• No results found

RODE VLAMMEN EN BLAUW BLUSWATER VVD-positionering tegenover de PvdA tussen 1971 en 1982

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "RODE VLAMMEN EN BLAUW BLUSWATER VVD-positionering tegenover de PvdA tussen 1971 en 1982 "

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RODE VLAMMEN EN BLAUW BLUSWATER VVD-positionering tegenover de PvdA tussen 1971 en 1982

P.G.C. van Schie

In 1965 hield de oud-vrijzinnig-democraat B. W. Kranenburg, de zoon van de VDB-voorzitter uit de jaren twintig en dertig, in Liberaal Reveil een 'pleidooi voor een glimlach naar links'. De auteur kritiseerde de anti- PvdA-opstelling van de VVD, onder andere omdat die een overstap van PvdA-kiezers naar de VVD zou bemoeilijken. Mocht het de VVD nog eens lukken stemmenwinst op andere partijen te boeken, dan moesten die stemmen toch bij de PvdA vandaan komen, meende Kranenburg, want:

'Van de KVP zullen die stemmen heus niet komen ... >~. Een 24-jarige student uit Amsterdam was het hier niet mee eens. Hij betoogde in een reactie op Kranenburgs artikel dat de VVD juist onder KVP' ers goed zou kunnen scoren, mits de liberalen de confessionelen niet al te hard aanpak- ten. Daarentegen moesten de sociaal-economische verschillen tussen VVD en PvdA zwaarder worden benadrukt: 'tegenover de PvdA is een glimlach om electorale redenen niet gewenst' 2

Niet de opvattingen van de vroegere vrijzinnig-democraat, maar die van de jonge student zouden in de jaren zeventig het richtsnoer worden voor de VVD. Harm van Riel, de liberale voorman in de Eerste Kamer, meen- de dat de VVD massa's kiezers kon lokken door in te spelen op hun onbewuste emoties. Wel moesten deze kiezers in de waan worden gelaten dat zij rationeel handelden. 'Wat wij nodig hebben is een hyper-intelli- gente Koekoek met moreel verantwoordelijkheidsgevoel, maar die de taal van de massa spreekt' 3 • In de hierboven aangehaalde student uit 1965 meende Van Riel deze liberale Koekoek te ontwaren: Hans Wiegel moest als politiek leider de zwijgende meerderheid aanspreken op haar angst voor het socialisme.

'Houd Den Uyl uit het Catshuis'

Die angst voor het socialisme was in 1971, toen Wiegel voorzitter van de VVD-Tweede-Kamerfractie werd, waarschijnlijk wijder verbreid dan in 1965. De PvdA was namelijk in de greep van Nieuw Links gekomen.

Door tal van radicale standpunten in te nemen dreigde de partij zich te

vervreemden van grote groepen kiezers, zelfs van haar eigen traditionele

(2)

achterban. Politiek leek ze zich bovendien buitenspel te hebben geplaatst door de afwijzing van een coalitie met de KVP (neergelegd in de anti- KVP-resolutie van maart 1969). Deze afwijzing was deels ingegeven door een emotionele weerzin tegen de KVP, deels ook door de overtuiging dat het links zou lukken een meerderheid van de kiezers achter zich te krijgen. De PvdA zou confessionele partijen - die door zowel Nieuw Linksers als partijstrategen als Ed van Thijn werden beschouwd als relicten van het oude, gezapige Nederland -dan niet meer nodig hebben.

De politiek zou voortaan draaien om de tegenstelling progressief- conservatief. De progressieven stonden een goed beleid voor en zouden daarom door de meerderheid van de kiezers worden gesteund; degenen die zich tegen de juiste koers van links verzetten, zouden in deze optiek een onderdak vinden bij de VVD.

Degenen die zich binnen de PvdA tegen de radicale koers verzetten, hadden echter begin 1970 een eigen onderkomen opgericht. Deze partij, DS'70, was opmerkelijk succesvol: bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1971 behaalde de nieuwkomer 8 zetels, en vervolgens nam hij deel aan het kabinet-Biesheuvel, dankzij het- feit dat confessionelen en liberalen zonder DS '70 niet aan een meerderheid in het parlement kwamen. DS '70 kon zich tot een gevaarlijke concurrent van de VVD ontwikkelen, als toevluchtsoord voor kiezers die niets wilden weten van het radicale socialisme van de PvdA, maar wel voelden voor een gematigd sociaal gei:nspireerd beleid.

Hoewel het kabinet-Biesheuvel in feite al voor de verkiezingen van

1971 was opgezet (in een Londens hotel door de confessionele en liberale

fractievoorzitters) en bemand was met veel politieke kopstukken, bleek

het op wankele pootjes te staan. Een aantal ministers lag elkaar niet en

er ontstond wrevel over de verwatenheid van de politieke groentjes van

DS'70 4 • Uit confessionele kring stegen bovendien geregeld geluiden op

dat men liever met de PvdA had geregeerd. Ministers als Boersma en Van

Agt hadden dit al bij de aanvang van het kabinet laten weten, terwijl de

in november 1971 aantredende KVP-voorzitter DeZeeuw vrijwel geen

gelegenheid onbenut liet om zijn voorkeur voor de PvdA te uiten. De

problemen die injuli 1972 tot de val van het kabinet-Biesheuvelleidden

- de vraag of er al dan niet een loonmaatregel moest worden afgekondigd

en de omvang van de bezuinigingen die vooral de departementen van de

DS'70-ministers troffen- waren op zich niet onoverkomelijk, maar de

politieke wil ontbrak om tot oplossingen te komen. De problemen werden

door confessionelen en liberalen aangegrepen om DS'70 eens een lesje

te leren (door deze partij die het hardst om bezuinigingen riep, te kijk te

zetten als dwarsligger nu het daadwerkelijk erop aankwam). Een aantal

antirevolutionaire en katholieke voorlieden zag in de crisis de gelegenheid

(3)

om de steven naar de PvdA te wenden 5

0

De breuk in het kabinet was dan ook niet te vermij den en de nog wel ondemomen lij mpoging was bij voor- baat tot mislukken gedoemdo

De VVD zat gevangen tussen enerzijds de wens af te rekenen met de electorale concurrent DS'70 en anderzijds de angst dat de uitkomst van de crisis een kabinet met de PvdA en zonder de VVD zou zijno Dit dilemma verklaart haar zwalkende koers: aanvankelijk een harde opstelling tegenover DS'70, daarna - toen duidelijk werd dat de VVD weleens uit de regeringsboot waarin ze was blijven zitten, kon worden geduwd - een verwoede poging de brenk in de coalitie te lijmeno Het meewerken aan de uiteindelijk gekozen oplossing - de vorming van een rompkabinet van confessionele partijen en de VVD, en het houden van vervroegde verkiezingen in november 1972 - werd fractievoorzitter Wiegel bijna fataalo Onder Ieiding van partijvoorzitter Haya van Someren ondemamen enkele vooraanstaande VVD'ers die de zijde van DS'70 hadden will en kiezen, een couppoging. Wiegel wist zich op een spoedbij- eenkomst van het hoofdbestuur met enige moeite staande te houden 6

0

Zijn besluit om in het rompkabinet te blijven zitten, was door electorale motieven ingegeveno Wiegel ging uit van de stelling dat breken door de kiezers wordt afgestraft en hij wilde niet de indruk wekken achter DS '70 aan te hobbelen: 'Zo van: zij hebben de stoot gegeven en de liberalen sjokken er achter aano Nou, met zo'n uitgangspunt kunje natuurlijk niet werken' 7 o

Het centrale thema in de VVD-campagne voor de verkiezingen van 29 november 1972 werd: 'Houd Den Uyl uit het Catshuis'

0

Onder Den Uyl, zo hield Wiegel de kiezers voor, zouden de overheidsuitgaven gigantisch toenemen, hetgeen met 'krankzinnige belastingverhogingen' zou worden gefinancierdo De regelzucht van de staat zou toenemen en de midden- groepen en zelfstandigen zouden in de knel komeno Bovendien had de socialistische I eider zijn eigen partij niet in de hand, gelet op de radicale eisen die het PvdA-verkiezingscongres formuleerde (zoals de eenzijdige verwijdering van alle kemwapens uit Nederland en een door de NA VO af te leggen 'no-first-use'-verklaring)o Vandaar dat Wiegel over de mogelijkheid dat Den Uyl minister-president zou worden het 'onaan- vaardbaar' uitsprak 8

0

Wiegel had niet alleen te schilderen hoe ongewenst een kabinet~Den

Uyl was, maar moest ook duidelijk maken dat de kiezer die zo'n kabinet

niet wilde, bij de VVD moest zijno Daartoe werd allereerst DS'70, waar-

mee inhoudelijk in belangrijke mate overeenstemming bestond, aangewe-

zen als de grote boosdoener achter de kabinetscrisiso Door het kabinet-

Biesheuvel ten val te brengen, hield Wiegel de kiezers voor, maakte

DS'70 de weg vrij voor een kabinet met de PvdAo

(4)

Vervolgens moest de confessionele kiezers duidelijk worden gemaakt dat hun leiders uitverkoop dreigden te houden aan de PvdA. Dit aan te tonen werd Wiegel niet erg moeilijk gemaakt. De PvdA sloot gesprekken met de confessionelen over een nieuw kabinet dan wel niet meer uit, maar eiste van de confessionelen dat ze het beleid van het kabinet-Biesheuvel verloochenden en afstand zouden nemen van VVD en DS'70. Tegelijker- tijd liet de PvdA weten dat Keerpunt 1972 (het gezamenlijke programma van de progressieve drie: PvdA, D'66 en PPR) onveranderd tot kabi- netsbeleid moest worden verheven. De PvdA eiste dus dat de confessio- nelen naar haar toe zouden komen kruipen. Verscheidene antirevolu- tionaire en katholieke voormannen gingen in reactie hierop alvast door de knieen. Terwijl ARP-lijsttrekker Biesheuvel zijn kabinet manmoedig verdedigde, verkondigden zijn partijgenoten Aantjes en Boersma dat met de VVD geen sociaal beleid viel te voeren. Ook KVP-lijsttrekker Andriessen, die de confessionele partijen liefst als 'de gematigd progres- sieve drie' aanduidde, richtte zijn pijlen vooral op de VVD. KVP- voorzitter De Zeeuw liet zelfs weten voor een coalitie met de PvdA een stemmenverlies van 25-30% over te hebben 9

Het was voor Wiegel een koud kunstje te oogsten wat de naar links neigende confessionele leiders hadden gezaaid. Wiegel boekte 6 zetels winst. De nieuwe VVD-kiezers waren - voorzover het geen jongeren betrof die ten gevolge van de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd voor het eerst mochten stemmen- vooral afkomstig van KVP en DS'70.

Wiegel haalde meer dan een kwart van de kiezers die de KVP verlieten, binnen. Bovendien had hij DS'70, in 1971 een aanzuiger van ontevreden PvdA-kiezers, getransformeerd in een sluis voor kiezers die op weg waren van PvdA naar VVD, maar die onderweg een rustpunt nodig hadden 10

Den Uyl wist hij echter niet uit het Catshuis te houden. De socialistische voorman werd premier van het rode kabinet met een wit randje dat op 11 mei 1973 werd beedigd.

'Lauter wrange vruchten'

Na de verkiezingen werd al snel duidelijk dat de VVD er in de formatie

niet aan te pas zou komen. De partijraad van de KVP gaf in een

vergadering op 2 december 1972, nadat tal van sprekers kond hadden

gedaan van hun walging over de 'prestatiemaatschappij' die Wiegel

aanprees, een voorkeur aan voor een kabinet met de PvdA. Acht leden

van de KVP-fractie lieten al spoedig weten elk kabinet waarin de VVD

zitting zou hebben, te zullen blokkeren 11 • In de ARP wilde Biesheuvel,

de enige confessionele lijsttrekker die succes in de verkiezingen had

geboekt, zijn oude coalitie herstellen, maar de helft van zijn fractie lag

dwars omdat ze per se met de socialisten wilde regeren 12 • Van haar kant

(5)

was de PvdA overigens in het geheel niet gecharmeerd van de confessio- nelen. De PvdA wilde het liefst een links minderheidskabinet, en liet de naar samenwerking hunkerende confessionelen weten dat zij dat maar hadden te steunen. Na een formatie waarin de linkse antirevolutionaire informateur Ruppert tijd rekte om van Biesheuvel af te komen (die drie maanden na de verkiezingen immers moest kiezen tussen het prernierschap en het fractievoorzitterschap, en als premier zijn invloed op de formatie kwijt zou raken 13 ) en vervolgens de socialistische informateur Burger zich eerst achter de rug van de ARP-leiding om van de deelname van de antirevolutionairen Boersma en De Gaay Fortman aan het kabinet verzekerde, om daarna KVP en ARP ertoe aan te zetten hun partner CHU in de steek te laten, kwam het kabinet tot stand dat blijkens zijn regeringsverklaring streefde naar een 'spreiding van kennis, macht en inkomen'.

Gedurende het kabinet-Den Uyl bleek spreiding van macht voor de verhouding tussen de regeringspartijen te betekenen dat de PvdA de macht mocht uitoefenen (braaf geassisteerd door PPR en D '66), en KVP en ARP die macht van een parlementaire meerderheid mochten voorzien. De socialisten meenden zeker te weten dat zij voorstonden wat het volk wenste, of dat volk hen nu een meerderheid in de volksvertegenwoordi- ging verschafte of niet. Daarom was de PvdA niet van zins wezenlijke concessies tedoen. PvdA-fractievoorzitter Van Thijnlanceerde achtereen- volgens de 'druk-op-de-ketel-strategie' en de 'hobbelstrategie', die beide ten doel hadden socialistische maatschappijhervormende voorstellen zo snel mogelijk door te voeren. KVP en ARP moesten telkens maar kiezen of ze hieraan wilden meewerken, en zo de confessionele gelederen splijten, of zich schuldig wilden maken aan het ten val brengen van het kabinet. De PvdA hoopte zo twee vliegen in een klap te slaan: ze zou politiek haar zin krijgen en ze zou de christen-democratische samenwer- king inhet CDA saboteren 14 • PvdA-voorzitter len van den Heuvel dreigde in maart 1976 zelfs dat KVP en ARP om moeilijkheden vroegen als ze samen met de oppositionele CHU op een lijst aan de volgende verkiezin- gen zouden deelnemen 15 • Het hoeft geen verwondering te wekken dat het kabinet, ondanks de confessionele neiging tot zelfkastijding, van crisis naar crisis hobbelde.

Hans Wiegel voerde oppositie op basis van zijn in 1965 ontvouwde

strategie: een harde opstelling tegenover de socialisten en hun meest

geprononceerde meelopers, gecombineerd met een zachte massage van

de gekwetste confessionele lichaamsdelen. Inhet debat over de regerings-

verklaring legde Wiegel uit dat hij Den Uyl niet uit het Catshuis had

will en houden vanwege zijn persoon ('De heer Den Uyl weet, dat ik hem

persoonlijk zeer respecteer' 16 ), maar vanwege het beleid dat zou worden

(6)

gevoerd. In de loop van de kabinetsperiode hamerde Wiegel er telkens op dat het beleid van 'potverteren, socialiseren en nivelleren' slechts aan de wensen van de radical en binnen de PvdA tegemoetkwam, maar inging tegen de belangen van de werknemers. Die zag en hun vrij besteedbare inkomen teruglopen en waren, als gevolg van het meermalen niet doorvoeren van de inflatiecorrectie, slachtoffers van 'stiekeme diefstal' 17 Terwijl de collectieve uitgaven de pan uitrezen, werden de mensen in het land de duimschroeven aangedraaid. 'De regering laat weten te rekenen op de bereidheid offers te brengen. Maar wie moeten die offers brengen.

Het kabinet zelf brengt geen offers; 80% van elke extra verdiende gulden gaat het komend jaar naar de collectiviteit. Het zijn de burgers en het bedrijfsleven die de offers moeten brengen, gedwongen worden die offers te brengen', betoogde Wiegel in 1976 18 • Twee jaar eerder bracht hij in herinnering dat het kabinet bij zijn aantreden een spreiding van macht had beloofd, maar wat bleek: 'Dit door socialisten overheerste kabinet ... wil geen spreiding van macht. Integendeel! Het wil meer macht op allerlei terreinen bij de overheid centraliseren' 19 • Na drieeneenhalf jaar kabinet- Den Uyl maakte Wiegel een balans op. Zijn oordeel was zeer negatief:

'het beleid van het failliet' had 'louter wrange vruchten afgeworpen'.

Door uit te gaan van de gedachte 'na ons de zondvloed' bezorgde het kabinet hetland moeilijke jaren: 'De komende tijd is geen tijd van leuke wensen. Het wordt een tijd van puin ruimen, van bloed, zweet en tranen' 20

Minstens zo belangrijk als de kritiek op het beleid zelf - die immers niet afweek van wat de VVD al decennia lang tegen het socialisme te berde bracht - was dat de VVD de redeloze, vijandige sfeer die de PvdA opriep, aan de kaak stelde. Het kabinet, zo betoogde Wiegel, 'polariseert maatschappelijk en het polariseert politick'. Voor redelijke argumenten van de oppositie of zelfs van de confessionele coalitiepartners was het 'ziende blind en horende doof'. Dit kwam vooral omdat Den Uyl niet het lef had om in te gaan tegen de linkervleugel van zijn partij, en zich zo tot haar gevangene maakte. Overigens bleek in 1976 ook de persoon van de premier, anders dan bij het aantreden van het kabinet nog was betoogd, een steen des aanstoots voor de liberalen. 'Deze Minister-President kan niet luisteren. Hij heeft gelijk en niemand anders', luidde nu de karakteristiek die Wiegel van Den Uyl gaf 1 • Een oordeel dat parallel loopt aan dat van Den Uyls eigen minister van Financien Duisenberg:

'Den Uyl geeft nooit iets op, dat is heel kenmerkend voor hem. Den Uyl

aanvaardt geen nederlagen. En als hij die een keer moet aanvaarden, dan

graaft dat heel diep bij hem' 22

(7)

21

(8)

De VVD presenteerde zich als ... een redelijk altematief! Bij de eerste begroting van het kabinet-Den Uyl wilde de VVD tonen dat ze niet aileen sterk was in het afkraken van het beleid, maar ook positieve suggesties had: op 2 oktober 1973 hervatte ze de in 1966 gestarte praktijk van het uitbrengen van tegenbegrotingerr 3 . Waar de PvdA zich kenmerkte door betweterigheid en machtshonger, diende de VVD zich - volgens de lan- delijke propagandacommissie van de partij - te presenteren als het toonbeeld van redelijkheid. Aan de kiezers moest worden voorgehouden dat met de VVD in de regering het land weer zou worden bestuurd ' ...

door redelijke mens en met redelijke plannen en redelijke issues ' 24 • Wiegel toonde tegenover de christen-democraten alvast gematigdheid: de VVD vond dat coalitiepartners een gelijkwaardige inbreng in het regeerpro- gramma en een evenredig deel van de ministersposten moesten hebben;

in de regeerstijl diende de bereidheid tot het sluiten van compromissen voorop te staan 25

Dat was nu precies wat veel christen-democraten, althans onder de kiezers, misten in het kabinet-Den Uyl. De achterban van KVP en ARP was niet onverdeeld gelukkig met de voorkeur van hun partijleiding voor het regeren met de socialisten. Na de vorming van het kabinet-Den Uyl werd de nieuwe ARP-leider Aantjes tijdens zeer verhitte ledenvergaderin- gen in den Iande het vuur na aan de schenen gelegd. Wiegel was niet te beroerd dit vuurtje stevig aan te wakkeren. Toen hij juni 1973 tijdens een spreekbeurt in Den Haag werd gei:nterrurnpeerd door een man die 'Leve Biesheuvel' riep, was zijn reactie: 'Jazeker, leve Biesheuvel! Dat zeggen wij ook! De VVD is Biesheuvel trouw gebleven tot in het laatste uur!

Maar wie hebben Biesheuvel in de steek gelaten? Waren dat niet zijn eigen partijgenoten, onder aanvoering van meneer Aantjes?!' 26 • Wiegel hield de kiezers op KVP en ARP voor dat hun !eiders zich tijdens de formatie ' ... als voetveeg lieten gebruiken, accepteerden dat zij om de oren werden geslagen, op elke brief van Burger timide reageerdenm.

Deze boodschap aan de KVP- en ARP-kiezers zou Wiegel gedurende de hele kabinetsperiode herhalen. 'Ik wilde ze laten zien dat de confessionelen, om met Wim Kan te spreken, niet als een bijwagen van de PvdA fungeerden: ze mochten aileen de rails schoonmaken! ', zei hij later 28 • De boodschap werd door veel confessionele kiezers, zeker die van katholieken huize, positief ontvangen. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in maart 1974, nog geenjaar na het aantreden van het kabinet-Den Uyl, sprong de VVD ruim4 1 h% omhoog, en kwam daarmee op 19%. Een kwart van de nieuwe kiezers was afkomstig van de KVP.

Maar ook veel sociaal-democraten voelden zich aangesproken door

Wiegels oppositie. Zowel uit PvdA- als uit DS'70-hoek kwamen nogal

watvandenieuwe VVD-kiezers, bij elkaar eveneens eenkwart. Tekenend

(9)

voor het succes van Wiegels strategie was ook dat van de kiezers die KVP en DS'70 vaarwel zeiden, er twee keer zoveel naar de VVD liepen als naar de PvdN 9

'Emotionele onverdraagzaamheid'

Het ging de VVD electoraal dus voor de wind (in krap drie jaar tijd wist Wiegel de aanhang van de VVD bijna te verdubbelen: van 10,4% in 1971 naar 19% in 1974), maar binnen de partij vreesden sommigen dat er te veel onliberale stofdeeltjes binnenwoeien. Aan de vooravond van de Statenverkiezingen van 1974 waarschuwde Vorihoff, de in 1971 door Wiegel verslagen pretendent naar het fractievoorzitterschap, dat de VVD door haar felle oppositie tegen het kabinet in een isolement dreigde te geraken. 'Gedeeltelijk was het polariseren functioneel en is het dat nog, waar het gaat om het duidelijk maken van politieke verschillen. Maar in belangrijke mate is de polariserende houding een uiting van emotionele onverdraagzaamheid... De isolementspositie die er onherroepelijk uit voortvloeit mag op korte termijn een grotere groep aanhangers trekken die bewondering voor de ogenschijnlijke flinkheid hebben, op wat langere termijn is dat bouwen op drijfzand ... ', schreef Vonhoff in Liberaal Reveil. Hij raadde de VVD aan voor een niet-polariserende middenkoers te kiezen: 'Wellicht groeit daardoor voor enige tijd de aanhang minder snel, maar als dit leidt tot een sterkere groei van het respect dat wij afdwingen, dan is dat politiek wenselijker en nuttiger' 30. Een middenpo- sitie impliceerde dat ook de mogelijkheid van samenwerking met de PvdA open werd gehouden, betoogde Vonhoff een jaar later tijdens een spreekbeurt te Goes (op 22 april 1975). Het openhouden van die mogelijkheid was volgens Vonhoff noodzakelijk, omdat hij dacht dat confessionelen en liberalen samen nooit meer een meerderheid zouden hal en ( ervan uitgaande dat de deconfessionalisering onverminderd zou doorzetten).

Ook Wiegels voorganger Geertsema klaagde in 1975 dat 'het ware

liberalisme' in de VVD ten onder dreigde te gaan door de golven nieuwe

kiezers en leden. De man die toen hij de VVD nog leidde door Den Uyl

was getypeerd als de vertegenwoordiger van 'het sonore conservatisme',

maakte zich nu zorgen over een gebrek aan sociale bewogenheid bij de

achterban31 . Ook Geertsema pleitte voor de mogelijkheid van een

PvdA/VVD-kabinet, a1 erkende hij dat dit de wat verder weg gelegen toe-

komst betrof. Vooralsnog lagen de standpunten van beide partijen zo ver

uiteen ' ... dat ieder pleidooi voor een samenwerking nu van donquichot-

terie getuigt' 32. Maar na verloop van tijd zouden de grenzen tussen

socialisme en liberalisme vervagen, zodat samenwerking dan voor de hand

lag33.

(10)

Vonhoff en Geertsema waren de meest vooraanstaande critici, niet de enige 34 • Wiegel voelde zich in 197 4 geroepen om zijn koers te verdedigen tegenover degenen die zijn oppositie als te inhoudsloos en te rechts veroordeelden. Hij schreef een nota, De geloofwaardigheid van een alternatief, waarin hij zijn strategie en de beginselvastheid van zijn keuzen op specifieke beleidsterreinen onderbouwde. Hierin verwierp hij de kritiek als zou zijn oppositie te hard zijn. 'Een politieke partij, en dat geldt temeer voor een oppositiepartij, moet de gevoelens van onbehagen die bij de bevolking leven over het kabinetsbeleid opvangen en trachten die parlementair te vertalen ... als zij van mening is, dat het regeringsbeleid oorzaak van dat onbehagen is en als zij meent dat dat onbehagen gegrond is, moet zij het beleid aan de kaak stellen en aangeven hoe naar haar visie recht gedaan moet worden' 35 • Tevens wees Wiegel de gedachte aan sa- menwerking tussen PvdA en VVD van de hand. Niet aileen waren de pro- grammatische verschillen tussen beide partijen te groot, maar ook ' ... de opstelling die de huidige PvdA kiest, verhindert een samenwerking tussen PvdA en VVD op regeringsniveau zoals die bestond aan het eind van de veertiger en het begin van de vijftiger jaren' 36 • De PvdA drijft de tegen- stellingen op de spits, beziet de confessionele partijen met minachting en de VVD met vijandschap, aldus Wiegel. Geen partij om in vertrouwen samenwerking mee aan te gaan.

De oproepen vanuit de partij om een coalitie met de PvdA te overwegen, waren volgens de politieke top bovendien 'slecht getimed'.

Zo verbaasden zowel Wiegel als de nieuwe partijvoorzitter Korthals Altes zich over het feit dat Vonhoffs pleidooi te Goes, direct volgde op een PvdA-congres dat de defensie-uitgaven drastisch wilde verlagen, alle kemwapens uit Nederland wilde verwijderen en het NA VO-lidmaatschap aan voorwaarden wilde verbinden. Op de in maart 1976 gehouden algemene ledenvergadering van de VVD sloot Korthals Altes een samenwerking met de PvdA niet voor altijd uit, maar voorlopig achtte hij de kwestie niet actueel.

'Samenwerking ... onmogelijk'

Het kabinet-Den Uyl stond er intussen- rond de zomer van 1976- niet

best voor. Een injuni gehouden NIPO-enquete liet zien dat 48% van de

ondervraagden weinig vertrouwen in de ploeg had; onder KVP-kiezers

was dit 53% en onder ARP-kiezers zelfs 73%. Een in september

gehouden verkiezingsonderzoek liet zien dat de drie 'Keerpunt' -partijen

10 zetels zouden kwijtraken (voomamelijk toe te schrijven aan verliezen

van D'66 en de PPR), terwijl de VVD een spectaculaire sprong van 22

naar 39 zetels zou maken (ruim een kwart van de ondervraagden gaf aan

VVD te gaan stemmen).

(11)

DE Rv.a.A. ··· HAYA··· I>E /.Nl>l>STR.IEBOND N.V.V.

DE P.S.P. ·· · EN VAN PIEN.

(12)

Wiegels succes had de PvdA al geruime tijd daarvoor de schrik in de benen gej aagd. Al na de verkiezingen van 1972 pijnigde het socialistische partijbestuur zich de hersenen over de vraag: 'Hoe kon de VVD winnen met zo'n negatieve campagne?'. Ook tijdens de rit van het kabinet-Den Uyllieten de socialisten zich menigmaal in hun beleidsafwegingen leiden door de angst dat de VVD veel geschoolde werknemers en leden van de middengroepen tot zich zou weten te trekken. Het ontging de meeste PvdA'ers echter dat gevoelens van atkeer van het (geradicaliseerde) socialisme zowel onder liberale als onder confessionele kiezers leefden.

Zo vond Van Stiphout, de directeur van de Wiardi Beckman Stichting, in 1974 nauwelijks gehoor voor zijn analyse dat KVP-kiezers qua achter- grond en opvattingen sterk met VVD-kiezers overeenkwamen 37

In september 1976 gaven CDA-kiezers aan een regering met de VVD te prefereren boven een voortzetting van de coalitie met de PvdA (37%

tegen 28% ) 38 • Hoewel die laatste optie de voorkeur had van de meeste CDA-leiders (mensen als Andriessen en Aantjes lieten dit ook openlijk blijken), waren zij wel zo verstandig zich ditmaal niet vast te ketenen aan de PvdA. Op zijn eerste persconferentie als lijsttrekker van het CDA (op 22 oktober 1976) verklaarde Van Agt- met steun van de partijtop- dat het weliswaar voor de hand lag de bestaande coalitie voort te zetten, maar dat de VVD toch 'geen melaatse partij' was. Twee maanden later deed hij op het verkiezingscongres van het CD A zijn beroemde 'we buigen niet naar links en we buigen niet naar rechts' -uitspraak. Binnenskamers sprak Van Agt een voorkeur uit voor een coalitie met de PvdA, maar wees er tevens op ' ... dat de VVD zich in het verleden steeds nogal inschikkelij- ker heeft betoond dan de PvdA' 39

De PvdA was in 1976 nog altijd verstard inhaar onbuigzame houding.

Zij sloot de VVD als coalitiepartner uit en eiste van het CDA dat die partij hetzelfde zou doen. Dan mocht het CDA- als links tenminste geen meerderheid zou halen - aanschuiven achter de regeringstafel, mits het tevens aanvaardde dat Den Uyl in ieder geval weer premier werd (ook als het CDA de grootste partij zou worden) en het bovendien bereid was aan progressieve hervormingen mee te werken. Verder bevatte het verkiezingsprogram 'Voorwaarts' wensen als een wettelijk maximumin- komen (ter hoogte van hooguit vijf maal het minimuminkomen), verdere verlaging van de defensie-uitgaven en het voorwaardelijk stellen van het NAVO-lidmaatschap.

Een dergelijk radicalisme diende ondubbelzinnig te worden afgewezen,

vond de VVD. Zij liet de kiezers daarom weten: 'De VVD acht

samenwerking in een kabinet tussen onze Partij en de huidige Partij van

de Arbeid onmogelijk' 40 • Een werkgroep van de landelijke propaganda-

commissie beval al twee jaar voor de verkiezingen aan in de campagne

(13)

met nadruk 'de zwakke momenten en plekken' van het kabinet-Den Uyl aan de kaak te stellen (zoals het verstrekken van subsidies aan het communistische Cuba, het voorstel om de vermogensaanwasdeling in han den te stellen van vakbondsleiders, en de 'zich weinig fraai gedragende bewindslieden') 41 • Wiegel wees in de campagne niet alleen het beleid van het kabinet af, maar hekelde vooral ook de polariserende opstelling van de PvdA, die de hele maatschappij wilde doordrenken met politieke strijd (zoals bleek uit de vorming van linkse meerderheidscolleges in de gemeenten en uit de toepassing van het strijdmodel binnen de ondernernin- gen).

De optirnistische voorspelling die het NIPO in september 1976 voor de VVD in petto had (39 zetels) kwam niet uit, maar ten opzichte van 1972 boekte de VVD in mei 1977 toch weer 6 zetels winst (en kwam daarmee op 28 zetels uit). In hoeverre de winst te verklaren is uit de aantrekkingskracht van het liberalisme dan wel uit anti-socialistische gevoelens, is moeilijk precies te achterhalen 42 , maar zeker is dat de VVD- kiezers niet veel moesten hebben van de PvdA. Van de mensen die hun stem op de VVD uitbrachten, wist de helft desgevraagd geen enkele positieve kant van de PvdA te noemen. Gevraagd naar de slechte kanten van de PvdA werden door VVD-kiezers het meest punten genoemd die verband hielden met de stijl van optreden, de bekwaaffiheid en betrouw- baarheid van de socialisten, meer dan twee maal zo vaak als het feit dat de PvdA een nivelleringsbeleid voorstond 43

De 'zakgeldmaatschappij' ontgroeien

De PvdA slokte in de verkiezingen van 1977 een aantallinkse zusterpar- tijtjes zowat op, won 10 zetels en daarmee de verkiezingen. Het succes steeg de socialisten tijdens de daaropvolgende formatie naar het hoofd en maakte hen in de onderhandelingen n6g vasthoudender. Het CDA had zich maar te schikken naar hun wensen. In socialistische kring overheerste de overtuiging dat het CDA ook geen alternatief had. Dat CDA en VVD samen met 77 zetels een meerderheid bezaten werd uit het oog verloren, of in ieder geval irrelevant geacht 44

De formatie van het beoogde tweede kabinet-Den Uyl verliep derhalve

vanaf het begin conflictueus, hetgeen niet wegneemt dat de VVD

gedurende de eerste zes maanden volledig buitenspel stond. Slechts zo nu

en dan mocht Wiegel zijn opwachting bij de Koningin maken, om haar

bij de zoveelste crisis in het formatieproces weer eens van advies te

dienen. Tij dens de beraadslagingen over zo 'n ad vies bleek in augustus een

meerderheid van de fractie te voelen voor een onderzoek naar de moge-

lijkheden van een PvdA!VVD-coalitie. Wiegel zag deze variant niet zitten,

maar besloot aan de wens tegemoet te komen door de Koningin te

(14)

adviseren een nationaal kabinet (PvdA/CDA/VVD) te laten formeren.

'Het was politiek onhaalbaar, maar ik gaf daarmee toch gehoor aan de fractiewensen' , verklaarde hij later 45

Toen de formatie van een PvdA/CDA/D'66-kabinet begin november definitief vastliep, begonnen de gesprekken tussen Van Agt en Wiegel over een mogelijk te vormen CDA/VVD-kabinet. Van Agt mocht nu ervaren hoe waar zijn voor de verkiezingen gemaakte observatie over de inschikkelijke VVD was. 'Formeren met Hans Wiegel was een verschil als tussen hemel en aarde, vergeleken met de onderhandelingen die ik tot dan toe voerde met Joop den Uyl als voomaamste tegenspeler ... Het belangrijkste was dat Hans mij van meet af aan met open vizier en vertrouwen tegemoettrad. Hij kwam er rond voor uit dat de VVD graag weer wilde regeren en dat hij daarom inschikkelijk wilde zijn. Dat heb ik beantwoord met een matiging van de eisen die uit onze fractie kwamen', vertelde Van Agt later 46 • Overigens kwam zijn fractie, waarin met name enkele antirevolutionairen coute que coute met de socialisten in zee wilden, met een waslijst aan amendementen op het concept- regeerakkoord. Wiegel besloot voor de vorm een aantal te weigeren, maar nam de rest zonder problemen over.

Zes CDA-fractieleden (later werden het er zeven) maakten toch

bezwaar tegen het CDAIVVD-kabinet en bleven als 'loyalisten' de gehele

periode hinderlijk om de regeringsploeg heen zwermen. Zij waren (net

als veel PvdA'ers) verbitterd over het niet totstandkomen van het tweede

kabinet-Den Uyl, en dreigden geregeld het eerste kabinet-Van Agt ten val

te brengen. Tot een uitvoering van dit dreigement kwam het nooit, omdat

de loyalisten beseften dat de CDA-achterban dit niet zou pikken. De

loyalisten gedoogden het kabinet daarom. Hun positie is wei vergeleken

met die van bijen, die maar een keer kunnen steken en dat met hun eigen

dood moeten bekopen 47 • De dreiging aileen had overigens al effect op het

kabinetsbeleid. Wiegel was zo bevreesd een rode bult op te lopen, dat hij

geen bezwaar maakte als het kabinet ter bescherming zo nu en dan met

wat extra christen-democratische zalf werd ingesmeerd. Van puin ruimen

kwam zo niet veel terecht. Hoeveel Wiegel ervoor over had om te kunnen

blijven meeregeren bleek tijdens een tweetal crises in 1980. In februari

weigerde hij Andriessen te volgen, toen deze als minister van Financien

opstapte omdat CDA-minister van Sociale Zaken Albeda en de CDA-

fractie voor de zoveelste keer weigerden zijn bezuinigingsvoorstellen te

steunen. Hoewel een aantal VVD-fractieleden de CDA'er Andriessen

wilde volgen omdat deze in feite VVD-beleid voorstond, bleef de VVD

in het kabinet zitten overeenkomstig Wiegels wens. In augustus eiste een

partijdelegatie bestaande uit de fractievoorzitters in de Tweede en Eerste

Kamer, Rietkerk en Zoutendijk, en de partijvoorzitter, Korthals Altes, van

(15)

23

(16)

de VVD-bewindslieden dat zij opstapten als het kabinet niet meer zou bezuinigen. Wiegels antwoord- neen -was opnieuw wet. Korthals Altes legde onlangs uit waarom: 'We slikten het, omdat we de levensgrote kans op een kabinet met de PvdA niet wilden riskeren' 48

De vrees dat er een kabinet met socialisten zou komen, maakte de VVD tot de gevangene van het CDA. De journalist Jan Hoedeman heeft aan Wiegel gevraagd of er eigenlijk wel een punt denkbaar was waarop de VVD ooit zou breken. Wiegel kon zo'n punt maar moeilijk bedenken:

'De potentiele kiezerswinst is voor een kleinere regeringspartij die breekt gering. En je verkleint de kans op voortzetting van dezelfde coalitie na de verkiezingen' 49 • Wiegel hielp liever christen-democratisch beleid uit te voeren, dan dat hij oppositie voerde tegen een kabinet met de PvdA.

Hoewel Rietkerk in 1980 had willen breken, zag ook hij geen altematief voor een CDA/VVD-kabinet. 'Koos de Kleurloze' (de bijnaam die fractielid Jacobse hem gat) had in zijn maiden-speech als fractievoor- zitter in een goed doortimmerd verhaal uiteengezet dat hij fundamentele bezwaren tegen het socialisme had: 'Links kan zijn plannen slechts verwezenlijken door de organisatie van het menselijk geluk door de collectiviteit. Een fatale grens wordt dan overschreden. De vrijheid verdwijnt ' 50 • Want de collectiviteit probeerde mensen in te pass en in door haar ontworpen structuren. 'Verbeter de wereld en begin bij de structuren', was de grondslag van het socialistische denken. Maar op den duur beginnen deze structuren ' ... in hun tegendeel te verkeren, men gaat zich dan de gevangene voelen van de structuren; in plaats van bevrijdend te werken, nemen zij de vrijheid af. Als wij te ver gaan met het regelen in structuren, komen wij in een Kafka-achtige lokettenmaatschappij terecht, waarin het individu vervreemd raakt', waarschuwde Rietkerk 51

Rietkerk typeerde het socialistische ideaal als dat vaneen zakgeldmaat- schappij: 'een maatschappij waarin de mensen weliswaar bevrijd zijn van een aantal materiele zorgen, maar waarin hun tevens alle eigen verant- woordelijkheid, alle mogelijkheid om echt te kunnen kiezen, is ontnomen, en waarin de overheid al herverdelend zo ver is gegaan, dat voor eenieder nog wat zakgeld overblijft' 52 • Van bespiegelingen over een PvdAIVVD- kabinet moest Rietkerk dan ook niets hebben, zolang de socialisten niet afrekenden met het radicalisme in hun eigen gelederen. Pas wanneer in PvdA-kring het besef was gerijpt dat het collectivistisch spoor doodliep, viel aan zo'n coalitie weer te denken 53

'Suikerwater en marsepein '?

Sommige partijgenoten wilden daar echter al eerder over nadenken. In

het Teldersgeschrift Liberalisme in de jaren tachtig, dat in januari 1978

verscheen, riep het Eerste Kamerlid Zoutendijk PvdA en VVD op elkaar

(17)

niet bij voorbaat uit te sluiten, want dit leidde tot radicalisering van beide partijen en een versterkte machtspositie van het CDA. Hij wees erop dat op niet-landelijk niveau met redelijke socialisten goed valt te praten, en dat er wat betreft de geestelijke vrijheid overeenkomstige opvattingen bestaan. Zoutendijk zag in de 'kritische dialoog met de socialisten ... wel- licht de belangrijkste opgave voor het liberalisme in de tachtiger jaren' 54 .

Ook Geertsema hield in dezelfde bundel een pleidooi voor een driestro- menland met wisselende combinatie-mogelijkheden, zodat 'ook een regeringscombinatie van socialisten en liberalen niet uitgesloten moet worden geacht' 55

Het kersverse Tweede Kamerlid Bolkestein zag een PvdA!VVD-kabinet echter nog niet zo een-twee-drie verrijzen. Een dergelijk kabinet moest immers op meer berusten dan een gedeelde afkeer van het CDA; er diende ook voldoende inhoudelijke overeenstemming te bestaan. En alvorens die tot stand kwam, moest in de 'kritische dialoog' met de PvdA een aantal harde noten worden gekraakt, bijvoorbeeld over de vraag of de staatsrechtelijke democratie model kon staan voor de verhoudingen binnen ondememingen, over de concentratie van macht bij vakbonden en overheid, en over het belang dat aan de NA VO werd gehecht. Een fundamentele discussie tussen beide partijen kon geen kwaad, maar niemand moest denken dat het een zaak 'van suikerwater en marsepein' zou worden, waarschuwde Bolkestein 56

Tach zwol de roep om de mogelijkheid van een PvdA/VVD-coalitie op zijn minst te onderzoeken en te willen overwegen, in de jaren 1978- 1979 aan. De achtergrond was de ergemis over het optreden van de CDA- fractie, die zich weinig gelegen liet liggen aan haar coalitiepartner en waarbinnen loyalisten niet ophielden hun lief de aan de PvdA te betuigen 57

N aast cheerleaders als Geertsema - die graag een stok achter de deur

wilde in besprekingen met het CDA, maar wel grate hinderpalen zag in

radicale PvdA-standpunten inzake defensie en de afschaffing van de

monarchie 58 - en Vonhoff- die zo af en toe zijn pleidooi uit de jaren

1974-1975 oprakelde 59 - zongen nu ook Tweede-Kamerleden als Jacobse,

Kej a, Nijpels en Kappeyne van de Cappello mee in het koor van VVD 'ers

die een opening naar links wilden. Kappeyne - die onder Rietkerk vice-

voorzitter van de fractie was - noemde het CDA onbetrouwbaar en

meende dat de PvdA zich beter aan gemaakte afspraken zou weten te

houden. Daarom wilde ze een onderzoek laten verrichten, bijvoorbeeld

door de Teldersstichting, naar de mogelijkheden van de PvdAIVVD-

combinatie, al besefte ze dat, ook als er een zakelijke overeenkomst was

te sluiten, 'beide partijen van een sterk anti-gevoel ten opzichte van elkaar

moeten afstappen' 60 • Ze ontkende uit te zijn op een toenadering tot de

PvdA. 'Ik wil aileen dat er in de VVD gediscussieerd wordt en ook

(18)

gestudeerd wordt, om te kijken wat de overeenkomsten en wat de verschillen zijn tussen PvdA en VVD. En dat men op grond daarvan op een gegeven moment - bijvoorbeeld over twee jaar - een beslissing gaat nemen of men hetzij op korte termijn hetzij op langere termijn al dan niet gaat of wil samenwerken met de PvdA', verklaarde zein 1979 61

Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1978 konden Kappeyne en haar medestanders ook wijzen op lokale samenwerkingsverbanden tussen PvdA en VVD. In plaatsen als Leiden, Deventer en Delfzijl trad een wethou- derscollege van PvdA en VVD aan, waar het CDA bewust buiten was gehouden. Maar op landelijk niveau was er heel wat meer verzet te overwinnen. In het partijbestuur van de PvdA had Bram Peper in december 1977 de gedachte aan samenwerking met de VVD 'te walgelijk voor woorden' genoemd. Ruim een jaar later bestempelde Max van den Berg, de PvdA-voorzitter in spe, het lonken naar de VVD als 'verraad' 62

Ook de VVD-top was minder gelukkig met de pleidooien voor een paarse coalitie. Fractievoorzitter Rietkerk zag liever dat zijn partijgenoten zich inzetten voor het welslagen van het CDA/VVD-kabinet. Vice-premier Wiegel onderschreef dat. Hij zag geen aanleiding om de bakens te verzetten en verweet Kappeyne en Nijpels dat zij met hun uitlatingen het voortbestaan van het kabinet op het spel zetten. Wiegel sloot niet uit dat hij nog eens zou plaatsnemen in een kabinet waarin ook de PvdA was vertegenwoordigd, maar hij zag niet in waarom het CDA buiten zou moeten worden gesloten 63

Om aan de onrust in de partij - die mede werd gevoed door een opiniepeiling van januari 1979 die een verlies van 5 zetels voorspelde- een eind te maken, bracht het hoofdbestuur eind maart 1979 de nota Tus- sentijds uit. Hierin erkende het hoofdbestuur dat de bestaande coalitie aan spanningen onderhevig was, maar het zag onvoldoende grondslag voor een PvdA/VVD-coalitie. Met name op sociaal-economisch terrein zag het een onoverbrugbare kloof, omdat de PvdA-opvattingen nog altijd waren 'doortrokken van het collectiviteitsbeginsel dat in 1977 in het beginsel- program van de PvdA opnieuw werd verankerd' 64 • Voorts trok het hoofdbestuur de stelling in twijfel dat de PvdA afspraken beter nakwam dan het CD A. Zolang de PvdA bleef vasthouden aan de meerderheidsstra- tegie, zou de VVD in een paarse coalitie om te beginnen weinig voor elkaar krijgen, en zou het CDA de lachende derde zijn 65 • Daarnaast zaten de VVD-kiezers volgens het hoofdbestuur volstrekt niet op een PvdA/- VVD-combinatie te wachten, een opvatting die kon stoelen op een enquete uit de herfst van 1978, waaruit bleek dat slechts 23% van de VVD-kiezers zo'n combinatie zag zitten 66

Noch de nota Tussentijds, noch de verwerping, op de algemene

(19)

ledenvergadering van april1979, van een motie waarin samenwerking met de PvdA werd bepleit, wist het enthousiasme van de voorstanders van een paarse coalitie te bedaren. Geregeld bleven hun pleidooien te horen. Maar later dat jaar keerde de PvdA zich onvoorwaardelijk tegen het NAVO- dubbelbesluit en het daarin vervatte voomemen om in Nederland 48 kruisraketten te plaatsen. De eerstkomende jaren vierde het atoompaci- fisme hoogtij in de PvdA. Van dromen over een PvdA/VVD-coalitie werd binnen de VVD weinig meer vemomen.

'Allemaal eten met Wiegel'

Gedurende een groot gedeelte van de periode van het kabinet-Van Agt I, had de VVD in de opiniepeilingen op fors zetelverlies gestaan. Tegen die achtergrond viel het uiteindelijke verlies van twee zetels alleszins mee.

Wellicht wist een deel van de achterban haar twijfels te overwinnen toen duidelijk werd dat het erom ging spannen of CDA en VVD hun meerderheid zouden behouden. Daarbij kwam dat het hoogst onzeker was ofhet CDA de samenwerking met de VVD zou willen voortzetten. Welis- waar wond CDA-lij sttrekker Van Agt geen doekjes om zijn voorkeur voor regeren met zijn vriend Wiegel, maar de rest van de CD A-top bezag deze voorkeur met wantrouwen. Ministers als Albeda en De Koning lieten zelfs openlijk blijken na de verkiezingen liever met de PvdA te gaan regeren.

Kiezers die niet gediend waren van socialisten in het kabinet, konden daarom maar beter VVD stemmen, riep Wiegel tijdens de campagne.

W aarschijnlijk hebben vel en van hen dit gedaan. Rond 60% van de VVD- kiezers in 1981 wist desgevraagd niets positiefs over de PvdA te zeggen.

Negatieve punten noemen ging hen makkelijker af. De stijl van optreden van de socialisten stond een kwart van de VVD'ers tegen, een punt dat veel meer werd genoemd dan de persoon van de PvdA-leider (Den Uyl) of het socialistische streven naar sociaal-economische gelijkheid (beide door 6-7% genoemd). Van regeren met de socialisten wilde de overgrote meerderheid van de VVD-kiezers niet weten, ook niet in de vorm van een 'nationaal kabinet' (dit ideetje van Wiegel kon nog geen zesde deel van de VVD'ers bekoren) 67

Hoewel Van Agt met de VVD-achterban een afkeer van het socialisme deelde, was hij door de verkiezingsuitslag tot regeren met Den Uyl veroordeeld. CDA en VVD haalden net geen meerderheid, zodat het tweede kabinet-Van Agt uit CDA, PvdA en D'66 moest worden samengesteld. Dit kabinet was een ware brekebeen (het viel al voor het begon te lopen, maar krabbelde weer op) en zou dan ook niet ver komen.

Tijdens de wandeling zaten PvdA- en CDA-bewindslieden elkaar

voortdurend in de haren. Aan CDA-kant werd men kriegelig van het

optreden van de drarnmer Den Uyl, terwijl aan PvdA-kant opmerkingen

(20)

van Van Agt - die het beleid van de nieuwe coalitie typeerde als 'Hetzelfde beleid als het vorige kabinet, met een scheutje PvdA erin' 68 - in het verkeerde keelgat schoten.

Vandaar dat in PvdA-kring voorzichtig het nadenken begon over de vraag of in de toekomst geen samenwerking met de VVD moest worden gezocht. Han Lammers meende dat er voorlopig nog te veel wederzijdse gevoelens van antipathie bestonden, maar dat op den duur in zaken van concreet beleid best zou zijn samen te werken, mits stoorzender D '66 niet in de paarse coalitie werd betrokken 69 • En een spreker die op het PvdA- congres in de herfst van 1981 opperde dat maar eens moest worden nagedacht over samenwerking met de VVD, kon rekenen op applaus.

Wiegel dacht niet dat dit applaus op veel warme gevoelens ten aanzien van de VVD duidde (eerder op gevoelens van afkeer van het CDA), maar hij wilde niet uitsluiten dat voor PvdA' ers de VVD niet meer de boeman van weeleer was. Hij wees erop dat PvdA en VVD nog altijd diepgaande meningsverschillen hadden - in het bijzonder aangaande de kembewape- ning en het financieel beleid -,die niet moesten worden verdoezeld. Hij zou de PvdA in ieder geval hard, maar zakelijk aanpakken. Wiegel refereerde aan een kort daarvoor gehouden PvdA -bijeenkomst waarop een lichtbeeld met de tekst 'Allemaal eten met Wiegel' te lezen was (naar aanleiding van zijn etentje in het Haagse restaurant 'le Bistroquet' bij de overdracht van zijn ministerschap van Binnenlandse Zaken aan de socialist Van Thijn), en wilde niet volstrekt afwijzend reageren: 'Nu is dat wat kostbaar, maar [ik] wil wel beginnen met een goed gesprek met mijn collega Meijer' 70

De VVD-top van het tijdperk na Wiegel stond al evenmin afwijzend tegenover gesprekken met de PvdA over toekomstige samenwerking.

Zowel partijvoorzitter Kamminga als de fractievoorzitter in de Eerste Kamer Zoutendijk zag op korte termijn wei obstakels, maar wilde de tijd benutten om deze uit de weg te ruimen. Een opvatting die werd gedeeld door het Tweede Kamerlid Ed Nijpels, die Wiegel in april 1982 als fractievoorzitter in de Tweede Kamer zou opvolgen 71

Conclusie

Hoewel de PvdA vanaf 1977 formeel niet meer door de VVD werd uitge-

sloten als mogelijke coalitiepartner, veranderde er in de jaren zeventig

weinig in de antisocialistische koers van de VVD. Inhoudelijk werden

beide partijen nog altijd gescheiden door fundamentele verschillen in visie

op de maatschappij en de rol die de overheid daarin had te spelen. Deze

verschillen kwamen op allerlei gebieden tot uiting, wel het meest op

sociaal-economisch gebied. Daarbij kwam dat, als gevolg van de

radicalisering die de PvdA onder invloed van Nieuw Links onderging, de

(21)

PvdA op het gebied van buitenlandse en defensie-aangelegenheden steeds buitenissiger standpunten ging innemen, culminerend in haar demonisering van de in Nederland te plaatsen kruisvluchtwapens.

Aan de inhoudelijke verschillen lag een diepgravender cultuurverschil ten grondslag, dat het vrijwel ondenkbaar maakte dat PvdA en VVD met elkaar tot overeenstemming zouden komen. PvdA'ers namen de politiek, en bovenal zichzelf, bloedserieus; VVD'ers zagen de politiek als een van de rniddelen waarmee het leven kan worden veraangenaamd. In wezen was de PvdA een door en door gereformeerde partij, waarin mensen zaten die sterk van hun eigen gelijk overtuigd waren en dit gelijk hoe dan ook aan anderen wilden opleggen. Door de radicalisering kreeg het socialisme in de jaren zeventig fundamentalistische trekken. Door VVD 'ers werd de politiek veel meer gezien als de kunst het wenselijke met het haalbare te verzoenen. Deze meer 'katholieke' benaderingswijze (er is meer tussen hemel en aarde dan de Schrift) is aardig neergezet door de journalist Jan Joost Lindner: 'Bij de VVD is het altijd lente, de witte bal gaat heen en weer, zonder dat de punten erg tell en, en een gerniste slag leidt slechts tot goedaardige vrolijkheid wederzijds. Na het spel de handdruk, de kwinkslag en het glas .. .' 72

Kiezers die zich rond het politieke midden bevonden, voelden zich meer aangesproken door een dergelijk, rnisschien wat bedaagd relativisme dan door de zure grimmigheid waarmee socialisten de maatschappij op haar kop wilden zetten. Waar confessionele !eiders zich in aile bochten wrongen om van PvdA-zijde schouderklopjes te mogen ontvangen voor hun hervorrningsgezindheid, dwong de VVD van Wiegel meer respect af van de rniddengroepen door nuchter een eigen profiel te bewaren.

Electoraal wierp deze benadering vruchten af, maar het risico was dat bezonnenheid tegenover veranderingsdrift werd aangezien voor onliberale behoudzucht. Sommige VVD'ers wilden hun veranderingsgezindheid demonstreren met pleidooien voor een opening naar links. Ret ging meestal om subtoppers; niet om de politici die op dat moment de verantwoording droegen om liberale politiek gestalte te geven. Overigens werden de pleidooien voor samenwerking met de PvdA meestal ingekleed in het voorstel een studie te verrichten naar de mogelijkheden van zo'n samenwerking, en werd de kanttekening gemaakt dat de stap naar een paarse coalitie niet onrniddellijk moest worden gezet, maar pas als de PvdA weer was ontradicaliseerd. Wiegel had echter niet met een toekomstig socialisme te maken, maar met de PvdA van de jaren zeventig.

V andaar dat de VVD de verschillen met de PvdA accentueerde,

kiezerswinst incasseerde, en haar afhankelijkheid van de confessionelen

voor de machtsvorrning accepteerde.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN