• No results found

Willem Banning - volksopvoeder tussen vrijzinnigheid en orthodoxie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Willem Banning - volksopvoeder tussen vrijzinnigheid en orthodoxie "

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Meester, mag bet raam open?

De wereld van het onderwijs is een beschutte wereld, waarin veranderingen heel geleidelijk gaan. De leraar regeert soeverein in zijn klas en de ramen, die het ru- moer van buiten in het lokaal zouden kunnen toelaten, zijn slechts van binnenuit te openen. Voor de buiten- wereld, zelfs voor direct betrokkenen als de ouders, is de pedagogische provincie terra incognita.

De wereld van het bedrijfsleven verandert snel. De concurrentie wordt steeds sterker, de economische le- vensduur van een produkt wordt steeds korter. Kennis en inzichten verouderen steeds sneller. De werknemers moeten - hun arbeidsleven lang - steeds opnieuw leren omgaan met nieuwe apparatuur, nieuwe produk- ten en een nieuwe manier van werken. Het bedrijfsle- ven geeft dan ook steeds meer uit aan scholing. Die miljarden komen evenwel niet terecht bij de scholen, maar bij eigen opleidingen of bij commerciele institu- ten.

Wat zou het toch aardig zijn, denkt menig policy maker in onderwijsland (en in de PvdA), als de scho- len - aan dalende leerlingentallen ten prooi - in die stijgende vraag naar scholing zouden kunnen voorzien.

Contractonderwijs, zo droomt men hardop, maakt aan alle problemen een einde. Het biedt de scholen eigen inkomsten en de meester spreekt nog eens iemand uit de grote-mensenmaatschappij. Scholen voor voortge- zet onderwijs: naar buiten! De markt op!

Ik heb zeer grote twijfels over de mogelijkheden van contractonderwijs in het voortgezet onderwijs. Bedrij- ven zitten niet te wachten op leraren die, het krijtje in de linker- en de stok in de rechterhand, het lesje dat ze overdag de leerlingen hebben voorgezet, 's avonds op- nieuw opdienen. Ze willen de modemste didactische methodes en de prachtigste computergestuurde audio- visuele apparatuur gebruiken. Scholen hebben niet ai- leen niet het geld voor die mooie spullen, ze missen eenvoudigweg de kennis om cursussen te ontwikkelen die aan de vraag van de markt beantwoorden.

En dan praten we nog niet eens over de marketing.

Wie de markt opgaat, moet de potentiele afnemer aan- nemelijk kunnen maken dat hij betere waar voor zijn geld Ievert dan de concurrent. Dat betekent het zicht- baar maken van de output van het onderwijs door het publiceren van de schoolresultaten. Laten de scholen daar maar eens mee beginnen. Dat lijkt me niet alleen voor de nieuwe klanten, maar ook voor de traditionele klandizie van ouders en leerlingen een aantrekkelijke gedachte.

333

Hans Wansink Medewerker van de Wiardi Beckman Stichting en journa- list

socialisme en democratie nummer ll

november 1989

(2)

democratie

socialisme en 334

nummer 111989 november

v

v :

WiJ

en der rec ho< bla het 19: De, en

De BGI soc Ba1 var wa, tie nin 19: soc soc

ech hee hij Wi Da. gee era vat ste1 en zin sot ver lev BaJ kla lisr nin ver Zo rife A a zw ncx kri1 Pel ing del In wit ser wa

(3)

Willem Banning - volksopvoeder tussen vrijzinnigheid en orthodoxie

Willem Banning was onderwijzer, dominee in Haarlo en Sneek, directeur van de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers in Barchem en later in Bentveld, di- recteur van het Hervormde instituut Kerk en Wereld en hoogleraar kerkelijke sociologic. Hij was actief in de blauwe N.Y., de geheelonthoudersbeweging, lid van het partijbestuur van de SOAP en bij de oprichting in 1939 een van de drie redacteuren van Socialisme en Democratie. Bovenal was hij inspirator van de PvdA en van haar beginselprogramma's van 1947 en 1959.

De biografie van zijn oudste dochter, H. van Wirdum- Banning is de tweede grote studie over deze religieus sociali t na die van H. Zunneberg. ' In dit tijdschrift is Banning onlangs herdacht als ideoloog van de Partij van de Arbeid in de periode tussen 1945 en 1960, waarbij ook gewezen werd op zijn vooroorlogse posi- tie in de SOAP en de rot die hij speelde bij de Herzie- ningscommissie en het nieuwe beginselprogram van

1937. Banning symboliseert de vernieuwing van het socialisme.2 Over de betekenis van Banning voor de socialistische beweging in Nederland zijn de meningen echter verdeeld. In kringen van religieus socialisten heerst het gevoel dat Banning miskend wordt, terwijl hij toch zijn tijd ver vooruit was. Ook mevrouw Van Wirdum ontkomt niet aan deze verzuchting.3

Daar staan andere meningen tegenover. Dick Pels geeft daarvan in Het negende ja01·boek voor het demo- era tisch socialisme een overzicht.4 De oudlinkse op- vattingen

a

Ia Van der Goes en de als nieuwlinks be- stempelde opvattingen van historici als Rogier, Bank en De Keizer lopen opmerkelijk parallel in hun afwij- zing van het elitisme en moralisme van Bannings per- sonalistisch socialisme. Op niet mis te verstane toon verklaart Pels echter dat de critici weigeren zich in te Ieven in het als 'vreemd' ervaren gedachtengoed van Banning.' Hij definieert de strijd om Banning als 'de klassieke oppositie tussen marxisme en ethisch socia- lisme'6 en meent dat de inzet van het debat om Ban- ning gaat om het 'goed recht' van verschillende le- vensbeschouwelijke funderingen van het socialisme.' Zo bezien heeft het debat om Banning als inzet de plu- riformiteit en verdraagzaamheid binnen de PvdA.

Aan deze voorstelling van zaken kleeft een aantal be- zwaren. Allereerst dat Pels zijn kritiek op de bovenge- noemde historici niet hard maakt. Vanuit een algemene kritiek op de opvattingen van 'de' jaren zestig scheert Pels aile historische kritiek over de kam van de voor- ingenomenheid, zonder concreet aan te geven waar deze historici mistasten.

In de tweede plaats heeft Pels geen oog voor de ont- wikkeling van Bannings denken. Pels lijkt zich te ba- seren op de vooroorlogse Banning en met name ook wat Banning in 'Marx ... en verder' (1933) over het

marxisme te berde heeft gebracht. Het verwijt zich on- voldoende in Bannings denkwereld ingeleefd te heb- ben, slaat wat mij betreft dan ook op Pels zelf terug; al te gemakkelijk extrapoleert hij de discussie van de jaren dertig naar de jaren vijftig.

Mede op basis van de bovengenoemde studies van Zunneberg en Van Wirdum wit ik daarom in dit artikel een poging doen de ontwikkeling van Bannings den- ken over mens en maatschappij te schetsen. lk zal betogen dat Bannings opvattingen over vernieuwing van het socialisme onderdeel uitmaken van een tradi- tie in de Nederlands Hervormde Kerk zoals die door Hoedemaker teruggrijpend op de 'jonge' Groen van Prinsteren, is verwoord in zijn strijd met de Doleantie.

Op het eerste oog lijkt het een gotspe om de confessio- nele voorman Philippus J. Hoedemaker (1839-1910), hoogleraar aan de Vrije Universiteit van 1880 tot 1887, in verband te brengen met de vrijzinnige rode dominee Willem Banning. Voordat we aan de historische en ideologische verwantschap toekomen, is het als eerste vooropmerking gerechtvaardigd om het beeld van de vrijzinnige rode dominee te relativeren:

Banning wordt vrijzinnig als reactie op zijn eigen or- thodoxe milieu.8 Maar mevrouw Van Wirdum wijst erop dat Banning zich nooit erg thuis heeft gevoeld in de liberate, vaak intellectualistische vrijzinnige we- reid.• Oat geldt ook voor het milieu van de vrijzinnige rode dominees.

Daarbij moet ten tweede het mogelijke misverstand worden opgeruimd dat de SOAP in haar beginjaren, toen de partij nog gedomineerd werd door 'oud-linkse marxisten' als Van der Goes, vijandig was ten opzichte van de godsdienst. Oat moge aileen al blijken uit de kandidaatstelling van ds. Bax in 1897 in Leeuwarden als Troelstra kiest voor de Kamerzetel van Tietjerkste- radeel. Omgekeerd namen vrijzinnige rode dominees dusdanig deel aan de werkzaamheden van de jonge SOAP, dat men sprak over een Studenten, Dominees en Advocatenpartij. Zo verklaart ds. Bruins in 1902 naar aanleiding van de oprichting van De Blijde We- reid het socialisme te beschouwen als 'een bepaald in- zicht in de maatschappelijke ontwikkeling en het ide- aal eener nieuwe maatschappij in wording'. Oat gold ongeacht de vraag of men christelijk was of niet: 'bij beide Ievens-en wereldbeschouwingen kan men socia- list zijn'.'0 De Blijde Wereld streefde naar verzoening tussen christendom en socialisme door op te komen voor het goed recht van christenen om socialist te zijn en van socialisten om christen te zijn. Banning geeft later een wending aan het religieus socialisme. Onder zijn Ieiding streeft het nieuwe Tijd en Taak naar veran- dering van het socialisme door de religie."

335

Bertus Mulder Socioloog

socialisme en democratie nummer 11

november 1989

(4)

socialisme en democratie nummer 11

november 1989

Banning was een intens gelovig man: 'Van oudsher waren de persoonlijke gelovige overgave en een besef van roeping belangrijk voor hem' .12 Zunneberg meent dat meer dan de rechts-vrijzinnigen als De Graaf en Heering de orthodoxe moeder verantwoordelijk is voor Bannings herwaardering van de kerk na 1935.13 Orthodoxie

Noch bij Zunneberg, noch bij Van Wirdum wordt enige concrete invulling gegeven aan het begrip 'or- thodoxie' waarmee Banning gedurende de eerste vijf- tien jaar van zijn Ieven is opgegroeid. De me.est rele- vante opmerkingen komen van Banning zelf in zijn Terugblik, waar hij vertelt dat een broer van zijn moe- der in de nabij Makkum gelegen dorpen Idsegahuizen en Piaam ouderling bij de Dolerenden was en nogal eens moest preeklezen.'4 Banning, die over zijn per- soonlijke ervaringen immer terughoudend is, spreekt over de 'wonden' van de Doleantie. De keuze van zijn ouders om hem naar de openbare school te sturen 'vie!

niet zonder strijd'.

Voor de hedendaagse lezer lijkt de keuze voor de openbare school een anticipatie op Bannings latere vrijzinnigheid. Oat nu is een misvatting, omdat dit in de orthodoxe traditie van de Zuid-westhoek van Fries- land een keuze was voor de christelijke openbare school; de antirevolutionaire Abraham Kuyper was voorstander van het bijzonder christelijk onderwijs.

In Geloof en Politiek, confessionele partijvorming in Friesland" heeft Abma gewezen op de lange traditie die er in Friesland bestond inzake de schoolstrijd, een strijd tegen de liberale, neutrale openbare school. Hoe- demaker, na zijn afscheid van de VU in januari 1888 bevestigd tot predikant in het tussen Sneek en Bois- ward gelegen Nijland, verzet zich tegen de kerkaf- scheuring, maar evenzeer tegen het prijsgeven van de openbare school. De openbare school immers had val- gens de schoolwet-Van der Brugghen (1857) op te lei- den tot 'Christelijke en maatschappelijke deugden'.

Hoedemakers invloed in de orthodoxe Zuidwesthoek is groot. Onder zijn invloed wordt de Doleantie in plaatsen als Parrega en Burgwerd een halt toegeroe- pen. Oat is voor Makkum te laat; daar scheuren de Do- lerenden zich in 1887 af, om zich in 1892 te verenigen met de kleine kern van Afgescheidenen.16 In 1894 komt het op grondslag van een door Hoedemaker ge- formuleerd program tot oprichting van Christelijk His- torische Kiesverenigingen, 17 uitmondend in de Bond van Friese Christelijk Historische Kiesverenigingen, die in 1901 J. Schokking naar de Karner afvaardigt.

Deze organisatie zal in 1908 in de CHU opgaan.'8 Het merendeel van de Nederlands Hervormden in Wonseradeel blijft hun kerk trouw. Rekende 82,7 pro- cent van de bevolking zich in 1840 tot de Hervormde Kerk, bij de volkstelling van 1899 blijkt dat 61,1 pro- cent te zijn, tegen 21 ,5 procent tot de Gereformeerde Kerken.19 Religieuze en politieke scheidslijn vallen samen; terwijl de orthodox-hervormden kiezen voor de CHU, stemmen de gereformeerden ARP, een sam en- hang die tot en met de Tweede Wereldoorlog blijft be- staan. Dit betekent dat Banning van huis uit tot die meerderheid van orthodox-hervormden behoorde die

336

zich sterk bewust waren van de verscheurende invloed van de antithetische politiek op de gemeenschap.

Hoedemaker

Nergens heeft Hoedemaker zoveel respons gevonden als in de agrarische Zuidwesthoek van Friesland, nog onlangs prachtig beschreven in Rudy van Dantzigs Voor een verloren soldaat (Amsterdam, 1987). Als we op zijn ideeengoed teruggrijpen voor het kenschetsen van de opvattingen waarmee Banning is opgegroeid, wil dat niet zeggen dat Banning directe invloed van Hoedemaker heeft ondergaan, wei dat we bij Hoede- maker expliciet de opvattingen tegenkomen die bij de orthodox-hervormden in de ZlJidwesthoek leefden.

Hoedemaker weet hun opvattingen te verwoorden.

Kenmerkend was daar de vanouds aanwezige verstren- geling tussen kerkelijk en maatschappelijk Ieven. De agrarische verhoudingen in dit veeteeltgebied, de greidhoeke, werden gekenmerkt door de globale afwe- zigheid van seizoenarbeid en losse arbeiders; boer en landarbeider werkten samen. Kerk en traditie besten- digden de patriarchale levensverhoudingen, waarbij naast een gezagselement de verantwoordelijkheid van de boer voor 'zijn' arbeider meespeelde. De Her- vormde Kerk was overwegend rechtzinnig - met een mystieke en beschouwelijke inslag.20 In het gemeen- schapsleven nam de kerk een centrale plaats in, via de christelijke mannen- en vrouwenverenigingen, jonge- lingsverenigingen en jonge meisjesverenigingen, kerk- koren en korpsen.2' Vele kerkvoogdijen fungeerden als een soort burgerlijk armbestuur.22 Het liberalisme, dat een scheiding voorstond tussen kerk en staat, was aan deze streek voorbijgegaan en het verzet tegen de neu- tra1e staatsschool was algemeen. In de kerk speelde het pietistisch element een grote rol: het hart moest ge- raakt worden.23

In die situatie was men ontvankelijk voor de opvattin- gen van Hoedemaker, om te beginnen vanwege zijn ful- mineren tegen de door Kuyper bewerkste'uigde verbre- king van farnilie-, broeder- en vriendenbanden.24 Hoedemakers denken beweegt zich, als dat van een 'door en door protestantskerkelijk man', rond het vraag- stuk hoe de eigen verantwoordelijkheid van de persoon- lijkheid ten opzichte van de gemeenschap gestalte kan worden gegeven. Er is verantwoordelijkheid ten op- zichte van het volk: de volksgeest moet geleid worden, en de onmondigen overtuigd, om de geest van reactie geen kans te geven.25 Hoedemaker houdt tegenover Kuyper de waarde van 'de eenheid van ons volksleven' staande, net zoals hij opkomt voor een volkskerk, waarin onderlinge verschillen niet onderdrukt maar er- kend worden, en waar men elkaar vindt in de Belijdenis.

Afkomstig uit de kring der Afgescheidenen, stoort hij zich na een jarenlang verblijf in de VS aan het secta- risme van de Afscheiding, sluit zich aan bij Kuyper in diens kritiek op de Hervormde Kerk, maar weigert zich door de Doleantie op sleeptouw te Iaten nemen.

Hij houdt tegenover Kuyper vast aan een organische kerk-opvatting, de kerk als Lichaarn Gods. Hij verwijt Kuyper uit te gaan van een mechanische kerkopvat- ting, stoelend op de verenigingsgedachte.

Hij meent dat de antirevolutionair Kuyper bovendien

de sci ce· St2 da ge ke tie nit toi tet raJ de Hi

en

ha N! dit ba I. 2. 3.

In pii do thl tre he zij zij Ni

Wt

vi. bl za

Wt

fn de Bt B: vc Vi

eu

de ri! pi di A de re

0(

Vi D sc

(5)

de kerk schade doet door in de politick de liberale scheiding van kerk en staat te aanvaarden. Kuyper ac- cepteert daarrnee immers de Revolutie-idee, en geeft staatsinstellingen prijs aan de neutraliteit; hij geeft daarrnee de natie prijs. Hoedemaker gaat het om de re- generatie van het hele volk.26 Het gaat om 'heel de kerk en heel het volk'. Wat zich als christelijke poli- tick afficheert in de vorrn van de ARP, kan die naam niet dragen, omdat Kuyper zich verlaagt tot een no- loire belangenpolitiek. Hoedemaker verzet zich dus tegen de antithese vanuit de wens het protestantse ka- rakter van de gehele Nederlandse natie in stand te hou- den, ook op het terrein van de staat.

Hij forrnuleert als grondslag voor een hervorrnde theo- cratic in artikel 2 van de 'Statuten der Yereeniging tot handhaving van het Christelijk-Historisch Karakter der Natie' dat de Yereniging de overheid erkent als 'Gods dienaresse, gebonden aan Zijn in het Woord geopen- baarde wil. Zij verwerpt mitsdien de leer van

I. de volkssouvereiniteit;

2. de Algenoegzaamheid der Rede;

3. de Neutraliteit, die

a. den godsdienst tot een private aangelegenheid en de Kerk tot een gewone vereeniging maakt;

b. de nationale instellingen van haar christelijk ka- rakter berooft en aan het ongeloof dienstbaar maakt;

c. de Overheid als zodanig belet de waarheid te hul- digen'.

In artikel 3 verzet de Yereeniging zich tegen de princi- piele gelijkstelling van geloof en ongeloof, christen- dom en heidendom." Yerderop zal blijken dat dit de themata zijn die ook Banning bezighouden. Overigens treft Hoedemaker hetzelfde lot als Banning later; ook hem valt de eer te beurt een 'onbegrepen denker' te zijn. Ook hier treffen we de verzuchting aan: 'Hij was zijn tijd in menig opzicht vooruit. '28

Nu beperkt de invloed en doorwerking van de Zuid- westhoekse orthodoxie zich niet tot Bannings eerste vijftien levensjaren. Banning is, na een driejarig ver- blijf als dominee in Haarlo, van 1920 tot 1928 werk- zaam in Sneek, het commerciele centrum van de Zuid- westhoek. Daar werd hij als vrijzinnig predikant gecon- fronteerd met een voortdurende aanwas van de ortho- doxie in zijn gemeente vanuit de omliggende streken.

Beter dan wie ook van zijn vrijzinnige collega's wist Banning hoe de zaken lagen. In de stellingen van de voordracht die hij 1925 houdt voor de Yereniging voor Yrijzinnig Hervorrnden, beklemtoont hij dat de religi- euze tradities van het volk door de kerk bewaard wor- den en constateert hij dat de Hervorrnde Kerk, histo- risch samengegroeid met het Protestantse volk, voorlo- pig 'de meest geeigende organisatie is tot instandhou- ding en bevorderen van het godsdienstig volksleven'.29 Als Banning spreekt over 'het volk', heeft hij daarbij de Zuidwesthoek voor ogen. De sociale, maar ook de religieuze verhoudingen in de 'greidhoeke' bepalen ook later zijn visie op kerk, mens en wereld.30

Vrijzinnigheid

De orthodoxe theologie had een blinde vlek voor de sociale kwestie. Weliswaar constateert Hoedemaker

dat het vraagstuk van de arbeid een 'wereld-quaestie' wordt, die de spil zal worden waarom de toekomst van kerken en scholen, huisgezinnen en staten zich zal be- wegen, en ook treft ons zijn mening dat men zich, 'wil men niet buiten den tijd en buiten den machtigen stroom van het volksleven staan, hierbij moet aansluiten ',3' toch staat bij hem een ding voorop: 'wij missen geloof'.

Op dat punt moet de kennismaking van de jonge on- derwijzer Banning met de rode dominee Tenthoff een doorbraak zijn geweest. Banning, afkomstig uit een ar- beidersgezin, bezield van gedachten over volksopvoe- ding en volksverheffing, leert van hem dat de opko- mende arbeidersbeweging in een liberale, individuali- serende maatschappij, waarin het besef van maat- schappelijke eenheid en solidariteit verflauwt, gezien kan worden als een nieuwe vorrn van gemeenschapsle- ven, met besef van onderlinge verplichting en van ge- meenschappelijke verantwoordelijkheid.32 Dat maakte een compromis, zo men wil een integratie, mogelijk van Bannings godsdienstige achtergrond en zijn nieuwe taak als volksopvoeder. Herstel van de ge- meenschap door het socialisme. Niet de theologische kant van de vrijzinnigheid pakt hem, maar de manier waarop men in de vrijzinnige traditie openstaat voor de ontwikkelingen van de wereld.

Duidelijk komt dat naar voren in zijn benadering van het marxisme, dat hij als wereldbeschouwing afwijst, maar waar hij waarderend spreekt over het marxisme als maatschappijbeschouwing. Over de betekenis van het marxisme voor de taktiek van de arbeiders- beweging schrijft hij 'dat hier onvergankelijke waarde gewonnen werd in de vorrn van inzicht in het klasse- karakter van het kapitalisme, in de noodzakelijkheid van klassestrijd. Wij wijzen slechts de absoluutheid van de klassebelangen af, evenals de verwachting dat de voor het socialisme nodige zedelijke krachten uit klassestri jd aileen ontspringen'. 33

Banning zelf forrnuleert zijn eerdere, vrijzinnige standpunt in 1945 als volgt: 'Steeds, vanaf de oor- sprong van het Yrijzinnig Protestantisme, maar zeer in het bijzonder in de 19e eeuw, heeft het er naar ge- streefd een verband te leggen tussen Christendom en beschaving ( ... ). Het Vrijzinnig Protestantisme heeft voortdurend open willen staan, in zich opnemen wat aan waarheid en waarde uit de wisselende beschaving naar voren kwam en dat op een of andere wijze met het Christendom willen verzoenen'.34 En daarbij ston- den vroegere geslachten ook bij kritische houding 'overwegend optimistisch en vol blij vertrouwen te- genover de feitelijke arbeid en resultaten der bescha- ving, want zij openbaarde onomstotelijk, dikwijls ver- rassende en verruimende waarheid'.35

Yrijzinnig Protestanten kenden steeds ook een hoge waarde toe aan 's mensen persoonlijk en zelfstandig oordeel in geeste1ijke aange1egenheden waarbij men vanuit een sterke waarheidsdrang kritisch stond tegen- over de traditie en aile uiterlijk gezag verwierp. Het vrijzinnig Protestantisme ontleende zijn pathos, werf- kracht en stuwing aan de hoge waardering der tot zelf- standig oordeel geroepen persoonlijkheid, een opvat- ting die gemeengoed werd in het liberale tijdvak der negentiende eeuw.36

337

socialisme en democratie nummer 11

november 1989

(6)

socialisme en democratie nummer ll

november 1989

Maar in 1945 komt Banning op tegen een aparte orga- nisatie van vrijzinnig hervormden binnen de Her- vormde Kerk. Zoals eerder Hoedemaker, gepokt door de Afscheiding, zo wil ook Banning, gemazeld door het modemisme, een einde maken aan de richtingen- strijd binnen de N.H. Kerk op grondslag van de Chris- Ius belijdende Volkskerk.

Want de tijden zijn veranderd, aldus Banning. Het vrij- zinnig christendom is verzeild geraakt in historicisme en relativisme.37 De beschaving is in een crisis geraakt en de open houding van het Vrijzinnig Protestantisme is daarom een doodlopende weg. Het 'industrialisme' drong door tot in aile levensgebieden. De modeme maatschappij staat in het teken van de massaproduktie en de twintigste-eeuwse beschaving in het teken van de massamens.3ij De grote vraag voor Banning is hoe- in een 'door en door ge"industrialiseerde, georgani- seerde en gemechaniseerde wereld' plaats zal zijn voor geestelijke vrijheid en persoonlijk Ieven. De militaire nederlaag van fascisme en nationaal socialisme bete- kent immers nog niet dat 'de massa' is beteugeld.39 Onder invloed van de crisis, het fascisme en Tweede Wereldoorlog grijpt Banning in feite terug op waarden die hem van huis uit zijn meegegeven. Uiteindelijk wijst hij de goddeloosheid, de ontworteling der massa 's, aan als de oorzaak van aile kwaad. Hij ziet crisis en fascisme als een gevolg van het rationalistisch humanisme dat immers uitloopt in irrationalistisch anti-humanisme.40 Niet aileen in organisatorische zin neemt Banning afstand van het Vrijzinnig Protestan- tisme, maar ook vanwege zijn overtuiging dat het voor alles gaat om het Evangelie. Centraal staat daarom bij Banning de strijd tegen het modeme heidendom, posi- tief geformuleerd de strijd voor herkerstening 'onzer ontkerstende wereld'. Onder ontkerstening verstaat Banning 'het verschijnsel, dat het Ieven van personen en collectiviteiten, van mensen en levenskringen waarin het mensenleven zich afspeelt, zich heeft ont- trokken aan de normen van het Evangelie, aan de ene allesbeheersende norm, dat de mens overal in verant- woordelijkheid is gesteld door God en Diens eer heeft te bewijzen' .41

Met inspanning van aile Christenen wil Banning toe op 'het winnen van een geestelijke wereld van innerlijk, reddend gezag, zonder welke elke beschaving inhouds- loos en voos wordt'. Banning wil daarom met de an- dere, orthodoxe richtingen in de Hervormde Kerk op- trekken in een 'radicale aanval op de modeme wereld'42 Franse Revolutie

In De Dag van Morgen·heeft Banning dit uitgewerkt voor de politiek. Hij komt daarin tot een expliciete af- wijzing van de erfenis van de Franse Revolutie. Hij verwerpt de idee van de scheiding van kerk en staat en wijst de 'neutrale' staat af. Hij verzet zich tegen de ra- tionalistische, individualistische en egalitaire liberale politieke democratie, die de maatschappij heeft doen ontaarden in een fel strijdperk der klassen. Banning pleit voor een 'democratie, berustend op personalisme, d. w.z. waardoor de gemeenschap wordt opgebouwd op onderlinge verantwoordelijkheid voor de gerechtigheid en naastenliefde'43Dit diende gestalte te krijgen in een

338

'rechtsorde van de arbeid'. Onduidelijk blijft hoe Ban- ning zich het realiseren van de 'rechtsorde van de ar- beid' gedacht heeft.

In het Iicht van het voorgaande wekt het geen verba- zing meer dat Banning expliciet terugverwijst naar het ideeengoed van Groen van Prinsterer" en de traditie van geloofs- en gewetensvrijheid uit de zestiende eeuw waarin het volk in een lange vrijheidsworsteling 'de vorm vond waarin het tot heden voortbestond'.45 Banning pleit in De Dag van Morgen voor een over- heidspolitiek gebaseerd op christendom en humanis- me.46 Anders dan men bij de termen zou verwachten, blijkt Banning bij 'christendom en humanisme' niet te denken aan twee verschillende mensopvattingen. Het humanisme is voor hem een onderdeel van de christe- lijke mensvisie. Banning verwacht dat niet-godsdien- stige humanisten instemmen met de opvatting dat de toekomst van Europa afhangt van de krachtige door- werking der beginselen van moraal en politiek die aan christendom en humanisme zijn ontsprongen. Hij meent dat deze humanisten overtuigd zullen zijn van het belang van de christelijke beschaving, en daarom 'met andere woorden zonder ressentiment tegenover het christendom staan en zich ter wille van de kracht der gemeenschappelijke verantwoordelijkheid verheu- gen, indien het Christelijk geloof tot een reveil mocht worden gewekt' .47

Hij komt op voor verplicht Bijbelonderwijs op de openbare lagere school, te geven door de onderwijs- krachten zelf, omdat het niet een vak naast andere, maar een bron van inspiratie voor sfeer en geest van heel het onderwijs wil zijn. En deze christelijke open- bare school is toch niet meer dan het begin'." Op de kweekscholen voor onderwijzers behoort kennis van Bijbel en christendom een verplicht vak te zijn. Welis- waar heeft de Staat niet te raken aan de innerlijke ge- Ioofsovertuiging van de aanstaande onderwijzers, maar het is niet duidelijk hoe Banning dat denkt te combine- reo met de opvatting dat godsdienstonderwijs door de leerkrachten zelf gegeven dient te worden. Hij wijst verder neutraliteit in het Hoger Onderwijs af- ook de Universiteit dient zich verantwoordelijk te stellen voor de doorwerking van christendom en humanisme.

Zijn opvattingen vat Banning samen in de term 'perso- nalistisch socialisme'. Banning hoopt daarmee zowel de christelijke antithese- als de socialistische klassen- strijdpolitiek te overwinnen. Hij komt op voor een volkspartij waarin boeren, middenstanders en intellec- tuelen hun plaats kunnen krijgen en verzet zich tegen een notoire belangenpolitiek - het gaat om onbaat- zuchtige dienst aan de gehele volksgemeenschap. Het gaat ook Banning om 'heel de kerk en heel het volk'.

Banning is een centrale figuur in de vemieuwingspo- gingen van zowel de Nederlands Hervormde Kerk als in de partijpolitieke ontwikkelingen die leiden tot de Partij van de Arbeid. Bij beide ging het, aldus ds Rui- tenberg, om hetzelfde: een nieuwe gezindheid en een nieuwe politiek, elkaar wederzijds be"invloedend.49 ..

Maar die vemieuwing bestond in vele opzichten uit een revitalisering van oude, Hervormde tradities. Het ging om kerstening van het volksleven door een ver-

nie vol en pat det net pre kie Zij vet luk ied we

hOt

pn daJ

Wij CW

Om

Nu eet nir.

zo~

zij1 de wil M< tiel eet 'vr for de• va1 set wit de tru ov• kel bn dit sat Op siti rna lee hie

VOt

rijl Ba mt evo vet YO

Ml ket dif ge: vel we als

(7)

nieuwd christendom,"' het fonneren van een brede volkspartij op basis van christendom en humanisme, en het afwijzen van de neutrale staat, en bovenal: kerk, partij en staat in een gezamenlijke aanval op 'het mo- deme Ieven'. Dit theocratisch streven vindt dan zijn neerslag in het door Banning geconcipieerde beginsel- program van de nieuwe PvdA, dat zijn uitgangspunt kiest in de waarden van christendom en humanisme.

Zijn poging om de vemieuwing van kerk en partijle- ven vanuit een overkoepelde visie te genereren, is mis- lukt. 'Banning voorzag niet, dat beide levenssferen, ieder met eigen uitgangspunt, toch ieder hun eigen weg moesten gaan bij het beantwoorden van de vraag hoe de verhouding tussen geloof en sociaal-politieke praktijk diende te zijn. De spanningen bleken groter dan Banning voorzag, en dat kon wei eens opnieuw wijzen op het feit dat hij naar gerichtheid geen politi- cus was', aldus Ruitenberg."

Ontideologisering

Nu zou Pels kunnen betogen dat De Dag van Morgen een exceptioneel geval is binnen het werk van Ban- ning, een incident. Oat lijkt me onjuist. Ook later, zoals in Machten en Mensen van 1959, concentreert zijn aandacht zich op 'het fundamentele probleem' van de 'verhouding Christelijk geloof en huidige wereld, wil men: de verhouding Godsrijk en de wereld'.52 Maar in 1959 ontbreekt de pretentie daarop een poli- tiek antwoord te kunnen geven. Banning verkeert in een eigenaardige positie: hij heeft, door zich van de 'vrijzinnigheid' af te keren, de oude schoenen der re- fonnistische sociaal-democratie afgedankt, terwijl an- derzijds overduidelijk is dat zijn theocratische visie van De Dag van Morgen politiek onhaalbaar en maat- schappelijk achterhaald is. Ondanks de kerkvemieu- wing en de oprichting van vele vonningscentra- tot in de jaren zeventig, toen ik op het Drentse vonningscen- trum 'De Klencke' werkzaam was, spraken de statuten over 'kerstening van het volksleven'- was de ontker- kelijking voortgeschreden. De poging om via de door- braak de antithese teniet te doen, was mislukt. De tra- ditionele levensverbanden werden door de industriali- satie ondennijnd.

Opnieuw kan de vergelijking met Hoedemaker de po- sitie van Banning verhelderen: Hoedemaker was de man die de christelijk-historische beginselen fonnu- leerde en dito partijvonning stimuleerde, maar afstand hield ten opzichte van de praktische politiek en bij voortduring het verschil benadrukte met Gods Konink- rijk. Dezelfde afstandelijke houding treffen we bij Banning aan, die ten nauwste betrokken is bij het for- muleren van de beginselen van de PvdA, maar zich evenzeer verre houdt van de dagelijkse politiek. Het verschil is dat Banning geconfronteerd wordt met een voortgaande ontkerstening en secularisering.

Machten en Mensen gaat uit van de 'realistische''3 er- kenning dat het industrieel cultuurpatroon het gods- dienstig Ieven uitholt, 'zodat een door het Christendom geleide, gestempelde cultuur voorbij schijnt'.54 Niet de verschrikkingen van crisis, nationaal-socialisme en wereldoorlog, maar de kapitalistische industrialisatie als zodanig heeft 'de kom gebroken waaruit onze

voorvaderen hun geestelijke waarden indronken - en daardoor staan de huidige generaties verweesd, zonder dragende, scheppende traditie, zonder Teken, in funda- mentele onzekerheid'. ''

Weliswaar is er sprake van wetenschappelijke en tech- nische vooruitgang, is de welvaart toegenomen en heb- ben 'immanente' politieke ontwikkelingen sinds de Franse Revolutie geleid tot een rechtsorde waarin so- ciale grondrechten worden opgenomen,'6 maar Ban- ning meent dat de mens door deze ontwikkelingen overwoekerd wordt. De mens is vervreemd van zich- zelf, schrijft hij in navolging van Erich Fromm en de jonge Marx,'' door het overheersen van economische waarden, begeerte naar welvaart en welvaartsgenieting en een zich overgeven aan 'eroticisme'. Oat leidend tot 'innerlijke leegte, verveling, verlies van evenwicht en rust','' verderop omschreven als 'de onrust, de een- zaamheid, de angst, de doodsdreiging, het schuldge- voel, de onmacht en de verveling'.'9 Modeme politieke ideologieen als het liberalisme, het socialisme en het communisme stijven de mens in deze waarden; ze zijn voor Banning 'anti-christelijke secularisatiemachten'60 die de Ieiding der geesten ovememen." In deze bena- dering is de afstand zichtbaar die Banning scheidt van zijn standpunt uit 1933, toen hij, ondanks kanttekenin- gen, de arbeidersbeweging zag als belichaming van de sociale vooruitgang, als draagster van een nieuwe ge- meenschap. In plaats daarvan richt zijn kritiek zich nu op de gehele maatschappij, inclusief de arbeidersbe- weging die evenzeer bevangen is in de 'welvaartsideo- logie'; de 'crisis der waarden' betreft mensen in aile klassen en standen.62 Niet de verandering van maat- schappelijke verhoudingen, maar de bezinning van de mens op zijn visie op het Ieven (Banning spreekt niet over vrouwen) staan voor Banning centraal. Het spre- ken over de politieke en sociale ontwikkelingen na de Franse revolutie als 'immanent' is in dit opzicht veel- zeggend. Daar ligt niet zijn eerste aandacht.

In zijn optiek vertekenen de wereldlijke ideologieen de werkelijkheid; ze Iaten 'langs de werkelijkheid en de echte problemen heenleven'; 'ontideologisering van de politieke strijd zou (daarom) heel wat krachten kunnen vrijmaken voor de oplossing van concrete noden' ,63 omdat ze 'aileen maar een rem op vruchtbaar en krach- tig politiek handelen' vonnen; kleine fracties - waar- schijnlijk heeft Banning de PSP voor ogen - zijn uit het oogpunt van efficient werken onmogelijkheden.64 Als voorzitter van het curatorium van de WBS en als voorzitter van de redactie van Socialisme en Democra- tie was Banning in de omstandigheid dit proces van ontideologisering te belnvloeden. In dat kader past de WBS-studie van H.M. Ruitenbeek over Het ontstaan van de PvdA (1955), waarin gepleit wordt voor een verdere loskoppeling van de PvdA en de nog be- staande nevenorganisaties van de SOAP, als de AJC, het lvAO, de VARA en Het Vrije Volk, een studie die een vervolg kreeg in het PvdA-rapport De verhouding tussen Partij van de Arbeid en een aantal nevenorga- nisaties (1955). Nader onderzoek zou uit moeten maken wat Bannings aandeel is geweest in het besluit vanaf datzelfde jaar geen artikelen over de geschiede-

339

socialisme en democratie nummer 11

november 1989

(8)

socialisme en democratie nummer 11

november 1989

nis van de SDAP in Socialisme en Democratie op te nemen.65

Banning verwerpt de technisch-wetenschappelijke ra- tionaliteit van het 'industriele cultuurpatroon', maar ontleent daar tezelfdertijd de argumenten aan om te pleiten voor ontideologisering van de wereldse ideolo- gieen. Het 'relativeren' van de politiek66 bied Banning de mogelijkheid om 'andere problemen' aan de orde te stellen, gericht op wat ik zou willen omschrijven als de mora/isering van het Ieven. Zo spreekt hij over de ver- antwoordelijkheden waarvoor de maatschappelijke ontwikkeling 'ons allen te samen (technici, bedrijfslei- ders, vakbondsbestuurders, opvoeders, politici, kunste- naars, godsdienstige !eiders)' plaatst, 'waarbij de meest verantwoordelijken telkens de vraag zien oprij- zen: kunnen we die taken aan, niet aileen technisch-or- ganisatorisch, maar vooral geestelijk'?67 In deze vraag- stelling is de politieke dimensie verdwenen.

De enige uitweg uit de noodtoestand van de 'huidige cultuursituatie' die tot uiterste waakzaamheid dwingt68 ziet Banning in een 'creatieve groep (wil men: elite) die verantwoordelijkheden aandurft op grond van ken- nis, karakter en demokratische inborst', maar die zich vooral kenmerkt door een positieve ascese: 'haar ge- zindheid om welvaart, macht, genot enz. als van de aarde aards en van de tijd tijdelijk gering te schatten uit verantwoordelijkheid voor de medemens en de geestelijke goederen'.69 De 'overwinning der wereldse mach ten' kan in Bannings optiek aileen als de mens zich daarvan vrijmaakt door zich te bekennen tot het geloof in Jezus Christus.70 Samenwerking met huma- nisten is voor Banning nog steeds geen vanzelfspre- kendheid of wenselijkheid, maar een 'noodzaak' ,7' 'in diepste wezen wees hij het humanisme, dat de relatie tot God voor de mens als irrelevant beschouwt, af' .72 Conclusie

Het denken van Willem Banning beweegt zich tussen de twee polen van wereldbeschouwing en maatschap- pijopvatting. Door te werken met de term 'ethisch so- cialisme' beneemt Pels zich het zicht op de telkens veranderende verhouding tussen die twee elementen, en daarmee op de ontwikkeling van Bannings denken:

van vrijzinnigheid naar orthodoxie, van religieus so- cialist naar personalist, van een optimisme over maat- schappelijke vooruitgang naar het afwijzen en afschrij- ven van de 'moderne wereld' in De Dag van Morgen en de moeizame positiebepaling in Machten en Men- sen. Terecht constateert Frits de long Edz. dat Ban- nings aanvankelijke optimisme in de loop der jaren verloren is gegaan.73

In dat kader dienen ook het 'moralisme' en 'elitisme' van Banning beschouwd te worden. Voortdurend staat, om het concreter in te vullen, de verhouding tussen christendom en de 'moderne wereld' centraal. Aan- vankelijk ziet Banning in de sociaal-democratische ar- beidersbeweging de kern van een nieuwe gemeen- schap, waarin het christelijk geloof opnieuw een die- nende taak krijgt. Er is nog een toekomst voor zowel het socialisme als voor een vernieuwd christendom.

Dat verandert onder invloed van crisis, nationaal-so- cialisme en wereldoorlog. Nog steeds acht Banning het

340

noodzakelijk dat het gemeenschapsontwrichtende ka- pitalisme aan banden wordt gelegd. De 'rechtsorde van de arbeid' ziet hij als een maatschappelijk en moreel fundament voor een vernieuwd gemeenschapsleven, waarbij de kerk en de christelijke overheid stichtend en normerend optreden. Pels ontgaat niet dat Banning in De Dag van Morgen uitkomt bij het theocratisch ideaal van een christelijk vernieuwde samenleving.

Aan het eind van de jaren vijftig is de term 'gemeen- schap' uit Bannings woordgebruik verdwenen; de maatschappelijke differentiatie is zo ver voortgeschre- den en het industriele cultuurpatroon zo dominant, dat niet Ianger gemeenschapsvorming, maar bezinning centraal komt te staan. Ware bezinning is terugkeer tot Gods Woord. Banning neemt afstand van de politiek, en ziet aileen in een creatieve, ascetische elite een mo- gelijkheid de cultuurcrisis te doorstaan.

We hebben boven gezien dat in de door 'oud-linksers' gedomineerde SDAP vrijzinnige rode dominees vanaf het begin een rol hebben gespeeld. Dat kon, omdat beide stromingen wortelden in het Verlichtingdenken, en de scheiding tussen kerk en staat accepteerden. In de kritiek op de negatieve beoordeling van het naoor- logse optreden van Banning - en daarop richt Pels zich met name - gaat het niet om de verhouding tussen 'ethisch' socialisme en marxisme, maar om 'geloof en revolutie', tussen de erfgenar.;en van de Franse Revo- lutie - het liberalisme, de marxistisch geinspireerde sociaal-democratie, de vrijzinnigheid iiberhaupt - en de terugkeer tot de Geopenbaarde Waarheid, die men- selijk bestaan richting, inhoud en houvast geeft.

No ten

I. H. Zunneberg, Willem Banning, 1888-1971. Een onder- zoek naar de verhouding van zijn spiritualiteit tot zijn so- ciaal-politiek engagement, Utrecht, 1978.

2. Rob Hartmans, 'Het socialisme van Willem Banning. Bij de honderdste geboortedag van een "vergeten" ideoloog', Socialisme en Democratie, 1988, p.8.

3. H. van Wirdum-Banning, Willem Banning, 1888-1971. Leven en werken van een religieus socialist,Amersfoort,

1988, p.l87.

4. Dick Pels, 'Willem Banning: voor en tegen', Het ne- gende ja01·boek voor het democratisch socialisme, Am- sterdam, 1988, p.l34 e. v.

5. Pels, Banning, p.l56.

6. Pels, Banning, p.l55.

7. Pels, Banning, p.l57.

8. Van Wirdum, Banning, p.l52.

9. Van Wirdum, Banning, p.l53.

10 J.A. Bruins jr., 'Historisch materialisme en Godsdienst', De Kroniek, 1902, p.416.

II. Van Wirdum, Banning, p.93.

12. Van Wirdum, Banning, p.l53.

13. Zunneberg, Banning, p.98, p.l47.

14. W. Banning, Terugblik op Ieven en strijd van althans een dee/ der generatie die idea/istisch-jong was aan het begin der Twintigste eeuw, toegelicht aan de ontwikke- lingsgang een hunner, Amsterdam, 1958, p.8.

15. Gerben Abma, Geloof en politiek. Confessionele partij- vorming in Friesland. Ontstaan en eerste jaren (1852 - 1871 ), Leeuwarden/Ljouwert, 1980.

16. Geakunde Wunseradie/, einredaksje dr. J.J. Spahr van der Hoek, Boalsert, 1969, p.211.

17. Dr. PhJ. Hoedemaker,/868- 1908. Gedenkboek ter gele (Vervo/g op biz. 343)

IJ

In Jor vol ste ve1 he I

set zic raa

COl

be• za< dal nu rna jar Ge die rna dri du1 Hi1 Ml ga; off I an he I COl

pa: vet Zo tij rie in ho an Pn aa1 ze1 de· Va mi fo1 YO tre mt Sn jui tut no tef mt

(9)

De verlossing van Joris en andere verhalen

In Bleiswijk ontdekte Joris de massa en de massa Joris. De verlossing van de ongelukkige liberale Ieider voltrok zich daar, in een veilinghal. Het was het mooi- ste, sterker, het was het ontroerendste moment in de verkiezingscampagne van 1989. De verslaggever van het zichzelf zeer respecterende avondblad aan- schouwde de metamorfose, dacht egocentrisch aan zichzelf staande op zo'n podium en voelde zich ge- raakt. Hij werd waarlijk enthousiast. Eindelijk, de communistische partij bestond weer, zo'n heuse volks- beweging die zich niet opsluit in een pluche congres- zaaltje maar tenminste nog een hal weet vol te krijgen, dat de phoenix zich op het snijvlak van twee decennia nu kennelijk moest tooien met een liberaal etiket maakte het aileen maar verrassender, wat de CPN aJ jaren niet meer kan, kon de VVD nu kennelijk wei.

Geen cynische geest leek de partij en haar voorrnan die wederopstanding nog te kunnen ontnemen. Na maanden tobben was de ommekeer een feit. Hoe ver- drietig dus dat de bevrijding nog geen etmaal mocht duren, hoe onrechtvaardig is de politieke wereld!

High

Maandagavond had het in Bleiswijk allemaal moeten gaan gebeuren. Onder Ieiding van voorrnalig marine- officier Pruijs uit Wassenaar hadden de vier Zuidhol- landse Kamercentrales van de VVD zich verenigd in het 'Comite 4 september'. Als een phalanx diende het comite de trendbreuk in de treurig-defensieve cam- pagne van de VVD te forceren. 'Korte lijnen, niet te veel schakels in de communicatie, geen stoorzenders'.

Zo had Pruijs al eerder het probleem-Nijpels in de par- tij geanalyseerd. Op basis van deze managementstheo- rie organiseerde hij nu de betoging van liberale kracht in de bloemenveiling van Bleiswijk. Vanuit de rechter- hoek van het podium controleerde hij per portofoon alles wat maar gecontroleerd moest worden.

Pruijs was toen nog een gelukkig mens, want het appel aan de partij was beantwoord: door maar liefst zesdui- zend liberalen, VVD'ers die op voorhand aJ wensten te demonstreren tegen hun eigen ondergang.

Vanaf het allereerste moment leek het dus niet meer mis te kunnen gaan. Op de N209 stond het reiskosten- forfait tot aan de A 12 in de file. De hal kolkte aJ ver voor aanvang van de voorstelling. Climax was de en- tree der notabelen. Hand in hand waren ze binnengeko- men door de spontane erehaag: loris Voorhoeve, Neelie Smit-Kroes en, uiteraard, Hans Wiegel. De hal joe ide en juichte, de prominenten op de eerste rij, onder wie na- tuurlijk ook Chris van der Klaauw, klapten zoals ze nog nooit hadden geklapt. Voordat hij het podium bes- teeg, kreeg Joris zelfs nog een zoen: van splijtzwam- metje Neelie notabene. De verzoening was compleet.

Eenmaal op de biihne werd Joris Voorhoeve pas echt Hubert Smeets 'high'. Hij ging op zoek naar zijn eigen grenzen. Ein- Journalist delijk, na al die weken kommemis en kwel, een gulle

lach. Hij hief z'n beide armen naar het publiek op. Hij zwaaide. Maakte buigingen. Lachte. En het publiek zwaaide terug. Naar 'onze' Joris en naar de drie keu- rige heren en twee even keurige dames van de zang- groep Wall Street Crash. 'Saved' zongen ze profetisch als laatste nummer.

Waama het feest de fase van de onbegrensdheid be- reikte. Gekrijs, welhaast hysterisch gekrijs, barstte er los in de hal toen Hij het spreekgestoelte betrad. 'Fo- tografen, sodemieter op' klonk uit de anders zo be- schaafde monden.

Wiegel sprak! Oat de partijleider uit Leeuwarden zich voor zijn doen gematigd gedroeg, vie! amper op. Oat hij zelfs een coalitie met de socialisten op kort terrnijn niet wenste uit te sluiten-en dat uit de mond van een man die groot geworden was dankzij loop den Uyl- verdronk in de massa. Want de essentie van zijn rede was een andere, een altru'istische: op de golven van Wiegels faam moest ook Joris Voorhoeve mee kunnen deinen. Voorhoeve mocht even op Wiegels schild.

Opdat hij vol zelfvertrouwen de laatste dag tegemoet kon zien. 'loris, jij blijft gewoon onze fractievoorzit- ter. Nu en straks'.

Een blaaspoepen-bandje zette het orakel kracht bij.

Het publiek scandeerde: 'loris, loris'. Wiegel pakte hem bij de hand, gooide Joris linkerarrn omhoog en liet hem zo onbaatzuchtig meedelen in zijn eigen roem. En Joris Voorhoeve genoot ervan, als een be- vrijd mens.'Lang /eve het liberalisme, lang /eve de WD'. Gelukkig dat hij deze slotclaus niet in het Duits uitsprak, dat had zo SED achtig geklonken, zo jaren zeventig, zo staccato als in 'Hoch-die-inter-natio-nale- solidari-tiit'. Het was niettemin wei gemeend.

Tevreden ging de partij om half elf huiswaarts. Maar de kater lag de volgende morgen reeds op de mat.

'Wiegel stelt aanhang teleur', dreunde De Telegraaf over zes kolommen. Verslagen zat Joris Voorhoeve 's avonds bij het laatste lijsttrekkersdebat aan tafel. De verlossing uit de kluisters van de nederlaag had slechts kort mogen duren.

En of dat allemaal nog niet genoeg was, werd Voor- hoeve na afloop van dat debat ook nog even door de Tros ontmaskerd. Drie jaar geleden was het de schild- pad Achmed die Joop den Uyl zijn 'overwinningsne- derlaag' bezorgde door op de TV maar niet te reageren op het blaadje sla dat de partijleider hem wilde voor- houden. Nu was het een stelletje kids op het strand bij Noordwijk dat Joris Voorhoeve de das omdeed. Spor- tief gekleed zou hij voor het oog van de camera's uit wandelen gaan, zoals hij eerder ook een vrolijk deun-

341

socialisme en democratie nummer 11

november 1989

(10)

socialisme en democratie nummer 11

november 1989

tje had geblazen op zijn Engelse hoom, zijn echtge- note aan de piano. Niets aan de hand dus. Totdat er een bal in zijn richting verdwaalde. Een kolfje naar de hand van elke Hollandse jongen. Maar wat deed Joris?

Hij stopte niet, draaide niet, kapte niet, punterde niet, lobte niet, hakte niet. Nee, hij ving de bal wijdbeens en onderhands op en gooide hem vervolgens wijdbeens en onderhands terug. Onderhands! Wijdbeens! Mijn God! Was Oranje vorig jaar dan helemaal voor niets Europees kampioen geworden, waren Ruud Gullit en Rinus Michels dan toen ten onrechte door Hare Majes- teit geridderd?

Vanaf dat moment was het allemaal onvermijdelijk ge- worden: Joris Voorhoeve zou de verkiezingen gaan verliezen. Met dank aan De Telegraaf en de Tros. On- barmhartig en ondankbaar is het volk.

Rondtrekkend praatprogramma

Hoe anders was 'die dijk van een campagne' van die an- dere verliezer: Wim Kok. Of was het de PvdA die die drie zetels verloor en niet haar lijsttrekker? Als een droge zandkorrel rolde de sociaal-democratische karavaan van Kok door het land. Niets ging er mis. Geen terloopse on- handige waarheden over het christendom en zijn zende- lingen, zoals drie jaar geleden. Geen toevallige diepere gedachten

a

Ia Nijmegen. Elk uur was gepland door de campagneleiding en Hans Alders, de man die zich wist te ontpoppen als de schaduw van zijn Ieider. Elke toespraak stond van a tot z op papier voordat die werd uitgespro- ken. Elke bijeenkomst had een eigen karakter zodat ieder- een wist wat er verwacht moest worden.

De grote meetings waren enthousiast (vee! muziek), het canvassen bleef bescheiden (zie verderop), het debat in het hoofdstedelijke politiek-culturele centrum De Balie van de verloren zoon Felix Rottenberg was intellectueel en geinteresseerd, de discussie met de werkgevers Van Lede en Andriessen in Alkmaar daarentegen verant- woordelijk en beleefd. Nimmer werd het risico van im- provisaties genomen. Controle, planning, dat waren de sleutelwoorden. 'Alles wat er in werd gestopt, kwam geweldig terug', aldus partijsecretaris Alard Beck, de man die nu al greep heeft op het apparaat.

Een terechte waarneming. Want de politiek in Neder- land, toch al nooit zo dansbaar, is nu !outer beheer en beheersing geworden: Verwaltungspo/itik, om met Hans Magnus Enzensberger te spreken. En daar moet ook de PvdA zich aan aanpassen. Onze emoties en passies reserveren we tegenwoordig voor de gebroken wereld van het Feijenoord-stadion of ons bed. 'The freedom of speech is the freedom to dance', zoals een hip-hopper uit New York onze post-modeme cultuur recentelijk treffend heeft samengevat.

Kok vie! dus niets te verwijten. Als er al sprake was van schuld, dan lag die bij Jan Schaefer die de eerste en laatste echte verkiezingsleuze op zijn conto schreef door onweerlegbaar maar onverstandig te constateren dat er in 1982-89 onder minister Korthals Altes meer fietsen waren gestolen van in '40-'45 onder Seyss Jnquart.

Of wat te denken van scheidend Kamervoorzitter dr.

Dick Dolman? Als enige probeerde hij bij het begin van de campagne de 'wet van Schreurs' naar zijn hand te zetten, de sociologische wet van de directeur van

342

Paradiso die ons leert dat aileen die sociaal-culturele milieus toekomst hebben die mooie meisjes weten te Iokken. Dat wil zeggen, dat dje circuits waar de scherp gestileerde jeugd zich niet wenst te vermeien op ster- ven na dood zijn. Een probleem waar menig politieke partij mee kampt, ook de PvdA niettegenstaande Koks warme belangstelling in de Haarlemmerhout voor al die 'jonge mensen'. Dolman dacht deze wetmatigheid te kunnen afdwingen door bij het canvassen op straat

!outer jonge vrouwen te versieren met een rode roos.

Alsof je op deze voluntaristische wijze een structurele kwestie te lijf kunt gaan.

Een illusie, helaas ook voor Dolman. Want toen hij in Maastricht een in het zwart geklede vrouw (zwarte haarband, zwarte lipstik, zwarte kokerrok en zwarte pumps) vol charme tegemoet trad, vergat hij die even- eens zwart gecoiffeerde man (zwarte gel, zwart jack, zwarte wijde broek en zwarte sandalen, plus gouden horloge) aan haar zijde. Zij nam de roos aan. Maar hij ging, zijn rechterhand op haar rechterbil, verder met haar zijn weg.

Als Dolman er niks aan heeft kunnen doen, dan zou het misschien aan Ilona Hofstra hebben kunnen Jig- gen. de televisie-persoonlijkheid die de grote bijeen- komsten bij elkaar moest keuvelen, van de presentatie der nieuwe kamerkandidaten tot de operette voor en na de pauze, de vrouw die de tijdgeest als geen ander be- greep door in haar campagne consequent de politiek te reduceren tot een rondtrekkend praatp,rogramma.

Of we zouden met een vinger kunnen wijzen in de richting van het partijbestuur. Eerst had het met vee]

aplomb Saatchi & Saatchi binnengehaald en verdedigd tegen de verbazing van de buitenwereld. Maar nu pro- beerde hetzelfde partijbestuur nog voor de verkiezin- gen opzichtig van deze goed gebekte reclamejongens af te ~omen omdat zij weinig meer hadden gepresteerd dan een extra handje bij het 'logo', de roos in de vuist, alsmede een theoretische beschouwinkje over de 'posi- tionering' van Kok als 'staatsman'.

Als daarin toch nog onvoldoende bewijs verscholen ligt, dan zouden we wellicht kunnen refereren aan de knallende ruzie die partijvoorzitter Marjanne Sint even dreigde te ontketenen met haar voomemen om op de Witsenkade een schaduw-formatieteam in het Ieven te roepen, een idee dat de geheel op eigen koers liggende Kok uiteraard helemaal niet kon waarderen.

De ziekte van het verlangen

Maar uiteindelijk deden al deze foutjes er niet toe. AI was het maar omdat bijna niemand ze zag.

Nee, het probleem van de twee verliezers lag niet in de bovenbouw maar gewoon, zoals het hoort, in de mate- Tie. Geen beter politicus dan Bert de Vries om daar subtiel in te wroeten. Het was op een woensdagavond.

De reeds gememoreerde verslaggever had net met een collega van een andere krant Arnersfoorts-ltaliaans ge- geten, op zich al een boeiende gewaarwording. Vol verwachting zaten ze voorin de zaal. Kok had een dag eerder de aanval op Lubbers, diens 'ongedekte che- ques' en het CDA als geheel ingezet. Een provocatie die niet onbeantwoord kon blijven maar uiteindelijk als een boemerang bleek terug te komen.

De zij1

VOf

dat fin. ger eni de hot Be· kla rna vui zij< 30< rna ga2 eer Ma in

(Ve

18.

19. 20. 21. 22. 23. 24.

25. 26. 27.

28.

29. 30. 31.

32. 33. 34.

35. 36. 37.

(11)

De premier kweet zich in Amersfoort bescheiden van zijn taak. De man was daar in 'de Flint', een week voor de verkiezingen, niet meer dan verdrietig over al dat onbegrip bij Joris Voorhoeve en Wim Kok voor de financieel-politieke dilemma's van dit land en zijn re- gering. Lubbers, de moderator van Nederland, de enige organisatie-advieswerker die de complexiteit van de maatschappelijke fragmenten nog kan doorzien, hoopte slechts op een beetje begrip.

Bert de Vries echter beroerde de snaar van de midden- klasse wat hardhandiger en effectiever. Aan de VVD maakte hij al sinds de kabinetscrisis weinig woorden vuil, maar wat te denken van het alternatief aan gene zijde van het CDA? AI die men sen die tussen 2600 en 3000 gulden netto verdienen, zouden er met de PvdA maar liefst 70 tot I 00 gulden per maand op achteruit gaan. 'Minder vooruit', zouden de sociaal-democraten een dag later naar waarheid riposteren.

Maar het kwaad was reeds geschied. De verslaggever in 'de Flint' begon plots te twijfelen. Hoeveel is onze

(Vervolg van biz. 340)

genheid van zijn40-jarige ambtsbediening, Leiden, 1908, 1908, p.225. Vgl. voor de betekenis van Hoedemaker in de Hervorrnde Kerk: dr. H.D. de Loor, Kerk in de sa- menleving. Een analyse van het spreken der Nederlandse Hervormde Kerk, Baarn, 1970, p.29 e.v.

18. Hans van Spanning, De Chrisrelijk Historische Unie

( 1908 -1980), proefschrift, 2 delen, Leiden, 1988.

19. Geakunde Wunseradiel, p.214.

20. Handboek Pastorale Sociologie, dee! Il, onder redactie van prof.dr. W. Banning, 's-Gravenhage, 1955, 298 e.v.

21. Geakunde Wunseradiel, p.215.

22. Pastoraal Handboek, II, p.303.

23. J. Piebenga, It eigen aerd fan de Sudwesthoeke, Snits, 1953, p.55.

24. Dr. Ph.J. Hoedemaker, Heel de kerk en heel het volk. Een protest regen het optreden der Gereformeerden als partij, en een woord van afscheid aan de Confessionele Veree- niging, Sneek, 1897, p.26.

25. Gedenkboek Hoedemaker, p.44, p.50.

26. Gedenkboek Hoedemaker, p.217.

27. Dr. Ph.J. Hoedemaker, Rede over het got'd recht der Ver-

eeniging, hare betekenis en roeping, Amsterdam, 1902, met daarin opgenomen de Statuten der Vereeniging tot Handhaving van het Christelijk Historisch Karakter der Natie, p.l6 e.v.

28. G.D. Noordijk, Een onbegrepen denker- Gedachten van dr. PhJ. Hoedemaker, uit zijn werken bijeenverzameld en systematisch gerangschikt, Wageningen, 1927, p.7.

29. Van Wirdum, Banning, p.72.

30. Van Wirdum, Banning, p.67.

31. Dr. Ph.J. Hoedemaker, Het sociale vraagstuk tot Christus gebracht. Leerrede over Luk. 12: 13-15,Sneek, 1893, p.ll -14.

32. J.T. Tenthoff, Maatschappij en crisis, Hoom, 1891.

33. Dr. W. Banning, 'Marx ... en verder', De Sociaaldemo- kraat, II maart 1933.

34. Dr. W. Banning, Her vrijzinnig Protestantisme op de tweesprong. Organisatie of Stroming, Arnhem, 1945, p.7.

35. Banning, idem, p.8.

36. Banning, idem, p.l2.

37. Prof.dr. W. Banning, De Vrijzinnig-Hervormden voor de keuze, Assen, 1946, p.l6.

geheime stem, die sacrale plechtigheid in stemdistrict 00 I, eigenlijk waard? Een welhaast existentiele vraag die hij nog nooit had hoeven opwerpen, zo goedkoop was de moraal voordien altijd geweest. Maar nu drong deze materiele kwestie zich wei op. Het stemgedrag ging zweven. Door de aanval op het CDA te openen, had de PvdA zichzelf ineens vol in het Iicht geplaatst.

Lubbers kon rustig toekijken hoe Van Mierlo door niets te doen het prudent progressieve dee] der natie incasseerde.

Maar na de verkiezingen keerde alles gelukkig weer snel ten goede. Na twee weken ritueel dansen, zocht iedereen zijn vertrouwde stoel op. Van Mierlo moest aileen nog even geexcommuniceerd worden. Hetgeen in gemeen overleg geschiedde. In de politiek is de 'ziekte van het verlangen' nu definitief gecureerd. Vol vitamine C sudderen we door naar het centrum-linkse kabinet. Als we uit onze tevreden herfstslaap ontwa- ken is het er. Nederland wordt nog gelukkiger dan het al was. Hoera!

38. Banning, Het vrijzinnig Protestantisme, p.l2.

39. Banning, idem, p.l3.

40. Van Wirdum, Banning, p.l54. 41. Banning, idem, p.l4.

42. Banning, idem, p.l23.

43. Banning, De Dag van Morgen, Amsterdam, 1945, p.ll8- 124, m.n. p.ll9. Vgl. ook W. Banning, Evangelie en Klassenstrijd, Den Haag, 1946.

44. Banning, idem, p.l21.

45. Banning, idem, p.l23.

46. Banning, idem, p.l33. Van Wirdum, Banning, p.l51.

47. Banning, De Dag van Morgen, p.l28.' 48. Banning, De Dag van Morgen, p.l35.

49. Ds. L.H. Ruitenberg, Terugblik en Perspectief, Baam, 1972, p.l40.

50. Banning, De Dag van Morgen, p.80.

51. Ruitenberg, p.l40.

52. Dr. W. Banning, Machten en mensen. Bijdrage tot een bezinning op mogelijkheden en gevaren van mense/ijk Ieven in de technische maatschappij, Haarlem, 1959, p.l82.

53. Banning, Machten en Mensen, p.205.

54. Banning, idem, p.203.

55. Banning, idem, p.76.

56. Banning, idem, p.46; p.94.

57. Banning, idem, p.56/57.

58. Banning, idem, p.75.

59. Banning, idem, p.l78.

60. Banning, idem, p.l82.

61. Banning, idem, p.l82; vgl. ook p.l72.

62. Banning, idem, p.l77.

63. Banning, idem, p.l73.

64. Banning, idem, p.l53.

65. Mededeling prof. dr. Fr. de Jong Edz.

66. Banning, idem, p.153.

67. Banning, idem, p.83.

68. Banning, idem, p.l74.

69. Banning, idem, p.l66.

70. Banning, idem, p.l90 e. v.

71. Banning, idem, p.211.

72. Van Wirdum, Banning, p.l69.

73. Fr. de Jong Edz, 'Emstig Besef', in Van Wirdum, Ban- ning, p.l6 e.v.; vgl. Zunneberg, p.l23.

343

socialisme en democratie nummer 11

november 1989

(12)

Nico Schrijver

Docent volkenrecht en inter- nationale organisaties aan her Institute of Social Studies te Den Haag. Voorzitter van de Evert Vermeer Stichting

socialisme en democratie nummer ll

november 1989

Kiezen voor kwaliteit, ook in bet Noord-Zuidbeleid

Zonder noemenswaardige discussie nam het congres van de Partij van de Arbeid op 7 juli 1989 de Derde- Wereldparagraaf in het verkiezingsprogramma voor

1989-1993 aan. Alhoewel door de gekozen procedure de paar belangrijke discussiepunten die er waren van tafel verdwenen, illustreert dit toch hoezeer in de Partij van de Arbeid op hoofdpunten consensus is gegroeid over het te voeren ontwikkelingsbeleid. Oat beleid heeft zich sinds de actieve dagen van pionier en oud- EVS voorzitter Geert Ruygers verder verbreed, ver- diept en is ge"integreerd met andere beleidsterreinen, zoals die van economische zaken, landbouw, emanci- patie, Europees en buitenlands beleid. De grondslag en drijfveer zijn echter dezelfde gebleven: als intematio- nale beweging bekommert het socialisme zich om het lot van de medemens, in het bijzonder de arme, en streeft het naar rechtvaardige en vreedzame verhoudin- gen tussen en binnen Ianden die lotsverbetering en so- ciale en politieke emancipatie van de arrnen mogelijk maken en ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid bewerkstelligen. Deze uitgangspunten zijn dit jaar nog eens duidelijk verwoord in het nieuwe beginselpro- gramma van de Socialistische Intemationale, dat in juni van dit jaar te Stockholm werd vastgesteld.

Blijkens het programma Kiezen voor kwaliteit stelt de PvdA zich in het intemationale ontwikkelingsbeleid ten doel 'te voorkomen dat onderontwikkeling en on- dragelijke armoede voortduren tot ver na het jaar 2000'. Wat nu zijn hoofdpunten in het nieuwe pro- gramma, in welke opzichten verschilt het van de pro- gramma's van andere politieke partijen, en welke ins- trumenten wil de PvdA aanwenden om intemationaal en nationaal het voorgenomen beleid uit te voeren?

Hieronder enkele aantekeningen bij de Derde-Wereld- paragraaf van het verkiezingsprogramma 1989-1993.

Ontwikkelingshulp

Alhoewel bij lange na niet het belangrijkste onderdeel van ontwikkelingssamenwerking, is door de jaren heen de omvang, de kwaliteit en de wijze van besteding van de ontwikkelingshulp een belangrijke discussiepunt gebleven. In de industrielanden geldt ontwikkelings- hulp nationaal wellicht als een instrument om uiting te geven aan solidariteitsgevoelens met de volken in arrne delen van de wereld, intemationaal geldt het als maatstaf voor de mate waarin industrielanden werke- lijk bereid zijn om iets aan arrnoedebestrijding in de Derde Wereld te doen.

In 1970 is in het kader van de Verenigde Naties over- eengekomen dat ontwikkelde Ianden 0,7 procent van hun bruto nationaal produkt aan ontwikkelingshulp zouden moeten geven, in ieder geval zou dit streefcij- fer uiterlijk in 1975 gehaald moeten zijn. Slechts en-

344

kele industrielanden hebben zich aan hun woord ge- houden, waaronder de Scandinavische Ianden en Ne- derland. In ons land is tijdens het kabinet-Den Uyl (1973-1977) de hulp sterk in omvang toegenomen: van 1,1 miljard guldens in 1973 tot 3,1 miljard in 1977.

Daarrnee kwam de hulp op ongeveer I ,5 procent van het netto nationaal inkomen, zoals het PvdA-verkie- zingsprogramma Keerpunt'72 het ook wilde. Sinds 1977 is de omvang van de Nederlandse ontwikkelings- hulp percentueel ongeveer op het zelfde niveau van anderha1f procent van het netto nationaal inkomen ge- bleven, maar is het absolute bedrag met de groei van het nationaal inkomen behoorlijk toegenomen. Thans bedraagt de Nederlandse ontwikkelingshulpbegroting ongeveer 5,5 miljard gulden en de verwachte automa- tische groei voor 1989 is 200 miljoen gulden.

Hierbij zij aangetekend dat het zuivere bedrag aan ont- wikkelingshulp in werkelijkheid aanmerkelijk lager is (wellicht 750 miljoen!) vanwege de 'binding' en de 'vervuiling': respectievelijk de verplichting een deel van de hulp in Nederland te besteden en de toerekening van oneigelijke uitgaven aan het ontwikkelingshulp- budget, waaronder de opvang van asielzoekers. Kiezen voor kwaliteit belooft 'ontbinding van de hulp' maar stelt ten aanzien van de vervuiling slechts dat de hulp 'geleidelijk wordt opgeschoond van uitgaven die niet rechtstreeks aan de Derde Wereld ten goede komen'.

Voor het bereiken van deze laatste doelstelling wil het programma een bedrag oplopend tot ruim 300 miljoen gulden in 1993 reserveren. Het is triest te moeten con- stateren dat de vervuiling kennelijk al zover voortge- schreden is dat volledige opschoning in een kabinetspe- riode politiek en financieel geen haalbare kaart is!

Gezien de nog steeds toenemende welvaartskloof tus- sen rijke en arrne Ianden en de grote behoefte aan ont- wikkelingsfinanciering, acht de Evert Vermeer Stich- ting het in het beleidsprogramma Opstaan tegen ar- moede (1988) gewenst het niveau van de ontwikke- lingshulp geleidelijk naar 2 procent te doen groeien. De EVS heeft gesteld dat 1,5 procent als een minimum-re- sultaatsverplichting gezien moet worden en 2 procent als een inspanningsverplichting. Dit standpunt is onder meer ondersteund door J. Tinbergen in een ingezonden brief in Voorwaarts (15 januari 1989). Ook het partijbe- stuur schaarde zich in 1988 achter dit standpunt, maar achtte in 1989 bij de opstelling van het verkiezingspro- gramma deze verhoging niet betaalbaar. Daarom bleef de tekst: 'Nederland dient ten minste 1,5 procent NNI aan ontwikkelingssamenwerking te besteden'.

Ontwikkeling in de Derde Wereld vergt vee! geld en het is duidelijk dat de bijna 50 miljard dollar die de westelijke Ianden thans jaarlijks geven volstrekt onvol- doende is om de behoefte aan ontwikkelingsfinancie-

rir ret

VII

na lin ge ge ee lie dy he dit va

te1

fir Ee na

WI

mi na (U be sic M za va tic mt tia a a kil p., ret ge jot Dt he kil

m1 SCI

Ui N<

00 OV

sp laJ on m: gr' (81 de on ve bi. on Bt

Stl w; sp ku

o,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN