• No results found

Kennissystemen als instrument voor rechtswetenschappelijk onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kennissystemen als instrument voor rechtswetenschappelijk onderzoek"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

(ennissystemen als Instrument voor "echtswetenschappelijk onderzoek

A.HJ. Schmidt

Rijksuniversiteit Leiden

Werkgroep Jurimetrie van de Sociale Zekerheid HJ. van den Herik

Rijksuniversiteit Leiden

Werkgroep Jurimetrie van de Sociale Zekerheid

'amenvatting

R echtswetenschappelijk onderzoek rieht zieh op het achterhalen van geldige methoden van rechtsvinding. Een belangrijk onderdeel van het juridische stelsel is de rechtszekerheid. In veel situaties heeft de beslisser evenwel een zekere beleidsruimte, die bij een uitspraak benut kan worden. Het doen van een uitspraak, hier gezien als een beslissing in combinatie met motivering en publikatie, leidt tot jurisprudentie. Het gevolg van jurisprudentie is dat de beleidsruimte kleiner wordt, maar ook dat beleid gestalte krijgt. Door de uitspraken in een kennissysteem vast te leggen kunnen nieuwe uitspraken aan het beleid getoetst worden. Met behulp van verfijning kan zelfs onderzocht worden welke criteria de grootste invloed op het beleid gehad hebben.

In deze bijdrage wordt het ministeriele beleid voor de voorwaardelijke invrijheidstel-ling (tegenwoordig voorlopige invrijheidstelinvrijheidstel-ling gebeten) geanalyseerd. Als de casus sequentieel in tijd worden aangeboden dan blijken zij een reeks argumenten op te leveren die een aanwijzing bevatten waarom een bepaald beleid is ontstaan. Vanzelf-sprekend bepalen de casus ook een aanpassing van weegfactoren waardoor een betere evaluatiefunctie geconstrueerd kan worden en zodoende betere beslissingen genomen kunnen worden.

. Inleiding

(2)

invrijheidstelling. De voorlopige invrijheidstelling houdt in dat een gedetineerde in beginsel voorlopig vrij komt met ondersteuning van de reclassering als hij 2/3 van zijn straf heeft uitgezeten. Hij heeft dan een proeftijd. Indien hij weer een strafbaar feit pleegt kan het strafrestant van de vorige straf toegevoegd worden aan de nieuwe straf. Een verschil met de voorwaardelijke invrijheidstelling is dat de Minister van Justitie bij de huidige regeling de gedetineerde vrij moet laten tenzij de Officier van Justitie bij de rechter vordert de voorlopige invrijheidstelling niet te verlenen. (De rechter kan de eis van de Officier toewijzen; de gedetineerde kan vervolgens in beroep gaan bij het gerechtshof te Arnhem.) Aangezien veel materiaal voorhanden is volgens de oude regeling en omdat in de nieuwe regeling de beleidsruimte voor de Officier van Justitie bijzonder beperkt is, hebben wij ons in dit onderzoek gericht op de voorwaardelijke invrijheidstelling in deperiode 1977-1980.

Gedurende die periode baseerde de Minister van Justitie zijn uitspraken op papieren informatie die volgens een vaste administratieve procedure werd opgesteld en aange-leverd. De informatie werd bewaard in dossiers die onderbijzondere voorwaarden voor onderzoek ter inzage zijn gegeven. Uit dit archief zijn over genoemde periode 287 dossiers geselecteerd en gecodeerd.

2. Probleemstelling

Aanvankelijk, in 1890, had de Minister een volstrekt vrije beslissing bij het al of niet verlenen van v.i. Het doen van een uitspraak zullen wij beschouwen als een beslissing die voorzien is van een motivering en gevolgd wordt door publikatie; kortom, een uitspraak leidt tot jurisprudentie. Een van de belangrijksle probleemstellingen voor de rechtsinformatica kan hieraan direct ontleend worden:

"Aangenomen dat Juristen tot een oordeel komen via de kennis van rechtsbronnen en het toepassen van een juridische methode daarop, voorts aangenomen dat rechtsbronnen en juridische methoden formaliseerbaar zijn (en veronderstel even dat ze gerealiseerd zijn in een juridisch kennissysteem) is de uitspraak van een juridisch kennissysteem dan rechtstheoretisch valide?"

In de praktijk werken we deze probleemstelling nader uit door ons voorts af te vragen of, bij een additionele vooronderstelling dat juridische methoden deterministisch zijn, een uitspraak van een juridisch kennissysteem empirisch kan worden gevalideerd? Het zal duidelijk zijn dat deze vragen in hun algemeenheid (nog) niet passend beantwoord kunnen worden. Om enig anzieht in de problematiek te verkrijgen concen-treren we ons op een beperkt domein: de v.i. in Nederland gedurende de jaren

1977-1980.

3. Het kennissysteem

(3)

3.1. Ontwerp

Bij het ontwerp van PEM is onderscheid gemaakt tussen Variante en invariante juridische kennis. Onder Variante juridische kennis wordt verstaan: jurisprudentie. Onder invariante juridische kennis wordt verstaan: de wet en de beginselen (in casu: de algemene beginselen van behoorlijk bestuur). Aanvankelijk is PEM gevuld met zoveel mogelijk beschikbare invariante juridische kennis over de v.i.

Daarna is Variante juridische kennis aan PEM aangeboden: de gecodeerde dossiers zijn daarbij chronologisch verwerkt. Bij elk dossier dient PEM een gemotiveerde uitspraak te doen. Als PEM's beschikbare kennis (nog) niet toereikend is om een uitspraak te doen, vraagt het systeem een uitspraak (inclusief motivering) aan de gebruiker (een juridisch expert). PEM voegt deze uitspraak vervolgens toe aan zijn Variante kennis-verzameling. De geschetste procedure is gebaseerd op rechtstheoretische opvattingen die de rechtszekerheid betreffen.

3.2. Representaties

Tot zover zijn als kennisbronnen aangemerkt: (1) de dossiers, (2) de wet en de beginselen, (3) de jurisprudentie en (4) de juridische expert. Op de representatie van de kennis die deze bronnen aanleveren wordt hieronder ingegaan. Daarbij wordt de aangeleverde kennis van de juridische expert behandeld onder jurisprudentie. 3.2.1. De dossiers

Dossiers bevatten ante hoc informatie die wordt onderscheiden in twee categorieen: casus en context. Ze worden gerepresenteerd als records (Prolog-feilen).

Casus-informatie bevat geactualiseerde noties die door een gedetineerde worden be'invloed en waarvoor hij verantwoordelijk kan worden gehouden. PEM verwerkt drie van deze noties: de houding van de gedetineerde tot de v.i., de kans op recidive en de bereidheid tot resocialisering. Deze drie noties zijn gecodeerd in driewaardige varia-belen. Voor de codering is invariante juridische kennis gebruikt, die nader is beschreven Staat in Schmidt (1987).

Context-informatie bevat geactualiseerde noties die door de Minister van Justitie worden bei'nvloed. Het gaat hierbij om noties als: de gedetineerde wordt geplaatst in een open inrichting, aan de gedetineerde wordt (gedeeltelijk) gratie verleend, een besluit tot uitzetting als ongewenst vreemdeling wordt gegeven, een nieuwe strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld, gedetineerde wordt volgend op de detentie ter beschikking van de regering gesteld (TBR). Context-informatie is gecodeerd op basis van expliciete schriftelijke beslissingen.

(4)

3.2.2. Wet en beginselen

De invariante juridische kennis wordt gerepresenteerd in procedures (Prolog-predika-ten). Globaal worden vier hoofdcategorieen onderscheiden:

(1) Formele zorgvuldigheid

Dit predikaat leest een gecodeerd dossier en gaat na of de minimaal vereiste hoeveelheid informatie beschikbaar is (bijvoorbeeld: er kan geen beslissing worden genomen wanneer onbekend is of een gedetineerde de v.i. zal aanvaarden). Bovendien houdt dit predikaat de expiratie van termijnen bij (bijvoorbeeld: de beslissing moet genomen zijn voordat 2/3 van de straf ten uitvoer is gelegd).

(2) Materiele zorgvuldigheid en rechtszekerheid

Dit predikaat zorgt voor de afweging van relevante belangen (bijvoorbeeld: als de kans op recidive klein is en er een goed reclasseringsplan is opgesteld, weegt het openbare belang van verlengde opsluiting niet op tegen het persoonlijke belang van invrijheids-telling). Bij deze belangenafweging worden twee typen beslissing onderscheiden: open beslissingen (waarvoor geen precedenten bekend zijn) en gesloten beslissingen (waar-voor tenminste een precedent bekend is). Open beslissingen worden vrij genoemd. PEM behandelt gesloten beslissingen - op basis van rechtszekerheid - zoals de precedenten behandeld zijn.

(3) Validering en motivering

Dit predikaat stelt de juridische expert (tevens de gebruiker) in Staat (i) om PEM's behandeling van een gesloten beslissing over te nemen, (ii) om zelf een beslissing te nemen die door PEM als vrij wordt gekwalificeerd of (iii) om PEM's behandeling van een gesloten beslissing te corrigeren. In de laatste twee gevallen moet de juridische expert een motivering geven. Wanneer de gebruiker een beslissing van PEM wil corrigeren laat het systeem zien welke gevolgen de (impliciete) beleidswijziging heeft op relevante eerdere uitspraken.

(4) Registratie van uitspraken, criteria en motiveringen

Dit predikaat registreert de beslissingen in een precedenten-database. Als een vrije beslissing is genomen registreert dit predikaat niet alleen de motivering in een speciale database (motiveringen-database), maar ook wordt de impliciete beleidswijziging vastgelegd in een criteria-database. Bij corrigerende beslissingen wordt er bovendien nog voor gezorgd dat de precedenten-database consistent blijft met het nieuwe beleid. Hiertoe worden strijdige precedenten voorzien van een "vergeet"-vlag.

De invariante juridische kennis van PEM wordt methode genoemd en is weergegeven in het volgende Prolog-predikaat:

methode : - repeat, formele_zorgvuldigheid, materiele_zorgvuldigheid, rechtszekerheid, validering_en_motivering, registratie, fail.

(5)

3.2.3. Jurisprudentie

Jurisprudentie wordt opgeslagen in verschillende databases: een precedenten-database, een criterium-database en een motiveringen-database. Op de precedenten- en de criteria-database gaan we nader in.

De precedenten-database

De uitspraken worden geregistreerd in records met velden voor respectievelijk "ver-geet"-vlag, context-informatie, datum, casus-informatie, uitspraak van Minister van Justitie, uitspraak van PEM en volgnummer. De records worden in een database bewaard. We geven hieronder een voorbeeld:

• precedent(a, 11111,771221,133,t,t,312). • precedent(a, 11111,770527,313,a,a,288). • precedent(a,l 1111,770221,133,t,t,113). • precedent(v, 11111,770220,133,a,a, 112).

Het eerste record wordt als volgt gelezen. De eerste parameter duidt op een actief (a) precedent. De tweede parameter bevat context-informatie (in dit artikel constant gehouden). De derde parameter geefl de datum aan waarop beslist werd: 21 december 1977. De vierde parameter bevat de casus-informatie: de gedetineerde aanvaardt v.i. (133), de kans op recidive is hoog (13_3) en de gedetineerde weigert mee te werken met de reclassering (l 33). In de driewaardige logica die is gebruikt om de casus-informatie weer te geven Staat l voor een positieve, 2 voor een indifferente en 3 voor een negatieve indicatie voor v.i.-verlening. De vijfde parameter geeft de uitspraak van de Minister van Justitie weer: toewijzend (t) of afwijzend (a). De zesde parameter geeft PEM's uitspraak weer (t of a). Tenslotte levert de zevende parameter een identificatienummer voor het dossier.

Naast het eerste, zijn ook het tweede en derde precedent uit het gegeven voorbeeld actief. Het vierde is echter "vergeten" (v). In feite geeft dit precedent een uitspraak van de Minister van Justitie die slechts een dag voor het derde precedent werd genomen. Ofschoon casus- en context-informatie identiek zijn voor beide precedenten, volgt een andere beslissing en treedt een herziening van het beleid op. Hier raken we aan de kern van ons onderzoek. Deze herziening moet in de criterium-database geregistreerd worden.

De criteria-database

Net als de uitspraken in de precedenten-database worden de beleidscriteria opgeslagen in een criteria-database met records (met de velden: context, datum, toewijscriterium, afwijscriterium). De records in deze database zien er als volgt uit:

• criteria(l 1111,770221,211,211). • criteria(lllll,770103,112,113). • criteria(lllll,770101,112,333).

(6)

De criteria worden in het kader van de materiele zorgvuldigheid gebruikt om open beslissingen van gesloten beslissingen te onderscheiden. Vervolgens worden ze bij gesloten beslissingen gebruikt om de uitspraak van PEM te berekenen. Daarbij wordt het laatste record uit de hierboven weergegeven criteria-database als volgt gebruikt: • als de casus-informatie van een beslissing (gelezen als een getal) groter is dan of

gelijk is aan 112 en kleiner is dan 333, dan gaat het om een vrije beslissing (112 < casus-info <333);

• als de casus-informatie van een beslissing (gelezen als een getal) groter is dan of gelijk is aan 333, dan adviseert PEM de v.i. af te wijzen (casus-info > 333);

• als de casus-informatie van een beslissing (gelezen als een getal) kleiner is dan 112, dan adviseert PEM de v.i. te verlenen (casus-info < 112).

De additionele numerieke interpretatie van casus-informatie schept enerzijds de mo-gelijkheid open en gesloten beslissingen van elkaar te onderscheiden. Aan de andere kant leidt deze interpretatie tot extra eisen aan de coderingen. De extra eisen lijken in het geval van de v.i. geen moeüijkheden op te leveren, onduidelijk is of dit ook geldt voor andere juridische regelingen. Onderzoek daarnaar, met name op het gebied van de sociale zekerheid, wordt thans in Leiden verricht (Schmidt en De Wildt, 1990).

4. Rechtstheoretische validiteit van PEM

Wanneer we de eerste vraag uit de probleemstelling toespitsen op PEM, dient te worden onderzocht of PEM inderdaad een formalisering van een juridische methode toegepast op de geformaliseerde rechtsbronnen verwezenlijkt. Op deze manier gesteld i s de vraag te ruim voor behandeling in een artikel van deze omvang. Wel kan getracht worden empirisch na te gaan of het belangrijkste uitgangspunt van PEM, het onderscheid tussen open en gesloten beslissingen, deel uitmaakt van een relevante juridische methode. Als we aannemen dat er geen vrije v.i.-beslissingen bestaan, terwijl gezaghebbende juridische experts tot verschallende uitspraken körnen over identieke casus, dan moeten we concluderen dat de betreffende juridische methode ofwel inconsistent, ofwel niet-deterministisch is. Terzijde merken we op dat een inconsistente methode bij de v.i. tot dezelfde resultaten kan leiden als een niet-deterministische methode, daar het gaat om een dichotome beslissing.

Anderzijds: als we aannemen dat er wel vrije beslissingen bestaan, dan moeten we concluderen dat deze beslissingen worden gedragen door buiten-juridische theorieen. Veel van dergelijke theorieen körnen in aanmerking. We kunnen op basis daarvan zelfs een normale verdeling verwachten bij open beslissingen, wanneer we die zouden voorleggen aan meerdere juridische experts. Bij gesloten beslissingen mögen we verwachten dat juridische experts unaniem zullen oordelen.

(7)

twee open en een gesloten casus. Op een enkele uitzondering na (een rechter wilde de tweede open casus niet beoordelen) waren zij bereid volledig mee te werken aan dit experiment.

Een körte beschrijving van de voorgelegde casusposities volgt hieronder.

(1) Een ex-gedetineerde wil opnieuw worden ingesloten en vraagt om de herroeping van zijn v.i. Hij stell een misdrijf te zullen begaan wanneer zijn wens niet wordt gehonoreerd. De vraag is: zou u de v.i. herroepen? (Deze casus wordt als open beschouwd omdat geen precedent bekend is).

(2) Een gevangene zal, na beeindiging van zijn gevangenisstraf (dus ook na v.i.-verle-ning) ter beschikking van de regering worden gesteld. Hij verafschuwt de TBR echter en dreigt met zelfmoord wanneer v.i. wordt verleend. De vraag is: zou u v.i. verlenen? (Deze casus wordt als open beschouwd omdat, hoewel er een precedent bekend is bij de beleidsambtenaren, daaraan in feite geen beleidsuitspraak is verbunden).

(3) Een gevangene is veroordeeld wegens mishandeling van zijn ex-vrouw. Deze ontving recentelijk briefkaarten met dreigementen. Er kon vooralsnog geen verband tussen de kaarten en de gedetineerde worden vastgesteld. De vraag is nu: zou u de gedetineerde v.i. verlenen? (Deze casus wordt voor gesloten gehouden omdat er een reeks van precedenten bestaat).

In Figuur l zijn de resultaten van dit experiment weergegeven. Het oordeel van de 15 experts op de open beslissingen varieert in hoge mate (als voorspeld), terwijl de rechters (in tegenstelling tot de ambtenaren) op de gesloten casus unaniem beslissen.

Casus Toewijzen Afwijzen ambtenaren (o) l 5 3 (o) 2 3 5 (g) 3 6 2 rechlers (o) l 4 3 (o) 2 3 3 (g) 3 7 0

Figuur 1: Een experiment met open en gesloten casus.

Het aantal waarnemingen in het experiment is te beperkt om een definitieve uitspraak over het vraagstuk van open en gesloten beslissingen bij de v.i. te doen. Wel menen we dat het experiment voldoende grond verschaft om onze hypothese (het bestaan van open en gesloten casus) niel te behoeven verwerpen.

5. De empirische validiteit van uitspraken

(8)

Validering van juridische beslissingen is niet eenvoudig en wordt dan ook meestal overgelaten aan Gerechtshoven, de Hoge Raad, Centtale Raden van Beroep, de Raad van State en dergelijke. Waar het gaat om de v.i. bestaat er alleen de Penitentiaire Kamer van het Gerechtshof te Arnhem als eerste en laatste beroepsinstantie voor de beoorde-ling van de uitspraken van de Minister van Justitie. De Penitentiaire Kamer werd in 1976 actief en het heeft de Minister van Justitie nogal wat inspanning gekost om zieh bij de autoriteit van deze instantie neer te leggen (zie daarvoor Van Andel (1978) en Mulder (l978)).

Aannemende dat de Penitentiaire Kamer, als ultieme beroepsinstantie voor v.i.-beslis-singen, de grootste autoriteit vertegenwoordigt, kunnen we de uitspraken van de Minister van Justitie aan die van de Penitentiaire Kamer toetsen. Een bezwaar legen deze werkwijze is dat alleen de gevallen aan de orde komen waarbij door de gedeti-neerde daadwerkelijk beroep i s ingesteld.

Om een nauwkeurig beeld van de validiteit van de uitspraken van de Minister van Justitie te krijgen gebruiken we PEM als onderzoeksinstrument. We laten het systeem alle dossiers met de "standaardcontext" uit de periode 1977-1980 verwerken, waarbij de onderzoeker optreedt als gebruiker (juridische expert). Bij het verwerken van de 135 gecodeerde dossiers tracht de gebruiker zoveel mogelijk het beleid van de Minister van Justitie te volgen. Alleen wanneer hij geen juridisch aanvaardbare motivering bedenken kan neemt hij de beslissing van de Minister niet over. Op deze wijze kunnen de discrepanties tussen de uitspraken van de Minister en die van PEM aan een nader onderzoek worden onderworpen.

Dit onderzoek leidt tot het volgende. a. Het beleid

Bij het verwerken van de 135 dossiers werden de criteria (die initieel een maximale beleidsvrijheid aanwezen (l 12,333)) driemaal gewijzigd. Bij het eerste dossier werd de bovengrens van het toewijzingsbeleid gezet op 133, (hetgeen inhoudt dat PEM tot v.i. besluit wanneer de gedetineerde dat wil (l), ook wanneer de kans op recidive groot is (3), zolang er echter tenminste een begin is van reclasseringscontact (2)). Bij het vierde dossier werd de ondergrens van het afwijzingsbeleid bepaald op 133 (waarmee gezegd is dat PEM de v.i. weigert wanneer de kans op recidive groot is (3) en er een siecht reclasseringsplan is (3)). Vanaf dat moment is er geen vrije beleidsruimte meer over. De motivering voor het aldus ontstane beleid is de "stok achter de deur" tot reclasseringscontact.

(9)

uit een ambtelijke notitie in het dossier:"... M.i. wäre de v.i. af te wijzen; nu zulks door de thans gevolgde tactiek van ... door tijdgebrek niet zonder brokken kan geschieden moeten wij deze v.i. helaas toestaan ..."

b. Overeenstemming en verschilfen.

Van de 135 dossiers kunnen er dus drie als vrij beschouwd worden (ze zijn gebruikt om een beleidswijziging te verwezenlijken). In deze drie gevallen is de beleidswijziging overigens in overeenstemming met het voorliggende besluit van de Minister.

Van de resterende 132 dossiers leiden er 121 tot identieke uitspraken van de Minister van Justitie en PEM. In 11 gevallen zijn de uitspraken van de Minister en van PEM tegenstrijdig.

Voor een nadere beschouwing van deze tegenstrijdigheden onderzoeken we eerst of er uitspraken van de Penitentiaire Kamer beschikbaar zijn. In twee gevallen is de gedetineerde inderdaad in beroep gegaan. In beide gevallen gaf de Penitentiaire Kamer PEM gelijk.

Voor een nadere analyse van de resterende negen casus maken we wederom gebruik van de citaten uit ambtelijke notities die door de codeurs uit de dossiers zijn geselecteerd en opgelekend op basis van hun intu'itie. Daarvan is in twee gevallen sprake. We geven de letterlijke citaten:

(a) (het gaat hier om een toewijzende v.i.) "... Afwijzing van de v.i. wordt natuurlijk door het Hof vernietigd; van die zijde ook weer eilende ..."

(b) (het gaat hier om een afwijzende beslissing)"... In geval van beroep zullen wij deze zaak wel niet winnen ..."

Deze citaten spreken ons inziens voor zichzelf. Van de overige zeven casus is geen verdere informatie beschikbaar.

6. Conclusies

Wij zijn er door dit onderzoek van overtuigd dat rechtswetenschappelijk onderzoek met vrucht gebruik kan maken van AI-technieken om rechtstheoretische noties te verwezenlijken en vervolgens te onderzoeken. Daarmee komen mogelijkheden van empirische validering en een verfijning van foutenanalyse beschikbaar, zolang het gaat om gesloten gevallen. De vraag of het onderscheid tussen gesloten en open gevallen geldig kan worden gemaakt is onder rechtstheoretici voorwerp van discussie. Empirisch onderzoek uit de praktijk van de v.i. doet een veelbelovend gebruik in andere juridische domeinen verwachten. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of dit ook zo is. Dankwoord

(10)

Referenties

Andel, J. van, (1978). Enkele opmerkingen naar aanleiding van de pre-adviezen van mrs Hendriks en Tak betreffende de executierechter. Trema, pp. 103-108.

Fleers, G.J., (1976). Voorwaardelijk in vrijheid. Dissertatie, Rijksuniversiteit Gronin-gen.

Mulder, A., (1978). Op de grens van bestuur en rechtspraak, interview met mr A. Mulder. Trema, pp. 55-65.

Patijn, J.H., (l 938). De voorwaardelijke invrijheidstelling. Dissertatie, Universiteit van Amsterdam.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nu, een gelukkige waarheid die al te dikwijls over het hoofd wordt gezien in onze bezorgde zoek- tocht naar Gods wil is, dat in de meerderheid van de beslissingen die te maken

Met een brief van 7 augustus 2009 meldt de procureur des Konings van Kortrijk, overeenkomstig artikel 16.4.33 van het decreet van 5 april 1995 houdende

5° leegstaand gebouw: gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een

In tegenstelling tot wat Gastmans en Van den Heuvel beweren, neemt geen van

'Vanaf wanneer moeten mensen met een niet­terminale ziekte hulp krijgen om te sterven?' Dat is de titel van een van de

- bedrijventerrein Ringlaan, Ichtegem: vestiging konsoorten D’hoore – Biscuits Dupon – Kadipack Doorverkoop aan nv Abram goedgekeurd mits de ‘verkoopvoorwaarden op te nemen in

Deze bijzondere politieverordening geeft uitvoering aan artikel 3, 3° van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, dat

- De inhoud van de voor- en de nameting dient verschillend te zijn. Dit om te voorkomen dat er ervaring optreedt. - De vorm van de voor- en de nameting dient vergelijkbaar te