vrolijke kant zien van haar bestaan aan het hof. Ondanks het feit dat ze de bronnen niet allemaal op dezelfde wijze interpreteren, is het beeld dat zij schetsen een realistischer beeld dan wat de leek doorgaans voor ogen heeft. Dit vanwege het feit dat in een biografie meer ruimte is om informatie te geven en deze te onderbouwen dan tijdens een rondleiding in één van de paleizen waarin Elisabeth gedurende haar leven verbleef. Die paleizen zijn het decor van haar levensverhaal, maar het decor is niet hetzelfde als die levensgeschiedenis. Het rijke decor van bijvoorbeeld Gödöllö of Wenen kan de bezoeker misleiden, hoe waarheidsgetrouw de informatie tijdens de rondleiding ook is.

(14)

2

Vele biografieën, één levensverhaal

Dit hoofdstuk staat in het teken van een literatuurverkenning waarbij orde aangebracht wordt in de overvloed aan biografieën die over Elisabeth verschenen zijn. Het doel van deze literatuurverkenning is het verkrijgen van een overzicht van deze bestaande biografieën. Om tot dit overzicht te kunnen komen is het van belang stil te staan bij het theoretisch kader van de biografie. Dit is nodig aangezien er zoveel over Elisabeth gepubliceerd is dat er geen helder onderscheid meer lijkt te bestaan tussen de biografie en iedere andere publicatie over Elisabeth. Dit verschil is er wel degelijk en wordt bepaald aan de hand van de vraag waaraan men de biografie herkent. Naar aanleiding hiervan zijn drie biografiën geselecteerd die de basis van het vergelijkend onderzoeken vormen. Ter introductie zal een karakterschets van deze biografieën en hun auteurs gegeven worden.

De biografische methode

Inzicht in bestaande theorieën zou verheldering kunnen geven aangaande de vraag welke werken onder de categorie ‘biografie’ geschaard kunnen worden en welke daar buiten gelaten dienen te worden. De discussie over deze vraag is al enkele eeuwen oud. Sinds het woord ‘biografie’ voor het eerst gebruikt werd in de Dictionaire de Trévoux van 172124 zijn er meningsverschillen over wat er

onder een biografie verstaan wordt, en wat niet.25 In al die eeuwen zijn er weinig tekenen die duiden op een heus discours dan wel theorievorming. De reden hiervoor ligt in het feit dat de biografie tot voor kort als journalistiek en literair genre geclassificeerd werd. Nu de biografie als vreemdeling langzaam maar zeker doordringt tot de universitaire wereld,26 ontstaat er een roep om een methodisch kader. Begrijpelijk, want een biografie kan pas ingeburgerd raken indien zij voldoet aan de voorwaarden die in deze wereld gelden. De biografie zal uiteindelijk als academische discipline alleen algemeen geaccepteerd (kunnen) worden indien zij werkt vanuit een theorie of methode. Het discours over een mogelijk theoretisch fundament van de biografie lijkt daarmee definitief in de startblokken te staan.

(15)

het volgende: ‘Er wordt wel eens gevraagd wat toch de methode van de biografie is, maar dat is een vol-strekt misplaatste vraag. De biografie heeft geen methode, maar is een methode.’27

Zijn collega, prof. dr. Hans Renders, is het hiermee eens. Hij bekritiseert zelfs het motief van hen die een methodologische keuze eisen door te zeggen: ‘Theorie is voor dergelijke vragenstellers een garantie voor wetenschappelijkheid, terwijl voor historici een wetenschappelijke attitude, bijvoorbeeld ten aanzien van bronnen of vraagstelling, belangrijker is voor baanbrekende resultaten. Ook de roep om een methode suggereert dat het schrijven van een biografie een invuloefening is die je tot een goed einde brengt als van tevoren omschreven stappen worden gezet.’ Renders gelooft dan ook niet in het vinden van de juiste theorie: ‘Dé theorie van de biografie, die de biograaf bij de hand neemt en hem de ideale biografie laat schrijven, is uiteraard een utopie’. Daarmee borduurt Renders voort op

de visie van Jan Romein. Deze historicus stelde al in 1946 dat de ideale methodologie voor de biografie niet zou bestaan juist omdat het een ideaal is. Renders ontkracht de noodzaak van een theorie op basis van het argument dat een theorie altijd een ideaal is die daarmee per definitie onhaalbaar zou zijn. Theorie en theorievorming zouden ‘te vaak van grootse ambities zijn voorzien’.28 Gelukkig gaat Renders niet geheel voorbij aan de idee dat een theorie, wat in sommige gevallen inderdaad een ideaal zal zijn, bestaat omwille van de reden dat er consensus nodig is over wat het gezamenlijk doel is van biografen en hun werk. Zo heeft hij eveneens gesteld dat ‘het misverstand

achter bijna elke biografie is dat een theoretisch uitgangspunt voor een biograaf niet nodig zou zijn, dat de bronnen en feiten voor zichzelf spreken terwijl die bronnen en feiten als het ware door een onzichtbare geïnstitutionaliseerde hand worden aangereikt’.29

De visies van de aangehaalde auteurs hierboven, impliceert dat zij een poging willen doen hun tegenstanders in het debat over te halen. Tegenstanders zijn er. Eén van hen is prof. dr. Willem Otterspeer. Hij zou gezegd hebben dat het genre biografie niets kan toevoegen aan de geschiedwetenschap en dat biografen eerder literaire auteurs moeten willen zijn dan wetenschapper.30 Het lijkt biografen volledig te ontbreken aan het vermogen om consensus te bereiken over hoe er tegen de biografie aangekeken moet worden. Zelfs over de vraag of er überhaupt wel een methodologische keuze gemaakt moet worden, wordt gesteggeld. De volgende uitspraak van William Somerset Maugham lijkt daarmee typerend te zijn voor de huidige situatie:

(16)

Geyl eens stelde,33 dan bewijst juist dit gesteggel tussen wetenschappers onderling dat de biografie haar vleugels heeft uitgeslagen binnen de academische wereld.

Rest mij slechts één ding, en dat is aan te sluiten in deze rij en mijn eigen visie geven op de vraag waar een biografie aan herkend kan worden. De hieronder te noemen criteria zijn gebaseerd op de kenmerken die de biografie onderscheiden van iedere andere vorm van publicatie. Dit dient niet verward te worden met het maken van een methodologische keuze. Een methodologische keuze veronderstelt immers een bepaald vaststaand kader met regels op basis waarvan de wetenschap het schrijven van een biografie accepteert of juist afwijst. De hieronder genoemde criteria zijn dan ook eerder een poging tot het aanbrengen van die noodzakelijke scheidslijn tussen de biografie en iedere andere publicatie.

Monografie

Allereerst kan er gesteld worden dat een biografie de indruk wekt dat het om een publicatie in de vorm van een boek, een monografie, gaat. Deze aanname kan verklaard worden. Het verschil tussen een artikel en een monografie ligt namelijk in de ruimte die de auteur heeft om zijn betoog te doen. Artikelen lenen zich in praktijk uitstekend voor het beschrijven van een bepaald aspect van iemands leven en meestal niet voor een uitgebreide levensbeschrijving. Mocht er echter heel weinig bekend zijn over het leven van een bepaald persoon, dan zou een biografie wellicht nog in artikelvorm geschreven kunnen worden. In het geval van Elisabeth, leert de ervaring dat een auteur meer pagina’s nodig heeft voor een beschrijving van haar leven dan wat binnen de marges van een artikel valt. Zo had Brigitte Hamann voor het beschrijven van het levensgeschiedenis van Elisabeth maar liefst 600 pagina’s nodig.34 Op basis daarvan kan er gesteld worden dat een artikel het leven van deze vrouw hooguit in zeer beknopte vorm weer zou kunnen geven, met als gevolg dat er eerder sprake is van een levensschets dan van een levensverhaal. Artikelen zijn dan ook niet opgenomen in het overzicht. Net zomin als bundels en andere verzamelwerken, waarin Elisabeth slechts kort of ten dele aan bod komt.35 Dit betekent dat het literatuuroverzicht van biografieën alleen monografieën bevat.

Nalatenschap

(17)

hierover: ‘…de nalatenschap is een soort slapend monster. Het begint pas te leven als iedereen in de omgeving van die persoon dood is. Vanaf dat moment komen brieven en eventuele andere relevante teksten terecht in archieven en kun je echt inzicht krijgen in zijn of haar leven’.36 Vanuit dat licht bezien, zou iedere biograaf een historicus zijn omdat het beschrijven van een mensenleven daarmee per definitie het beschrijven van het verleden is.37 Dat dit niet betekent dat deze historicus dan ook een wetenschappelijke biografie zal publiceren, is reeds aan de orde geweest.38 Ik heb overigens geen enkel werk kunnen vinden dat als biografie tijdens Elisabeths leven uitgegeven is. De oudste biografie stamt uit het jaar 1899.39

Fragmenten

Het derde kenmerk heeft betrekking op de inhoud. Het woord biografie heeft Griekse wortels en betekent letterlijk ‘levensbeschrijving’.40 Een mensenleven begint bij de geboorte en eindigt bij de

dood. De beschrijving van een mensenleven zou dan ook deze zelfde periode moeten behelzen. Dit zou betekenen dat alle boeken die alleen een bepaalde periode of gebeurtenis van Elisabeths leven behandelen geen biografie genoemd kunnen worden. Ze hebben een biografisch karakter maar zijn daarom nog geen biografie. Met hun gedetailleerde en gespecialiseerde onderzoek kunnen ze biografen scherp houden. Die hebben immers niet altijd oog voor alle kleine details, maar volgen meer de grote lijnen in iemands leven. Het boek Sisi in Meran. Kleine Fluchten einer Kaiserin (2008) van Josef Rohrer is hier een goed voorbeeld van.41 Het beschrijft Elisabeths leven in de periode tussen 1870 en 1897. In die jaren maakte zij vier maal een reis naar Meran. Op dezelfde manier kunnen boeken die een bepaald aspect van Elisabeths leven behandelen, buiten de lijst der biografieën gehouden worden. Eén van de werken waar dit voor geldt, is het informatieve boek dat Chris Stadtlaender schreef: Sisi. Die geheimen Schönheitsrezepte der Kaiserin und des Hofes (1996).42 De auteur beschrijft de wijze waarop Elisabeth met haar uiterlijk omging. Een begrijpelijk perspectief, want Elisabeth stond bekend om haar vele schoonheidsrituelen, gymnastische oefeningen en opmerkelijke kuren. Bij zijn beschrijving staat niet zozeer Elisabeths gehele leven centraal, maar alleen het aspect van haar schoonheid waar ze grote waarde aan hechtte. Van een biografie is dan geen sprake.43

(18)

is van dagboekfragmenten van Constantin Christomanos.44 Zijn dagboek is interessant vanwege zijn relatie tot Elisabeth. Zij had hem in dienst genomen om haar de Griekse taal te leren en Griekse teksten voor te lezen.45 Dit zorgde destijds voor veel oproer, met name nadat de Weense krant een deel van het dagboek van Constantin openbaarde waarmee gesuggereerd werd dat de Griekse student verliefd was op Elisabeth. Dat de bundeling van dagboekfragmenten nu beschikbaar is voor een ieder, is in meerdere opzichten waardevol te noemen. Zo ontstaat er een completer en daarmee eerlijker beeld van hoe Constantin destijds dacht over Elisabeth. Op basis van de bundeling van de dagboekfragmenten aangaande deze kwestie, kan er een meer gefundeerd oordeel gegeven worden over de waarheid van het betreffende gerucht. Er ontstaat een beter zicht op de relatie tussen Christomanos en Elisabeth. Het perspectief van Christomanos als tijdgenoot en vertrouweling van Elisabeth, geeft daarmee tevens ruimte om tot een breder beeld van Elisabeths leven te komen. Hij is immers een getuige geweest van haar leven. Het geeft overigens niet een volledig beeld van Elisabeth. Dit is ook niet het doel is van een dergelijk werk. Deze publicatie stelt namelijk niet een bepaald persoon centraal maar een bepaalde bron.46 Dat wat pretendeert het levensverhaal van Elisabeth zo historisch betrouwbaar mogelijk te willen beschrijven, zal zoveel mogelijk voor handen zijnde en verschillende bronnen in moeten zetten en zich niet kunnen beperken tot slechts een klein deel van de bronnen. Alleen op deze wijze kan een zo volledig en historisch betrouwbaar mogelijk beeld van Elisabeth ontstaan.

Kinder- en jeugdliteratuur

(19)

Fictie

Uiteraard zijn alle monografieën buiten de lijst der biografieën gehouden die fictief zijn. Deze auteurs maken gebruik van het levensverhaal van Elisabeth, maar verkozen de vrijheid om daar op eigen creatieve wijze een boek over te schrijven boven de plicht die een biograaf heeft om een zo historisch betrouwbaar mogelijk beeld te schetsen. Zo kan de auteur van een historische roman naar eigen inzicht elementen toevoegen, details veranderen en aspecten weglaten. Dit druist in tegen de opvatting dat er in een biografie gestreefd moet worden naar het op juiste wijze weergeven van de historische feiten. Zo schreef Ann Nibbs het boek The elusive empress (2008). Het leven van Elisabeth wordt beschreven in de ik-vorm vanuit de naaste vrienden en familie. Dit kan een aantrekkelijke vertelvorm zijn omdat het de lezer een uniek perspectief biedt. Door van binnenuit in het leven van een historisch persoon te kunnen kijken, wordt alle afstand ontnomen en ontstaat er ruimte voor een diepere inleving. Toch laat Nibbs er geen enkele twijfel over bestaan dat haar werk een fictief verhaal is.48

Biografie ?

Een fictief verhaal is aan de fantasie van de auteur ontsproten. Het vertoont geen te verifiëren overeenkomst met de werkelijkheid. Daarmee staat fictie haaks op geschiedbeoefening, die zich juist tot doel heeft gesteld de historische werkelijkheid te representeren. De scheidslijn tussen deze twee genres ligt echter gecompliceerder dan nu gesuggereerd wordt. Er is een grensgebied waar verschillende de genres elkaar raken en deels in elkaar opgaan. De historische roman is hier het ultieme voorbeeld van. Juist bij Elisabeth zien we dat meerdere monografieën over haar leven tot deze categorie behoren en zich daarmee in dit grensgebied begeven. Om tot een goed overzicht te kunnen komen van biografieën, dient de vraag beantwoord te worden of de historische roman onder de categorie ‘biografie’ valt of dat er sprake is van een ‘fictie’?

(20)

voor wat een goede biograaf zou moeten doen en moeten laten. Het tweede gebod heft betrekking op de roman en luidt als volgt: ‘Thou shalt not covet thy neighbour’s Novel, for there are as many rooms in the Mansion of Non-Fiction as there are in the House of Fiction’. Overduidelijk maakt Holmes hier het onderscheid tussen fictie en niet-fictie. De roman valt onder de eerste, de biografie onder de tweede.49 Renders is het in dit opzicht met Holmes eens maar ontneemt de biograaf niet zijn verbeeldingskracht. Een biograaf mag ‘dromen in zijn bronnen’ maar mag nooit vergeten dat hij vóór alles historicus is. Een romancier daarentegen is geen historicus en zal daarmee meer op mogen en kunnen gaan in zijn verbeeldingskracht.50 Deze gedachte valt te rijmen met het feit dat het grote verschil tussen de historische roman en de biografie ligt in hun bronnenverantwoording. Waar de romanschrijver zijn bronnen niet vermeldt, omdat hij de vrijheid wil hebben zijn verbeelding te mogen gebruiken en daarmee wil kunnen afwijken van de historische werkelijkheid, zal een biograaf zijn keuzes altijd moeten kunnen verantwoorden en de exacte weergave van historische feiten nooit mogen ontvluchten. De historische roman mag dan de meest nabije buurman van de biografie zijn, de grenzen van hun erven zijn dezelfde als de grenzen tussen fictie en non-fictie. Zelfs de historische debuutroman van Lucas Zandberg getiteld Sisi’s winterlied (2007) zal daarmee nooit een biografie kunnen zijn, hoe uitvoerig het historisch onderzoek ook was dat Zandberg deed alvorens hij de roman schreef.51

Biografie !

(21)

Onderzoeksresultaten

Wanneer de gegevens van deze twee soorten biografieën ondergebracht worden in enkele tabellen en grafieken, leidt dit tot interessante resultaten. Wanneer gekeken wordt naar het aantal uitgebrachte biografieën53 tussen 1898 (de dood van Elisabeth) en 2010 dan is er de afgelopen jaren een bijzondere opleving zichtbaar. In een tijdsbestek van meer dan een eeuw na haar dood, zijn maar liefst elf van de zestien biografieën in de afgelopen twintig jaar uitgebracht. Het begint in 1992, wanneer er twee verschillende wetenschappelijke biografieën uitgegeven worden. In 1996 komen daar nog eens drie biografieën bij. Deze cijfers duiden op een buitengewone interesse in het levensverhaal van Elisabeth. Er zijn enkele oorzaken denkbaar die dit kunnen verklaren. Ten eerste lijkt deze ontwikkeling in lijn te zijn met de algehele opmars van de biografie, welke in de jaren negentig van de twintigste eeuw zichtbaar wordt. Het zouden de Franse mentaliteitsgeschiedenis op het eind van de jaren zeventig alsmede de aan kracht winnende individualiseringstendensen van de jaren tachtig zijn geweest die een ideale voedingsbodem voor de biografie gecreëerd hadden. De biografie werd aangegrepen om de vernieuwde belangstelling voor het gedrag van groepen en individuen vorm te geven.54 Een tweede verklaring voor deze relatieve hausse aan biografieën over Elisabeth, zou gevonden kunnen worden in het feit dat deze biografieën verschenen op het moment dat de honderdste sterfdag van Elisabeth in zicht was. In 1998 zou het een eeuw geleden zijn dat zij stierf, waarmee er logischerwijs een hernieuwde interesse vanuit het lezerspubliek voor haar leven verwacht kon worden.

Gezien het land van herkomst van deze biografieën, kan er opgemerkt worden dat wat Duits- Engels- of Nederlandstalig geschreven is, vooral uit Duitsland en Oostenrijk komt. Elisabeth was bij geboorte prinses van Beieren, wat de Duitse interesse verklaart. Bekendheid verwierf zij echter door haar huwelijk met de toekomstige Habsburgse keizer Frans Jozef, wat maakte dat Wenen haar nieuwe officiële woonplaats zou worden. Daarmee is ook de Oostenrijkse aandacht verklaard. Toch is het opmerkelijk dat meer Duitsers zich bezig gehouden hebben met haar leven dan Oostenrijkers. Elisabeth was altijd graag in Beieren maar had een afkeer van het Weense hof. Wellicht dat de Duitse bevolking haar daardoor nog steeds ziet als ‘één van ons’ en ze voor Oostenrijkers eerder een vreemdelinge zal blijven.

(22)

voorsprong kunnen hebben op de mannelijke biograaf, omdat het begrijpen en doorgronden van het leven van een seksegenoot makkelijker is. Dit voordeel geldt eveneens voor de lezer. Voor mij persoonlijk was het eenvoudiger om Elisabeths leven te begrijpen juist omdat we het vrouw-zijn gemeenschappelijk hebben. Op een bepaalde manier helpen herkenning en identificatie de lezer om het leven van iemand anders beter te doorgronden. Misschien is identificatie wel de diepste vorm van begrip. Toch zou ik er niet voor willen pleiten dat een biograaf alleen biografisch onderzoek naar een seksegenote zou moeten doen, want juist een mannelijke biograaf zal weer andere factoren belichten in Elisabeths levensverhaal dan de vrouwelijke biograaf. Variatie is daarom gewenst, zoals bij de schrijvers van biografieën over Elisabeth het geval is.

Een selectie van drie biografieën

De drie biografieën die in dit onderzoek centraal staan, onderscheiden zich in meerdere opzichten van andere levensbeschrijvingen die over Elisabeth zijn verschenen. In bepaalde aspecten hebben ze, in hun tijd, een nieuw licht weten te werpen op het leven van Elisabeth en zijn daarmee van invloed geweest op de beeldvorming. Daarmee zijn ze alle drie wetenschappelijke biografieën, ook al is Joan Haslip geen wetenschapper pur sang. Alle drie auteurs hebben ernaar gestreefd om hun biografie zoveel mogelijk op primaire en historisch betrouwbare bronnen te baseren. Hieronder vallen ondermeer dagboeken, gedichten, ooggetuigenverslagen en andere waardevolle historische documenten. Elke biograaf geeft aan en onderbouwt bovendien dat hij de op dat moment voor handen zijnde bronnen heeft benut. Alle drie biografieën zijn een verrijking voor de discussie omtrent haar levensgeschiedenis en bleken van invloed op het beeld dat vandaag de dag bestaat over Elisabeth.

Dit betekent niet dat er geen verschil is tussen de genoemde werken. Verwacht kan worden dat het verschil met name een rol speelt op het vlak van hun plaats in de tijd, hiermee doelend op het moment van onderzoek en het hieraan gekoppelde moment van uitgave van de biografie. Tussen het verschijnen van de hier boven genoemde biografieën ligt telkens ongeveer dertig jaar. Van de biograaf die later in de tijd zijn biografie schreef zal verwacht kunnen worden dat hij of zij kon voortbouwen, hetzij door zich af te zetten, hetzij in de vorm van bevestigen, op wat eerdere biografen ontdekt of beweerd hebben. Daarmee kan een oudere biografie een bron zijn voor de biograaf die een recentere versie van een biografie wil schrijven.

(23)

onderzoek is gedaan op het gebied dat hij wenst te onderzoeken. De plaats in de tijd speelt eveneens een rol bij de vraag welke bronnen op dat moment wel of niet voor de onderzoeker toegankelijk zijn. Sommige bronnen zijn op dat moment toegankelijk geweest voor onderzoek en later nooit meer. Andere bronnen zijn tot op de dag van vandaag niet toegankelijk, waarbij het maar de vraag is of ze ooit inzichtelijk gemaakt worden voor onderzoekers dan wel het publiek. De biograaf heeft hier geen invloed op en zal hier bij het beginnen van zijn onderzoek ook geen rekening mee houden, maar wel mee geconfronteerd worden.

Waar de biograaf wel zijn invloed kan laten gelden, is in de ruimte tussen bron en biografie. Deze ruimte is interessant want de keuzes die hierin gemaakt zijn, zijn van invloed op de wijze waarop het levensverhaal in perspectief gezet wordt. De biograaf kiest zelf een perspectief. Hij kiest zelf – op basis van broninterpretatie – welke feiten met elkaar in verband gebracht worden, hoe deze verbanden geïnterpreteerd worden en welk beeld daarmee geschapen wordt. Wat betekent dat het beeld grotendeels het resultaat is van keuzes van de biograaf zelf. De persoon van de biograaf, in de zin van zijn persoonlijke achtergrond, de kennis die hij heeft en het doel van zijn biografisch onderzoek, is daarmee van invloed op de ontstane biografie. Bij de onderstaande inleidingen op de biografieën zal er daarom aandacht gegeven worden aan de biograaf.

Egon Caesar Conte Corti: ‘Elisabeth: die seltsame Frau’ (1934)

Egon Caesar Conte Corti (1886 - 1953) schreef de eerste officiële biografie over Elisabeth en bracht deze in 1934 uit. De biografie bestaat uit vijftien hoofdstukken, die op chronologische wijze Elisabeths leven stap voor stap beschrijven. Voordat deze publicatie verscheen, was er weinig bekend over Elisabeths persoonlijke leven. De Habsburgse familie was altijd bijzonder goed in het bewaren van geheimen. Het doel hiervan was het versterken van hun gezag. De afstand tot het volk had er evenwel voor gezorgd dat de familie, onder wie Elisabeth, omgeven was met een mysterieuze sfeer, wat de geruchten en mythevorming gevoed had.

Corti is zich bewust van deze mythevorming. In het voorwoord geeft hij meerdere malen aan wat zijn doel is met deze biografie: ‘...haar uit de legende halen en in het stralende licht van de geschiedenis te zetten’. In dit alles klinkt een bijzonder grote ambitie door die nodige nuance en relativering mist. Ook de gepassioneerde vertelvorm zou door de wetenschapper van vandaag de dag minder gewaardeerd worden of zelfs gewantrouwd kunnen worden.

(24)

uitvoerig. Hij geeft daarbij aan het einde van de biografie nog een lange lijst met archiefdocumenten en literatuur als verantwoording. Ondermeer de dagboeken van Elisabeths dochter Marie-Valerie gebruikte hij als bron.

Een andere bron van kennis over Elisabeth die Corti gebruikte voor zijn biografie, waren de tijdgenoten van Elisabeth die in haar nabije omgeving verkeerden tijdens haar leven. Als lid van een invloedrijke aristocratische familie, had Corti gemakkelijk toegang tot hofkringen. In het voorwoord geeft Corti een indrukwekkende lijst van tijdgenoten van Elisabeth die hij gesproken heeft. Geen enkele andere biograaf na hem heeft deze mogelijkheid gehad en dat alleen al maakt deze biografie uniek. Juist door zijn bevoorrechte positie heeft hij baanbrekend werk kunnen verrichten aangaande het leven van Elisabeth.55

Joan Haslip: ‘The lonely empress: a biography of Elisabeth of Austria’ (1965)

Joan Haslip (1912 - 1994) schreef als Britse auteur vele succesvolle biografieën. Volgens haar zou een goed geschreven biografie ‘een hele verdwenen wereld opnieuw tot leven wekken’.56 In Haslips biografie over Elisabeth, die in tien talen vertaald is, benadrukt ze de buitengewone kansen die Corti had. Zo had hij toegang tot ondermeer het dagboek van gravin Marie Festetics. Materiaal dat voor haar onderzoek niet langer beschikbaar was.

Voor het onderzoek reisde Haslip door heel Europa. Ze bezocht de officiële archieven, las privébrieven en sprak met mensen die zich Elisabeth nog konden herinneren. Het vernieuwende aan deze biografie, is dat Haslip een antwoord gevonden lijkt de hebben op de grote vraag waarom Elisabeth zo graag de realiteit van haar leven ontvluchtte. Bij alles wat Haslip vertelt over Elisabeth durft ze bestaande perspectieven te benoemen en te heroverwegen. Dit geeft een extra dimensie aan deze biografie. Waar Corti de onaantastbare waarheid naar voren probeerde te halen, durft Haslip te erkennen dat er meerdere visies mogelijk zijn.

(25)

Haslips biografie een wetenschappelijke biografie. Iedere eerdere gedane aanname houdt ze tegen het licht, en door haar brede bronnenonderzoek durft ze nieuwe perspectieven te introduceren.57

Brigitte Hamann: ‘Elisabeth: Kaiserin wider Willen’ (1997)

In tegenstelling tot Corti en Haslip, begint Brigitte Hamann (geb. 1940) haar biografie niet bij de geboorte van Elisabeths leven. Dit betekent dat Elisabeths kindertijd pas verderop in de biografie aan de orde komt. Hamann laat de biografie beginnen bij de verloving. Dat moment kan gezien worden als het begin van een leven aan het hof, een leven dat daarna nooit meer hetzelfde zou zijn. Daar waar Corti en Haslip Elisabeths leven chronologisch beschreven, kiest Hamann voor een andere aanpak. De hoofdstukken zijn thematisch getiteld, wat af en toe verwarrend is.

Net als Haslip, ontbeert Hamann de bronnen die Corti wel tot zijn beschikking had. Het vernieuwende in Hamann’s biografie ligt vooral in de gedichtenbundels van Elisabeth die Hamann in de levensbeschrijving verweeft. Elisabeth had in haar testament op laten nemen dat deze gedichtenbundels in Zwitserse archieven ondergebracht zouden worden. Hamann heeft niet alleen een deel van deze gedichten in de biografie opgenomen, maar verbindt ook conclusies aan dat wat Elisabeth in poëtische vorm schreef. Daarmee beweegt ze zich op een gevaarlijk vlak, want hoewel veel van wat Elisabeth aan gedichten schreef in verband gebracht kan worden met haar leven, kan het schrijven van een gedicht even zo goed een uiting van kunst zijn. Dat maakt dat de interpretaties van Hamann gepresenteerd worden als feiten, maar in werkelijkheid slechts hypotheses zijn. De gedichten die Elisabeth schreef, kunnen niet op dezelfde manier gelezen worden als een dagboek.58

(26)

3

Elisabeth als keizerin

Ich wollt’, die Leute liesen mich In Ruh’ und ungeschoren, Ich bin ja doch nur sicherlich, Ein Mensch, wie sie geboren.60

Op 19 augustus 1853 werd de verloving tussen Elisabeth en Frans Jozef bekend gemaakt. In navolging daarvan verliet Elisabeth op 20 april 1854 haar ouderlijk huis om een toekomst als keizerin tegemoet te gaan.61 Vier dagen later vond de huwelijkssluiting plaats. Hiermee begon voor Elisabeth een nieuwe periode in haar leven. Ze was vanaf dat moment de echtgenote van de keizer van het Habsburgse Rijk. Dankzij de Ausgleich in 1867 werd zij tevens koningin van Hongarije. Dit bleef ze tot aan haar dood in 1898. Het bekleden van deze bijzondere functies was omgeven met protocollen en etiquette. Iets waar Elisabeth in haar jeugd amper mee in aanraking was geweest. Door enkele belangrijke momenten in en aspecten van Elisabeths leven als keizerin uit haar levensgeschiedenis te lichten, zal in dit hoofdstuk blijken welk beeld Hamann en Corti geven ten aanzien van Elisabeths rol als keizerin. Haslip steunt duidelijk op het beeld dat Corti gaf en zal derhalve achterwege gelaten worden.

Elisabeth als toekomstige keizerin

Na de bruiloft zou een leven naast haar man en keizer Frans Jozef werkelijkheid zijn. Het vooruitzicht op deze toekomst hield in dat Elisabeths persoonlijkheid verbonden zou worden met de verwachtingen die dit leven als keizerin met zich mee zouden brengen. Of Elisabeth aan deze verwachtingen zou kunnen voldoen, wordt door iedere biograaf op eigen wijze in beeld gebracht.

(27)

banges Mädchen. Aber dabei hat sie den festen Willen, ihr Leben zu leben, den Wünschen ihres Kopfes und ihres Herzens zu folgen. Wie wird das wohl werden bei ihrem unbändigen Freiheits- und Unabhängigkeitsgefühl?’63 Deze woorden zijn reeds op pagina 32 van de biografie te vinden. Dit maakt het extra duidelijk dat Corti al in een vroeg stadium van de beschrijving van Elisabeths levensverhaal een spanning tussen haar persoonlijkheid en de door haar te vervullen rol signaleert. De retorische vraag die Corti stelt, zegt in feite dat het te voorspellen was dat Elisabeths persoonlijkheid niet samen kon gaan met de verantwoordelijkheden die ze als keizerin zou gaan dragen.

Wanneer Corti Elisabeths persoonlijkheid nader omschrijft, dan valt het op dat hij haar al in haar jeugd karakteriseert als een jonge vrouw die erg gehecht was aan haar vrijheid. Ze zou het liefst ‘frei und ungebunden’ zijn.64 Daarbij schenkt Corti buitengewone aandacht aan het feit dat ze emotioneel gevoelig was. Zo beschrijft hij haar op vijftienjarige leeftijd als volgt: ‘Sisi weiss nicht recht wohin mit sich und ihrem kleinen Herzen, es ist immer unruhig, immer erregt. Lachen und Weinen sind einander gar so nahe…’.65 Nu zou de lezer dit kunnen relativeren door op te merken dat ieder mens omstreeks die leeftijd emotioneel nog in ontwikkeling is. Toch brengt Corti deze gevoeligheid met name in relatie met Elisabeths persoonlijkheid, dat wat haar als mens typeerde, en niet met de fase van haar leven waarin ze verkeerde. Dit wordt bevestigd door ondermeer het citaat dat hierboven aangehaald is en waar Corti spreekt over ‘sie hat..’, waarmee hij aangeeft dat het niet om iets tijdelijks gaat maar om een karaktertrek die inherent aan haar bestaan is.

(28)

Richter ziet meer in het beeld dat Hamann de lezer schetst van Elisabeth. In eerste instantie lijkt het overigens alsof dit beeld gelijk is aan wat Corti beschrijft. Hamann komt namelijk tot dezelfde conclusie. Ze stelt, net als Corti, dat Elisabeths levensloop op een bepaalde manier te voorspellen was geweest: ‘Vom Tag der Verlobung an wurde aus einem warmherzigen Wesen … eine Repräsentationsfigur der Wiener Hof gemacht. Alle Konflikte der späteren Zeit waren schon vorgezeichnet.’67 Wanneer de context van dit citaat nader onderzocht wordt, dan blijkt echter dat deze conclusie een andere opbouw kent. Corti ziet de gevoeligheid van Elisabeth als deel van haar persoonlijkheid. Een persoonlijkheid die bij Elisabeth en daarmee bij haar leven hoort. Hamann daarentegen erkent en benoemt deze gevoeligheid wel maar brengt dit in relatie met de fase van haar leven. Hamann wijt de gevoeligheid van Elisabeth meer aan het feit dat ze eigenlijk nog een kind was. Zowel bij de beschrijving van de periode van de verloving als het huwelijk, benadrukt Hamann meer dan eens dat Elisabeth op dat moment een ‘vijftienjarige’, een ‘meisje’ en een ‘kinderlijke bruid’ was. Ze noemt haar zelfs ‘die Kleine’. Deze woorden roepen de associatie op van een kind dat niet volwassen was, de wereld nog niet aan kon en zeker niet klaar was voor haar nieuwe rol als keizerin. Hamann benadrukt de onnatuurlijkheid van deze positie, en de daarbij behorende etiquette, op deze leeftijd. Een goed voorbeeld hiervan is dat Elisabeth als keizersbruid hoger in rang was dan haar schoonmoeder Sophie. Op de dag van de verloving, liet Sophie haar dan ook voorgaan bij het binnengaan in de kerk. Een gebaar dat, volgens Hamann, door Elisabeth amper begrepen werd.68

(29)

het ontbreken van aristocratische trots, zou in Wenen niet iets zijn waar Elisabeth zich op zou kunnen laten voorstaan. Het zou zelfs een mankement zijn. Het minachten van formaliteiten kon haar evenzeer problemen opleveren daar het Weense Hof, en met name de majesteit van de keizer, voor het overgrote deel berustten op protocollen en ceremonieën. Vooral op dit punt voorziet Hamann een probleem. Vanaf 1848 had deze structuur een grote politieke betekenis gekregen: het verhief de heersende keizerlijke familie boven alle andere gewone mensen. Het maakte de Habsburgers onaantastbaar en het was bewees zichtbaar dat ze heersers waren bij de gratie Gods.69

Kennismaking met het hof

De reis die Elisabeth maakte van haar ouderlijk huis te München naar het hof Wenen was erg feestelijk omkleed. Bij aankomst was de stad verlicht geweest. De inwoners van Wenen waren de straat op gegaan om de nieuwe keizerin te begroeten. Tienduizenden mensen wilden een glimp van haar opvangen. Nog nooit werd een Habsburgse bruid zo hartelijk ontvangen. Hoe Elisabeth zelf deze kennismaking met haar nieuwe leven beleefde, komt in de biografieën uitgebreid aan de orde.

(30)

wat daarbij hoorde, beschrijft hij als een gegeven: ‘Ihr Tag ist eingeteilt, wie in einem Kloster; sie hat keine Minute für sich’.70

Hamann schetst in feite hetzelfde beeld maar onderstreept dat Elisabeth in haar nieuwe rol als keizerin geen persoonlijke ruimte kreeg. Haar goede eigenschappen werden met geweld onderdrukt. Dit zou toe te schrijven zijn aan het strenge systeem van Sophie en haar overdreven opvatting van de genade Gods die de Habsburgers gekregen zouden hebben. Daar kwam bij dat het Weense hof in het algemeen weinig behulpzaam was geweest. Ze zouden teleurgesteld en afstandelijk gereageerd hebben bij haar aankomst. Tot slot verwijt Hamann Frans Jozef dat hij wellicht gewend was zichzelf geen rust te gunnen tijdens verschillende bezoeken, maar dat hij datzelfde niet van zijn jonge vrouw kon verlangen.71

De relatie tot Sophie

Een ieder die zich verdiept in het leven van Elisabeth, stuit onlosmakelijk op de relatie die zij had met haar schoonmoeder Sophie. Sophie is in vele publicaties afgeschilderd als een harde, dominante schoonmoeder die Elisabeth het leven zuur maakte. Zelfs nadat Frans Jozef keizer was geworden en het Habsburgse Rijk - door zijn huwelijk met Elisabeth - een nieuwe keizerin had, zou Sophie nog grote invloed aan het Weense Hof hebben genoten. Mede daardoor zou Sophie bepalend zijn geweest voor de wijze waarop Elisabeths leven verliep. Sinds Sophies dagboeken en brieven openbaar werden, is er ruimte gekomen voor een perspectief waarin meer begrip is voor de houding van Sophie jegens haar schoondochter.72 Zowel Corti als Hamann schenken aandacht aan het in beeld brengen van deze relatie.

(31)

Frans Jozef de troon had kunnen bestijgen. In feite was aartshertog Franz Karl de eerste troonopvolger in lijn geweest. Hij was de broer van aartshertog Ferdinand en de vader van Frans Jozef. Sophie had echter weinig vertrouwen in de capaciteiten van haar man om het rijk te regeren en had hem onder grote druk doen beloven dat hij afzag van de troon. Hierdoor was de weg vrij geweest voor Frans Jozef. Door deze geschiedenis helder en kort uit de doeken te doen, geeft Corti de lezer begrip voor de invloedrijke positie die Sophie nadien aan het hof genoot. Hij noemt haar de ‘einzige Mann am Hofe’. Frans Jozef zou namelijk onder strikt toezicht van zijn moeder staan en gewend zijn om door haar geleid te worden.73 Corti houdt zich opnieuw op de vlakte en slaagt er in om dit beeld hoofdzakelijk te laten bestaan uit historische feiten waarbij zijn eigen mening verborgen blijft.

De beschrijving van de relatie tussen Elisabeth en Sophie, wordt door Corti gekleurd door vijandelijkheid. Naar de mening van Corti werd Sophie’s afkeurende houding bepaald doordat Elisabeth niet de sterke volwassen vrouw was die zij zich gewenst had als keizerin. Op het moment dat bleek dat Frans Jozef voor Elisabeth koos als zijn bruid, zou Sophie het volgende doel gesteld hebben: ‘…ich werde diese Sisi schon in die Arbeit nehmen, sie erziehen und formen, damit sie eine Kaiserin wird, wie ich sie mir vorstelle’.74 De harde wijze waarop Sophie deze ‘Aufgabe und Pflicht’ in praktijk bracht, wordt door Corti verklaard doordat Sophie uit ‘härterem Holze geschnitzt’ was. Elisabeth zou als ‘Mimose’ zijn, oftewel: als een gevoelig en teer plantje dat snel reageert.75 Deze twee persoonlijkheden zouden niet samen kunnen gaan. Dat Sophie zich overal mee bemoeide en Elisabeth geen privacy gunde, wordt door Corti echter duidelijk voorzien van zijn mening. Sophie zou handelen vanuit ‘wahrhaft mütterliche Sorge’. Het vormeloze geklaag van Elisabeth dat vol zou zijn van haat jegens haar schoonmoeder omdat ze zich aan haar lot overgelaten voelde, was overdreven en onterecht. Elisabeth begreep blijkbaar Sophie’s goede bedoelingen niet en dat kwam volgens Corti doordat ‘die Gedankengänge der Erzherzogin der Kaiserin völlig fern liegen’.76

(32)

persoonlijke keuzevrijheid. In die zin was zij een kind van haar tijd en zelfs de belichaming van de revolutionaire krachten waar Sophie haar levenlang tegen gevochten had. Volgens Hamann had Elisabeth zich meer thuis gevoeld aan het Weense hof van de laat achttiende eeuw. Die hofcultuur was vooruitstrevender, stond dichter bij het volk en was geestelijk meer verlicht. Gezien de hofcultuur van Wenen paste Elisabeth met haar liberale houding beter in de achttiende eeuw, terwijl haar opvattingen tegelijkertijd een voorbode waren van een algehele roep om democratie in heel Europa die pas in de twintigste eeuw gehoor zouden vinden.78

Koningin van Hongarije

Over het algemeen laten biografieën over Elisabeth het beeld zien van een keizerin die zich niet als keizerin gedroeg. Ze sportte, volgde vreemde diëten, reisde veel en meed waar mogelijk haar plichten.79 De uitzondering op dit beeld wordt nagenoeg altijd gevormd door de paragrafen en hoofdstukken die over Elisabeths invloed aangaande de ‘Hongaarse kwestie’ gaan.

In 1848 waren de opstanden in het Habsburgse Rijk bloedig onderdrukt. Deze revolutie had haar zwaartepunt in Hongarije. De Hongaren eisten burgerlijke hervormingen en herstel van de grondwet. Daarbij wilden ze Frans Jozef niet als Hongaars keizer erkennen daar zijn voorganger, keizer Ferdinand I, afgetreden was zonder dat de Hongaarse landdag bij dit besluit betrokken was geweest. Hoewel de revolutie neergeslagen was, bleef het conflict met de opstandige Hongaren bestaan wat voor onrust in het Habsburgse rijk zorgde.80

(33)

conflict bewaard hebben. Elisabeth probeerde slechts ‘ihren Gemahl zu bekehren’.82

In het hoofdstuk dat Hamann over ‘Ungarn’ schreef, plaatst ze nadrukkelijk een kritische noot. Ze is van mening dat Elisabeth lang niet zo veel aanpassingsproblemen met de hofcultuur had gehad als iemand de moeite had genomen haar in te lichten over de politieke gebeurtenissen van die tijd. Was ze wel op de hoogte gebracht, dan had ze zich daarin kunnen inleven en had ze mee kunnen leven met de wereld buiten het hof. Men meende echter dat ze niet zo intelligent was omdat ze onzeker overkwam. Hamann meent dat dit haar geen recht deed.83

Uit de biografie van Hamann ontstaat de indruk dat zij wel degelijk geïnteresseerd was in politiek, hoewel een ieder in Wenen daar destijds anders over dacht. Elisabeth zou niets van politiek geweten hebben omdat ze van informatie officieel verre werd gehouden. Daarom won Elisabeth informatie in via privéwegen. Dit werd het meest zichtbaar in de rol die Elisabeth speelde in de totstandkoming van de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Hamann schetst een beeld van een Elisabeth die middels haar Hongaarse hofdame Ida Ferenczy betrokken raakte bij deze Hongaarse kwestie. Hamann suggereert dat Elisabeths sympathie voor Hongarije niet puur en alleen uit haarzelf kwam, of had kunnen komen, omdat ze afhankelijk was van bronnen die haar informeerden. Ida zou nauwe banden hebben met belangrijke Hongaarse liberalen als Gyula Andrássy en Franz Deák. Door Ida zou Elisabeth met hen in contact gekomen zijn. Zodoende was Elisabeth een werktuig geworden in de handen van de persoon en van de politiek van graaf Andrássy.84 Hamann onderbouwt dit beeld door in te gaan op de heftige en agressievolle discussies aan het hof over de Hongaarse vorderingen en de manier waarop de Hongaren hun zin via de keizerin doorzetten.85

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Responses of 14 students (13%) who set up an appropriate equation but made computation errors → Object-driven use of contextual tool Responses of 59 students (55%) who set up

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

The general aim of this research is to establish the relationship between sense of coherence, coping, stress and burnout, and to determine whether coping strategies and job

Indien van toepassing, van welk geldig legitimatiebewijs van de patiënt hebt u een kopie ingesloten. □ paspoort □ rijbewijs □ identiteitsbewijs Datum verzoek:

Het jaar 2019 is afgesloten met een positief resultaat van € 23.650 en algemeen bestuur stelt de volgende resultaatverdeling voor:.. Een bedrag van € 23.650 toe te voegen aan

Inherent aan deze stijl van sturen is dat het ambitieniveau lager moet zijn, omdat de wijze waarop een doelstelling moet worden gerealiseerd niet wordt bepaald door de

• Ik begrijp hoe verschillende breuken met dezelfde noemer zich tot elkaar verhouden (bijvoorbeeld 1/5, 3/5 en 2 2/5). • Ik kan breuken in de juiste

De verklarende variabelen in het fixed model waren: − Tijdstip van het protocol − Tijdstip2 − Leeftijd van het kuiken − Leeftijd2 − Conditie van het kuiken − ‘50%-hoogte’