Katholieke Universiteit Leuven
Aídeling Systematiek en Ecologie der Dieren Laboratorium yoor Ecologie en Aquacultuur Zoölogisch lnstituut Naamsestraat 59 8-3000 Leuven (België) Tel. : (016) 28 39 66 Fax: (016) 284575 DiensthooÍd : Proí. Dr. F. OLLEVIER i : J b
Evaluatie van het rendement van lichtbarrières als
afschrikking voor vis nabij de inzuigfilters van de
Langerlo-centrale.
Tussentiidsrapport Juni-Juli-Augustus 1 991
Verreycken H. en Ollevier F.
Studierapport in opdracht van Electrabe! Langerlo - Genk
1
EVÀLUATIE VÀN HET RENDEIIENT VAN LICHTBÀRRIERES ALS AFSCHRIKKING VOOR VIS NABIJ DE INZUIGFILTERS VÀN DE
I,ANGERLO-CENTRÀLE .
Verreycken H. en Ollevier F
Tussentijdsrapport Juni-Ju1i-Àugustus 1991
INLEIDING
ÀIs gevolg van onze studie naar de impact van het
inzuigen van koelwater door de Electrabel centrale te
Langerlo op de vispopulaties van het Albertkanaal- en de
Kolenhaven werd besloten om een afweersysteem voor vissen
te bouwen voor de waterinlaat van de central-e.
Tijdens dit onderzoek werd vastgesteld dat de negatieve
impact van de central-e op de vispopulaties waarschijnlijk
zeeË kl-ein is, ondanks het feit dat er in de periode van
15 november 1989 t,ot 15 november f990 ongeveer 35000
vissen werden binnengezogen.
Vanuit ecologisch standpunt werd dan ook getracht om de
aanzuig te verminderen.
Uit Iiteratuurgegevens blijkt dat een lichtscherm vaak
tot aanzienlijke reducties van aangezogen vissen kan
leiden door het afschrikkend en afleidend effect.
Tijdens vier 24-uren cycli werd nagegaan in hoeverre
Iichtintensiteit een invloed had op de visaanzuig in de
Electrabel-centrale te Langerlo.
Hieruit bleek dat er r in drie van de vier gevallen, een
significante negatieve correlatie bestond tussen de
lichtintensiteit en het aantal aangezogen vissen.
Gedurende de donkere uren (. 300 1ux boven het
wateroppervlak) lag het aantal aangiezogen vissen (voor de
vier bemonsteringsdagen) gemiddeld 2.6 keer hoger dan
tijdens de licht,e uren.
We berekenden hieruit een mogelijke theoretische reductie
van 36 I indien met een lichtscherm de
koeLwaterinlaatopening 's nachts verlicht. zou worden.
2
Een voorlopig lichtafweersysteem kon op vrij eenvoudige
wijze ingebouwd worden in de bestaande infrastructuur van
de koelwaterinlaat in de Kolenhaven.
De efficiëntie van dit lichtscherm wordt nu nagegaan
tijdens de periode van 1 juni tot 30 november 1991.
Dit tussentijds rapport geeft een overzicht van de eerste
experimenten en resuLtaten.
fn bijlage wordt, ook een eindwerk gevoegd dat over dit.
lichtscherm handeLt en vooral de technische aspecten
3
MATERIÀÀL EN METHODES
van het lichtsche
Naar analogie met experimenten in Nederland werd een
voorstel- ingediend om een lichtbarrière te construeren
die zodanig opgebouwd is dat er een volledig lichtgordijn
wordt gevormd van bodem tot, wateroppervlak.
Hiervoor was het nodig zowel onder als boven water lampen
te plaatsen.
Onder water werden 5 hogedrukkwikdamplampen (elk 250 W)
in een waterdichte armatuur op een roestvrij ondersteL
bevestigd op 2 meter van elkaar.
Ongeveer 2 meter boven het wateroppervlak werden drie
schijnwerpers (halogeenlampen van e1k 2000 Watt)
geplaatst op een onderlinge afstand van 2.7 meter.
De schijnwerpers werden echter niet recht boven de
onderwaterlampen gehangen maar twee meter ervoor.
Hierdoor wordt de efficiëntie van deze bovenwaterlampen
om een continu licht,gordijn te vormen verminderd.
Elk van de lampen kan afzonderlijk opgehaald worden wat
eventuele reparaties vergemakkelijkt. Het is trouwens
nodig dat de onderwaterlampen regelmatig schoongemaakt
worden waarbij algen en vuil verwijderd worden. Een
tweemaandelijkse reinigingsbeurt wordt geadviseerd.
Het lichtscherm werd in gebruik genomen vanaf 15 november
1991r €Ír is geschakeld aan de straatverlichting. Deze
straatverlichting treedt automatisch in werking via een
5 Niv.62.70 I I I I I -J rl1 ii l; I I I ! 3
x
2000W l.-l--__-,'t.,i I J ,\r _i.r. f lirlill iiJL'iiT
i!n'Lr I Niv. 62.00 Niv.60.00 llJr'i ïr'.[,'rA, iÍr..'íi-l lr I I I i t -/ t- l1 r.1 Niv.57.00'\ \
rt\il
f-: \.4\.\\\FiquuI 1c:. Zijaanzicht van het lÍchtscherm in de
rrl I
I
2. Staalnames en metinqen
A. Staal-names:
* De aangezogen vissen ( toespitsing op meest voorkomende
soorten zoaLs alver, baars, blankvoorn, snoekbaars ...)
worden geteld en van elk individu wordt lengte, gewicht
en conditie bepaald.
* De tellingen kunnen na verschillende tijdsperiodes
(wekelijks, halfwekelijks of dagelijks) gebeuren en dan
omgerekend worden naar het totaal- aantaL ingezogen vj-ssen
per nacht.
* Er worden ook enkele 24 h. cycli voorzien.
* TelIingen gebeuren nadat het lichtscherm afwisselend
aan en uit, werd gebruikt.
* De efficiëntie van het lichtscherm wordt uitgeprobeerd
met enkel de onderwaterverlichting (cond.1), enkel de
bovenwaterverlichting (cond.2) of beide (cond.3) aan.
B. Metingen:
* Licht: met onderwaterl-ichtmeter (beschrijving
Resultaten )
sterkte lichtscherm:
* metingen om de 50 cm van de oppervlakte
aan de bodem
* metingen overdag met en zonder lichtscherm
* metingen 's nachts met en zonder lichtsherm
* metingen onder condities 1, 2 en 3
zLe
tot
doordringing van het daglicht:
metingen om de 50 cm van de oppervlakte tot
aan de bodem
9
* Zichtdiepte ( in cm) : met Secchi-schi lfi dit is een
witte schijf met een diameter van 25 cm waarop een zwart
kruis is geschilderd. De diepte waarop dit kruis niet
meer te onderscheiden is op de witte schijf is de
zichtdiepte.
* §lrspnsneJlreid (in m/s): met flow-meter
elIin en ti dens un
Woe 5: Lichtscherm (cond.3) uit, kleine verzamelbakken
inhangen Di 11: Di 18: Vr 2L: Ma 242 Ljo ztz Zo 30: teIIing, tell-ing, telIing, teIIing, telIing, lichtscherm lichtscherm lichtscherm Licht,scherm lichtscherm ( cond. 3 ) ( cond. 3 ) ( cond. 3 ) ( cond. 3 ) ( cond. 3 ) terug aan
uÍt
aan uit, aankleine bakken inhangen, lichtscherm (cond.3) aan
Tel-Iinqen tiidens JuIi
Ma Di Wo Do Vr 1: telling, 2: te1ling, 3: telling, 4: te11ing, 5: telling, lichtscherm Iichtscherm lichtscherm l-ichtscherm Iicht,scherm ( cond. 3 ) ( cond. 3 ) ( cond. 3 ) ( cond. 3 ) ( cond. 3 ) uit aan uit aan aan
Zo 28/7: Grote bakken leegmaken, kleine verzamelbakken
inhangen. Lichtscherm (cond.3 )
Ma 29/7: telling, l-ichtscherm 1cond.3)
Di 30 / 7: telling, l-ichtscherm ( cond. 3 )
Wo 3L/7: telling, Iichtscherm (cond.3)
aan.
uit
aan
10
Do
Vr
Tel-linqen tiidens Àuqustus
: telling, lichtscherm (cond.3) aan
: telling, Iichtscherm (cond.3) uit, grote bakken
terug inhangen
Ma 05/8: tel1ing, lichtscherm (cond.3) constant
nacht) aan
Vr 09/8: teI1ing, lichtscherm 1cond.3) aan
( geli jkgeschakel-d met straatverlichting )
(dag en
Wo L4/82 24 uren cyclus, telling om het uur, 's nachts
afwisseLend periodes met. lichtscherm (cond.3) aan
en lichtscherm uit (enke1 bovenverlichting bleef
branden) (cond.2)
Do 22/82 24 uren cyclus, telling om het uur, lichtscherm
(cond.3) aan
0L/ 8
1l
RESULTATEN:
De lichtmetingen gebeurden met een zeer gevoelige LICOR
Iichtmeter LI-189 (nauwkeurig tot op 0.1 Lux) waaraan een
sferische quantum sensor (geschikt voor boven- en
onderwater lichtmetingen) werd bevestigd.
Een sferische sensor zorgl ervoor dat het licht vanuit
alle invalshoeken wordt gemeten.
De sensor werd op een, in de hoogte verstelbare, metalen
constructie bevestigd ter hoogte van onderwaterlamp 3
(zie Figuur 1a). Hierdoor konden de metingen steeds
uitgevoerd worden op exact dezelfde plaats.
De metingen gebeurden boven het wateroppervlak, juist
onder het wat,eroppervlak (0 m) en dan el-ke halve meter
tot op de bodem (diepte van inlaat ! 2.85 m).
Tabel- 1 toont de lichtsterkte (in Lux) tijdens de nacht
van 5 juli omstreeks 23h30 voor 3 condities; ( a)
Iichtscherm uit, (b) enkel bovenverlichting aan en (c)
boven- en onderverlichting aan.
Tabel 1: Lichtsterktes voor verschillende condities ((a)
lichtscherm uit, (b) enkel bovenverlichting aan en (c)
boven- en onderverlichting aan) van het lichtscherm op
verschillende dieptes tijdens de nacht van 5 juli 1991.
Diepte (cm) Cond. a (Lux) Cond. b (Lux) Cond. c (Lux) Boven opp 0 0 0 0 0 0 0 0 0 9.5 2.9 1.3 0.6 0.2 0 0 0 0 10.2 4.L 6.9 25 .8 119.5 548.8 41.1 3.8 2-2 0.0 0.5 1.0 r.5 2.0 2.5 2.75 Bodem
L2
Hieruit blijkt dat vooral de onderwaterverlichting
efficiënt is met, een maximale Iichtst,erkte op 2 meter
diepte. De bovenwaterschijnwerpers zouden meer inbreng
hebben in het Iichtgordijn mochten zL) juist boven de
onderwaterlampen geplaatst zL1n.
Tabel 2 geeft aan dat. het lichtscherm ook overdag voor
een verhoogde licht,intensiteit onder water kan zorgen
vooral vanaf 1.5 m tot aan de bodem. Deze lichtmeting
gebeurde op 27 juni tijdens de middag, de Secchidiepte op
dat moment aan de inlaat was t 60 cm.
Tijdens de wintermaanden zou men kunnen overwegen om het
Iichtscherm constant aan te 1aten.
Tabe1 2: Lichtsterktes van
en lichtscherm aan
(boven-de middag van 2L juni 1991.
metingen met l-ichtscherm uit
en onderverlichting) tijdens Diepte (cm) Lichtsch"r* u.u.r* (Lux) Lichtscherm uit (Lux) B 0 0 1 1 z 2 2 oven opp. 6454 2394 1054 436.5 195.5 L54 .4 52 .6 28 .9 77 .5 8658 267 I 1115 404.4 151.4 61.8 22.t 13.3 9.9 0 5 0 5 0 5 .75 Bodem
* Op het ogenblik van de meting was 1 lamp van de
bovenverlichting en 1 lamp van de onderverlichting stuk
en de andere lampen !./aren aan een reinigingsbeurt toe,
13
2. Efficiëntie van het Lichtscherm
Om de efficiëntie van het, lichtscherm na te gaan werden
tellingen uitgevoerd van het aantal ingezogen vissen. De
tellingen gebeurden nadat het l-ichtscherm 's nachts
afwisselend aan en uit was geweest. Tenzij expliciet
vermeld, wordt met het l-ichtscherm aan steeds boven- en
onderverlichting bedoeld en l-ichtscherm uÍt betekent dat
de onderwaterverlichting uit was maar de bovenverlichting
bleef gelijkgeschakeld met de straatverlichting.
De verlichte en donkere periodes varieerden in tijd van 1
tot 7 dagen, voor e1k van deze periodes werd het
t,otaal-aantal binnengekomen vissen gedeeld door het aantal dagen
tijdens die periode. Zo konden we vergelijkingen
uitvoeren tussen de hoeveelheid aangezogen vissen tijdens
donkere en lichte nachten.
Aangezien het debiet van de koelwateraanzuig vrij
constant bleef ( t 25000 m3/fr; gedurende gans de
proefperiode werd voor de verschil-Iende soorten geen
omrekening gemaakt naar het aantal vissen per 1000 m3
aangezogen koelwater.
Tijdens de 38 bemonsteringsdagen kwamen gemiddeld 0.159
vissen per 1000 m3 binnen (varierend van 0.017 tot 0.677
per d.uizend *3 ) . Dit getal ligt vri j hoog in
vergelijking met de 0.08 aangiezogen vissen per 1000 m3
tijdens de periode van 15 november 1989 tot 15 november
1990. Men mag echter niet vergeten dat het huidige
gemiddelde berekend werd gedurende de piekperiode van
visaanzuig (juni-juli) en dus niet repïesentatief is voor
het ganse jaar. Het gemiddelde voor de periode juni
jgli augustus 1990 was 0.297 aangezogen vissen per 1000
m3 koelwater. De aanzuÍg dit jaar bedraagt voor deze
T4
Tabel 3: Totaal aantal aangezogen vissen
totaaL aantal aangezogen vissen per 1000
verschillende bemonsteringsdagen .
De soorten die in grootste getale
alver, snoekbaars, baars, blankvoorn
paling, sneep en tilapia.
binnenkwamen en in mindere dag en voor de zLln mate per m3
Tabel 3 geeft het totaal aantal gevangen vissen (Tot) per
periode waarin het lichtscherm uit, (LU) of aan (LA) was,
alsook het aantal dagen per periode (N). Hieruit werd
het aantal vissen per dag (fotlN) berekend en ook per
1000 m3 koel-water (tot/ 1000 *3 ) .
Er werd een onderscheid gemaakt tussen de aangezogen
0+-vissen (0+-vissen jonger dan 1 jaar) en de oudere vissen
( rfi ) , daar uit literat,uurgegevens blijkt dat jonge
vissen moeilijker weerstand kunnen bieden aan de
aanzuigstroom.
Datum LUILA Tot >1j o+ N Tot/N Tot/1000 m3
15
Bij het interpreteren van volgende figuren moet er eerst
en vooral op ge\^rezen worden dat het totaal aantal
aangezogen vissen per dag soms zeer Iaag $ras of het
lichtscherm nu aan was gevreest of niet. Dit maakt het
moeilijk conclusies te trekken in verband met de
efficiëntie van het Lichtscherm.
De fluctuaties zí1n dikwijls aan meerdere factoren
(vooral weersomstandigheden) te wijten die van dag tot
dag sterk kunnen variëren.
Figuur 3 toont het aantal aangezogen vissen per dag voor
5 opeenvolgende, zL) het ongelijke, periodes. De
periodes waren respectievelijk 5, 7 , 3, 3 en 3 dagen
Iang. We merken dat na een verlichte periode (2 en 4)
het aantaL dagelijks aangezogen vissen duidelijk lager is
dan in de donkere periodes (1, 3, 5). Tijdens deze
verlichte periodes werd het lichtscherm met de onder- en
bovenwaterlampen in werking dagelijks aangestoken gelijk
met de straatverlichting.
We merken op dat voornamelijk het aantal 0+-vissen
varieert. o o o o ot 0 N o èl d I É d t20 r10 r00 90 BO 70 60 50 40 30 20 10 0 5 , 1 J + r.ijd 7-7', >Bcm i\.-.1 (Bcm
?i ouur 3: Verschillen tussen het aantal aangezogen vissen
met het Iichtscherm aan
3,5). Per
t)
dag na afwisselende periodes
r.5
Figuur 4 toont de tellingen van 5 opeenvolgende dagen,
van 1 tot, en met 5 juli, waarin afwisselend het
lichtscherm aan en uit werd geschakeld. Weer merken we
dat na een verlichte dag het aantal binnengezogen vissen
kleiner is dan na een donkere dag. In hoeverre deze
verschillen significant zí1n kon nog niet worden
uitgemaakt,. 450 400 350 300 250 200 150 r00 3 ( 0) o o ! c) !, 0 o ot d d d ó 50 0 1 2 4 rijd V-V )Bcm í-\\ (Bcm
Eiquur 4z Verschil len tussen het
per dag na dagen met afwisseLend
3, 5 ) en het Iichtscherm uit (2,
en met 5/11.
aantal aangezogen vissen
het licht,scherm aan (1,
L7 0) n 0) o è, 0 N 0 0, d d d d
In tegenstelling tot figuren 3 en 4 ligt in figuur 5 de
hoeveelheid aangezogen vissen het hoogst na verlichte
nachten. Het handelt, hier echter steeds om kleine
aantallen, dit, bemoeilijkt zoaLs reeds eerder gezegd de
interpretatie van de figuur.
c
4
tild
>8cm §§ (Bcm
Fiquur 5: Verschillen tussen het aantal aangezogen vissen
per dag na dagen met afwisselend het lichtscherm aan ( 1,
3,5) en het lichtscherm uit (2,4)(periode van 29/7 tot,
en met 2/8).
Tijdens een volgende proef werd nagegaan of het
lichtscherm meer effect zou geven wanneer het ook overdag
aan was. Daarom werd gedurende een periode van 3 dagen
het Iichtscherm uitgelaten en daarna werd gedurende vier
dagen de inlaatopening dag en nacht verlicht. Uit de
tellingen bleek echter dat tijdens de donkere periode 31
vissen (of 10.3 per dag) en tijdens de verlichre periode
L12 vissen (of 28 per dag) binnengezogen werden. Deze
resultat,en zLln tegen de verwachtingen in en een direkte
verklaring ligt nj-et voor de hand, het handelt hier
echter weer om kleine aant.allen aangezogen vissen.
18
3. Effect van het lichtscherm op de verschillende
VISS rten.
Voor de zes belangrijkste soorten werd in figuur 5 het
aantal aangezogen vissen per dag en per soort uitgezet.
De eerste punten komen overeen met de eerste staalnamedag
(11 juni 1991), de laatste met 9 augustus.
), ?o 1B 16 t4 t2 l0 B 6 4 2 0
LU LA LU IJ, LU LA LU I,A LU I,A T,A LU I,A LU LA LU I,A
3P +A o Snb AB XBI v Sne
Fiquur 6: Verschi]Ien tussen het aantaL aangezogen vissen
per dag na dagen met afwisselend het lichtscherm aan (LA)
en het, lichtscherm uit (LU) voor de zes meest aangezogen
soorten (P= paling, A= a1ver, Snb= snoekbaars, B= baars,
81= blankvoorn en Sne= sneep).
Hieruit volgt geen duidelijke relatie tussen het aantal
aangezogen vissen per soort en de lichtintensiteit,.
Hetzelfde probleem a1s bij de vorige grafieken doet zich
voor namelijk te kleine aantallen aangezogen vissen om
significante verschillen te zien.
Er dient echter t,och opgemerkt te worden dat in
vergelijking met de zomer van '90 sommige soorten ( zoals
pos, bruine Amerikaanse dwergmeervaL, §Jrote paling en
zonnebaars ) bijna totaal wegblijven uit de verzamelbakken
van de koelwaterinlaat terwijl ze tijdens die periode
19
Het gaat hier voornamelijk om benthische (op de bodem
Ievende) vissoorten. Vergelijkingen met vorige jaren
zí1n dikwijls moeilijk te maken daar de jaarlijkse
schommelingen, die van vele natuurlijke factoren
afhankelijk zL)nt zeet groot kunnen zí3n. Toch zou men
hier kunnen stellen dat het lichtscherm voornamelijk in
de onderste lagen (vanaf 1.5 m en dieper) efficiënt is.
Voorheen was de lichtsterkte op 2 meter diepte vrij
beperkt overdag (meestal tussen 20 en 100 Lux) en 's
nachts nuL. Nu heeft men 's nachts een lichtsterkte die
de doordringing van het licht overdag nog overtreft
(gemiddeld 300 tot 400 Lux).
Voor de pelagische (in de bovenste waterlagen levende)
vissen is het verschil- tussen vroeger en nu veel- kleiner.
4, 24-uren cycli
Op L4 en 22 augustus werd telkens een 24-uren cyclus
gehouden. Om het uur werden de binnengekomen vissen
geteld, gemeten en gewogen.
Vorig jaar in de zomerperiode werd (gedurende vier
24-uren cycli) reeds nagegaan of er 's nachts meer vissen
binnenkwamen dan overdag. Voor drie van de vier
bemonsteringsdagen bleken er 's nachts significant meer
vissen aangezogen te worden dan tijdens de dag.
In eerste instantie wilden we nu nagiaan of @T r met het
lichtscherm aan, 's nachts nog altijd meer vissen
binnenkwamen. Ten tweede werd nagegaan of er tijdens
korte periodes (2 uur) zonder licht, 's nachts meer vissen
binnenkwamen dan gedurende Iichte periodes.
Er werden tijdens deze 2 dagen maar weinig vissen
binnengezogen (2L3 exemplaren op 14 augustus en 140 op 22
augustus ) , dit maakt de verschillen tussen dag en nacht,
2L x J 0) ó d ?B 26 2à )2 20 1B l6 L4 12 10 B 6 4 , 0 9 1011 t2t3t+t5t6t7 18192021?2?324 L 2 3 + 5 6 7 B 9
trLt Ula +L2(uur) AÀ2
Figuur 8: Àanta1 binnengekomen vissen per uur (À2 )
uitgezet tegen de lichtintensiteit boven het
wateroppervlak (Ll)(x 1000 Lux) en de Ij-chtintensiteit op
2 meter onder het wateroppervLak (L2)(x 100 Lux) op 22
augustus L991.
In figuur 7 merken we per uur grote variatie in aantal-Ien
aangezogen vissen, €r is echter weinig verschil tussen
dag en nacht. Tijdens de nacht werd het lichtscherm twee
keer twee uur uitgeschakeld (van 23h30 tot th30 en van
3h30 tot 5h30 ) , zonder evenwel zichtbare gevolgen op de
grafiek.
Figuur 8 toont zowel de licht.intensiteit boven water als
op 2 meter onder het wateroppervlak.
Op 22 augustus Iag, ondanks het brandende Iichtscherm,
het gemiddeld aantal aangezogen vissen 's nachts
22
De aangezogen vissen zLln echter bijna uÍtsluitend zeer
kLeine exemplaren ( slechts 11 van de 140 aangezogen
vissen waren groter dan 10 cm) r deze visjes zouden zeer
weinig weerst,and kunnen bieden t,egen de aanzuigstroom en
een lichtbarrière biedt hiervoor geen oplossing.
We hebben weI zelf enkeLe malen kunnen waarnemen dat
grotere exemplaren die zich in het donker Iieten
meedrijven met de aanzuigstroom plots tegen de stroom in
23
Conclusies en verder onderzoek:
Het l-ichtscherm zou waarschj-jnlijk
de bovenwaterlampen juist boven
werden gemonteerd en dichter bij
zouden hangen.
meer renderen indien
de onderwaterlampen
het vrateroppervlak
{ I
Door de relatief kleine hoeveelheid aangiezogen vissen
( 0.159 ex. / 1000 *3, ten opzichte van 0.2g7 ex. /1000 m3
tijdens dezelfde periode vorig jaar) zijn uit de
resultaten aangaande het Licht.scherm weinig concrete
besluiten te trekken.
Toch zLjn er meerdere indicaties dat het lichtscherm wel
degelijk als een barrière werkt (bijna geen benthische
vissen in de verzamelbakken, wegzwemmen van vissen bij
het aansteken van het lichtscherm, ...).
Dat er dit jaar algemeen minder vissen aangezog'en worden
dan vorig jaar is zeker niet alLeen aan het lichtscherm
toe te schrijven, het is algemeen bekend dat de
jaarlijkse fLuctuaties in visaanzuig zeet groot kunnen
zí1n.
- Daar kleinere visjes moeilijker tegen de aanzuigstroom
in kunnen zwenrmen zaI het Iichtscherm voor deze O+-klasse
minder efficiënt zí1n; vanaf een bepaalde stroomsnelheid
zulIen de visjes hoedanook meegezogen worden.
De lichtbarrière zou waarschijnlijk meer renderen
indien deze geplaatst werd aan het begin van de
Kolenhaven. De vissen die daar afgeleid worden door het
licht, kunnen dan vrij gemakkelijk stroomafwaarts het,
Àlbertkanaal volgen.
Verdere tellingen na periodes met afwisselend het
lichtscherm aan en uit zuLlen eerdere resultaten moeten
bevestigen. Verder dient nagegaan te worden of de
gevonden kleine verschillen al- dan niet significant zí1n.
Om meer vissen binnen te krijgen in de normaaL rustige
maand september zou men twee, zíj het beperkte,
visuitzettingen kunnen doen na een donkere en een lichte
perÍode. Dit zolr kunnen Loelaten duidelijkere
verschillen waar te nemen.
a
a