• No results found

WD, EEN SLECHT WEER PARTIJ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "WD, EEN SLECHT WEER PARTIJ "

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

WD, EEN SLECHT WEER PARTIJ

K. Groenveld *

In deze •special" van Liberaal Reveil gaat het om twee kwesties, te weten:

hoe kan het dat de WD in de afgelopen zeven jaar meer dan een derde van de kiezerssteun is kwijt geraakt, en hoe moeten wij met de partij de jaren negentig binnengaan.

Een analyse van het verleden dus, om voor de toekomst te leren. /ets dergelijks is nuttig indien het verlies aan steun voor de partij inderdaad grotendeels te wijten is aan gemaakte fouten. Ten dele zal de neergang inderdaad voortkomen uit misrekeningen en onzorgvuldigheden, maar voor een ander deel zijn er mijns inziens structurele onbeïnvloedbare ontwikkelingen die de depressie verklaren.

Kijken we naar de structurele ontwikkeiingen in de kiezersvoorkeur over de afgelopen vier decennia, dan is er een samenhang tussen de conjunctuur in de economie en verschuivingen in die voorkeur waarneembaar. Een samenhang in die zin dat economische malaise correleert met toenemende aanhang voor de WD. Tijdens de economische voorspoed in de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig bleef de kiezer- saanhang stabiel op circa 10 %. Pas toen na circa 1972 de stagnatie in onze economie in toenemende mate zichtbaar werd, groeide de partij zowel qua aantal leden als wat betreft het electoraat. Op het dieptepunt van de conjunètuur realiseerde de WD in 1982 een electoraal suc- ces van 23,1 %. Na 1982 maakte de economie een herstel door, en de WD een gestaag verlies aan zetels en léden.

Is er een verklaring voor deze samenhang? Want zonder verklaring zou er slechts sprake kunnen zijn van een toevallige coïncidentie. Ik denk dat er een verklaring is, en- die gaat als volgt. Als het waar is dat de kiezers van mening zijn dat de WD goed op onze centen kan passen, dan is zo'n partij met name nodig als de economie wat slechter draait. En als het weer wat beter gaat, kan de WD als regeringspartij gemist worden, zo

1990,.nr1'··· ::::~=~=~=~=~=~=~=~~~=~=~=~=~=~~~~~=~~~~~~~~~~~=~~~~~=~=~:::::~=~~:~~::~::::::~:=~:=~=~=~==~: ::~:::::::·:~::~~::::::~:::::::::::::~::::=:~:::::::::::· 1

;.·.:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:·:;:;:;:;::::;::::::::::::::···:···

denken de kiezers. Welnu, dan is het goed verklaarbaar waarom de oppositie ons in de periode 1972-1977 geen windeieren heeft gelegd en ook in de regeerperiode tot 1982 de aanhang steeg. In de periode 1982-1989 manifesteerde zich een opleving van de internationale con- junctuur en werden de resultaten van het sane- rings(=WD-)beleid duidelijk zichtbaar.

De partij die voornamelijk verantwoordelijk is voor het herstel, wordt hier dan echter niet voor beloond. Integendeel, de noodzaak van een verdere voortgang van het herstelbeleid wordt niet langer (of steeds minder) ingezien. De WD kan dan terug in de wachtkamer, welke ze weer mag verlaten als slechter weer zich aandient.

Ziehier een verklaring van het bedroevende feit dat de WD in de regel het slachtoffer wordt van haar eigen succes. Daarbij komt nog dat de · beleidsopvattingen van de WD in toenemende mate door andere partijen worden overgenomen nu de doorvoering van deze opvattingen heeft geleid tot economisch succes. Zo men bij mooier weer nog angst heeft voor weersverslechtering, wordt die angst ten dele weggenomen omdat men veronderstelt dat de concurrentie van de WD wel •wijzer" zal zijn geworden. Zo kan ook de paradox, dat de WD verliest terwijl wij toch met z'n allen liberaler worden, worden verklaard.

Indien bovenstaand verklaringsschema voldoet, dan is de electorale depressie van de WD niet

zo zeer het gevolg van foutieve beslissingen et cetera, maar veeleer van succesvol herstelbeleid.

Zo gezien lijkt het niet zo verstandig een kwel- lende speurtocht naar (vermeende) fouten te ondernemen. Dat de neiging hiertoe sterk is,

(2)

-

hoeft ons anderzijds niet te verbazen. Een der- gelijke zelfanalyse kan ook zijn vruchten afwer- pen, maar heeft als nadeel dat de te constateren of reeds geconstateerde fouten onder een ver- grootglas worden gehouden, waardoor men licht in paniek kan raken. Overreacties en verlies aan zelfrespect zijn dan niet Jouter denkbeeldig. Als vele kiezers blijkbaar snel vergeten wat ze aan de WD te danken hebben is dat echter nog geen reden om het gevoel van eigenwaarde te ver- liezen.

Wat volgt uit het bovenstaande voor de toekomst?

Niet veel, immers de ontwikkeling van de con- junctuur laat zich moeilijk voorspellen. Maar wel dit: laten wij ons goed prepareren op het karwei dat ons ongetwijfeld te wachten staat als door toedoen van de huidige coalitie het weer weer omslaat en de kiezers zich herinneren dat de WD dan veel vermag.

* Dr K. Groenveld is directeur van de Prof.Mr B.M. Teldersstichting en lid van de redactie van Liberaal Reveil.

KABINETSCRISIS

R. Braams

*

Voor de toekomst van de WD is het van belang de oorzaken van de afge- lopen kabinetscrisis te analyseren aan de hand van relevante gebeur- tenissen.

Emotionele aspecten

Er is veel geschreven over de oorzaken van de kabinetscrisis. Het accent ligt daarbij op de rationele overwegingen en argumenten die in de openbare discussie een belangrijke plaats heb- ben gekregen. Maar het beeld wordt niet com- pleet als ook de emotionele aspecten geen aan- dacht zouden krijgen en niet nader zouden worden geïnventariseerd. Als men als lid van de WO-fractie de discussies, weliswaar door bij- zondere omstandigheden maar voor een deel heeft meegemaakt is men geneigd andere invalshoeken te kiezen dan de goed geïnfor- meerde buitenstaander. Ik wil hier proberen daarover te schrijven zonder daarbij de nodige zorgvuldigheid en vereiste discretie geweld aan te doen.

Voor de WO is het voor haar eigen toe- komst van belang om een analyse van de gebeurtenissen te baseren op relevante feiten, van welke aard deze ook mogen zijn, en niet achteraf het handelen proberen te rationaliseren.

Immers, als men een strikt formeel of theoretisch bouwsel van argumenten blijft hanteren, terwijl andere aspecten een belangrijke rol hebben ge- speeld, wordt het maken van de juiste keuzen voor de toekomst moeilijk. Het leren van fouten lukt dan niet, in feite houdt men zich bezig met een schijnprobleem. Dat laatste gebeurt vaker in de politiek en kan deel uitmaken van een slimme strategie. Maar dan is er sprake van rationeel afwegen vooraf. Als men zich wil verdiepen in de vraag "ging er iets mis, en zo ja, hoe kan dat in de toekomst worden voorkomen•, moet men zich ervan overtuigd hebben over alle relevante feiten te kunnen beschikken.

Persoonlijk belang

Eerst echter nog enkele opmerkingen vooraf.

Naar mijn mening is de WO geen echte machts- partij. Machtsdenken lijkt in strijd te zijn met liberaal denken. Immers, het laatste wil het individu helpen zich te wapenen tegen overheer- sende krachten, of die nu godsdienstig van aard

(3)

zijn, ideologisch, economisch of bestuurlijk. Het gaat om het individueel beleven en het kunnen maken van de eigen keuzen. Ook WO-kamerle- den beleven hun liberalisme op die manier. Hun streven naar macht beperkt zich tot het persoon- lijke belang. De andere fractieleden zijn voor hen ambivalent, ten dele tegenstanders, ten dele mede-fractiegenoten waarmee men belangen gemeen heeft. Het denken in termen van macht, het veroveren van macht, het gebruiken van macht, alles ten behoeve van een collectief, zijn geen dagelijkse bezigheden van WO-kamerle- den. Het is geen essentieel deel van hun denk- wereld, misschien wel van een deel van de kiezers. Hij of zij streeft wel naar invloed om ruimte voor zijn gedachten te krijgen maar meent die met argumenten alleen te kunnen verkrijgen.

Daarom past de WD (evenmin als D66 zoals men nu heeft ervaren) niet in het trio met de PvdA en het CDA. Die beide partijen hebben een traditie in het denken in termen van macht. Bij het CDA is dat heel sterk het geval, zo sterk dat de individuele politicus gemakkelijk kan worden geofferd als dat voor het behoud van de macht nodig is. Die politicus blijft zijn club wel trouw want hij weet dat hij niet alleen in het hier- namaals een beloning zal krijgen maar dat zelfs al tijdens het verblijf in dit ondermaanse de partij meestal goed voor hem zal zorgen. Men kijke bijvoorbeeld eens naar de manier waarop in het verleden het CDA voor afgetreden bewindslieden heeft gezorgd en wat daarvan bij de WO is te- recht gekomen. Bij de WD ligt dat anders.

Ook de PvdA komt voort uit een wereld van machtsdenken. De vakbonden spelen al jaren dat spel. Zij zijn gewend aan het breken van macht met stakingen of andere drukmiddelen.

Voor de WD zijn stakingen slechts aanvaardbaar als uiterste middel bij een conflict tussen werkge- vers en werknemers. Maar een staking waarvan niet betrokken burgers de dupe worden wordt onbehoorlijk geacht. Men treft immers onschuldi- gen, mensen die niets met het conflict te maken hebben. Stakingen waarbij bewust het publiek getroffen wordt zijn te vergelijken met gijzelingen, men houdt onschuldigen, niet-betrokkenen, in de houdgreep om druk op de tegenstander te kunnen uitoefenen. Door de tegenpartij de macht te geven het nadeel voor onschuldigen weg te nemen suggereert men verantwoordelijkheid voor dat nadeel. Die handelwijze is voor de WD'er abject. De moeizame strijd van de socialisten om aan de macht te kunnen komen, en daartoe eerst de macht van de confessionelen te moeten breken, heeft hun partij geleerd dat in de politiek macht moet worden gehanteerd. Pas als je de

tegenstander in de wurggreep kunt krijgen komen er concessies. De fictie dat de politiek alleen een spel is van uitwisseling van rationele argumenten wordt in stand gehouden om begrij- pelijke redenen, maar hoeft voor degenen die nadere studie van de politiek maken geen uit- gangspunt te zijn.

Men kan stellen dat de WO onervaren is in het machtsspel en daar niet sterk in opereert. Nie- mand heeft dat zo goed begrepen als de leider van het CDA.

Sterke groei

Een tweede punt dat van belang is, is de sterke groei van de WD in de jaren sinds 1977, na het eerste kabinet-Den Uyl. De WO werd populair en groeide. De aantallen zetels in de verschillende bestuurlijke organen stegen navenant en velen werden geroepen om mee te helpen besturen, zonder dat er ervaring was en zonder een traditie van bestuurlijke verantwoordelijkheid en het handelen als collectief. Vaak was de JOVD de leerschool om het spel te oefenen. Maar daar lag de nadruk op het debat en werd niet geleerd dat er een lange adem nodig is om politiek iets voor elkaar te krijgen, zeker als er echte ambte- naren bij te pas komen en geduldige politieke tegenstanders. In tijden van economische groei lijkt regeren vooral te bestaan uit het uitgeven van geld aan mooie dingen voor de mensen en dat kan dus geen moeilijke klus zijn. Ervaring is daar niet voor nodig. Dat besturen een zaak is van zorgvuldig afwegen, van nee durven zeggen omdat iets op korte termijn mooi lijkt te zijn maar op langere termijn ernstige negatieve effecten kan hebben, van niet meegaan met de waan van de dag, was niet steeds duidelijk bij de honder- den die zich opwierpen om in een grote WO de vele beschikbaar komende functies te gaan bezetten. De politiek werd als een spel gezien, een loterij met weinig nieten, in plaats van als een hard gevecht om te overleven, individueel, maar vooral tezamen met de groep waaruit men voorkomt.

Frustratles

Welke emotionele aspecten waren van belang bij de ontwikkelingen voorafgaande aan het breken van het kabinet? Vooral was er de gefrus- treerdheid van de Kamerleden, zij immers moe- ten het vuile werk doen. Zij moeten opgewekt en zonder knarsende tanden avond aan avond bij spreekbeurten tegenover de eigen leden uitleg- gen waarom een besluit van het kabinet, of de laatste oprisping van de eigen minister in het ochtendblad, zo goed is terwijl ze die diep in

(4)

-

hun hart verafschuwden. Zij moeten de eenheid handhaven die nodig is om als fractie effectief in de Kamer kunnen opereren. Maar werd hun mening wel gevraagd als in het kabinet of op het departement het besluit aan de orde kwam?

En werden er ook besluiten in het kabinet geno- men terwijl de bewindslieden wisten dat de betrokken fractieleden daar moeite mee hadden, of het er zelfs helemaal niet mee eens waren?

Veel is geprobeerd om bewindslieden en fractie op een lijn te houden. Regelmatig werd er overleg gevoerd en er werden mensen speciaal belast met die coördinatie. Soms leverde dit resultaat op, maar te vaak was er onvoldoende succes. Soms kan het niet omdat er in een coalitie moet worden ingeleverd, maar de vraag is dan steeds weer of er politieke herken- ningspunten overblijven voor de eigen achterban om het besluit te kunnen begrijpen, of dat er echt alleen maar is ingeleverd. Opgemerkt moet worden dat het inleveren zelden of nooit ge- schiedde op punten die in het verkiezingspro- gram zeer expliciet waren geformuleerd, maar er komen vele zaken aan de orde die door de actualiteit van groot belang worden zonder dat daarover in een verkiezingsprogramma, of een regeeraccoord, iets specifieks is vastgelegd. Het is mijn indruk dat van CDA-zijde in het kabinet redelijk werd geopereerd, maar dat de eigen bewindslieden te vaak lieten merken dat ze zich weinig gelegen zouden laten liggen aan de meningen die uit de fractie kwamen. Of men dacht de fractie toch wel mee te zullen krijgen, of meende dat die opvatting niet belangrijk genoeg was om ervoor in de strijd te gaan, of schatte in dat de fractie toch machteloos was en geen verzet zou durven plegen omdat het eigen hachje belangrijker was dan het politieke punt, is niet steeds duidelijk geworden voor mij. Ik heb de indruk dat het laatste wel degelijk speelde.

Als een kamerlid laag op de lijst staat, zal hij of zij zich er wel voor hoeden in conflict te komen met een eigen bewindsman of -vrouw. Als de zaak daarna scherp zou worden gespeeld, verliest hij of zij dan zijn kans op een redelijke plaats op de kandidatenlijst, en dan kun je helemaal niets meer doen. Maar het gevoel van eigenwaarde moet men kunnen behouden ook al was men de laatste die binnenkwam.

Nieuwkomers

De positie van de Jatere binnenkomers is een punt apart. Zij treden aan nadat het regeerac- coord is gesloten. Bij de besprekingen zijn ze niet aanwezig geweest en niet geconsulteerd. Als er dan een relatief groot aantal kamerleden over-

stapt naar het kabinet komt er een zelfde aantal nieuwe kamerleden die geacht worden het regeeraccoord door dik en dun te zullen volgen, zonder dat ze daar hun eigen opvattingen heb- ben kunnen inbrengen.

Het komt voor dat mede door de inbreng van de later aangekomen leden de mening in de fractie geleidelijk verandert en niet meer spoort met die van de leden in het kabinet die de architecten waren van het regeerprogramma. Er is veel inspanning nodig om zulke tegenstellin- gen te overbruggen en het vraagt bewust han- delen in die richting. Zo werd in de fractie geleidelijk aan duidelijk dat de staatssecretaris voor Volksgezondheid een onmogelijke opdracht had meegekregen waar het de bezuinigingen betrof. De architect van die plannen zat in het kábinet en was niet in de fractie aanwezig om zijn denkbeelden, die in het regeeraccoord werden vastgelegd, toe te lichten of duidelijk te maken. De minister van het departement (van die staatssecretaris) deed allerlei leuke dingen die hem veel publiciteit opleverden, de staats- secretaris moest de besparingen bevechten en maatregelen nemen die hem juist bij de eigen kiezers en leden veel kritiek bezorgden.

Het is mijn mening dat de betrokken staats- secretaris zijn ondankbare werk bekwaam ver- richtte en in de Kamer zijn zaken goed behan- delde. Maar hij werd met een onmogelijke op- gave het veld ingestuurd. De partij was er snel bij om hem laag op de lijst te zetten en vergat voor het gemak dat hij had geprobeerd zoveel als mogelijk ook het WO programma te volgen.

Dat programma was door de leden goedgekeurd en vastgesteld! Wat dat betreft is het geheugen in de partij soms ook maar van korte duur. In de fractie had de woordvoerder voor gezondheid de grootste moeite om duidelijk te maken dat de voorstellen in het kader-Dekker een werkelijke verbetering zouden brengen. Er was grote twi~el

of de betrokkenen in de sector voldoende mede- werking zouden geven zodat daardoor de be- oogde verbeteringen niet gerealiseerd zouden kunnen worden. Daarbij kwam dat verwacht werd dat de oppositie zoveel als mogelijk zou vertra- gen en iedere kans zou benutten om zodanige veranderingen in de uitvoering aan te brengen dat dit uiteindelijk tot het tegengestelde van het beoogde zou leiden. Deze lange uitweiding over het gezondheidsbeleid zou de indruk kunnen vestigen dat er slechts een enkel punt was. Dit voorbeeld werd echter gekozen om te tonen hoe een verschil in inzicht kan groeien. Er waren meer punten die verschil van mening opriepen.

4 ":· :·. · .:,.,.,,. :··: :.::·· :'::·.·:·:· ·:·:··:::· · ,, .. ·. · · ::;:~::::~:~~~~:::~::~::~~~:~:~:::~:~::::~::::::::::::::::::::::::::::::::::::::~~::::;::;::::::):::::: ::::=::::=:,::==::::::::::::::=:::::=::::: ::::= .: .. ,•,•.:.: .. • ::::·.:·:·:·:·:···:··:;.··:·:·:·:·:·::;.;.•:·.··· .· .. • ... :,:,·:,,=,••.1'." ... '.~~~ .·' ... '.·.·'.·.·· .. ··· .. ,':.'',•·,,,•:,:,•,•n'.'.'.''.' ..f. '.',',:: :,:·,=·,=-,•·,:1· .. :·,··,.:,:=,=',=',=:,•

(5)

Milieubeleid

Bij het milieubeleid groeiden er tegenstellingen, echter niet over de doelstellingen of de nood- zakelijkheid van zorg voor het milieu. De tegen- stellingen kwamen voort uit de soms ruwe aan- pak die er niet toe bijdroeg dat mensen het beleid zouden kunnen accepteren. Hoe moest bijvoorbeeld de woordvoerder voor landbouw- zaken uit de voeten met de ondankbare taak om onze tuinders, akkerbouwers en veehouders uit te leggen wat die aan moesten met de vele rijpe en onrijpe ideeên die VROM over mest en gewasbescherming ventileerde?

Wat mijn eigen portefeuille betreft wil ik wijzen op de tegenstelling die er bestond tussen de financieringsvorm die de WO-fractie (al sinds 1979) nastreefde en de werkwijze van de milieu- poot van het ministerie van VROM. De WO-- woordvoerders werden sterk gesteund door hun milieudeskundige achterban, de milieupoot van VROM door de overkoepelende milieuactie- groepen. Die laatsten stelden vlak voor de verkiezingen dat de WO de minister bij zijn goede beleid voortdurend voor de voeten had gelopen en dus geen goed milieubeleid voor- stond. Het tegendeel is echter waar. De feiten zijn dat de WO-fractie alle hoofddoelen en hoofdlijnen van het gevoerde beleid steunde maar wel vaak aandacht vroeg voor een goede bestuurlijke en financiêle aanpak. Er was kritiek nodig op de soms paniekerige werkwijze, op het korte termijn handelen, op het proces van regel- geving, op de soms onwerkbare voorschriften en op de financieringsvoorstellen. Bij dit laatste ging het over de vraag of iets na zorgvuldige priori- teitsstelling uit de algemene middelen zou die- nen te worden bekostigd, desnoods na verho- ging van een accijns, of dat een heffing moest worden opgelegd waarvan de besteding minder controle vergde. Het vaststellen van een accijns of het verhogen ervan moet bij wet worden geregeld en vereist dus besluitvorming in de Kamer. Een heffing kan via een eenvoudige procedure worden ingesteld en in de praktijk blijkt er ook minder controle aan de besteding van de gelden te zijn verbonden. De ambtenaren kiezen steeds voor de heffingen en krijgen de steun van de milieu-organisaties. Beiden hebben meer belang bij vele aparte potjes dan bij een systematische aanpak waarover verantwoording moet worden afgelegd. Maar ook hier kregen de WO-woordvoerders geen steun van de eigen bewindsman en bleef het milieubeleid, ondanks onze pogingen tot verbetering, voornamelijk een opportunistisch beleid dat vooral wordt bepaald door de incidenten van de maand. Interessant is

1990, nr 1

hier op te merken dat eerdere WO milieu-be- windslieden als minister de ambtenaren volgden in hun benadering van heffingen, maar dat ze zich, nadat ze minister-af waren, voor algemene middelen uitspraken.

Over de bestuurlijke aspecten van het milieu- beleid liet de PvdA-fractie nooit iets van zich horen. Zij volstond ermee met goed gevoel voor de publiciteit achter de milieu-organisaties aan te lopen. Dat is des te merkwaardiger omdat ter- zelfdertijd de enquête over de woningbouw spe- elde. Daar kwam helder naar voren hoe ten behoeve van een bijna heilig doel (in dat geval de sociale woningbouw) onzorgvuldig bestuurlijk handelen werd geaccepteerd, maar na de en- quête werd veroordeeld. Bij een zo heilig doel als het herstel van een goed milieu wordt de verleiding groot werkwijzen te rechtvaardigen waar de aandacht van de Kamer zich op zou dienen te richten. Vanuit de toenmalige op- positiepartijen is mij nooit gebleken van enige belangstelling voor dit aspect. Oe WO-fractie stond geïsoleerd en dan behoeft een minister daar geen boodschap meer aan te hebben.

Latere binnenkomers

Oe positie van de latere binnenkomers, vooral als het nieuwkomers zijn, is een aparte, zo stelde ik, en vraagt om extra inspanningen van de kant van het kabinet. De afstand tussen hen en de .

leden van het kabinet is vaak veel groter dan die van de meteen gekozenen. Die zien de leden van het kabinet als oude collega's die men gemakkelijk kan aanspreken, maar de leden in het kabinet dienen ervoor te waken dat er geen kloof blijft bestaan tussen hen en de nieuw- komers. Naar mijn indruk werd hieraan binnen de WO te weinig aandacht besteed. Bij de CDA- fractie zag men een geheel andere benadering. · Daar trof men tussen de leden van de fractie die het avondeten nuttigden vaak een lid van het kabinet aan. Daardoor werd de afstand tussen nieuwe leden en het kabinet kleiner en voelde ook de laatste die binnenkwam zich opgenomen.

De minister kende ook hem en sprak hem of haar misschien al wel aan met de voornaam.

Niet iedere CDA-bewindsman volgde deze weg, maar het gebeurde wel zo frequent dat een beginnend fractielid met een voor hem of haar dringend probleem de kans had om dat voor te leggen in een informele sfeer. Misverstanden kunnen zo in een vroeg stadium worden weg- genomen en negatieve ontwikkelingen kunnen snel worden onderkend en zo mogelijk worden bijgestuurd. Naar mijn mening zijn de pogingen om te bevorderen dat fractie en kabinet samen

(6)

-

..

de kar zouden trekken, ondanks pogingen van de fractievoorzitter, en soms ook van individuele bewindslieden, niet gelukt en kwam de gewenste doelmatige communicatie niet tot stand. Daar- door werd het mogelijk dat conflictpunten lang onder het oppervlak konden blijven smeulen en konden uitgroeien tot scherpe tegenstellingen.

Dit alles bij elkaar leidde ertoe dat er wantrou- wen groeide tegenover de eigen bewindslieden en het gevoel ontstond van "zij zitten op het fluweel en wij mogen de kar uit de modder halen•.

Gemiste kansen

Een apart hoofdstuk is dat van de gemiste kansen. Soms heeft een bewindsman druk vanuit de Kamer nodig om zijn ambtenaren ervan te kunnen overtuigen dat een voorstel veranderin- gen behoeft. Soms ook heeft een minister wel enige speelruimte zodat een goed gekozen voorstel uit de Kamer kans van acceptatie heeft.

Een bewindsman behoeft de fractieleden niet op een briefje te geven hoe ze moeten opereren om er toch nog wat uit te halen. Maar het andere uiterste is om er voortdurend op te staan dat de voorstellen ongeschonden door de Kamer komen. Wat dat betreft geeft het ambtelijk ap- paraat soms weinig ruimte aan een bewindsman om de Kamer enigszins tegemoet te komen.

Daardoor verliest de discussie in de Kamer aan betekenis en is er voor kamerleden weinig eer te behalen, ondanks goede voorbereiding en een flinke dosis inspanning. Het is mijn observatie dat relatief veel bewindslieden door de amb- tenaren heel strak worden aangelijnd en weinig ruimte hebben voor eigen opvattingen, al was het maar op details. Dan kan het gebeuren dat als je met een motie meent kenbaar te moeten maken dat er iets gewenst is, de minister dat gaat ontraden tot grote vreugde van de op- positie! Om dat te vermijden moet je. bij de voorbereidingen ervoor zorgen dat je eerst overeenstemming met de betrokken beleids- ambtenaren hebt verkregen, zodat zij de minis- ter een gunstig advies zullen geven als je met die motie komt! Naarmate de minister minder van zijn portefeuille weet kan dit vaker voorko- men. Mij heeft het geweldig geêrgerd dat er vaak zo weinig van de eerdere mening van een bewindsman overbleef. Soms leek het een marionet. Bij de leden van een fractie zakt de waardering voor die bewindsman dan tot nul of nog lager, en is er weer een bodem gelegd voor tegenstellingen. Natuurlijk heeft iedere minister of staatssecretaris een eigen verantwoordelijkheid die gericht is op het bestuur van het land en het

I

Übêraal Reveil 6

verwerven van brede steun voor het beleid. Hij of zij kan geen zetbaasje zijn van de eigen fractie. Maar dat besef is in de WO-fractie ten volle aanwezig. Het gaat om communicatie en samenspel. Als de eigen minister in de Kamer wordt aangevallen dienen kamerleden van zijn partij hem te verdedigen. leder waardeert dat al lijkt uit het openbare debat het tegendeel te blijken. Maar het wordt moeilijk om die verdedig- ing op je te nemen als tegenstellingen met de betrokken bewindspersoon niet kunnen worden overbrugd en aan de persoonlijke verhouding zijn gaan knagen.

Tenslotte

Alles bij elkaar moet worden vastgesteld dat er zoveel ongenoegen was over het gebrek aan overeenstemming, dat bij vele fractieleden gelei- delijk aan de stemming groeide van: laat ze nu maar eens op hun gezicht gaan, wij doen het zo niet meer. Na de discussies over het afschaffen van het reiskostenforfait sloeg die stemming om in overmoed. Men meende een sterk breekpunt te hebben omdat naar het inzicht in de fractie dat voorstel slechts een ordinaire lastenverzwa- ring was, zonder aantoonbaar resultaat voor het milieu, waarmee nu juist de werkenden in de middengroepen werden gepakt waarvoor de WO de lastenverlichting zozeer wilde. Men kon dus gerust daarmee de verkiezingen ingaan. Toen in plaats van aandacht voor de inhoudelijke aspec- ten de persoonlijke tegenstellingen in het open- . baar kwamen en leidden tot scherpe woorden- wisselingen en verwijten, was daarmee het beeld geschapen van een verdeelde en verzwak- te partij. Op dat punt en op dat tijdstip was dat dus terecht. Dat te generaliseren ligt voor de hand en zo gebeurde het dat de inhoudelijke aspecten konden worden ondergeschoffeld en de WO de verkiezingen moest ingaan met de interne tegenstellingen als belangrijkste punt.

Hoezeer de WO-fractie het bij het rechte eind had bij haar benadering bleek na het aantreden van het nieuwe kabinet, niet alleen ten aanzien van het reiskostenforfait, maar ook bij de zgn.

C02-heffing. Het broeikaseffect werd aan- gegrepen om weer een heffing op te gaan leggen, maar de gelden zullen niet worden gebruikt voor een specifieke bestrijding van het broeikaseffect. Er is al een zwaar accijns op het gebruik van brandstof. Door dat te verhogen kan men aan extra middelen komen en die besteden na afweging van prioriteiten. Maar een speciale heffing vanwege C02-uitstoot suggereert de burger dat er een aanpak is van de C02-proble- matiek en dat daar geld aan zal worden be-

. ·:

(7)

steed. Bij de toelichting van de regering bleek dat geld vnl. naar marginale andere doelen te zullen gaan. Tegen dit soort van financierings- trucs heeft de WO-fractie zich verzet. Juist bij het milieubeleid zijn er goede redenen om kritisch te letten op een goede bestuurlijke uit- voering, omdat gerommel met geld de motivering

bij de burger verzwakt om mee te werken aan een lang volgehouden inspanning voor een goed milieu.

*

Dr R. Braams is oud-lid van de WO-fractie in de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

TAKEN VOOR HET LIBERALISME

J.J.C. Voorhoeve *

Het is ( ... ) het doel van de staat de mensen ( ... ) in staat te stellen hun geestelijke en lichamelijke functies onbezorgd uit te oefenen, hun verstand en vrijheid te gebruiken, en hen verder af te houden van onderlinge strijd uit haat, toorn, kwade trouw of slechte gezindheid. Het doel van de staat

is dus inderdaad de vrijheid.

(Spinoza (1632-1677), Godgeleerd-Staatkundig Vertoog, vert. W. Meijer, Amsterdam 1895, p.

410).

1. Naar welke samenleving?

Willen liberalen een bepaalde, ideale samenle- ving, zoals de socialisten een ideaalbeeld heb- ben - of hadden -, of is het liberalisme alleen een procesbenadering van de politiek? Ik heb al vaak de mening uitgedragen dat liberalisme geen heilsleer is en ook geen blauwdruk van een heilstaat is. Het einddoel van het marxisme is een communistische samenleving waarin al het menselijk gedrag zo is geregeld, dat er geen economische uitbuiting en geen particulier bezit meer is. De praktijk van het marxisme heeft inmiddels bewezen, tot een ethisch, sociaal- economisch en vooral politiek failliet te leiden, in elk geval op de wijze waarop het in Oost -Europa en door Mao-tse-Tung in China in de praktijk is gebracht. Het marxisme is eindelijk geheel passé.

Een andere •grote• ideologie, die haar stem- pel op de jaren dertig en veertig heeft gedrukt, het fascisme, was al eerder volledig bezweken.

Er zijn, in hoofdlijnen, nog maar twee staatsleren in de wereld over, het liberalisme en de christen-

democratie. De laatste heeft inmiddels belangrij- ke elementen van het liberalisme geabsorbeerd en is daardoor economisch pseudo-liberaal geworden. Voorts zijn er twee nieuwe politieke stromingen in de wereld bijgekomen: ten eerste het ecologisme, dat echter nog weinig ideolo- gische samenhang vertoont, maar al wel nuttige denkbeelden aan zowel liberalisme als christen- democratie heeft geleverd. Ten tweede is er het islamitisch fundamentalisme, dat in het Midden- Oosten wreed wordt gepraktizeerd.

Is het liberalisme alleen een pleidooi voor maxi- male vrijheid en maatschappelijke openheid en daarmee een politieke procesleer, of is er ook een liberale samenleving als doel? Ik geloof dat het liberalisme inderdaad als hoogste doel een liberale samenleving voor ogen heeft, niet als stationaire eindtoestand, dus geen heilstaat, maar een dynamische maatschappij, waarin de volgende drie idealen in sterke mate zijn gereali- seerd:

de politieke vrijheidsrechten van de mens

(8)

-

volgens de Universele Verklaring van 1948;

de sociaal-economische en culturele rechten van de mens volgens de VN-verdragen van 1966-67;

inpassing van deze twee doeleinden in de natuurlijke kringlopen, dus op een ecologisch verantwoorde wijze.

Dit laatste is een relatief nieuwe doelstelling. De algemene ledenvergadering van de WO heeft zich daar onomstotelijk voor uitgesproken toen zij het verkiezingsprogramma 1989 vaststelde. In dat programma staat immers: "Hoofddoelstelling van het natuur- en milieubeleid is het bereiken van het nieuwe evenwicht voor een duurzame ontwikkeling, waarbij het menselijk handelen is ingepast in het stelsel van natuurlijke kringlopen•

(art. 301, p. 17).

De strekking van dit artikel gaat zeer ver, veel verder dan op korte termijn is te realiseren.

Het is een belangrijke opdracht die wij als libera- len onszelf in juni 1989 hebben opgelegd.

De eerste doelstelling, de politieke grondrechten, is vooral door de invloed van de liberalen sinds het midden van de vorige eeuw, geleidelijk stee- ds verder in ons land gerealiseerd.

Christen-democraten en socialisten hebben zich in toenemende mate voor dit hoofdpunt van het liberalisme opengesteld. Zonder overdrijving kan worden gezegd, dat de eerste en meest funda- mentele wens van het liberalisme in tamelijk sterke mate is gerealiseerd. Tot voor kort was de liberale democratie met politieke grondrech- ten alleen realiteit in een dertigtal landen. In 1989 is door de omverwerping van de meeste communistische dictaturen in Oost-Europa en de perestroika in de Sovjetunie het perspectief geopend op democratisering van Oost-Europa.

De groeikansen van het liberalisme in de wereld zijn daardoor vermenigvuldigd.

De tweede doelstelling van een volledig liberale samenleving is, naar mijn overtuiging, de realisatie van de sociale, economische en cultu- rele rechten. Zonder nu elk artikel van de desbe- treffende VN-verdragen letterlijk overal en zonder reserve van toepassing te willen verklaren, merk ik op dat verwerkelijking van deze rechten een belangrijk oogmerk moet zijn van het moderne liberalisme zoals dat is gericht op het tot volle ontplooiing laten komen van de mens en zijn of haar talenten. De staatsorganisatie dient niet alleen passief vrijheidsrechten te schenken, maar ook kansen te bieden op individuele ontplooiing en te stimuleren om van die kansen goed ge- bruik te maken.

Het beleid van de WO wordt geleid door onze visie op de stimulerende staat, die leiding moet geven aan een liberale samenleving. De stimule- rende staat richt de prikkels voor het menselijk handelen zo in, dat de mens tot volle ontplooiing komt, alle talent en creativiteit tot wasdom komt en alle potentiêle werkkracht wordt aangewend voor zinvolle activiteit; zinvolle activiteit in de vorm van betaald werk, vrijwilligerswerk, zorg voor de opgroeiende generatie en zorg voor ouderen en gehandicapten. De stimulerende staat bevordert democratisch burgerschap, prikkelt tot participatie, stimuleert tot respect en tolerantie. Het bestuurlijk handelen in die staat is steeds gericht op kwaliteitsverhoging in de dienstverlening aan de burger en de zorg voor de zwakkeren en kansarmen. Tegelijk moet de stimulerende staat ook gedrag dat schadelijk is afremmen door negatieve prikkels tegen wets- overtreding, prikkels ook om de vele vormen van afwenteling terug te dringen, of het nu fraude, oneigenlijk gebruik, of al te gemakkelijk gebruik van steunmaatregelen betreft die ten koste van de gemeenschap gaan.

De huidige Nederlandse samenleving voldoet nog onvoldoende aan de eisen van de stimule- rende staat. Verschillende prikkels staan nog de verkeerde kant op. De veel te hoge lastendruk op arbeid remt de inschakeling van onbenut arbeidspotentieel en is een belangrijke oorzaak van open werkloosheid en de minstens zo grote verborgen werkloosheid onder vrouwen en licht- gehandicapten. Een staat die zo een domper zet op zinvolle activiteit veroorzaakt structurele onderbenutting van menselijk potentieel om een betere gemeenschap op te bouwen. In feite verhoogt het nieuwe kabinet, door de lastenver- zwaring, de straf op hard werken en sparen.

Gelukkig kunnen veel Nederlanders dat werken toch niet laten, al ervaren zij het als onrechtvaar- dig dat sommigen die afwentelen, die niet actief naar werk zoeken, die een geboden opleiding niet afmaken, of die zich te makkelijk laten afkeuren, niet beter gestimuleerd worden om kansen te benutten.

Staan de prikkels voor het menselijk han- delen wel de goede kant op? De WO zal het kabinetsbeleid met dat criterium beoordelen.

Prikkels voor nuttig en verantwoord handelen door vrije mensen, die zelf met de vruchten en consequenties van eigen keuzen worden gecon- fronteerd. Dat is het sturingsmechanisme van de liberale, stimulerende staat. Wordt zinvolle acti- viteit bevorderd: werken, voor anderen zorgen, sparen, studeren, investeren, vernieuwen? En

8 ••••.i.i.i.•.••.·••.••.i.•·'.i.·•· .• ·.••. !.••.i .. ···•·•••· ... •·••• ··•·•·•·••• ···•···•·::::):::••·•·•·•··· •·.·.·.·.. ... .•.•.•.• .. :-;.;.· .... :-:-:.:·:-.·:·.·.-:·:·:.:·:..·:;:;:::::::::;:;.;:.:.:-·-·.·· ••.···•.·.•.•.•.·-•.•.:.•.:·.1:··.··.·g···.·.·· .. 9·· . ... ·.·a·.···.··,··.•.:.•: .. •n·.···,··.·.·· .• •.•.•.·t··.·.•.•.•.•.•.•

(9)

wordt schadelijke activiteit afgeremd: vervuilen, frauderen, afwentelen, studiekansen laten lopen, desinvesteren en laten versloffen?

De realisering van de sociaal-economische en culturele rechten dient te worden ingepast in het wereld-milieuverband, om het doel te berei- ken van een op lange termijn houdbaar en duurzaam ontwikkelingspatroon. Voor de reden- geving verwijs ik kortheidshalve naar het Brund- landt -rapport.

Onmiskenbaar liggen de tweede en derde doel- stelling, dus de volledige verwerkelijking van alle sociaal-economische rechten, en de duurzame, milieuvriendelijke samenleving, niet direct in elkaars verlengde, en bestaat daar zelfs een zekere spanning tussen. De wijze van realisering van de sociaal~economische rechten zal moeten voldoen aan de vereisten van duurzame ontwik- keling. Dat is een "tall order".

. .... ... ...,

.

..

··'I ,"' f/( " 11, fl'" I, 'i/ 1,1' I\ . I ' ' '

1 //' I 1//i ' lil//1 ~~~ /11

2. De situatle van de WO

De WD heeft een moeilijke tijd achter de rug.

Na zeven en een half jaar coalitie-samenwerking met het CDA is het zeteltal in de Tweede Kamer fors verminderd. De tien zetels verkiezingswinst van 1982 werd in 1986 gevolgd door negen zetels verlies en in 1989 door een verlies van vijf.

Nu was die winst in 1982 vooral te danken aan

de zwakheid van het kabinet-VanAgt 11 en 111 en een toestroom van jonge kiezers zonder partijbin- ding. Zij vertrokken weer snel. Ook zijn kiezers die tussen WO en CDA twijfelen, weer naar het CDA gegaan. De WO is helaas weer terug op de omvang van het begin van de jaren zeventig.

Het forse verlies sinds 1982 heeft een aantal oorzaken. Het ligt ten dele aan de vaak onaantrekkelijke rol als kleinere partner in een coalitie, waarvan het beleid en de resultaten vooral door het CDA zijn gepresenteerd. Ten tweede ligt het aan het feit dat zeer veel WO- beleid sinds 1982 geleidelijk door het CDA is overgenomen. Inhoudelijk succes met de verbrei- ding van eigen ideeên leidt vaak tot vervaging van het eigen profiel, dat altijd een contrast met anderen is. De blauwe cirkel van de WD was opvallender toen de achtergrond roze was en vervaagde toen die lichtblauw werd. Een derde groep oorzaken ligt in de WO zelf, namelijk de soms ongunstige beeldvorming rondom sommige WO-politici in de periode 1982-1989, de onrust rondom het fractie-voorzitterschap in 1986 (in juni viel de WO in de peilingen van 17,2 naar 13%), de kabinetscrisis in 1989 en de onrust inzake de kandidaatstelling voor de Tweede Kamer. Ook moet gewezen wor-den op soms onvoldoende wervingskracht van het WO-beleid onder potentiêle liberale kiezers.

In de laatste decennia is de WO voor velen een

"slecht weer-partij" gebleken. De steun voor de WO neemt toe als de economie achteruit loopt, maar neemt af als het beter gaat en men meent zonder de WO te kunnen. Electoraal succes voor de WO wordt mede bepaald door de internationale conjunctuur en door het voeren van oppositie tegen kabinetten die de lastendruk laten oplopen. Alle reden dus voor bezinning op essentiêle vragen. Wat is de wezenlijke taak voor de WO en waar moet de WO zich in de jaren negentig sterk voor maken? Politiek is in de kern niets anders dan de strijd om een zo goed mogelijk bestuur van de staat. Het bestuur van de staat hoort te zorgen voor goede gemeen- schapsvoorzieningen zoals veiligheid, rechtsorde en vrijheid, plus onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur etc. Liberalisme is de overtuiging dat de beste maatschappij een vrije maatschap- pij is, waarin mensen zoveel mogelijk zelf verant- woordelijkheid dragen.

Het doel van goed bestuur is eigenlijk heel eenvoudig: mensen veiligheid en vrijheid bieden om zich zo goed mogelijk te ontplooien en hen kansen te bieden op menselijk geluk. Dat vereist dus ten eerste het terugdringen van de

(10)

-

de samenleving liggen. De kern van menselijk geluk ligt buiten de politiek, in affectie, geloof en kunst. De staat kan geen persoonlijk geluk garanderen, maar wel voorwaarden scheppen waardoor de meeste individuen grotere kansen op geluk hebben dan in een chaotische en gewelddadige samenleving, waar de staat en de samenleving mensen in het ongeluk storten.

De zeven belangrijkste bronnen van menselijk leed en maatschappelijke schade zijn: misdaad, oorlog, schending van mensenrechten, werkloos- heid, ziekte, armoede en ook milieuvervuiling (die uiteindelijk immers tot ziekte of armoede leidt).

De strijd voor de vrijheid en ontplooiing van het individu is dus een strijd op deze zeven fronten tegelijk.

3. Materiële en Immateriële behoeften

Als politieke partij streeft de WO naar goed liberaal bestuur. Elk bestuur moet inhaken op wat mensen motiveert en moet zelf ook mensen voor gemeenschapstaken zien te motiveren. Men- sen worden het sterkste gemotiveerd door onvervulde behoeften. In de welvaartsstaat zijn de fysiologische behoeften van de meeste mensen vervuld. Toch is hier een nieuwe be- hoefte: die aan gezonde, natuurlijke en milieu- vriendelijke produkten. De verzorgingsstaat vervult ook de meeste behoeften aan sociale ze- kerheid en economische veiligheid. Door de hoge criminaliteit is de fysieke veiligheidsbe- hoefte echter nog lang niet volledig vervuld.

Voorts is voor veel mensen de behoefte aan sociaal contact en genegenheid maar gedeeltelijk vervuld. Vooral de vereenzaming onder alleen- wonende ouderen is een probleem.

In onze welvaartsstaat is de motivatie van de kiezers sterk gericht op gezondheid, veiligheid, sociale contacten en zelfverwerkelijking. Het moderne liberalisme dient dit te weerspiegelen, zonder de materiêle basis van de menselijke vrijheid te verwaarlozen. De vijf principes van liberalisme gelden nog steeds als de belangrijk- ste uitgangspunten voor de WO: vrijheid, verant- woordelijkheid, verdraagzaamheid, sociale ge-

rechtigheid en ontplooiing. De keuze tussen utilitaristisch liberalisme en ontplooiingsliberalis- me valt duidelijk ten gunste van het ontplooiings- liberalisme uit. Dat is ook de teneur van het verkiezingsprogramma '90-'94. Misschien is het verschil tussen beide in wezen minder groot dan in "fundamentalistische" discussies weleens is gesteld. Immers, als het utilitarisme is gericht op behoeftebevrediging en als daarbij de im- materiêle behoeften alle ruimte krijgen, komt ook de utilitarist bij een vergroting van de kansen voor menselijk geluk en ontplooiing uit.

4. De WO en andere partijen

Het beeld dat de meeste kiezers van de politiek hebben, is als een lat met een linker en een rechter helft:

Gr. Links PvdA 066 CDA WO KJ. Rechts

Dit beeld is sterk ingeburgerd, maar is ook erg ongenuanceerd. Vertegenwoordigt deze lijn de mate van progressiviteit? Het is de vraag of de linkse partijen wel op alle punten zo progressief zijn, in de zin dat hun programma tot maat- schappelijke vooruitgang zou leiden. Sommige punten (bijv. te hoge uitgaven) leiden na enige tijd duidelijk tot sociale achteruitgang. Op bepaal- de punten, met name de immateriêle onderwer- pen, is de WO veel meer veranderingsgezind dan het CDA. De links-rechts lijn is dus even onbevredigend als - helaas - wijdverbreid. Als de politieke partijen niet door één maar door twee dimensies worden verdeeld, ontstaat een iets ander beeld. Men kan de partijen enerzijds verdelen naar de mate waarin zij de collectieve uitgaven willen verhogen, of het omgekeerde, namelijk eigen verantwoordelijkheid in materiêle zaken benadrukken. Anderzijds verdeel ik ze naar de ruimte die zij aan individuele zelfbe- schikking in immateriêle zaken willen geven.

Daarmee tekent zich het volgende beeld af:

(11)

PvdA

Groen Links

eigen verantwoordelijkheid in immateriêle zaken

066

wo

eigen verantwoor- delijkheid in ma-

---jr---7

teriêle zaken

CDA

Ook deze verdeling is niet nauwkeurig, want de plaatsbepaling verschilt weer per onderwerp en de lijn van immateriêle zelfbeschikking is niet te kwantificeren. Bovendien staan beide dimensies niet helemaal los van elkaar, dus ze vormen geen hoek van 90 graden. Toch is dit beeld wat minder onjuist dan de links-rechts schaal. Wat opvalt in dit beeld is dat de verhouding WO- CDA-PvdA geen liniaal is, maar een ongelijk- benige driehoek. Het gaat om drie polen, drie concentratiepunten of stromingen, in de politiek.

Het politiek meest geïnformeerde deel van de kiezers kan het vertrouwde beeld van de liniaal op den duur door de "driehoek" vervan- gen. Dat dit niet onmogelijk is blijkt uit het feit dat de vaak goede samenwerking van de WO met de PvdA in de gemeentepolitiek niet tot een afbrokkeling van de WO heeft geleid. Daarbij moet wel worden aangetekend dat in provincie en gemeente geen macro-economisch beleid hoeft te worden gevoerd, waar de WO en de PvdA steeds sterk in hebben verschild.

Een groot deel van de kiezers blijft echter een grote behoefte aan een overzichtelijk, simpel links-rechts beeld houden. Het is de vraag of het beeld van een driehoek bij hen wel zal aanslaan.

Een beleid van onafhankelijkheid tegenover CDA en PvdA past goed in de oppositie. Bovendien vergroot dit de kansen om als oppositiepartij invloed ten gunste van WO-beleid uit te oefe- nen. Wij moeten echter wel beseffen dat de po-

Klein rechts

tentiêle WO-kiezers sinds 1986 vooral op het CDA hebben gestemd. Negen tiende van ons verlies is naar het CDA gegaan en maar één tiende naar 066.

De WO heeft een duidelijk programma voor de periode '90-'94 vastgesteld. Dit zal de spiegel zijn die aan het derde kabinet-Lubbers wordt voorgehouden. Dit verkiezingsprogramma is de beste leidraad voor de komende jaren, ook in de oppositie. Het is echter van belang nu al verder dan 1994 te kijken en al de komende jaren de oplossingen aan te geven voor vraagstukken die op langere termijn spelen. In een volgend artikel zou ik daar nader op willen ingaan.

5. Conclusies

1. In de oppositie dient ons beleid door het programma-Toxopeus te worden bepaald.

Dat heeft grote instemming in de partij ge- kregen. Het is de beste basis voor eens- gezind en consistent optreden van de WO- fracties in de Staten-Generaal.

2. De stijl van oppositie voeren moet zakelijk- kritisch zijn. Polarisatie en demagogie pas- sen niet bij de WD. De WO moet zich laten zien als een partij met goede beleidsvoorstel- len, die eensgezind optreedt.

(12)

-

..

3. Het regeringsbeleid van PvdA en CDA zal in de beginperiode waarschijnlijk tamelijk veel steun van de bevolking krijgen, omdat de fondsen voor volksgezondheid, onderwijs en politie ruimer worden en de uitkeringen en ambtenarensalarissen gaan stijgen.

4. De WO moet het CDA uitdagen de belofte waar te maken dat het herstelbeleid en een degelijk buitenlands beleid worden voortge- zet. De WO moet ook de PvdA uitdagen bepaalde beloften op immaterieel terrein waar te maken, die met WO-beleid overeen- komen.

5. De WO moet de komende jaren gebruiken voor een verbetering van het functioneren van de partij (uitvoering van het verenigings- plan) en een zakelijke profilering van de WO in de Staten-Generaal op die punten die vooral in het midden van de jaren negentig van groot belang worden (daarover meer in een volgend artikel).

6. De belangrijke aandachtspunten zijn vooral de volgende:

a. bestrijding van de open en verborgen werkloosheid. Met name de aanpak van de WAO en de werkloosheid onder vrouwen en een verbetering van de arbeidsbemiddeling, inclusief het sanctiebeleid.

b. doeltreffend milieubeleid. Er zijn hoge verwachtingen gewekt door het NMP en door CDA en PvdA. De beleidsuitvoering zal pro- blematisch worden, teleurstelling wekken en weerstanden oproepen. De WO moet zulks aan de kaak stellen, CDA en PvdA aan hun beloften houden, en met betere uitvoe- ringsvoorstellen komen.

Internationale School voor Wijsbegeerte

c. versterking politie en justitie. De extra 430 miljoen gulden die het kabinet in 1994 wil uitgeven zal te weinig blijken te zijn. De reorganisatie van de politie (op zich nodig) en andere noden zullen een veel grotere extra inspanning vergen.

d. financiele discipline en beperking van de veel te hoge lastendruk (de som van sociale premies en belastingen).

Natuurlijk kan men nog veel meer punten noemen: euthanasiewetgeving, volksge- zondheid, media, onderwijs, etc.

7. Het ziet er naar uit dat in de jaren negentig vooral de volgende thema's domineren:

- de transformatie van Oost-Europa en de consequenties voor de NAVO en de EG;

de milieuvervuiling;

verslechtering van de verhouding actie- ven/niet-actieven in Nederland;

Westeuropese integratie;

immigratie en het allochtonenbeleid;

manipulatie met menselijk leven en keu- zevraagstukken in de volksgezondheid.

Een aantal van deze vraagstukken zal in de formatie van 1994 een grote rol spelen. Zij ver- dienen dus voorrang in de ontwikkeling/verbe- tering van het WO-beleid. Daarnaast zullen vele andere vraagstukken kortstondig of langdurig een grote rol spelen. Veel hangt af van de fou- ten die het nieuwe kabinet gaat maken. Die zijn gelukkig niet allemaal te voorspellen!

* Dr Ir J.J. C. Voorhoeve is WO-fractievoorzitter in de Tweede Kamer.

Liberalisme. Een speurtocht naar de flllsoflsche grondslagen

Konferentie op zaterdag 3 en zondagmorgen 4 maart 1990 op de Internationale School voor Wijsbegeerte te Leusden, naar aanleiding van het gelijknamige geschrift dat in 1988 bij de leidersstichting verscheen, geschreven door A.A.M. Kinneging.

Sprekers zijn: Paul Cliteur, Boudewijn Bouckaert, Graham Locke, Herman van Gunsteren, D.F. Scheltensen Andreas Kinneging.

Konferentiekosten

f

50,--; pensionkosten

f

64,-- (all-in) Inlichtingen: ISVW, mevrouw van Gestel, telefoon 033-650700

(13)

a

,

)

l

HET LIBERALISME VAN EEN

OPPOSITIEPARTIJ

H.H. Jacobse *

Bieden de oppositiebanken gelegenheid tot bezinning? Gedecideerde en gedurfde politieke leiding is, na 8 jaren, dringend noodzakelijk

Met een onderbreking van ruim een jaar was de WO bijna twaalf jaar regeringspartij, steeds in coalitie met het CDA. Na vier jaar Van Agt/Wie- gel, verloor de WO in 1981 twee zetels. Na een jaar oppositie tegen de ongelukkige kabinetten Van Agt/Den Uyl en Van Agt/Terlouw, won de WO bij de (vervroegde) Kamerverkiezingen van 1982 maar liefst tien zetels. Negen ervan werden in 1986 weer ingeleverd na LubbersNan Aar- denne, en nog eens vijf zetels moesten in sep- tember 1989 worden prijsgegeven na drie jaar Lubbers/De Korte. Wie zich bovendien herinnert dat de WO in 1977, na vier jaar oppositie tegen Den UylNan Agt, zes zetels winst boekte, zal gemakkelijk tot een voor de hand liggende conclusie J<omen: voor de WO loont het voeren van oppositie; regeren (met het CDA) leidt daarentegen tot verlies. Een gunstig perspectief dus voor de partij die thans weer tot de op- positie is veroordeeld.

En toch ....

En toch is de voor de hand liggende conclusie misschien wel voorbarig of onjuist. Veertien Kamerzetels verliezen binnen zeven jaar kan zeker niet uitsluitend worden geweten aan het dragen van regeringsverantwoordelijkheid. Boekte coalitiepartner CDA over diezelfde periode niet een forse winst? Er is, natuurlijk, meer aan de hand. Falend politiek leiderschap in de periode '82-'86, het RSV-effect, publiekelijk uitgevochten ruzies tussen prominente WD'ers, heksenjacht, koppensnellerij, een nauwelijks herkenbaar liberaal profiel rond Lubbers-IJ, het is teveel om op te sommen. Aangedragen oplossingen zijn schaars en voor zover aanwezig, van twijfelachtig gehalte. Zo zullen weinigen geloven dat de D

van WO voor "Discipline• zou moeten staan, of dat discipline tot liberale beterschap zou leiden.

Ook een zekere vervaging van de grenzen tussen organisatorisch en politiek leiderschap, waartoe de Partijraad in november 1989 besloot, lijkt van dubieus gehalte. Meer mag worden verwacht van gedecideerde en gedurfde politieke leiding. Daaraan heeft het de laatste acht jaar ontbroken.

Op 2 mei 1989 bracht de WO-fractie in de Tweede Kamer het kabinet-Lubbers/De Korte ten val. Het heenzenden van een "eigen kabinet•, dus ook het breken van een coalitie, is één van de zwaarste beslissingen die in de politiek genomen kunnen worden. Verwacht mag dan ook worden dat een dergelijk besluit weldoor- dacht tot stand komt. Overwogen wordt, zou men denken, dat vervroegde verkiezingen één van de gevolgen zijn. Hoe de electorale kaart dan ligt, en bovenal: welke coalitie-alternatieven er zijn.

Wat volgde, doet aan de kwaliteit van de be- sluitvorming ten sterkste twijfelen. De electorale kaart lag voor de WO ongunstig, maar dat had een kind met een telraam al kunnen voorspellen.

En coalitie-alternatieven? •straks weer verder met een CDANVD-coalitie", riepen de WO-kandidaten eendrachtig tijdens de verkiezingscampagne.

Hoe dit te rijmen viel met het juist breken van die coalitie en het naar huis sturen van Lubbers- IJ, viel niet uit te leggen. Het beeld van de WO als (onevenwichtige, onvoorspelbare) bijwagen van het CDA, werd versterkt. Lijsttrekker Voor- hoeve stelde tijdens de campagne bij herhaling, dat de WO programmatisch dichter bij het CDA dan bij de PvdA zou staan. Hij deed dat ook

· 1.99. ·o'···,':::nr· .,.,1.... ..,., ... ,., .. · ... ,.,.,.,.,.,.,.,.,.,.,.,.,: .. ,.,.,,,.,,,,,,,,,:,.,.,,,,, ... ,:,::::,,,.,.,,.,.,.... .. .. : ... : ... · .. ·. . ... ·.·:. ... , .... , ... ·.· .. ,. . ' .. · ·.· .,.,., ... , ... ·.,., ... .,.1

-

_....;.._ _ _;.,,,,,.=::::;=::;:::;:;:;;::;:;:::;: :.:::.:::.:.:::::::.:::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::.:::/;:;:;::::::;:::;:;:;::··:::::::-····:-··:-:-:.:·:-·-:·:-:-:.: ''"''"=····.':·=''''''=·.· ... = ... = ... =··· ... _; ... = ... = ... = ... """ ... ·"""'.· ... ·.=· ... ·.· ... ·.·.·.·.=··· ... = ... == 13 ~::::::.::::::::':''''''''''''' :·:·:.:·:.:·:::::·:·:-:··· ,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,:::::::::::;,,,:< ... , ... ·'.·.·,·.',·.'.'.·~.,'·,'.· ... ·,'',·,•,:,:.'.·'.'.,'.,'.':·'.' ... ,',' .. :.: .. '.·.' .. ,'.·.~.,'.'.·,' ',.~.',.'.·.',·'··.','.',~,',.~,',.~,'L. . .'.'''·'·J.;JJUrga_f: ·.·.··:..·.····.:,.·.:.s:;;. ... ,·.,','.·'.,., n.. , ... . . e ... '.·.'ve· .. ·.··.'··· .. ,".i# ···',',~.•, .

(14)

-

..

tijdens een toespraak voor de JOVD, die haar 40-jarig bestaan vierde. Het gehoor daar, al jaren geporteerd voor een PvdNVVD/D66-coalitie, mocht geen vragen stellen en morde hoorbaar.

•op welke punten dan? Abortus? Onderwijs?

Euthanasie? Gelijke behandeling? Media mis- schien?•.

Het antwoord bleef uit.

De oppositie mag dan door de WO niet zijn gezocht, ze biedt in ieder geval gelegenheid tot bezinning. Voor herstel zal meer nodig zijn dan de bedenkelijke recepten van de Partijraad in november '89. Van de politieke leiding - in de Tweede Kamer in het bijzonder - moet een inspirerende oppositie van hoge kwaliteit worden gevergd, zowel strategisch als inhoudelijk.

De strategie

De belangrijkste eis die aan oppositie moet worden gesteld, is dat deze geloofwaardig is.

Ongeloofwaardig is oppositie die de indruk tracht te wekken dat het huidige kabinet op vrijwel alle beleidsterreinen ernstig tekort schiet. Of een beleid voert dat honderdtachtig graden verschilt van het vorige. Niet alleen de smalle marges van de democratie laten dat niet toe, maar ook de burger ervaart dat niet zo. Die merkt hooguit verschillen in detail, nauwelijks op hoofdpunten.

Voor verstandige oppositie is het van belang zorgvuldig te analyseren wat de sterke en zwak- ke punten in het beleid zijn - en wie de sterke en zwakke bewindslieden. Het verdient aanbeve- ling sterke beleidsonderdelen (en sterke be- windslieden) uitbundig te prijzen. Te onderstre- pen vooral ook, dat men zelf beslist geen ander beleid zou hebben gevoerd. Lof van de kant van de oppositie verwart coalitiepartners, die het gevoel krijgen de hemel te worden ingeprezen - terwijl ze beseffen dat die pas via het politieke graf kan worden bereikt. Die lof maakt geconcen- treerde kritiek op zwakke beleidsonderdelen (en

bewindslieden, want die zijn er!) bovendien extra geloofwaardig.

De Inhoud

Oppositie bevrijdt van de noodzaak tot het sluiten van allerlei compromissen, die de eigen herkenbaarheid verkleinen. Als er iets is dat de WO de afgelopen jaren heeft ontbeerd, is het wel die herkenbaarheid, die eigen liberale iden- titeit. De liberale oppositie behoort in de huidige regeerperiode de socialisten met grote hardnek- kigheid te herinneren aan de eigen beginselen op immateriêle gebieden, natuurlijk. Maar ook dient op financieel-sociaal-economisch terrein te worden gehamerd op de noodzaak tot het verder terugtreden van de overheid. Deregulering (de WD heeft er zelf tot dusverre geen door- slaand succes van gemaakt) dient een liberale toetssteen van beleid te zijn.

Het is allemaal best begrijpelijk. De Nederlandse wetgever maakt regels voor bijna 15 miljoen ingezetenen. Voor een aantal ervan komen die regels niet alleen onaangenaam, maar ook onrechtvaardig aan. Dus gaan we de regels verfijnen, om die onrechtvaardigheden weg te nemen. Het uiteindelijke resultaat is een bureau- cratisch web, dat de burger verwart en verstrikt, en evenzeer de ambtelijke uitvoerders.

Uit dat web een weg te wijzen, dat zou bij uitstek liberale politiek zijn. Politiek bovendien die de WO voor een volgende regeerperiode tot een aantrekkelijke coalitiepartner zou maken voor zowel christen- als sociaal-democraten.

We wachten In spanning afl

*

H.H. Jacobse is organisatie-adviseur en oud-lid van de WO-fractie in de Tweede Kamer der Staten-Generaal .

(15)

HERKANSING VOOR DE WO

F. Porthelne *

De WD zal zich met het moderne liberalisme duidelijk moeten en kunnen profileren. Niet rechts, niet links maar met een vaste koers recht vooruit.

Begin 1989 werden door de Staten-Generaal de wetsontwerpen aangenomen, gebaseerd op het rapport-Oort Deze hielden als meest essentiêle punt in een aanzienlijke verlaging van het zoge- naamde toptarief in de inkomstenbelasting. Het CDA had daar op het laatst zwaar aan ge- sleuteld door een belangrijke beperking aan te brengen in de aftrekposten met name voor de middengroepen. Dit, onder het uitroepen van de kreet dat de hogere inkomensgroepen door de tariefverlaging en de gehele operatie •er niet teveel op vooruit zouden moeten gaan•. Een onjuiste gedachte, omdat het bestaande hoge tarief Inkomsten Belasting in een groter Europees

samenwer~ingsverband - en daar streven we toch naar - objectief al vele jaren te hoog was en ons land macro-economisch isoleerde en dus ongunstig werkte op welvaart en werkgelegen- heid.

Desalniettemin was het een operatie die na jarenlange strijd door de WD (onder meer door de motie die ik terzake begin jaren tachtig initieerde) werd bevochten en gewonnen.

Er waren kort na de aanvaarding van de wetsontwerpen-Oort al personen in de partij die zeiden: we hebben nu die buit binnen. De macht van Lubbers en het CDA wordt veel te groot: we moeten van dat Kabinet maar af zien te komen.

Die macht· op zichzelf was mijns inziens niet onplausibel. Immers, het aantal WO-Tweede Kamerzetels waarop het Kabinet steunde, was de helft van het aantal CDA-zetels.

De crisis en de gevolgen

De crisis, door brede lagen van de WD ge- steund, kwam al snel. Op 2 mei kwam er in de

Tweede Kamer een WO-motie Voorhoeve over het reiskostenforfait, die niet eens in stemming kwam, en het Kabinet was gevallen. Het was voomarnelijk een actie van emotionele aard, waarbij de gevolgen wel zeer onvoldoende waren ingecalculeerd. Op het allerlaatst geroepen om over die stap te adviseren, adviseerde ik tegen.

Onder meer omdat de personele moeilijkheden met enige WO-ministers op dat moment nog niet waren opgelost. Ook stelde ik dat het laten vallen van het Kabinet over het reiskostenforfait (de officiêle reden) tegenover het vele dat dit kabinet-CDA/VVD tot stand had gebracht niet door de kiezers zou worden begrepen, tot zetelverlies zou leiden en de PvdA in de regering zou brengen. Misschien leefden sommigen van de aanstichters nog in de illusie dat een kabinet PvdA/VVD na de uitslag van de onvermijdelijke verkiezingen mogelijk zou zijn, maar daaraan ga ik voorbij, omdat die gedachte al te naïef was en ook nu nog is. Helaas kreeg ik gelijk. De kiezers straften de WD af -het had nog erger gekund - en de slechts één zetel meerderheid voor de oude coalitie maakte, met een intern verzwakte WD en het direct afhaken van 066, het nu zittend Kabinet-CDNPvdA tot enige praktische mogelijkheid.

In dit artikel geef ik geen persoonsgebonden beschouwingen. Ik beperk me tot datgene wat de WO-fracties in de Staten-Generaal nu te doen staat. (Let wel: Ik spreek daarbij uitsluitend over het landelijk opereren. In de gemeenten in Nederland moet men met zoveel andere aspec- ten en politieke situaties, die van gemeente tot gemeente verschillen, rekening houden, dat ik mij van beschouwingen daarover onthoud.) Dat

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

dat een vordering ook kan worden toegewezen als er geen bon- netjes zijn bijgevoegd, of als de benadeelde niet van plan is om de schade te laten repareren, lijken

Rondetijd en daarbij behorende gemiddelde snelheid zijn dus met elkaar in

Als de continuïteitscorrectie bij deze vraag niet is toegepast, geen punten hiervoor in

Dat openbare aspect, maar vooral het pakket van eisen, waar waarschijnlijk maar één instituut aan zou kunnen voldoen, zou ik nog wel eens willen toetsen.. De upgrading van

Voorzitter als da zou gebeuren dan denk ik dat een belangrijk deel van de weg geplaveid is en die inhoudelijke discussie binnen de WO en dat naar buiten toe uitstralen door

Ja mijnheer de voorzitter, wij zouden ons toch bij onze ontrading van het amendement willen blijven, omdat wij van mening zijn dat de ledenvergadering, de

uitge- komen. op groen wordt gezet. Hij heeft bovendien tegen de nu voorgestelde regeling als bezwaar dat daarmee het vrijwilligersleger in huis wordt gehaald. Ook

We dachten er aan om eens in de maand een soort van netwerk- café voor inwoners te gaan organi- seren waar onder het genot van een hapje en drankje elkaar kunnen ontmoeten en