• No results found

Nieuwsbrief IBW-IN: januari 2005

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwsbrief IBW-IN: januari 2005"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De cijfers uit de nieuwe Vlaamse broedvogelatlas tonen aan dat het slecht gaat met de klassieke akkervogels. Hoog tijd dus voor maatregelen. De achteruitgang is voor-al te wijten aan de evolu-tie van de moderne land-bouw. Teelten zijn minder divers, door pesticidengebruik komen er minder (on)kruiden en insecten voor en er blijven minder resten liggen omdat er efficiënter geoogst wordt. Verder verdwijnen de plekken waar vogels nesten kunnen bouwen, zoals randen en ruigtes. Er zijn ook meer roofdieren zoals vos, zwarte kraai en roofvogels, maar de invloed hiervan is moeilijk te becijferen. Maatre-gelen moeten te combineren zijn met de huidige inten-sieve landbouw en er is maatwerk nodig volgens doel-soorten en gebied. Daarvoor moeten we landbouwers en besturen goed informeren. Dit vraagt een duidelijk engagement van het beleid. Je kan twee soorten maat-regelen nemen. Om de akkervogels toe te laten

gemak-kelijker een nestje te bouwen, kan men grasstroken aanleg-gen met polvormende grassen. Voor leeuweriken is het nut-tig om per hectare 2 vlakken van 20 m² niet mee in te zaai-en. Geelgors en patrijs hebben baat bij het aanplanten van hagen en houtkanten.

Om de voedselvoorziening te verbeteren, kan men erop letten om de randen van teeltvlakken niet mee te sproeien met pesticiden, zodat daar kruiden en insecten kunnen over-leven. Leeuwerikvlakken zijn in deze optiek ook nuttig en men kan keverbanken aanleggen. Dit zijn meerjarige lange grasstroken binnen een perceel zonder insecticidenbehan-deling. Ze zijn goed voor plaagpredatoren zoals loopkevers maar ook voor vogels. Verder is het aanbevolen om graan-stoppels of ongeoogste graanranden 's winters te behou-den. Ten slotte kan men zaadgewassen voor vogels telen in kleine perceeltjes of randen. Goede soorten zijn boerenkool en andere grote kruisbloemigen (koolzaad, herik, mos-terd, …), granen, quinoa, vlas, kaardenbol of klis.

Je kan een maatregelenrapport downloaden op www.instnat.be.

Discussiëren kan op het akkervogelforum via www.zwvlkoepel.be/vwg.

ieuwsbrief

8e jaargang, 1e trimester, januari 2005

Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer - Instituut voor Natuurbehoud

Wetenschappelijke Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap

Instituut voor Natuurbehoud Kliniekstraat 25 - 1070 Brussel Tel.: 02-558 18 11 - Fax: 02-558 18 05 Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer

Vestiging Geraardsbergen Gaverstraat 4 - 9500 Geraardsbergen Tel.: 054-43 71 11 - Fax: 054-43 61 60 Vestiging Groenendaal Duboislaan 14 - 1560 Hoeilaart Tel.: 02-658 04 10 - Fax: 02-657 96 82

Internet: http://www.ibw.vlaanderen.be/ - http://www.instnat.be/ Milieuportaalsite Vlaamse Gemeenschap: www.milieuinfo.be

IBW-IN

ieuwsbrief

De Biologische Waarderingskaart (BWK) is een ge-biedsdekkende biologische inventaris en biologische evaluatie van heel Vlaanderen. Ze geeft informatie over bodembedekking, bodemgebruik, biotopen, vegetaties en kleine landschapselementen. De inventaris is gede-tailleerd en mikt op een gebruik van kaarten en bestan-den op een schaal 1/10 000.

De eerste versie werd gemaakt in de periode 1978 -1996. Sinds 1997 werken we aan een nieuwe versie (tot 2007). Alle kaartbladen van de tweede versie die al afge-werkt zijn en alle ontwerpgegevens tot 2003 zijn geïntegreerd in een nieuw, voor iedereen beschikbaar bestand op provinciaal en Vlaams niveau. Voor de gebieden waarvoor nog geen tweede versie van de BWK bestaat, bevat het geïntegreerde bestand de eer-ste versie. Voor heel wat toepassingen is de inventaris op inhoudelijk vlak te gedetailleerd. Om dit op te van-gen hebben we een Natuurgerichte Bodembedekking-kaart afgeleid. Het aantal polygonen is niet gewijzigd maar de legende is sterk vereenvoudigd.

De vereenvoudiging moet de toepassing van de

wetge-ving betreffende verbodsbepalingen en natuurvergunningen voor de wijziging van vegetaties vergemakkelijken. Ze houdt ook rekening met de zeldzaamheid van biotopen en stoelt op de herkenbaarheid van landschapsformaties zoals bos en heide.

BWK en bodembedekkingkaart zitten samen in één bestand, dat je per provincie of voor heel Vlaanderen kan downloaden op www.instnat.be/content/page.asp?pid= BWK_Startpagina.

Je kan een vorige versie met gegevens tot begin 2002 -interactief raadplegen op www.gisvlaanderen.be/ geovlaanderen/nl/loketten.asp. De gegevens van het geolo-ket zullen worden aangevuld met de nieuwste informatie.

Hoe kunnen we de achteruitgang van onze akkervogels stoppen?

Biologische Waarderingskaart en Natuurgerichte Bodembedekkingkaart:

nieuwe versies!

Contactpersoon: Desiré Paelinckx, tel.: 02-558 18 48; e-mail: bwk@instnat.be

(2)

Het IBW maakt jaarlijks een balans op van hoe het met de Vlaamse bos-sen gesteld is. Het 'bosvitaliteits-meetnet' telt 72 proefvlakken en 1728 steekproefbomen. De bosvitaliteitsin-ventaris van 2004 verschijnt binnen-kort maar we delen jullie al enkele resultaten mee. We troffen 20,8 % beschadigde bomen aan; dit zijn bomen met een bladverlies boven de 25 %. Het gemiddeld bladverlies bedraagt 21,9 %.

Er is veel meer bladverlies dan het jaar voordien. Vooral beuk is er slecht aan toe. De verminderde bladbezetting gaat gepaard met een hoge zaadproductie. Merkwaardig genoeg kenden de beuken in Vlaanderen gedurende de laatste 5 jaar 3 mastjaren. Dit zijn jaren met een hoge zaad-zetting. Een mastjaar wordt bij beuk gewoonlijk gevolgd door een jaar met weinig zaad. Voor 2005 verwachten we dus veel minder beukennootjes.

De toestand van de populier blijft zorgwekkend. Eén van de populierenproefvlakken werd na jarenlange schimmelaan-tasting door roest en schorsbrand grotendeels gekapt. De kroontoestand van de naaldbomen daarentegen gaat erop vooruit. In het Pijnven herstelden heel wat Corsicaanse den-nen zich van een zware hagelstorm in 2003.

Een voorjaarsstorm veroorzaakte scha-de in verschillenscha-de proefvlakken en een aantal bomen moest worden ver-vangen. Maar het aandeel dat omwille van sterfte uit de steekproef verdwijnt, bleef beperkt (0,2 %).

We stelden meer aantasting door insecten vast. Zo komt de eikenproces-sierups in verschillende proefvlakken voor en de soort breidt zich nog uit. Ondertussen zijn de resultaten van een uitgebreid bodemonderzoek bekend. Zoals verwacht groeien de meeste bomen op zure bos-bodems. In 71 % van de proefvlakken is de zuurtegraad kleiner dan of gelijk aan 4.

We hebben ook positief nieuws. Het Oost-Vlaamse inventa-risatieteam ontdekte een kolonie rosse vleermuizen in de stam van één van de proefbomen. De diertjes werden niet verstoord en kunnen verder genieten van hun verblijf in deze es, die trouwens een gezonde bladbezetting heeft. Meer info over de bosvitaliteitsinventaris vind je op:

Contactpersoon:

Geert Sioen, tel.: 054-43 71 21; e-mail: geert.sioen@lin.vlaanderen.be

Eind 2004 verscheen een nieuw nummer in de reeks IBW Mededelingen over depositie en luchtkwaliteit in de Vlaamse bossen. Het geeft een overzicht van metingen in proefvlakken en wil inzicht bieden in depositieprocessen en hun impact op bosecosystemen.

Monitoring van de atmosferische aanvoer van vervuilende stoffen is belang-rijk om de blootstelling van bossen aan deze stoffen na te gaan. Zo kunnen we ook het effect van externe maatregelen ter vermindering van luchtveront-reiniging evalueren. Bossen kunnen de lucht beter filteren dan heide of gras-land, waardoor er in bossen meer stikstof- en zwavelhoudende stoffen wor-den afgezet.

Sinds 1992 voeren we depositiemetingen uit in het bosbodemmeetnet. Daar-naast zijn we in 1995 op de meetsite in Brasschaat gestart met het meten van

vervuilende gassen boven het kronendak van grove den. Dit laat ons toe om depositiefluxen te berekenen. Om na te gaan in welke mate concentraties en deposities verminderd moeten worden om schadelijke effecten op bossen op te heffen, heb-ben we de gemeten concentraties en deposities vergeleken met respectievelijk de kritische niveaus en lasten.

De totale depositie in de verschillende proefvlakken is bij de hoogste in Europa.

Anorganische stikstof (40kg N ha jaar ) en zwavel (25 kg S ha jaar ) zijn de dominante componenten. De deposities ken-nen duidelijk een dalende tendens. Er treden belangrijke verminderingen op in de depositie van ammonium, die plaatselijk sterk gecorreleerd zijn met afname in sulfaatdepositie. De kritische last voor stikstof en zwavel wordt in diverse proefvlakken (vooral naaldhout) overschreden.

Je kan de IBW Medelingen downloaden op: http://www.ibw.vlaanderen.be/publicaties/mededelingen/mededelingen.html.

-1 -1 -1 -1

Beuk verzwakt in 2004

www.ibw.vlaanderen.be/onderzoeksgroepen/bossen/ bosbescherming/inventaris.html

Depositie en luchtkwaliteit in Vlaamse bosgebieden

Contactpersonen:

Johan Neirynck, tel.: 054-43 71 19; e-mail: johan.neirynck@lin.vlaanderen.be Gerrit Genouw, tel.: 054-43 61 84; e-mail: gerrit.genouw@lin.vlaanderen.be

Met de gezamenlijke editie van onze nieuwsbrief gaan we toch nog de 3 jaargang in, hoewel het jaar 2004 bijzondere ver-wachtingen wekte rond de opstart op 1januari 2005 van het fusie-instituut INBO, met een INBO-nieuwsbrief.

We bleven echter niet bij de pakken zitten en gingen door met de opmaak en uitvoering van concrete stappenplannen om een optimale fusie mogelijk te maken.

Langs deze weg wensen we alle medewerkers en lezers een voorspoedig en boeiend 2005. Jos Van Slycken, algemeen directeur a.i. IBW en Eckhart Kuijken, algemeen directeur IN

A

(3)

Onlangs werden in Vlaanderen 'functionele behoudseenhe-den (FBE's)' aangeduid voor het bedreigde gentiaanblauw-tje. De bedoeling is om soortspecifieke natuurbehoudsin-spanningen beter te organiseren en prioriteiten duidelijker af te bakenen. We gebruikten voor het aanduiden van de FBE's enerzijds gedetailleerde verspreidingsgegevens van de vlinder, zijn waardplant (klokjesgentiaan) en zijn biotoop (vochtige heide) en anderzijds ecologische informatie zoals actuele populatiegroottes en mobiliteits- en kolonisatie-capaciteit.

Drie niveaus werden onderscheiden. FBE-1 zijn de twaalf huidige vindplaatsen van het gentiaanblauwtje aangevuld met een perimeter van 500 meter (de maximaal waargeno-men afstand tussen twee vangsten bij vangst-hervangstonderzoek naar de vlinder).

FBE-2 zijn zones met een straal van 2 km rond de huidige populaties (de maximaal waargenomen kolonisatiecapaci-teit) en FBE-3 zijn potentiële herintroductieplekken (plaat-sen waar het gentiaanblauwtje recent verdween). Voor elk van de niveaus stellen we specifieke beheers- en

beleids-maatregelen voor; voorts bespreken we translocatie en herintroductie als mogelijke 'intensive care' behoudsmaat-regelen voor deze bedreigde en weinig mobiele vlinder-soort.

Meer info vind je in: Maes D., Vanreusel W., Talloen W. & Van Dyck H. (2004). Functional conservation units for the

endangered Alcon Blue butterfly in

Belgium (). Biological Conservation 120: 229-241

Maculinea alcon Lepidoptera, Lycaenidae

.

In de polders van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde (KBR) wordt het laatste gecontroleerde overstromingsgebied (GOG) van het oorspronkelijke Sigma-plan aangelegd. In tegenstelling tot de andere GOG's is aan KBR een natuurfunctie toegekend. In de Kruibeekse polder wordt de ontwikkeling van getijafhankelijke natuur gepland; in de polders van Bazel en Rupelmonde ligt de nadruk meer op getijonafhankelijke natuurontwikkeling.

In opdracht van de afdeling Zeeschelde (AWZ) is door Soresma in samen-werking met de Universiteit Antwerpen, Haecon en het Instituut voor Natuur-behoud een integraal inrichtings- en beheersplan opgesteld voor het GOG-KBR. Het IN stelde daarin de inrichtings- en beheersmaatregelen voor de getjionafhankelijke natuurontwikkeling voor, op basis van de huidige en toekomstige natuurpotenties van de polder.

Voor de verkenning van natuurpotenties hebben we het systeem van poten-tiekaarten en natuurtypereeksen gebruikt. Potenpoten-tiekaarten geven op basis

van abiotiekweer waar bepaalde natuurtypereeksen kunnen voorkomen of zich kunnen ontwikkelen. Een natuurtypereeks omvat verschillende natuur- of vegetatietypes die zich onder gelijkaardige abiotische omstandigheden kunnen ontwikkelen onder verschillende beheersvormen (maaien, begrazen, kort of lang cyclisch beheer, nulbeheer).

Om de potentiekaarten op te stellen is een gebiedsspecifiek GIS-model gemaakt, gebaseerd op een digitaal hoogtemodel en grondwatermeetreeksen van het gebied. Naast potenties onder huidige omstandigheden zijn ookpotenties verkend onder gewijzigde abiotische omstandigheden, zoals vernatting van het gebied en overstroming bij stormvloed.

Het plan streeft naar een integraal beheer van het gebied als één groot aaneengesloten natuurontwikkelingsgebied met grote eenheden rivierbegeleidend bos in het westen, waarbinnen zich een gradiënt van natte naar drogere bostypes kan profileren, en met meer open, natte graslanden in het oosten die onder andere geschikt zijn voor weidevogels.

Daartussen zullen zich, door begrazing met runderen en paarden, geleidelijke overgangen ontwikkelen. Rekening houdend met verschillende juridische randvoorwaarden hebben we op basis van de potentiekaarten alternatieven geformuleerd voor verschillende deelgebieden, zowel voor inrichting als voor beheer.

Contactpersoon:

Dirk Maes, tel.: 02-558 18 37, e-mail: dirk.maes@instnat.be

Natuurontwikkeling in de polders van Bazel en Rupelmonde

Hoe kunnen we het gentiaanblauwtje beschermen in Vlaanderen?

Contactpersoon: Bart Vandevoorde, tel.: 02-528 88 91; e-mail: bart.vandevoorde@instnat.be

Op dinsdag 22 maart 2005 stellen jonge wetenschappers hun onderzoekvoor in het auditorium van het Conscience gebouw, Koning Albert II-laan 15, Brussel. Onderwerpen over allerlei aspecten van het bosecosysteem komen aan bod. Meer info binnenkort op www.ibw.vlaanderen.be of bij info@inverde.be.

Studiedag ‘Starters in het bosonderzoek’

Het IBW organiseerde samen met de Katholieke Universiteit Leuven een infonamiddag rond het thema 'Vissen als gezondheidsindicatoren voor de Zeeschelde' op vrijdag 3 december 2004 in het Educatief Bosbouwcentrum in Groenendaal. De powerpointvoorstellingen (in PDF) van de voordrachten kan u bekijken op

www.ibw.vlaanderen.be/onderzoeksgroepen/visstand/visstand.html

(4)

V .u. ir . J . V an Slycken Gaverstraat 4 9500 Geraardsbergen België-Belgique P .B. 3/6367 Geraardsbergen 1

IBW

-IN

NIEUWSBRIEF

Driemaandelijks tijdschrif t, 8e jaargang, januari 2005 Afgif tekantoor Geraardsbergen 1

De rivierdonderpad is een sterk bedreigde vissoort in Vlaande-ren. We vinden hem slechts in enkele bovenlopen van beken en rivieren. Hij doet het slecht omdat er nog weinig geschikt habitat voorkomt en omdat het oppervlaktewater sterk vervuild is. Ook in de rest van Europa is de rivierdonderpad zeldzaam. Hij werd opgenomen in bij-lage II van de Habitatrichtlijn. Onlangs ontdekten we een populatie van rivierdonderpad in de Dorpsbronbeek in Orsmaal (Linter), een zijarm van de Kleine Gete. Dit is de enige populatie die we kennen in het Demerbekken.

In samenwerking met het Labo-ratorium voor Aquatische Eco-logie van de K.U.Leuven heb-ben we de populatie uit de Dorpsbronbeek genetisch geka-rakteriseerd en vergeleken met andere populaties in Vlaande-ren. De genetische diversiteit is eerder laag in de populatie,

maar we hebben enkele genetische merkers aan-getroffen die uniek zijn in Vlaanderen. De verschillen tussen deze populatie en andere populaties zijn echter heel uitgesproken. Mogelijke oorzaken hiervan zijn de aan-wezigheid van migratieknel-punten, de afwezigheid van

geschikt habitat in de benedenlopen en de beperkte migratiecapaciteit van de rivierdonderpad. Door haar aparte genetische structuur kunnen we de populatie uit de Dorpsbronbeek beschouwen als een beheerseenheid, waarvoor het behoud van de geneti-sche karakteristieken belangrijk is. Omdat de rivierdonderpad niet voor-komt in de rest van het Demerbekken, is het behoud van de populatie in de Dorpsbronbeek prioritair. In een eerste stap moeten we streven naar habitat-herstel in de Dorpsbronbeek met speciale aandacht voor de uitbreiding van geschikte paaiplaatsen en naar een continu goede waterkwaliteit. In een latere fase kunnen we de popula-tie uit de Dorpsbronbeek gebruiken als bron voor de kweek en eventuele herintroductie van rivierdonderpad in de andere waterlopen van het Demer-bekken. Zo kunnen we de genetische karakteristieken van de rivierdonder-pad in dit bekken behouden.

Deze nieuwsbrief wordt gratis verstuurd naar een 2800-tal adressen in Vlaanderen. Het adressenbestand werd samengesteld op basis van het adresboek van het Minis-terie van de Vlaamse Gemeenschap. Nieuwe of gewijzigde adressen kan je doorgeven aan Nicole De Glas, tel.: 054-43 61 50; e-mail: nicole.deglas@lin.vlaanderen.be Krijg je onze nieuwsbrief liever elektronisch? Geef dan een seintje aan Nicole De Glas.

Eindredactie : Sandra Van Waeyenberge, Hugo Verreycken en Luc De Bruyn - Vormgeving : Filip Coopman

Drukwerk : Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Dep. LINA.A.D. afd. Logistiek - digitale drukkerij - gedrukt op recyclagepapier en met milieuvriendelijke inkten.

Rivierdonderpad in

het Demerbekken!

Vlaamse Broedvogelatlas 2000-2002 verschenen

I n d e p e r i o d e 2000-2002 werk-ten een duizendtal veldornithologen m e e a a n h e t opstellen van de ' A t l a s v a n d e Vlaamse broedvo-gels'. Alle vogel-soorten die in Vlaanderen broeden, werden op een gestandaardiseerde manier geregistreerd en in vele gevallen ook exact geteld. De voorbije twee jaar hebben we de gegevens op het Instituut voor Natuurbehoud omgezet in een vlot leesbaar naslagwerk. Op 23 november 2004 hebben we het gloed-nieuwe boek overhandigd aan Vlaams minister van Leef-milieu Kris Peeters.

De hoofdmoot van het werk bestaat uit 188 soortbespre-kingen. We besteden vooral aandacht aan de huidige verspreiding en aantallen, veranderingen sinds de laatste atlasperiode in de jaren 70 en mogelijke verklaringen voor die veranderingen. De teksten worden geïllustreerd met talrijke verspreidings- en dichtheidskaarten en met foto's

van bekende natuurfotografen. Ook gaan we dieper in op de methodiek van het veldwerk, de belangrijkste gebie-den voor broedvogels in Vlaanderen en de grote verschui-vingen in het broedvogelbestand tijdens de voorbije 3 decennia. De atlasgegevens leenden zich bovendien uitstekend tot het opstellen van een nieuwe Rode Lijst van de broedvogels in Vlaanderen.

Uit de resultaten blijkt dat het vooral slecht gaat met vogels die typisch zijn voor landbouwgebieden. De voor-bije 25 tot 30 jaar zijn sommige soorten met 70 tot 90 % afgenomen. Zo werd de veldleeuwerik, die vroeger alge-meen voorkwam, nu op de Rode Lijst geplaatst na een afname van 95 % op 30 jaar tijd. Ook moerasvogels heb-ben het vaak moeilijk. Over bos- en roofvogels hebheb-ben we positiever nieuws, terwijl ook exoten nagenoeg allemaal toenemen.

Je kan de 'Atlas van de Vlaamse Broedvogels 2000-2002' verkrijgen bij Natuurpunt vzw, Kardinaal Mercierplein 1, 2800 Mechelen, www.natuurpunt.be.

Contactpersoon:

Glenn Vermeersch, tel.: 02-558 18 26; e-mail: glenn.vermeersch@instnat.be

Contactpersoon:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na 10 jaar kunnen we stellen dat we Een nieuw Instituut op oude grondvestenI Inderdaad, naar aanleiding van de regionalisatie van het Bosbouwkundig Onderzoek In 1989, werd

Zowel bladverlles als bladverldeuring nomen af vergeleken met het voorgaande jaar. Het percentage beschadigde bamen daalde met 2.6% punten. De kroontoestand verbeterde voor 8euk

en biedt don ook een potentiële ruimte voor een belangrijk visbestand met een relatief grote soortendiversiteit. In 1988 werd er een gedetailleerde studie uitgevoerd naar de

op middellange termijn door het Instituut ter beschikking zullen worden gesteld. I n opdracht van het IBW onderzocht het

%) en komt op dezelfde hoogte als het oude ras El. pathogeen voor Idonen zoals Hunnegem. We stellen een kleine toename vost van het aantal sporen van ras E2. het ras waaraan de

Eind mei tenslotte slaagden we er voor het eerst In Kopvoom (Leuc/scus cepholus) kunstmottg te reproduceren. Ook deze soort, behorende tot de familie van de Cypriniden. heeft nog

In de bekkentrap Is de aanwezigheid van de Grondel het meest opvallend. Alle jaarklassen zijn vertegenwoordigd en de vangsten maken bijna 77% uit van de totale vangsten In

Wanneer baggergronden door de bodemkarteerders werden herkend, werden ze ondergebracht In de klasse 'opgehoogde terreinen' (symbool ON).. Maar deze klasse bevat ook andere