• No results found

Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur

Jaargang 35 september 2017

nummer

2

€ 5,50

Tilburg

Dadaïst Willem van Mook

De missie van Tilburgse pioniers in Amerika

Tilburg kort

De moord in de Noordhoekse kerk

De Lager Onderwijswet van 1920 en Tilburg

(2)

Ten geleide

‘De voortplanting des geloofs’ in Amerika, daarin speelden zeventien paters en pries- ters en een kloosterzuster uit Tilburg en Udenhout een cruciale rol. Deze geestelij- ken vervulden daarmee een pioniersrol in de ontwikkeling van de katholieke kerk in de Verenigde Staten. In een uitgebreide bijdrage in dit nummer van tijdschrift Tilburg gaan Theo Beckers en Rob van Putten uitvoerig in op dit fenomeen, waaraan in de geschiedschrijving van Tilburg en Brabant, maar ook in die van het Nederlands katho- licisme tot nog toe maar weinig aandacht is besteed. Het tweede deel van hun artikel zal in het volgende nummer verschijnen.

Waar al wél uitgebreid over is gepubliceerd, met name door Ed Schilders, die er het boek Moordhoek aan wijdde, is de moord op Marietje Kessels. Toch weet Jan-Willem van den Braak met zijn bijdrage in dit nummer nog een interessante toevoeging te leveren aan wat er tot op heden over die geruchtmakende zaak is geschreven.

Verder vindt u in dit tijdschriftnummer bijdragen van Ton Wagemakers, over Dadaïst Willem van Mook, en van Jan Timmermans. De laatste auteur dook in de geschiedenis van wat een ‘mijlpaal voor het lager onderwijs in Tilburg was’, namelijk de invoering van de Lager Onderwijswet van 1920.

De redactie van Tilburg en het bestuur van de Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed hopen dat u veel leesplezier aan dit nummer mag beleven!

De redactie- en bestuursleden

Inhoud

39 Theo Beckers en Rob van Putten:

‘Zij brengen gaarne offertjes tot welzijn van de zielen en hunne eigene zaligheid.’ De missie van Tilburgse pioniers in Amerika (1)

52 Jan-Willem van den Braak:

De moord in de Noordhoekse kerk.

Over de pastoor, de koster en mijn voorouders 57 Ton Wagemakers:

Dadaïst Willem van Mook 60 Yvonne Welings:

In Memoriam Gerrit Kobes (1947-2017) 61 Jan Timmermans:

Mijlpaal voor het lager onderwijs in Tilburg.

De Lager Onderwijswet van 1920 68 Tilburg kort:

Tilburg signalement LXXXVI Op zoek naar de wortels van Oranje Tuinstraat: de verbinding

Koning Willem-Alexander ziet Abraham in Tilburg Verbeelde impressies in nieuwe gemeentehuizen Voici!

Tilburg,

tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur Verschijnt driemaal per jaar

Jaargang 35, nr. 2 september 2017

Uitgave Stichting tot Behoud van

Tilburgs Cultuurgoed K.v.K.: 41096029 • ISSN: 0168-8936

www.historietilburg.nl

Redactie Ronald Peeters (eindredactie)

Astrid de Beer Sander van Bladel

Jeroen Ketelaars

Redactiesecretariaat Ronald Peeters Montfortanenlaan 96

5042 CX Tilburg rpeeters@historietilburg.nl

Abonnement

€ 16,50

Abonneren door overmaking op de rekening van de Stichting

tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed te Tilburg IBAN: NL69 INGB 0005 6255 54

BIC: INGBNL2A onder vermelding van

‘abonnement 2017’

Losse nummers

verkrijgbaar in de boekhandel (€ 5,50)

Opzeggingen abonnementen voor einde kalenderjaar

schriftelijk via abonneren@historietilburg.nl of Beeklaan 57, 5032 AB Tilburg

Omslagfoto:

Leerlingen van de St. Jozefschool aan de Veemarktstraat in 1900. (Coll. RAT)

Vormgeving Ronald Peeters

Opmaak en druk Gianotten Printed Media, Tilburg

(3)

39 anen. Dat was het werk van de Jezuïeten, die bezig waren zich nog te herstellen van de opheffing door de paus van Sociëteit van Jezus in 1773. De Missouri- missie vanuit St. Louis, belangrijk centrum in de ontwikkeling van het katholicisme in de VS, is aan- vankelijk een zaak van Vlaamse en Brabantse paters.

Drie Tilburgse Jezuïeten speelden daarin een zeer belangrijke rol: de gebroeders Christiaan en Adriaan Hoecken en Cornelis Smarius.

De tweede fase, van 1850 tot 1870, stond vooral in het teken van de zorg voor immigranten en de con- frontaties met protestantisme en anti-katholicisme.

Voor de immigranten moesten religieuze praktijken, zoals ze die in Europa had gekend, weer vanaf de ba- sis worden opgebouwd. De protestantse meerderheid moest worden overtuigd van hun ongelijk en overge- haald om toe te treden tot het ware geloof. De zorg voor de indianen door de Jezuïeten neemt in beteke- nis af. Hun aandacht richt zich op zielzorg, bekeringen en het ontwikkelen van onderwijs. Frans (‘François’) Janssens had als bisschop en aartsbisschop grote in- vloed.

De derde fase, van 1870 tot 1910, wordt gekenmerkt door consolidering. De snelle groei van de katholieke kerk in het laatste kwart van de negentiende eeuw maakte personele en financiële hulp vanuit Europa nog steeds noodzakelijk. Indian Territory in het latere Oklahoma vroeg nog om extra aandacht en hulp. Dit gebied was ooit bestemd voor van elders verdreven indianen. Aan het eind van de negentiende eeuw werd hun leefgebied echter opgeëist door Europese land- verhuizers, die in Amerika hun geluk kwamen beproe- ven. De Land Run, die het land van de indianen onder hen verdeelde, leidde tot de oprichting van een apos- tolisch-vicariaat, het laatste missiegebied in de VS.

Wij hebben voor ons onderzoek naar het Tilburgse aandeel gebruik gemaakt van het overzicht uit André van den Eerenbeemt, ook al is die lijst onnauwkeurig Publicaties over Tilburgse missionarissen zijn

schaars, idealiserend, soms romantisch en weinig kritisch. Vaak ontbreekt aandacht voor de sociale, culturele en politieke context van hun werk. De ver- halen zijn sterk vanuit de katholieke traditie geschre- ven. In Tilburg domineert Petrus Donders de kennis en beeldvorming. André van den Eerenbeemt ach- terhaalde in 1945 van ruim drieduizend Nederlandse missionarissen uit de periode 1810–1940 de plaats van herkomst. Noord-Brabant spande de kroon met bijna duizend missionarissen. Uit Amsterdam waren er 235 afkomstig, uit Rotterdam 111, Den Haag 100, Tilburg 92, Nijmegen 86, Den Bosch 81, Utrecht 66, Maastricht 53, Breda 46. Voor 1900 vertrokken 750 priesters en paters uit Nederland, de meesten (213) naar Noord-Amerika.De steden Tilburg, Den Bosch en Nijmegen leverden relatief de grootste bijdrage.

In het Brabants offensief in Amerika is een drietal fa- sen te onderscheiden.

De eerste fase, van 1830 tot ongeveer 1850, was pri- mair gericht op het bekeren van de ‘wilden’, de indi-

‘Zij brengen gaarne offertjes tot welzijn van de zielen en hunne eigene zaligheid.’

T h e o B e c k e r s e n R o b v a n P u t t e n *

2

Vlaamse en Brabantse geestelijken hebben in de negentiende eeuw een belangrijke rol gespeeld bij de opbouw en verspreiding van het katholicisme in de Verenigde Staten.

Achttien van hen – zeventien paters en priesters en één kloosterzuster – kwamen uit Tilburg en Udenhout. Ze stonden in dienst van ‘de voortplanting des geloofs’. Aan deze pioniers in de ontwikkeling van de katho- lieke kerk in de VS is noch in de geschied- schrijving van Tilburg en Brabant, noch in

die van het Nederlands katholicisme veel aandacht besteed.

De missie van Tilburgse pioniers in Amerika (1)

1

* Theo Beckers (Maasniel 1941) is emeritus-

hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg.

In 1983 promoveerde hij in Wageningen op het historisch-sociologische proefschrift ‘Planning voor Vrijheid’. Hij deed de laatste jaren historisch onderzoek in Limburg.

Rob van Putten (Tilburg 1946) is voorzitter van de Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed. Hij was van 2005 tot 2014 redacteur van dit tijdschrift, waarin hij ook regelmatig publiceert. Hij is als vrijwilliger op diverse terreinen actief bij Regionaal Archief Tilburg.

(4)

40

Tilburgse priesters, paters en zusters naar Amerika, 1830-1900

Marie van der Aa bouwde een huis

Hoe kwamen we op het spoor van deze verborgen bladzijde in de geschiedenis van katholiek Tilburg?

Onze ontdekkingsreis startte letterlijk dichtbij huis en bracht ons vervolgens – geheel onverwacht – naar het zuiden van de Verenigde Staten. Het begon allemaal met een document uit het Regionaal Archief Tilburg, dat nodig was om de precieze locatie van het riool van een huis aan de Spoorlaan op te sporen. In het dos- sier zat behalve een blauwdruk, ook een kopie van de aanvraag voor een bouwvergunning. Op 28 juli 1927 gaf Marie van der Aa ‘met verschuldigden eerbied’

te kennen, dat ze een woonhuis wilde laten bouwen aan de Nieuwe Bosscheweg 116, nu Spoorlaan 100.

Op 8 september 1927 werd begonnen met het grond- werk en negen maanden later, in juni 1928, was het klaar voor bewoning. Maar het was niet Marie, die er ging wonen. De aanvraag vermeldde weliswaar, dat Maria tijdelijk domicilie hield bij haar moeder, aan de St. Josephstraat nummer 53, maar ze woonde zelf in het verre Amerika, in Hinton Oklahoma. Ze was ook in Hinton op het moment, dat de vergunning werd ver- leend, de bouw begon en de oplevering plaatsvond.

en incompleet. Zo laat hij de vrouwelijke religieuzen buiten beschouwing. Een vollediger en correcter over- zicht geeft Van Stekelenburg. De archieven van het bisdom Den Bosch en van de Jezuïeten in St. Louis en in Leuven hebben het beeld compleet gemaakt. In totaal zeventien Tilburgse paters en priesters en één zuster verruilden tussen 1830 en 1900 hun veilige vaderland voor een zwaar en onzeker leven in de VS.

Veertien van hen zijn daar overleden. Acht priesters waren wereldheer, zeven behoorden tot de Sociëteit van Jezus, één was redemptorist, één kruisheer en één zuster werd uitgezonden om in Connecticut het eerste klooster van Zwijsen’s Congregatie van O.L.

Vrouw. Moeder van Barmhartigheid in de VS te stich- ten.

In deze bijdrage concentreren we ons op de der- de fase, met bijzondere aandacht voor de eerste Nederlandse priester in Oklahoma, Frederik Hendrik (‘Frits’) van der Aa, die later gezelschap kreeg van Bernard Mutsaers, de laatste Tilburgse missionaris naar Amerika.

Geboorte Naar VS Overlijden

Eerste fase 1830-1850

Christiaan Hoecken SJ 1808 Tilburg 1832 1851 Florissant MO

Hermanus Aelen SJ 1812 Oosterhout 1834 1863 Ashland OR

Adrianus Hoecken SJ 1815 Tilburg 1839 1897 Milwaukee WI

Cornelis Smarius SJ 1823 Tilburg 1839 1870 Chicago IL

Daniel Swagemakers SJ 1828 Tilburg 1848 1888 Halle België

Tweede fase 1850-1870

Francis van Emstede CssR 1829 Tilburg 1854 1886 Baltimore MA

Johannes Bertens 1835 Udenhout 1866 1900 Dutzow MO

Francis Janssens 1843 Tilburg 1868 1897 New Orleans MS

Wilhelmus Hendrickx 1843 Tilburg 1868 1921 Everett WA

Henricus Bronsgeest SJ 1842 Den Haag 1868 1918 Florissant MO

Willem de Bever 1830 Udenhout 1868 1919 Dexter MO

Derde fase 1870-1900

Johanna Smarius 1827 Tilburg 1874 1897 Tilburg

Theodorus Knegtel OSC 1845 Tilburg 1882 1915 Little Chute WI

Martinus Bronsgeest SJ 1857 Tilburg 1883 1938 Omaha NE

Johannes de Kanter SJ 1868 Tilburg 1888 1927 Spokane WA

Alphonse Janssens 1865 Tilburg 1891 1951 Tilburg

Fredericus van der Aa 1867 Oisterwijk 1893 1945 Tulsa OK

Bernardus Mutsaers 1872 Tilburg 1900 1929 Tilburg.

(5)

41 sen de tussen de bisdommen Den Bosch en Breda en geestverwanten in Turnhout, Leuven en Mechelen lagen aan de basis van steun aan de ontwikkeling van de katholieke kerk in de VS. Een sleutelrol vervulde Tilburger Antonius van Gils, president van het groot- seminarie van het vicariaat van ’s-Hertogenbosch.

Hij had al tijdens de Franse tijd kennis gemaakt met een dringend verzoek om hulp bij het oplossen van het structurele tekort aan priesters in de jonge Verenigde Staten. Volgens zijn biograaf Allard sprak Van Gils al in 1808, tijdens een bezoek aan zijn oude universiteit in Leuven, ‘met den heer Peemans over de gevaren der Kerk en de ontluikende Amerikaansche missie, met welker toestand en behoeften de president en Moser eenige tijd later zoo innig vertrouwd werden gemaakt door de ex-jezuïet John Carroll, den eersten aartsbis- schop van Baltimore, primaat van geheel America en stichter van ’t college in Georgetown. Dat geschiedde dan ook niet vruchteloos. Ik zou Van Gils de schepper durven noemen van dien echt apostolischen geest, welke in geen Nederlandsch Seminarie zooveel heer- lijke vruchten voor de buitenlandsche missiën heeft opgeleverd als te Herlaar-Haaren.’

Vooral Jacobus Cuyten, vanaf 1837 tot zijn dood in 1884 president van het grootseminarie, was een zeer gemotiveerde promotor van de Brabantse missie in de VS. ‘Hij muntte uit door een ruime en verlichte missie- ijver. Het is dan ook te begrijpen, waarom het over- grote deel der Nederlandse missionarissen in Amerika Brabanders waren en veelal oud-studenten van het seminarie Haaren.’ schrijft Van den Eerenbeemt.

Cuyten had daarbij de onontbeerlijke en sterke steun van zijn superieuren. Veel invloed op de trek naar Amerika hadden brieven en bezoeken van seminaris- ten en priesters, die de sprong naar de Nieuwe Wereld Waarom liet ‘mejuffrouw’ Van der Aa, huishoudster

van beroep, vanuit Amerika een groot herenhuis bou- wen in Tilburg? Hoe kwam ze aan dat geld en wat deed ze in een klein plaatsje van 750 inwoners in het zuiden van de Verenigde Staten?

Marie van der Aa werd op 29 juli 1888 in Tilburg ge- boren als derde kind van Cornelis van der Aa, land- bouwer (1860-1915) en Cornelia van Abeelen (1861- 1932). Als oudste zoon nam Cornelis in 1902 de boerderij over aan de Sint Josephstraat 19 (vanaf 1924 nummer 65) van zijn vader Petrus van der Aa (1829-1902). Cornelis had drie broers en drie zus- sen: Wilhelmus (1863-1884), Maria (1865-1945), Fredericus (1867-1945), de tweeling Elisabeth (1870-1942) en Helena (1870-1942) en Norbertus (1872-1904). Fredericus Henricus is weliswaar in Oisterwijk geboren, maar hij groeide op in de boerde- rij aan de Sint Josephstraat. Na de lagere school ging hij in 1881 naar het kleinseminarie Beekvliet in Sint- Michielsgestel en vervolgens naar het grootseminarie in Haaren. Op 23 mei 1893 werd hij tot priester ge- wijd. Een paar maanden later, op 14 oktober, vertrok hij als missionaris naar Indian Territory in Amerika. In 1907 kreeg Frederik in Oklahoma gezelschap van zijn nicht Marie.

Een Vlaams en Brabants bondgenootschap

Dat Brabant het belangrijkste herkomstgebied werd voor de Amerikaanse missie, vindt haar oorsprong in Vlaamse initiatieven en een coalitie tussen Vlaamse en Brabantse katholieke leiders in het aanvankelijk nog verenigde Nederland en België. Zelfs tijdens de Belgische Opstand en in de jaren erna hield dit bond- genootschap stand. De persoonlijke connecties tus-

Fragment van de bouwtekening uit 1927 van het huis Nieuwe Bosscheweg 116 (thans Spoorlaan 100). (Coll. Regionaal Archief Tilburg, Bouwarchief gemeente Tilburg)

(6)

42

van de democraat Jackson uitgevoerd in 1830. Het werd een compromis tussen de roep om uitroeiing van de kant van kolonisten en avonturiers (“de enig goede indiaan is een dode indiaan”) en het bescha- vingsoffensief, dat missie- en zendingsgenootschap- pen en filantropische organisatie voorstonden. In het compromis kwam er letterlijk ruimte voor de aanzwel- lende stroom landverhuizers en werden de indianen verplaatst naar nieuwe gebieden in Indian Territory.

De zuidelijke staten Georgia, Tennessee, Alabama, North Carolina en Florida kenden een perfect klimaat om katoen te verbouwen. Maar de 125.000 indianen zaten in de weg. Toen er in Georgia ook nog eens goud werd gevonden, kwam president Andrew Jackson in actie. Hij ondertekende in 1830 de Indian Removal Act, waarmee een jarenlange, stelselmatige deporta- tie van de Five Civilized Tribes – Cherokee, Chicksaw, Choctaw, Creek en Seminole – begon. De Cherokee stapten naar de rechter. Opperhoofd John Ross pro- cedeerde tot aan het Hooggerechtshof, en won. Maar noch het vonnis, noch protesten van vooraanstaande Amerikanen hielpen. In 1838 dreven soldaten de Cherokee bijeen als vee en brachten ze naar een re- servaat ten westen van de Mississippi, 1300 kilo- meter verderop. In het oosten en noordoosten waren de indianen toen al praktisch helemaal verdwenen.

Bij het begin van de Amerikaanse burgeroorlog, het conflict tussen de Noordelijke Staten (de Unie) en de Zuidelijke Staten (de Confederatie) van 1861 tot 1865, was Indian Territory inmiddels gereduceerd tot het grondgebied van de huidige staat Oklahoma.

Na de burgeroorlog werden de rechten en vrijheden van de indianen nog verder beperkt ten gunste van de blanke kolonisten. Een beleid gericht op een ze- kere mate van autonomie van veranderde in een be- leid gericht op volledige assimilatie en onderwerping.

De federale overheid sloot een nieuwe overeenkomst met de Five Civilized Tribes. De overheid kreeg het recht om orde en veiligheid te handhaven. De indianen moesten hun land afstaan voor de aanleg van spoorlij- nen, voor de bouw van openbare scholen en gerechts- gebouwen. Het gemeenschappelijk bezit en gebruik door de indianen werd vervangen door een individueel voorkeursrecht op een stuk grond. Elke man, vrouw en kind had recht op 160 acres. De Homestead Act, in 1862 door Lincoln ondertekend, bepaalde, dat het land, dat niet was toebedeeld aan de indianen, mocht worden verkocht aan kolonisten, op basis van het principe ‘wie het eerst is, het eerst maalt’. Op voor- waarde dat de kolonist op het stuk land van zijn keuze leefde en het productief maakte, werd hij eigenaar.

Eind jaren tachtig aasden landhongerige kolonisten op nog niet toegewezen kavels in het westelijk deel van Indian Territory. President Benjamin Harrison verleen- de uiteindelijk zijn goedkeuring en stelde twee miljoen acres, achtduizend vierkante kilometer, open. De eer- ste Land Run in Oklahoma kon beginnen.

Op 22 april 1889, om precies 12 uur, stormden dui- zenden gegadigden het gebied binnen om een kavel te bemachtigen binnen een vooraf door de overheid al gewaagd hadden. Sommigen kwamen tussentijds

terug naar Tilburg om fondsen te werven onder ver- mogende families en nieuwe missionarissen over te halen hun voorbeeld te volgen. Nog belangrijker was de promotie door Amerikaanse bisschoppen, die hun verplichte vijfjaarlijkse bezoek aan de paus gebruik- ten om zich hier te verzekeren van steun van hun col- lega’s, om geld in te zamelen bij de katholieke elite en om priesters en priesterstudenten te winnen voor een carrière in Amerika.

De missie in Indian en Oklahoma Territory

Het laatste gebied, dat aan het eind van de negen- tiende eeuw nog niet door de katholieke kerk was be- werkt, was Indian Territory, een verzamelplaats van Indiaanse stammen, die uit hun oorspronkelijke leef- gebieden waren verdreven. In 1803 stelde president Thomas Jefferson voor, de Indiaanse stammen te verhuizen naar het nieuwe Amerikaans grondgebied ten westen van de Mississippi, de Louisiana Purchase, in dat jaar met steun van Hollandse bankiers van Napoleon gekocht. Het gebied strekte zich uit van de grens met Canada tot de delta van de Mississippi.

Daar moest voor hen een Indian Territory ontstaan, onbedreigd door blanke kolonisten. Vele kolonisten en avonturiers waren erop uit de autochtone bevolking uit te roeien. Jeffersons plan werd na het aantreden Brief van mgr. Wilhelmus van

de Ven d.d. 22 september 1893, waarin hij aan Frederik van der Aa toestemming geeft in dienst te treden van mgr. Meerschaert in Oklahoma. (Coll. Archief Grootseminarie Haaren)

(7)

43

‘zonder eenige titel dan dien van eersten inbezit-ne- mer’. Hoe gaat men te werk? Men trekt in het mid- den van een geheel onbewoond land het plan van een stad. Men bepaalt de straten, pleinen en wijken en verdeelt het gebied in blokken. Op een landkaart wor- den de grenzen aangegeven. Daarna sluiten soldaten het grondgebied af. De toekomstige bewoners, een zonderling samenraapsel behorend tot allerlei land- aard en tot alle standen, hopen zich op bij de afge- zette grenzen. Met allerlei middelen van vervoer zijn zij erheen gebracht. Een vijftiental treinen, volgepropt met passagiers, terwijl honderden als wespennesten aan de balustraden en balkons hangen, voeren hen hierheen. Na een ongeduldig wachten geeft de afge- vaardigde uit Washington om twaalf uur een teken en meteen stormen de duizenden af ‘op het terrein dat aan hun arbeidzaamheid of begeerlijkheid wordt over- gegeven’.

Al vier keer in de afgelopen jaren heeft dit toneel zich afgespeeld in het diocees van mgr. Meerschaert en daaraan is de snelle uitbreiding van het diocees toe te schrijven. ‘Vier jaar geleden was het een vruchtbare prairie, thans is het (Guthrie) een stad met 10.000 in- woners. Oklahoma-City telt 8000, Kingfisher 5000, Alrino 4000 inwoners, enz.’

Voor lezers van de Tilburgsche Courant is het duide- lijk: Meerschaert heeft dringend hulp nodig. Hij heeft bovendien van zijn vriend Frans Janssens, aartsbis- schop van New Orleans, de opdracht gekregen om de twaalf Benedictijnen, die vanuit een klooster in Sacred Heart actief waren in het vicariaat, te vervan- gen door ’eigen’ priesters. Hij kreeg hulp uit Tilburg.

Op 6 augustus 1893 om negen uur ‘s avonds arri- veert Meerschaert vanuit Gent in Tilburg. Hij logeert op de Heuvel in het huis waar Eduard, de broer van mgr. Janssens, met zijn gezin woonde. In de week die volgt, bezoekt hij eerst het grootseminarie in Haaren. ‘In view of getting seminarians and young priests for the Missions’ schrijft hij in zijn dagboek.

‘Meerschaert’s appeal at the seminary here was successful, for it resulted in the decision of a newly- ordained priest, Frederick van der Aa, to accompany the bishop to the missions of the Indian Territory.’

schrijft James White. De tocht ging verder naar het grootseminarie in Roermond en de Roermondse bis- schop Boermans, het grootseminarie in Hoeven en de Bredase bisschop Leyten. De laatste was ‘most kind’, een term, die hij in zijn dagboek gebruikt wan- neer hij financiële steun mocht incasseren. Op 22 september 1893 gaf de Bossche bisschop Willem van de Ven Frederik toestemming in dienst te treden van Meerschaert. Enthousiast laat Frederik zijn nieuwe baas weten, dat hij van de Ven de litteras dimissiana- les en diens zegen heeft ontvangen. Hij vraagt ook ‘op welk uur Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid mij op Vrijdag 13 October in Antwerpen verwacht en waar wij elkander zullen ontmoeten, in welk hotel of anders- zins. Verders Monseigneur mag ik u mede deelen dat mijne dierbare familie zich tamelijk goed houdt; er ko- men weleens wolkjes aan de lucht, maar zij verdrijven alras.’

afgebakend terrein. Sommigen, de sooners, hadden zich al lang tevoren in het gebied verstopt, anderen, de boomers, stonden aan de grens te trappelen van ongeduld. Binnen een paar uur ontstonden de eerste nederzettingen: de eerste hoofdstad Guthrie, de latere hoofdstad Oklahoma City en plaatsen als Kingfisher, Canadian, Logan en Cleveland. Later werden andere delen opengesteld. De kolonisten stroomden het land binnen.

‘Het moeilijke werk jonge en ijverige priesters te vinden’

Zelfs de Tilburgsche Courant besteedde aandacht aan de Land Run. Dat kwam door het bezoek dat mgr. Theophile Meerschaert, apostolisch vicaris van Indian Territory, begin augustus 1893 bracht aan Tilburg. ‘Weten onze lezers wat het ‘Indianengebied’

is?’ vraagt de krant zich af. Het is bekend dat de Indiaanse bevolking langzamerhand is teruggedron- gen naar het westen. Aan die stammen werden ne- derzettingen toegewezen op Indiaans grondgebied, een uitgestrekte streek tussen Texas, Nieuw Mexico, Kansas, de Missouri en Arkansas. Maar die nederzet- tingen worden van tijd tot tijd ingenomen. Vier jaar geleden hebben de 90.000 wilden dat gebied, tegen schadeloosstelling, afgestaan aan het gouvernement in Washington. Dat heeft het vervolgens opengesteld De uit Tilburg afkomstige

Adrianus Hoecken (1815- 1897) en de Vlaamse Jezuïet Pieter-Jan de Smet.

(Coll. Kadoc, KU Leuven)

(8)

44

daardoor de behoefte daarvan hebbende leeren ken- nen, begaf ik mij naar België, om voor het moeilijke werk jonge en ijverige priesters te vinden en om naar middelen uit te zien om dezen in hunne onderneming behulpzaam te zijn.’De katholieken, hoofzakelijk ko- lonisten, woonden zeer verspreid en vormden een kleine minderheid ten opzichte vele protestantse kerkgenootschappen. In de eerste jaren bedienden de priesters meerdere kleine gemeenschappen, droe- gen de mis op bij katholieken thuis of in eenvoudige houten kerkjes. Zijn biograaf James White tekent op:

‘When his administration began, his labours were dif- ficult and perplexing; he was compelled to travel long distances and weary miles on horseback, railroad fa- cilities being very meagre and accommodations poor.

In those days mass was celebrated many times in dugouts, no house being available, and churches were very few and only in the larger towns.’

Meerschaert’s reis naar Europa in 1893 was de eerste in een lange reeks. In totaal ging hij tien keer op en neer. Meestal vertrok hij meteen na Pasen en kwam hij terug eind oktober. Zo vermeed hij de zomerse hitte van Oklahoma. Hij bezocht familieleden en vrien- den en ook de families en relaties van zijn priesters.

Hij kwam tijdens bijna elke reis naar Tilburg, om de families van ‘zijn’ priesters te ontmoeten en om geld in te zamelen. Hij verdiende wat bij door taken over te nemen van Belgische en Nederlandse collega’s, zo- als het toedienen van het vormsel en het wijden van priesters. Het bezoeken van Rome en het schrijven van rapporten over de toestand in zijn diocees verg- de veel tijd. Fondswerving was echter de hoofdtaak, net als het rekruteren van missionarissen. Alles bij elkaar wist hij tijdens zijn ambtsperiode van twee- endertig jaar minstens zeventig Europese priesters en seminaristen over te halen naar Oklahoma te ko- men. De meesten kwamen uit België, vooral uit zijn geboortestreek; een behoorlijk aantal was afkom- stig uit Nederland, met name Brabant. Volgens de Meerschaert was eerste bisschop van Oklahoma.

Hoewel uit Frankrijk gevluchte Benedictijnen al sinds 1877 actief waren in Indian Territory, markeerde zijn benoeming in 1891 het echte begin van de katholieke kerk. Het was het antwoord van het Vaticaan op de Land Run van 1899. Het vicariaat strekte zich uit over twee staatkundige eenheden: Oklahoma Territory, in- middels bezet door kolonisten, en het steeds kleinere Indian Territory. Theophile Meerschaert (1847–1924) werd geboren in Rozenaken. Hij wilde al jong als missionaris naar Amerika en bezocht ter voorberei- ding het in 1857 in Leuven opgerichte Amerikaans College. Na zijn priesterwijding vertrok hij naar het bisdom Natchez in de staat Mississippi. Daar werkte hij tien jaar onder de zwarten, tot aan zijn benoeming in 1880 tot plebaan van de kathedraal en in 1887 tot vicaris-generaal van het bisdom, onder bisschop Frans Janssens, zijn grote voorbeeld. Toen Janssens in 1888, na zijn benoeming tot aartsbisschop, naar New Orleans vertrok, pushte hij Meerschaert als zijn opvolger. Dat mislukte. Het was echter voor iedereen duidelijk dat hij dé kandidaat was bij de eerstvolgende vacature. Meerschaert vestigde zijn zetel in Guthrie, toen de grootste stad en bouwde er een kathedraal.

In 1905 werd het vicariaat opgewaardeerd tot bisdom en ging de bisschopszetel naar het inmiddels veel grotere Oklahoma City, twee jaar later de hoofdstad van de nieuwe, zesenveertigste staat Oklahoma. Het vicariaat was enorm uitgestrekt, aanvankelijk dun- bevolkt en nauwelijks ontsloten. Met een oppervlakte van 80.000 vierkante mijl was het vijfmaal Nederland.

Het aantal katholieken was en bleef beperkt. ‘Toen ik in het najaar van I89I naar dit nieuwe vicariaat werd gezonden, vond ik in deze uitgestrekte landstreek 12 priesters. 12 kleine kerken en een paar scholen, zonder eenige middelen of geestelijke studenten, om in de toekomst te voorzien.’ vertelt hij de Tilburgsche Courant. ‘Na eene rondreis, niet van de gemakkelijk- ste, gemaakt te hebben door het geheele terrein en Boerhaveplein in 1939.

Het middelste huis is gebouwd voor Marie van der Aa. (Coll. RAT)

(9)

45 ruimde Bisschop; hij gaat heel broederlijk met ons om; hij bemint ons en wij beminnen hem.’ Die liefde zou later aanzienlijk bekoelen. ‘Den 1 November met Allerheiligen hadden Wij te 10 uren een plechtige pon- tificale Mis. Ik was diaconus aan den troon. Mgr. hield eene toespraak tot de geloovigen, die in geringen ge- tale ter kerke waren gekomen. (Ik geloof niet dat er meer dan 50 man in de kerk was). Hij sprak in het Engelsch, doch ik verstond er veel van: hij verhaalde zijne reis, zijn bezoek aan Rome en Z. H. den Paus, en stelde ons vieren voor als jeugdige priesters, die gekomen waren om in het nieuwe land het geloof te verkondigen en den geloovigen tot herders te dienen.’

‘Missionaris in Amerika’

Tijdens zijn priesteropleiding besloot Frederik van Der Aa, dat hij naar de missie wilde. Aanvankelijk had hij een voorkeur voor Mongolië, ook een popu- laire bestemming in het laatste kwart van de negen- tiende eeuw. Omdat zijn vader dat te gevaarlijk vond, koos hij voor de VS. Als jongen van veertien moet hij de glorieuze intocht van Frans Janssens in Tilburg in juni 1881 hebben meegemaakt. En als semina- rist heeft hij ongetwijfeld Janssens ontmoet tijdens diens bezoek aan Haaren op 17 juli 1889 bij de vie- ring van het vijftigjarig bestaan van het grootse- minarie. Doorslaggevend was echter de komst van Meerschaert in de zomer van 1893. Op 14 septem- ber meldt de Tilburgsche Courant, dat een Tilburgse priester de rij van missionarissen in Amerika zal ver- groten. De eerwaarde heer Van der Aa zal zich bege- ven naar het diocees van mgr. Meerschaert. De krant houdt haar lezers goed op de hoogte. Op 12 oktober kondigt ze zijn vertrek aan. Ze wenst ‘den moedigen priester eene voorspoedige reis en bidden God om een rijken zegen over zijn moeite vollen arbeid in den wijngaard des Heeren.’ Het zou een voorspoedige reis Catholic Encyclopedia werkten er in 1910 22 Belgen

in zijn diocees en 12 ‘Hollanders’, vooral Brabanders.

Meerschaert wijdde zesendertig Amerikanen tot priester. Pas vier jaar na zijn dood kwamen de eer- ste priesters uit Oklahoma zelf. Tijdens zijn -bewind groeide het aantal parochies van 11 in 1891 tot 71;

nam het aantal kerken en kapellen toe van 21 tot 169, het aantal katholieke scholen van 11 tot 54, steeg het aantal priesters van 2 naar 68.

Frederik van der Aa legde zijn eerste indrukken vast in een tweetal brieven aan zijn ouders, beide gepubli- ceerd in de Tilburgsche Courant in december 1893. In de eerste brief vertelt hij over zijn reis van Tilburg naar Guthrie, in de tweede doet hij verslag van een ver- kenningstocht in de omgeving van de stad, waar de sporen van de Land Run nog duidelijk zichtbaar zijn.

Over de kathedraal en het huis van Meerschaert is hij positief. Waarschijnlijk kleurt hij zijn verhaal naar de verwachtingen en smaak van het thuisfront. ‘Deze kerk, nog de eerste van Guthrie, is gelegen een wei- nig verwijderd van het middelpunt der stad. Het is een klein, maar schoon en eenvoudig houten kerkje, groot genoeg om 200 personen eene goede plaats te bezor- gen. Naast de kerk staat het paleis van Mgr., even- eens een net huisje met eene verdieping, waarnaast een klein bijbouwtje, met eene verdieping; alles van hout gebouwd en alles heel netjes. In dit bijbouwtje hebben wij, vier nieuwe missionarissen, ieder een ka- mertje waarop een ledikant staat met een waschtafel en een stoel. Voor tafel gebruik ik mijne koffers; na- melijk het kleine koffer voor mijn stoel en het groote voor mijn schrijftafel. Het overige meublement is een wijwatersvat en het kruisbeeld. Heel gerust en zeer gelukkig woon ik hier op deze kamer. Dikwijls noch- tans zijn wij in vroolijken kring rondom Mgr. in zijne nette zaal vereenigd. Mgr. is een hartelijke en opge-

Links het woonhuis van Eduard Janssens, de broer van bisschop Janssens, aan de Heuvel (thans café Philip), waar bisschop Meerschaert in 1893 logeerde.

Foto 1892. (Coll. RAT)

(10)

46

smeeken. Te Esschen was ik hiermede gereed, toen ik moest rekenschap geven van al mijn reisgoed, doch ik bleef heel kalm in de coupé zitten, totdat ik deze moest openen, reeds bezorgd dat mijne fijne Hollandsche sigaren naar de maan zouden gaan. Maar toen ik zeide dat mijn naam Missionaris in Amerika luidde, mocht ik mijn valies stilletjes laten staan, en was het onderzoek afgeloopen.’In Antwerpen aange- komen neemt hij de omnibus naar Hotel de la Paix aan de Keyserlei. Zijn reisgenoten zijn er nog niet. Hij gaat dan maar alvast de Westernland bekijken. De volgen- de morgen haalt hij monseigneur en de drie collega’s af van het station. Meerschaert geeft in het hotel een afscheidsdiner aan zijn vrienden. Na gedronken te hebben op een goede reis, stappen ze in een rijtuig die hen naar de boot brengt. ‘Wat groot gevaarte die boot

“de Westernland”, de prachtigste van alle booten te Antwerpen: vier masten en twee schoorsteenen; hoe netjes is alles ingericht, nette kamertjes, een prach- tige salon, schooner dan in het prachtigste hotel;

een schoone zaal waar de heeren mogen rooken; al- les even netjes en gemakkelijk gemaakt, zoodat een reiziger niets meer verlangen of wenschen kan. En wat de tafel betreft, die is overheerlijk; ‘s morgens te 8 uur ontbijten wij; ‘s middags te 1 uur nemen wij onze lunch (d.w.z. ons halfelfje) en ‘s avonds te 6 uur ons middagmaal. Zoowel ‘s morgens, ‘s middags als ‘s avonds is de tafel overheerlijk.’ Hij kan ze zijn ogen niet geloven: een paradijs op aarde. ‘Nooit zal ik een heerlijker tafel hebben. Visch krijgen wij van al- lerlei soort, vleesch van allerlei aard, kalfs-, runds-, schapen-, varkensvleesch enz. enz. nog veel meer, op allerlei wijze klaar gemaakt en volgens de kunst;

verders gevogelte van velerlei soort; aardappelen van vreemde soort, en op zes manieren klaar gemaakt.

Vruchten enz. die men wenschen en uitdenken kan;

alles even frisch. Dus voor een gezonde maag blijft er worden. Meerschaert noteert in zijn dagboek: ‘The

trip across the Atlantic Ocean was very pleasant. The weather very favorable. The young priests especi- ally enjoyed it very much and only two of them were sick, for a very short time.’ Tijdens zijn bedeltocht door België en Nederland had hij 5000 dollar verza- meld, een geweldige som voor een missiebisschop, die voor zijn vertrek uit Amerika nog een persoonlijke lening had moeten sluiten, om zijn reis te kunnen be- talen. Gelukkig kreeg hij voor de reis van de vier jonge priesters steun van de schatrijke bankiersdochter zuster Katherine Drexel uit Philadelphia. Ze was over- ste van een door haar opgerichte zustercongregatie, die zich vooral toelegde op het werk onder zwarten en Indianen. Zij had ook Frans Janssens financieel ge- steund.

Op 14 oktober ging Meerschaert in Antwerpen aan boord van stoomschip Westernland van de Red Star Line. In gezelschap van zijn aanwinsten: een voor- malige misdienaar uit zijn geboortedorp, Eugene Yserman (1861-1939), Alfred Dupret (1865-1925) uit Renaix in het bisdom Gent, Denis van Huffel priester gewijd in Luik en Frederik. Van deze vier is alleen Van der Aa tot aan zijn dood, meer dan vijftig jaar later, in Oklahoma gebleven.

Een dag voor het vertrek doen zijn vader, broers en zussen Frederik uitgeleide op het station. ‘Na u, dierbare Vader, broeders, zusters enz. in den trein te Tilburg nog een hartelijk vaartwel! te heb- ben toegeroepen en nogmaals toegezwaaid, zette ik mij, bewust van mijn geluk en het hart vol vreugde, op de zachte kussens neder om voor het laatst (ten minste voor de eerste vijfjaren) mijn breviergebed in mijn vaderland voor u allen op te dragen en om eene gelukkige reis voor mij en mijne medegezellen af te

De Red Star Line Antwerpen- Amerika. Affiche door Henri

Cassiers (1858-1944) uit 1899. Met het stoomschip Westernland vertrok Meerschaert op 14 oktober 1893 naar Amerika.

(11)

47 Wij zijn reeds aan de 22ste les. Wij maken allen goede vorderingen in het Engelsch lezen, maar het spreken gaat nog zoo goed niet, dat zullen wij voornamelijk in den Indian Territory moeten leeren. Daar juist nog hebben wij een bezoek gebracht aan de derde klas van onzen Westernland. Dat is daar een mengelmoes van volkje; alle naties zijn daar vertegenwoordigd, maar van zekere „natie” heb ik er toch niet veel aan- getroffen. Zij vermaken zich daar ook heel goed en zijn vandaag bijna allen frisch en gezond. Er zijn er nu maar een 300 in de derde klas, heeft men mij van- daag gezegd, maar soms zijn er op onzen Westernland 1400 passagiers.’ Ze naderen New York en bespre- ken het vervolg van de reis. ‘In den leuningstoel ge- zeten vervolgen wij de Catechismusles. Wij zijn aan de 30ste les. Vandaag na den middag hebben we nog wat les, en morgenvroeg, voor wij te New-Vork aanko- men. En dan beginnen wij voorgoed met Engelsch te spreken. Wij bespreken de reis die wij door Amerika zullen maken. Wij hebben nog 5 dagen en 5 nachten te reizen per spoortrein, indien wij regelrecht naar Guthrie gingen. Maar wij maken nog eene reis door het Noorden van de Vereenigde Staten. Wij gaan den grootsten waterval van de geheele wereld zien, nl.

den waterval der Niagara. Vervolgens gaan wij naar de wereldtentoonstelling te Chicago en daarna naar Guthrie. De spoortreinen in Amerika zijn veel prach- tiger, veel schooner en beter ingericht dan in Europa.

Zij leggen in korten tijd een kolossalen afstand af; bijv.

Chicago is 333 uren (gaans) van New-York en er zijn treinen die dezen afstand afleggen in 22 uren.’

Op de avond van 24 oktober loopt de boot de haven van New York binnen. Het een jaar eerder geopende immigratiecentrum op Ellis Island was al geslo- ten. Pas de volgende ochtend kunnen ze van boord.

Majoor John D. Keiley (1839-1901), een vooraan- staand katholiek uit Brooklyn, staat hen op te wach- ten.Het gezelschap verblijft twee dagen in zijn huis aan Clermont Avenue. Van der Aa is zwaar onder de indruk, blijkt uit zijn tweede brief. ‘Nooit of nergens heb ik zoo brave menschen aangetroffen, ofschoon zij in de wereld zoo’n hooge plaats bekleeden, ofschoon zij tot den hoogsten stand behoorden van New York, waren zij zoo eenvoudig, zoo goedig, en dienden zij ons arme Missionarissen als zijnde van God gezon- den.’ Ze gebruiken hun verblijf om New York te be- wonderen. Wat een drukte. ‘Brussel is hier niets bij.’

Wat een prachtige gebouwen. Met tien, vijftien tot twintig verdiepingen. En dan die elektrische tram.

‘Elke minuut vertrekt er een tram, en dat de heele stad door. Die tram is geen paardentram, ook geen stoom- tram, maar alles werkt hier met elektriciteit, dan gaat alles van zelf.’ En hij vervolgt: ‘Dit moet ik u zeggen, dat de verbeelding in Nederland niet zoo ver kan gaan, om zoo iets voor te stellen, zoo iets moet ge eerst ge- zien hebben. New-York is grootsch, New-York is eene levendige stad, waar alle kunsten en wetenschappen zoo ver gevorderd zijn, dat men moet zeggen: hoe is dit alles mogelijk. Maar New-York is tevens eene on- zindelijke stad, de straten zijn er over het algemeen smerig, en de huizen zijn leelijk rood.’

niets te wenschen over, en gezond, dat ben ik, dat kan ik u verzekeren; ik geloof niet dat er één aan boord is die beter kan eten dan uw gelukkige Frederik.’

De boot herbergt honderdtwintig emigranten in de eerste en tweede klas en driehonderd in de derde.

Die bevinden zich afgezonderd benedendeks, zonder een ‘heerlijke tafel’. Om drie uur vertrekt de boot. De Schelde is zeer bedaard. Om zeven uur passeren ze Vlissingen en beginnen ze aan de overtocht richting Engeland. ‘Wij blijven tot 10 uur op het dek. Hier op het dek is het frisch, wij laten er leuningstoelen plaat- sen, trekken onzen dikken overjas aan, nemen onze reisdeken op de knieën, en nu laat ze maar doen.

Wij keuvelen smakelijk over onze toekomstige reis enz. vooral ook over de zeeziekte, waarvoor ik nog wel niet bevreesd ben, maar die toch bijna iedereen krijgt’. Op de derde dag begint de ‘inburgeringscur- sus’: Engelse les volgens de katholieke methode. ‘Den geheelen dag hebben wij bijna doorgebracht met het leeren van de Engelsche taal. Monseigneur heeft ons een Engelschen catechismus gegeven. Wij leeren nu het „Onze Vader”, „Wees gegroet”, „Symbolum der Apostelen” enz. in het Engelsch. Dan weder zijn wij gezeten rondom Monseigneur, die ons ieder eene les van den Catechismus laat lezen, en al doende leert men veel in korten tijd. Monseigneur is een buitenge- woon goedig man; hij leeft met ons, als ware hij onze eigene broeder.’ Een week na vertrek bereiken ze New Foundland, door hem als ‘Nieuw Finland’ vertaald.

Toch vorderen de Engelse lessen volgens hem goed.

Die dag nemen ze een kijkje in de derde klas. Wij le- zen ieder eene les uit den Engelschen Catechismus.

Bisschop Meerschaert bezoekt het American College in Leuven 1902.

(Coll. Archdiocese of Oklahoma City)

(12)

48

werpen, beelden, ornamenten en altaren over de hele wereld. Op de wereldtentoonstelling van 1876 in Philadelphia was het bedrijf al vertegenwoordigd.

De snelle expansie van de kerk in de VS vormde een aantrekkelijke en profijtelijke groeimarkt. De neogo- tische architectuur van de meeste Amerikaanse ker- ken uit die periode sloot naadloos aan op de stijl en ontwerpen van Pierre Cuypers’ atelier. De wereldten- toonstelling eindigde met een tragedie. De dag voor hun aankomst was Chicago’s burgemeester Carter Harrison vermoord. Als gevolg hiervan werden veel slotceremonies afgelast en vervangen door rouwce- remonies. Noch Frederik, noch zijn bisschop maken hiervan melding.

Om vijf uur dinsdagmiddag vertrekken ze met de Santa Fé trein voor de laatste etappe. ‘Arrived in Guthrie on Tuesday night, a few minutes past mid- night and too late to take any supper’, noteert Meerschaert een beetje spijtig. De volgende dag is het Allerheiligen. Tijdens de mis houdt Meerschaert een toespraak tot de gelovigen, ‘die in geringe getale ter kerke waren gekomen. Ik geloof niet dat er meer dan vijftig man in de kerk was. Hij sprak in het Engelsch, doch ik verstond er veel van. Hij verhaalde zijne reis, zijn bezoek aan Z.H. den Paus, en stelde ons vieren voor als jeugdige priesters, die gekomen waren om in het nieuwe land het geloof te verkondigen en den geloovigen tot herders te dienen.’ De taal blijkt toch een probleem te zijn, wanneer hij een paar dagen la- ter de mis heeft opgedragen en een vrouw bij hem wil biechten. Hij moest haar tot zijn spijt verwijzen naar een collega, William Ketcham, de eerste en enige in Amerika geboren priester op dat moment.

‘Het moet eene goede plaats zijn, zooals men zegt.’

We weten niet of de eerste lichting jonge priesters zich al voor vertrek uit Europa realiseerde, dat ze niet zouden gaan werken onder de indianen, zoals de naam van het vicariaat suggereerde. Het werd Frederik in elk geval meteen duidelijk vijf dagen na aankomst. Hij beschrijft hoe mannen en vrouwen, kin- deren en grijsaards van heinde en verre naar de kerk komen, geen indianen, maar kolonisten. Het was mooi om hen te zien aankomen, per paard of met een rij- tuig. Ze binden hun paarden vast aan het hek van de kerk. Iedereen rijdt hier paard. Er zijn meer paarden dan mensen. Kinderen van acht of negen jaar gaan op hun pony’s naar school. Als boerenzoon heeft hij naar de prijs geïnformeerd. Een pony kost tussen de vijfen- twintig en zestig gulden, een paard tussen de veertig en de honderdtwintig. ‘Bijna alle andere zaken zijn hier veel duurder dan in Europa. Met een dollar kan men hier niet meer doen dan in Europa met een gul- den en toch is de waarde gelijk aan een rijksdaalder.

De menschen nemen het hier goed van.’ Rundvlees, varkensvlees, eenden, kippen, patrijzen en konijnen zijn hun dagelijks voedsel. De luchtstreek is hier bui- tengewoon gezond, veel gezonder dan in Holland. In de winter zijn er soms verschrikkelijk koude dagen. In den zomer is het echter veel warmer dan in Holland.

Op vrijdag 27 oktober vertrekt het gezelschap naar Chicago, via de Niagara-watervallen, die ze op vol- gende ochtend bekijken. Frederik schrijft er niet over.

Misschien om het thuisfront niet de indruk te geven, dat het plezierreis was. Hij is vol van de treinreis. ‘Wat een prachtige locomotief, wat een prachtige wagons, ruim tweemaal grooter dan in Nederland. Wat rijkdom in deze wagons ofschoon er geen verschil bestaat van eerste, tweede en derde klas. Iedereen is hier even goed, de armste zo goed als de rijkste.’ Prachtige uit- zichten. De eerste uren loopt de trein langs een rivier met aan de andere kant niets dan bergen en rotsen van allerlei kleur, begroeid met honderden soorten bomen. ‘Alles is hier verrukkend schoon. Zoo iets is in heel Europa niet zien; het is Amerikaansch schoon.’

Op zondagochtend arriveren ze in Chicago. Vol trots meldt hij, dat stad van 1 miljoen inwoners heeft, waarvan de meesten katholiek zijn. Er zijn 86 katho- lieke kerken. Andersgezinden van allerlei soort heb- ben 300 kerken, ofschoon zij minder volk hebben dan de katholieke.’ Ze logeerden in het Ignatiuscollege van de Jezuïeten. Zondagmiddag en maandagmorgen gingen ze naar de Wereldtentoonstelling. De World’s Columbian Exposition was een -expositie, die in dat jaar werd gehouden in Chicago ter viering van het feit, dat 400 jaar eerder Christoffel Columbus in Amerika arriveerde. “De tentoonstelling hebben wij nog juist gezien, de laatste twee dagen dat deze geopend was.

Ik zal u maar niet schrijven wat ik hier allemaal gezien heb, hiertoe is mijn pen niet in staat. Hier heb ik al- les gezien wat kunst en wetenschap vermag, van alle landen ter wereld. Ook was er iets van Nederland na- melijk. De prachtige kerkgewaden enz. uit Roermond, en eenige schilderstukken, draperieën, enz.’ Het is niet verwonderlijk dat het in 1852 opgerichte atelier van Cuypers en Stoltzenberg daar exposeerde. Vanuit zijn werkplaats leverde het bedrijf talloze kunstvoor- Guthrie, kathedraal met het

woonhuis van bisschop Meerschaert, 1893.

(Coll. Archdiocese of Oklahoma City)

(13)

49 negen missionarissen bij Monseigneur op zijne kamer.

Het was een vroolijke kring, en alle negen spraken wij in dit land, waar anders niets dan Engelsch gesproken wordt, alle negen spraken wij de Vlaamsche taal.’

Frederik vertelde welke bestemming Meerschaert voor hem had bedacht. ‘Ik werd benoemd tot pastoor van Edmond, een dorp waar niets dan blanken zijn.

Het moet eene goede plaats zijn, zooals men zegt.’

Edmond lag vijftien mijlen van Guthrie, aan het spoor.

Er is was al een kerk. ‘Ik zal daar in de kost gaan bij goede katholieken, omdat eigen keuken en meid, enz. te kostbaar is.’ In een parochie zo groot als half Brabant konden de gelovigen onmogelijk elke zon- dag naar de kerk komen. ‘Om de veertien dagen zal ik ‘s Zondags naar Deer Creek rijden om daar biecht te hooren, de H. Mis te lezen, te prediken enz., om- dat daar eene kerk is. Om de veertien dagen blijf ik

’s Zondags te Edmond. De overige plaatsen zal ik bezoeken op de werkdagen en ik zal elke maand op een bepaalden dag de katholieken verzoeken om de H. Mis te hooren in een bepaald huis. Zoodoende zult gij zien dat ik mijne twee paarden en rijtuig niet voor niets heb, want de afstanden zijn groot en de wegen dikwijls slecht.’ Hij vergelijkt de situatie in Oklahoma met die in Tilburg: ‘Hieruit, dierbare ouders, broeders en zusters en kennissen, zult u kunnen opmaken welk voorrecht gij bezit in uwen overvloed van priesters en kerken, en zult gij ook eenigszins het missionarisleven kunnen bestudeeren.’

Vanaf Nieuwjaar 1894 gaat hij wonen in Edmond.

Tot die tijd blijft hij in Guthrie om te werken aan zijn Engels. Hij werkt als kapelaan in de kathedraal.

‘Monseigneur wil hebben, dat ik volgende Zondag aan het preeken ga. Maar ik heb hem geantwoord, dat mijn mond zich nog niet goed leent tot de Engelsche Maar dan loopt iedereen met een parasol of komt

niet buiten tussen tien en drie. Regenen doet het zeer weinig; alles op het veld is verschroeid en verdroogd.

Toch lopen er veel koeien, paarden en varkens bui- ten in het veld. Ondanks de droogte, ziet het vee er buitengewoon goed uit. In het voorjaar en het begin van de zomer is alles groen, uitgestrekte velden, waar men in dertig uren in den omtrek geen huis aantreft.

Alles is één vlakte, zonder een enkelen boom, en een weinig bergachtig. Dikwijls moet de missionaris door deze vlakten trekken. ‘Zoo zijn in deze acht dagen dat ik hier ben, bijna alle missionarissen van het geheele bisdom bij Monseigneur geweest om hem te bezoe- ken. Ik heb met hen allen kennis gemaakt. Allen zijn hier in deze streken zeer graag, ondanks de vele op- offeringen die zij zich moeten getroosten. Of liever, zij brengen gaarne offertjes tot welzijn van de zielen en hunne eigene zaligheid. Gisteravond zaten wij met Van der Aa en Mutsaers:

bovenste rij; tweede van links Frederik van der Aa; onderste rij uiterst rechts Bernard Mutsaers. (Coll. Archdiocese of Oklahoma City)

Kerk Edmond, eerste post van Frederik van der Aa.

(Coll. Edmond Historical Society & Museum)

(14)

50

van Monseigneur een zwarte is. Zij is eene echte ne- gerin, doch goed beschaafd. Zij spreekt Engelsch en Fransch. Maar wat was dat in het begin een vreemd gezicht voor mij. Nu echter ondervind ik dat ze goed kan koken, en dat het een braaf mensch is, zoodat ik voortaan geheel aan dat vreemd gezicht gewoon ben.’

In afwachting van zijn vertrek naar Edmond verkent Frederik de omgeving van Guthrie. Opnieuw doet hij verslag aan zijn ouders en via hen aan de lezers van de Tilburgsche Courant. ‘Gij vraagt mij om alles te schrijven, juist zooals het in deze streken is; ik zal trachten. Zooals u weet is het hier nog een arm land.

Bijna al het volk dat hier is, is uit andere streken ge- komen om hier zijn geluk te zoeken, en ik hoop dat zij het zullen vinden. Zooals ge weet, kan bij de opening van dit land, iedereen een stuk grond voor niets aan- vaarden of liever inpalmen. Ik heb gereisd door het noordelijk gedeelte van Oklahoma, namelijk door de Cherókee strip, een grondgebied 2 maal grooter dan Nederland. Dit gedeelte is vóór drie maanden voor het volk opengesteld. Voordat het geopend was, waren de steden bepaald en de wegen, enz. waren aange- legd, en het land was verdeeld in vierkante blokken.

Honderd duizenden stonden op de grens om op een gegeven teeken het land te bestormen. In de eerste weken van hunne inbezitneming hadden er verschei- dene moorden plaats, omdat er natuurlijk onder het geringe volk kwestie ontstond wie hunner een stuk grond het eerst had ingenomen. iedereen moest zijne ingenomen plaats bewaken en kon zijne plaats niet verlaten voor dat alles geregeld was. Verscheidene nachten hebben zij onder den blooten hemel door- gebracht, want huizen stonden er niet; het was eene wildernis, de grond was nooit bebouwd en levensmid- delen waren er geene dan die zij van elders hadden medegebracht. Thans echter is alles geregeld en al- les is in de beste orde. Verscheidene steden en dor- pen van vierhonderd tot duizend man zijn nu reeds gevormd op de plaats waar vóór drie maanden bijna geen sterveling leefde. Zeer nette planken huizen en hutjes zijn reeds opgetrokken, en alles is reeds zoo geregeld als in steden die jaren en jaren bestaan.

Doch wat ik u hier schrijf is over het noordelijk ge- deelte van Oklahoma, zestig mijlen boven Guthrie. Het overige gedeelte, waar ik als Missionaris zal werken, heeft hetzelfde lot ondergaan vier jaar geleden, maar zooals u begrijpen kunt, is het volk in deze vier jaar nog niet rijk geworden. De menschen zijn hier nog waarlijk arm. Drie of vier plaatsen kunnen ternauwer- nood één priester onderhouden, daar zij tot nu toe alle pogingen hebben ingespannen om hier en daar geld te verzamelen, om een houten kerkje te bouwen.’

Ruim een jaar later lezen we in de krant hoe het hem vergaat in Edmond. De toon van de bedelbrief is min- der hoopvol, meer realistisch. Veel gezinnen in zijn parochie leven in uiterste armoede, na twee jaar extreme droogte. ‘Terecht kan ik dus als Priester en Missionaris zeggen Evangelizare pauperibus misit me, de Heer heeft mij gezonden om den armen het Evangelie te verkondigen. En, ondanks de opoffe- taal. Ik ben dan ook tegenwoordig druk bezig met

het aanleeren van deze taal, want over zeven of acht weken moet ik mij zelven voortaan kunnen redden, en pastoor zijn van twee dorpen, waar vele katho- lieken waren. Dus uwe Frederik is tot zijne groote vreugde benoemd tot pastoor van Edmond. Ik ben buitengewoon goed gezond en overgelukkig in deze landstreek. Wat wil ik meer.’ Hij heeft nog wel een verzoek: ‘mochten er in Tilburg menschen zijn, die eenige H. Missen door mij willen gelezen hebben, dan zullen de Eerw. Heer Pastoor of Kapelaans ver- der wel voor de gelden zorgen, die tot het onderhoud der priesters gegeven worden.’ Hij besluit zijn brief met een observatie. ‘Verders heb ik nog eene zaak vergeten te schrijven, namelijk, dat de keukenmeid De Land Rush in Guthrie,

Oklahoma. Foto 24 april 1889. (Internet)

F.A.C. Janssens (1843- 1897) werd in 1881 bisschop van Natchez (Mississippi) en in1888 aartsbisschop van New Orleans. (Coll. Stadsmuseum Tilburg, inv. nr. SMT00395)

(15)

51

Tilburg, 1811–1967.

Regionaal Archief Tilburg, Archief 58, Gemeentelijk kadaster Tilburg, 1832–1983.

Regionaal Archief Tilburg, Archief 484, Archief van het gemeentebe- stuur van Tilburg, 1938-1985.

Regionaal Archief Tilburg, Archief 563, Archief van de afd. Burgerzaken van de Gemeente Tilburg, 1920-1983.

Regionaal Archief Tilburg, Archief 871, Archief van het Gemeentebestuur van Tilburg, 1908-1937.

Regionaal Archief Tilburg, Archief 918, Bevolkingsregisters van de ge- meente Tilburg, 1849–1939.

Regionaal Archief Tilburg, Archief 1060, Eigendomsakten van de Gemeente Tilburg, 1807–1985.

Regionaal Archief Tilburg, Toegang 915. Burgerlijke Stand van de Gemeente Oisterwijk, 1811-2007.

Archief Bisdom ’s-Hertogenbosch, Inventaris van het archief van het kleinseminarie Beekvliet.

Archief Bisdom ’s-Hertogenbosch, Inventaris van het archief van het grootseminarie te Haaren.

Brabants Historisch Informatie Centrum ’s-Hertogenbosch, Kadaster ArchiefViewer.

Literatuur en kranten

Allard, H.J. Antonius van Gils en de kerkelijke gebeurtenissen van zijn tijd. ’s Hertogenbosch 1875 170.

Bilt, Eduard Van De en Joop G. Toebes (red.). Een samenleving op de rails. -De Verenigde Staten tussen 1776 en 1917. Nijmegen 1995.

Catholic Almanac and Clergy List of the Year of the Lord 1905. Milwaukee 1905.

CBS, Bevolkingsatlas van Nederland. Demografische ontwikkelingen van 1850 tot heden. Den Haag 2003, 36.

Eerenbeemt, A. van den. De Missie-actie in Nederland 1600-1940.

Nijmegen 1945.

Elliot, Walter. ‘Catholic Mission Union’, in: Catholic Encyclopedia 1913, Vol. 3.

Gabriels, H. ‘De Katholieke godsdienst in de Vereenigde Staten’, in:

Dietsche Warande en Belfort, 1904 535-563.

Hubar, Bernadette van. Rien de Pareil. Cultuurhistorische bouwanalyse Stedelijk Museum ’Het huis van Cuypers’ te Roermond. Roermond 2007.

Kasteel, A. Francis Janssens 1843-1897. A Dutch-American Prelate.

Lafayette 1992.

Stekelenburg, H. van. Landverhuizingen als regionaal verschijnsel; van Noord-Brabant naar Noord-Amerika 1820-1880. Tilburg 1991.

Stekelenburg, H. van. ‘Hier is alles vooruitgang’; landverhuizing van Noord-Brabant naar Noord-Amerika 1820-1940. Tilburg 1996.

Tilburgsche Courant. ‘Een Amerikaansche Bisschop in Tilburg’, 3 au- gustus 1893.

Tilburgsche Courant. 14 september 1893.

Tilburgsche Courant. 12 oktober 1893.

Tilburgsche Courant. ‘Brief van een Tilburgschen Missionaris. Guthrie Oklahoma’, 20 Dec. 1893. 21 december 1893.

Tilburgsche Courant. ‘Uit Amerika. Brief van den Eerw. Heer F.H. van der Aa’, 7 november 1893. 24 december 1893.

Tilburgsche Courant. ‘Een stem uit Amerika’, 14 april 1895.

White, James (ed.). Diary of a frontier bishop: The journals of Theophile Meerschaert. TulsaTulsa, Oklahoma 1994.

Websites

http://www.cubra.nl/auteurs/jeroenketelaars/henridolmans.htm.

https://en.wikipedia.orgt/wiki/History_ of_Roman_Catholicism_in_

the_United_States.

http://www.tilburg.nl/bouwarchief.

ringen, werk ik hier in deze uitgestrekte en veeltijds moeilijke Missie met vreugde en troost. De oppervlak- te van het Missieveld mij toevertrouwd is meer dan half zoo groot als geheel Noord-Brabant. Op deze uit- gestrektheid hebben zich slechts vijf dorpen gevormd van vijfhonderd tot twaalfhonderd inwoners. De ka- tholieken mijner Missie zijn ongeveer achthonderd in getal. De overigen zijn protestanten en ongeloovigen en meestal een zeer onwetend volk. Verscheidene protestantsche kerkjes zijn in mijne Missie gebouwd door het rijkere volk van andere streken, en in die kerkjes wordt gepredikt door zoogenaamde predikan- ten van beider geslacht. Het onwetende volk neemt dit alles voor goede munt aan. Het is veelal te wijten aan gebrek aan priesters, maar ook aan gebrek aan katholieke kerken, dat het getal bekeeringen tot het ware geloof betrekkelijk klein is. Vanaf het begin dat ik in deze Missie werkzaam ben, heb ik dit betreurd, en mijn zeer beminde en Vaderlijke Bisschop betreurt dit met zijne priesters. Konden wij maar meer en be- tere kerken en katholieke scholen bouwen, zegt hij dikwijls. Mijn innig bewustzijn van dit alles doet mij terugdenken aan mijn Vaderland en vooral aan mijne Vaderstad, Tilburg, dat katholieke scholen en goede kerken en het ware geloof bezit. Mijn hart als priester dwingt mij ten laatste mij te richten naar mijn dierbaar Tilburg, dat edelmoedige weldoeners bezit, vooral als het geldt: de voortplanting van het geloof.’

Het zou niet de laatste keer zijn, dat Tilburgers worden opgeroepen om Frederik te steunen. In een tweede bijdrage zullen we beschrijven hoe hij in conflict komt met zijn geliefde bisschop. Aanleiding is de bouw van een ‘Tilburgse’ kerk in Kingfisher. Meer dan een mar- ginale parochie in een uithoek zit er dan voor hem niet meer in. Zijn optimistische kijk op het leven en wer- ken in Oklahoma verandert in bitterheid, teleurstel- ling en frustratie. Om zijn lot te verlichten stuurt broer Cornelis hem in 1907 zijn dochter Marie en zijn knecht Reinier Vissers.

Noten

1 Deze bijdrage is het eerste resultaat van een onderzoek naar het ka- tholiek offensief vanuit Brabant in de VS in de negentiende eeuw. In het volgende nummer verschijnt het tweede deel.

2 Dankzij de voortreffelijke medewerking van archivaris George Rigazzi van het aartsbisdom Oklahoma City konden we beschikken over be- langrijke brieven van Van der Aa aan zijn bisschop. Wij zijn Jef van Gils van het Bisschoppelijk Archief in Den Bosch zeer erkentelijk voor zijn ondersteuning. Dr. Annemarie Kasteel was zo vriendelijk het manus- cript van commentaar te voorzien.

Geraadpleegde bronnen

Archieven

Regionaal Archief Tilburg, Archief 16, Burgerlijke Stand gemeente

(16)

52

bij hem in en ging als dienstbode werken bij de vooraan- staande familie Van Zinnicq Bergmann, waar datzelfde jaar George werd geboren, van wie ze het kindermeisje werd.

Een tweede broer woonde in Oirschot, waar hij beeld- houwer werd, net als later zijn twee zonen. Zo heeft Agatha vermoedelijk Wilhelmus van Lith leren kennen, die deurwaarder was bij het kantongerecht aldaar. Ze trouwden en verhuisden in 1866 naar de Kleine Berg in Eindhoven, waar hij opnieuw deurwaarder werd en ze de laatste van hun drie kinderen kregen. Het was een vroom gezin, dat ruimschoots zijn aandeel zou leveren in de katho- lieke traditie om per gezin tenminste één kind als geestelijke aan de kerk ‘af te staan’. George van Zinnicq Bergmann werd een goede huisvriend, nadat hij priester was ge- worden en sinds 1877 kapelaan was in de Eindhovense Catharinaparochie, waar de Kleine Berg onder viel. Hij stimuleerde zoon Frans zeer om priester te worden, zoals blijkt uit de volgende passage in een biografie van hem:

‘Frans’ moeder (=Agatha Maria van der Mark) was een buitengewone vrouw. Zij had, in dienst van de aanzien- lijke familie Van Zinnicq Bergmann, grote verdiensten gehad voor de opvoeding der kinderen. De jongste van dezen, George, had haar toewijding nooit kunnen verge- ten en later kapelaan geworden in Eindhoven, werd hij op zijn beurt huisvriend en weldoener der Van Lith’s. Deze nu was het, die de vader overreedde van meer wereldse plannen omtrent Frans af te zien en die daardoor de stoot gaf tot de verwezenlijking van Frans priesterroeping.2 Frans werd in 1896 als priester uitgezonden naar Midden-Java om daar de missie op te zetten. En dat zou hij doen met onverwoestbare plichtsbetrachting, zonder zijn ouders en zusters ooit nog te zien. De jongste van het gezin trad, ongetwijfeld onder aan- moediging van George en Frans, in het klooster.

Alleen de oudste dochter Maria trouwde en wel met ene Jacobus Ruttjes, die een kruidenierszaak had in Eindhoven. Dat huwelijk is ongetwijfeld ingezegend door George van Zinnicq Bergmann en ze vernoemden in 1887 hun tweede zoon naar hem.

Mijn (bet)overgrootouders en de koster

Johan van Isterdaels vader kwam oorspronkelijk uit Bergen op Zoom. Hij verhuisde als jongeman naar Tubbergen, een Overijssels dorp vlakbij de Duitse grens, in verband met zijn huwelijk met een Duitse boerendochter en vond er werk als ambtenaar. In In 1988 verscheen het fascinerende Moordhoek van Ed

Schilders. Het eerste gedetailleerde en tegelijk defini- tieve boek over deze moordzaak. Hierin komt pastoor George van Zinnicq Bergmann als de vermoedelijke dader naar voren, waarbij deze de koster, ene Johan van Isterdael, zou hebben betrokken in een complot om deze gruweldaad te verheimelijken door het kin- derlijkje te verbergen op het verwulfsel van de kerk en door ook nog de schuld op de schilder trachten te schuiven. 1

In dit artikel voeg ik een ondersteunend element aan Schilders reconstructie toe, namelijk de hechte relatie tussen de koster en de pastoor. Ik ontdekte meer over deze relatie in het kader van een genealogisch onder- zoek naar mijn voorouders van moeders kant, waarbij tot mijn verrassing bleek dat mijn betovergrootmoeder de verbindende schakel tussen de pastoor en de kos- ter vormde!

Mijn (bet)overgrootouders en de pastoor

Mijn betovergrootmoeder Agatha Maria van der Mark werd in 1826 geboren in een gezin met vijf kinderen van een Haagse behanger. Het moet een eenvoudig maar be- schaafd gezin zijn geweest, met gevoel voor schoonheid en kunst.

De vader overleed een jaar na Agatha’s geboorte. In de ja- ren veertig verhuisden twee oudere broers van haar naar Noord-Brabant. Een ging naar Den Bosch, leerde daar het vak van goudsmid en trouwde in 1851. Agatha woonde

De moord in de Noordhoekse kerk

Over de pastoor, de koster en mijn voorouders

J a n - W i l l e m v a n d e n B r a a k *

Het verhaal van de lugubere moord in de Noordhoekse kerk hoorde ik al in mijn Tilburgse kindertijd; er was daar ooit een meisje vermoord, de toen 11-jarige Marietje Kessels, waarbij er drie verdachten waren:

de koster, de pastoor en de schilder, die ech- ter geen van allen veroordeeld werden. Ik had de indruk dat het zich allemaal vlak voor mijn geboorte in 1952 moest hebben afge- speeld, zo intens was het verhaal, maar het was al ruim een halve eeuw eerder gebeurd, namelijk in augustus 1900. Dat mijn ouders in die kerk getrouwd waren en ik er gedoopt was, besefte ik toen evenmin.

*Jan-Willem van den Braak (Tilburg 1952) maakte van 2000-2013 deel uit van de directie van de ondernemersvereniging VNO-NCW en is thans gepensioneerd. Hij is woonachtig in Den Haag. Van zijn hand verscheen eerder dit jaar bij Walburg Pers de biografie van een Haagse spion onder de titel ‘Spion tegen Churchill’.

(17)

53

1863 werd Johan geboren. Zijn vader kon blijkbaar niet aarden want hij verhuisde met zijn gezin naar Schagen, waar er nog drie kinderen kwamen, vervol- gens naar Terneuzen en in 1877 naar Geldrop.

Johan werd timmerman van beroep. In Eindhoven leerde hij Petronella van Ierland kennen, de weduwe van Alexander van Lith, de zwager van Agatha Maria van der Mark, en kreeg een relatie met deze eenen- twintig jaar oudere Tilburgse van geboorte. Misschien moest hij een klus aan haar huis doen, het kan ook zijn dat hij zondags naar de mis in de indrukwekken- de Catharinakerk ging en haar zo leerde kennen – en daardoor ook kapelaan George van Zinnicq Bergmann.

Hoe dan ook, Johan en Petronella trouwden in augus- tus 1884, hun huwelijk werd natuurlijk ingezegend door George. Johan en Petronella kregen in november 1885 een dochter, Anna Maria, die ongetwijfeld ook weer gedoopt werd door George. Ze voedden haar op samen met Elisabeth, de vier jaar oudere dochter uit Petronella’s eerdere huwelijk.

De pastoor en de koster

Zo leerden George van Zinnicq Bergmann en Johan van Isterdael elkaar dus kennen. George vertrok in 1887 uit Eindhoven om een professoraat te gaan vervullen aan het grootseminarie van Haaren bij Den

(18)

54

en maar twee minuten lopen naar de nieuwe kerk, terwijl Petronella als winkelierster bijdroeg aan het gezinsonderhoud.

De kerk werd ingewijd in 1898 om twee jaar later ont- eerd te worden door de gruwelijke moord, waar dus volgens Schilders beiden hun aandeel in hadden, zij het de pastoor een veel groter en gruwelijker aandeel, maar waar ze nimmer voor vervolgd werden.

George’s kindermeisje Agatha Maria van der Mark woonde inmiddels als weduwe in Eindhoven in bij het gezin van haar dochter Maria. Ongetwijfeld zullen ze als vrome katholieken ten diepste geschokt zijn geweest over de moord in de kerk maar ze zullen geen seconde geloofd hebben dat George en/of Johan daar ook maar iets mee te maken hadden.

Wat gebeurde er na de moordzaak met de pastoor en de koster?

Pastoor George van Zinnicq Bergmann werd na de moord weliswaar verhoord maar bleef op vrije voe- ten. Hij bleef pastoor van de Noordhoekse kerk tot zijn overlijden in 1910.

Johan van Isterdael werd kort na de moord gear- resteerd, net als de schilder, op verdenking van de moord. Hij werd op 29 december 1900 weer vrijge- laten, terwijl de schilder in arrest bleef in afwachting van zijn proces in het jaar daarna (waarbij hij werd vrijgesproken).

De spanningen rondom de moord moeten Johans vrouw Petronella zo belast hebben, dat zij naar Den Bosch vertrok, wellicht door bemiddeling van George van Zinnicq Bergmann, die immers Bosschenaar van geboorte.

Eind 1902 verhuisde Petronella naar Waalwijk, waar Johan en hun dochter zich bij haar voegden. Haar dochter Elisabeth was inmiddels getrouwd met een Tilburger en zou later naar Limburg verhuizen. Medio 1904 verhuisde het gezin tenslotte naar Den Haag, waar Johan opnieuw als timmerman aan de kost kwam.

In 1911 overleed Petronella, later dat jaar trouwde hun dochter met een Haagse stoffeerder, met wie ze vijf kinderen kreeg. Johan ging bij hen inwonen en dat zou zo blijven. Anna Maria en haar vader overleden beiden in 1960 in Den Haag, hij maar liefst 97 jaar oud.3

De vraag kan gesteld worden waarom Johan nu juist naar Den Haag verhuisde, in die tijd vanuit Brabant toch niet geheel voor de hand liggend. Anderzijds had hij al in vele plaatsen gewoond, tot in Noord-Holland toe. Misschien wilde hij gewoon na alle ellende van de moordzaak als het ware onderduiken in een verre en grote stad, waar niemand iets van hem en die moord- zaak wist.

In Den Haag woonde een zuster van George van Zinnicq Bergmann, die non was. Wellicht heeft dat toen een rol gespeeld bij de keuze van Johan voor die stad c.q. heeft zij hem wegwijs gemaakt aldaar.

Of zou hij daarbij (ook) geholpen zijn door Agatha Maria van der Mark, nog steeds het hoofd van de Bosch, waar hij eerder zijn priesteropleiding had ge-

volgd. Johan verhuisde vijf jaar later met zijn vrouw en de beide kinderen naar Vught om ook daar weer als timmerman de kost te verdienen. Nog geen tien kilo- meter van Haaren, het lijkt erop dat ze zo goed con- tact bleven houden.

George kreeg in 1896 de opdracht om in Tilburg bouwpastoor te worden van de kerk van de nieuwe Heilig Hartparochie in de buurt van het station, in de volksmond al gauw Noordhoek geheten. En wie an- ders dan Johan zou hij vragen om zijn koster te wor- den ... Deze ging op het aanbod in en ook zijn vrouw wilde maar al te graag terug naar haar geboorte- stad. En zo verhuisden ze opnieuw, en wel naar de Alleenhouderstraat vlakbij de loopbrug over het spoor Pastoor George van Zinnicq

Bergmann (1851-1910).

(Coll. RAT)

Koster Johan van Isterdael (1863-1960).

(Coll. A. van Lith)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Communiefeesten: de Eerste Communie op de leeftijd van circa zeven jaar en de Plechtige Communie op de leeftijd van circa twaalf jaar. In religieuze zin hield de Plechtige

De katholieken zoeken onderdak in schuurkerken en in kerken (net) buiten Staats-Brabant. Desondanks krijgt Tilburg in 1632 een nieuwe pastoor, Franciscus Wichmans. Die ziet

Verder vindt u in het laatste nummer van deze jaargang een uitgebreide bespreking, geschreven door Henk van Doremalen, van het boek Wonen als arbeider in een textiel- stad van

Eenmaal terug op Franse bodem geeft Rijnen de moed en de hoop nog niet op, maar Kameroen, dat gaat het dus echt niet meer worden. Er zit niets an- ders op dan de terugreis aan

Rond 1820 zou er nog een vierde muziekgezelschap in Tilburg moeten zijn. In een jubileumgids uit 1939, bij het 75-jarig bestaan van de in 1864 opgerichte Harmonie Orpheus,

Deze jongeren kunnen dan geen bijdrage leveren aan het gezinsinkomen door actief te zijn in de (illegale) handel. leen om commerciële redenen, maar zeker ook van- wege de

Donderdagmiddag 8 oktober 1914 zag Huismans het 9e Regiment de stad binnenkomen, het regiment der Friezen. Het was voor hem een zeldzaam schouwspel, dit Friese regiment

De reacties waren zeer positief: ‘Hartelijk dank voor het openstellen van jullie huis’; ‘Bijzonder dat in elk Joods huis het verhaal zo verschillend wordt aange- pakt’; ‘Ik