• No results found

Europa's grensland Politiek gebruik van religie en geschiedenis en de plaats van Oekraïne in Europa

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Europa's grensland Politiek gebruik van religie en geschiedenis en de plaats van Oekraïne in Europa"

Copied!
148
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Europa's grensland

Politiek gebruik van religie en geschiedenis

en de plaats van Oekraïne in Europa

Masterscriptie Research Master Modern History and International Relations

Nicolaas A. Kraft van Ermel, BA; studentnummer 1653989 Vakcode: LGR999M30

1e begeleider: prof. dr. D.F.J. Bosscher 2e begeleider: dr. S. van der Poel Datum: 04-08-2011

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord...4

Hoofdstuk 1: Inleiding...6

Hoofdstuk 2: West-, Midden- en Oost-Europa: over religieuze en historische scheidslijnen op het Europese continent...12

§2.1. Oosters- en Westers-Christendom...12

§2.2. Midden Europa: de historische dimensie...19

Hoofdstuk 3: Geschichtspolitik: over de onscheidbaarheid van politiek en geschiedenis...22

Hoofdstuk 4: Roesyny, Maloroeskije en Oekrajintsi: Identiteit en staatsvorming in Oekraïne door de tijd heen...27

§4.1 In tsaristisch Rusland...27

§4.2 In Habsburgs Oostenrijk...29

§4.3 De Eerste Wereldoorlog: kansen voor een Oekraïense staat?...31

§4.4. Het interbellum en de Tweede Wereldoorlog...33

§4.5. Schipperen tussen vrijheid en onderdrukking: Sovjet-Oekraïne na de Tweede Wereld-oorlog...38

Hoofdstuk 5: Van perestrojka naar Janoekovitsj: politiek in een onafhankelijk Oekraïne...40

§5.1. Perestroijka en glasnost: de aanloop naar onafhankelijkheid...40

§5.2. Kravtsjoeks nieuwe Oekraïne...42

§5.3. Oekraïne onder Koetsjma...43

§5.4. De Oranjerevolutie...46

§5.5. Joesjtsjenko's presidenschap: het failliet van de Oranjerevolutie...47

§5.6. President Janoekovitsj: op weg naar een totalitair regime? ...49

Hoofdstuk 6: Religie en politiek in het land van St. Vladimir...53

§6.1. Een (historische) schets van religieus Oekraïne...53

§6.2. Politiek en religie in Oekraïne: het juridisch perspectief...60

§6.3. Politiek en religie in Oekraïne: de praktijk...65

§6.3.1. Streven naar één Orthodoxe staatskerk: het beleid van Leonid Kravtsjoek...65

§6.3.2. Pogingen tot onpartijdigheid en tot unificatie: het beleid van Leonid Koetsjma 67 §6.3.3. De Oranjerevolutie als een anticlimax voor één Oekraïense kerk: het beleid van Joesjtsjenko...70

§6.3.4. De terugkeer van en naar Moskou: het beleid van Janoekovitsj...72

(3)

§7.1. Oekraïnes betwiste verleden...76

§7.1.2. De hongersnood van 1932-1933...76

§7.1.3 Oekraïense nationalisten in de Tweede Wereldoorlog...81

§7.2. Geschiedpolitiek in Oekraïne ...84

§7.2.1. Kravtsjoek: aanzet tot één nationale geschiedenis...84

§7.2.2. Koetsjma: ambivalentie met een knipoog naar het Sovjet-verleden...90

§7.2.3. Joesjtsjenko: terug naar een Oekraïens paradigma...95

§7.2.4. Janoekovitsj: een terugkeer naar Koetsjma's ambivalentie of een Sovjet-Russisch geschiedbeeld?...101

Hoofdstuk 8: Conclusie...106

Summary (Engelstalige samenvatting)...113

Резюме (Russischtalige samenvatting)...126

Literatuur- en Bronnenopgave...139

Afbeeldingen op de voorpagina

Linksboven: President Viktor Joesjtsjenko en Patriarch Filaret (OeOK-KP)

bron: http://1.bp.blogspot.com/_jPc5hebaTs8/SIoNyAys-HI/AAAAAAAACn8/UJyrgZLVDn8/s400/1.bmp

Rechtsboven: Van links naar Rechts: Patriarch Kirill (Moskou), President Dmitrij Medvedev

(Rus-land), Metropoliet Volodymyr (OeOK-MP) en President Viktor Janoekovitsj luiden de klokken van het Tsjornobyl-monument in Kiev.

Bron: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Kirill_Vladimir_Medvedev_bells_Chernobyl.jpeg Linksonder: Het monument voor OOeN-B leider Stepan Bandera in Lviv (gebouwd in 2007)

Bron: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Stepan_Bandera_in_Lviv.JPG

Rechtsonder: Het beeld Moeder-Moederland, monument voor de Grote Vaderlandse Oorlog, in het

(4)

Voorwoord

'Who controls the past controls the future: who controls the present controls the past.'a

George Orwell in Nineteen Eighty-Four

Het bovenstaande citaat uit George Orwells befaamde Nineteen Eigthty-Four is een van de belang-rijkste lessen die mij is bijgebleven van mijn studie geschiedenis. Geschiedenis is niet alleen een zeer boeiend onderwerp om te bestuderen, maar is meer dan dat: het verleden kan gebruikt en mis-bruikt worden voor diverse doeleinden, waaronder in de politiek. De mogelijkheid het verleden vrijelijk te kunnen bestuderen is daarom een garantie voor een vrije en open samenleving. Er horen daarom geen taboes of 'no go-area's' te bestaan binnen de geschiedwetenschap. Zolang de histori-cus zijn beweringen staaft door middel van wetenschappelijk verantwoorde methoden en op basis van toereikend bronnenmateriaal, moet alles mogelijk zijn. Natuurlijk houdt dit ook in dat bronnen-materiaal zo veel als mogelijk publiekelijk toegankelijk dient te zijn.

Deze gedachtegang is voor mij dermate van belang, dat het niet geheel ontoevallig is dat het gebruik van geschiedenis door politici een van de thema's is die in deze masterscriptie aan bod ko-men. Deze scriptie vormt het sluitstuk van in totaal vijf jaar studie: drie jaar aan de

Bacherloropleiding Geschiedenis en twee jaar aan de Research Master Modern History and Inter-national Relations. Vijf jaar vol met intellectuele en sociale verrijking. De keuze voor de studie

geschiedenis, zou ik in retroperspectief zo weer maken.

Vanaf deze plek zou ik een aantal mensen willen bedanken. Allereerst mijn familieleden die al mijn uitweidingen over mijn ietwat uit de hand gelopen studie vrijwel altijd hebben aangehoord. In het bijzonder wil ik een speciaal woord van dank uiten aan moeder. Zij heeft vijf jaar lang mijn stukken nagelezen op consistentie en de vrijwel onvermijdelijke taal- en tikfouten.

Een tweede woord van dank wil ik richten aan de eerste begeleider van deze scriptie, prof. dr. Doeko Bosscher. Allereerst omdat hij op toch vrij korte termijn deze scriptie heeft willen bege-leiden, maar vooral voor zijn vakkundige en zeer waardevolle kritiek op mijn onderzoeksopzet en preliminaire versie. Zijn commentaar is deze scriptie ongetwijfeld ten goede gekomen. Ook is een woord van dank aan de tweede begeleider van deze scriptie, dr. Stefan van der Poel, op zijn plaats. Ik wil hem bedanken voor het ook op korte termijn willen mede-beoordelen van deze scriptie. Bo-vendien heeft hij mij ooit, voor een geheel ander essay gewezen op het bestaan van sommige

aspecten van het concept 'Midden-Europa', een concept dat een niet onbelangrijke rol inneemt in het

(5)

analytisch raamwerk van deze scriptie.

Een bijzonder woord van dank wil ik richten aan em. prof. dr. Hans Renner, bij wie ik de af-gelopen jaren vele interessante colleges heb gevolgd, maar die mij bovenal veel mooie kansen heeft gegeven, zoals de mogelijkheid om enkele artikelen te publiceren. Zonder hem zou ik ook de mooie stage op de einderedactie van de Internationale Spectator niet hebben kunnen lopen. Srdečně

děku-ji!

Het laatste woord van dank wil ik richten aan een aantal studiegenoten: Sophie, Christina, Matthijs, Laura, Sytze, Auke, Yuri en anderen die mij op dit moment ontschieten. Zonder jullie, of beter gezegd, zonder jullie vriendschap en momenten van intellectueel vermaak zou het mij niet ge-lukt zijn mijn studietijd ten volle te benutten. Ik zou mij graag tot jullie willen richten in de taal die voor mij gedurende mijn studie zeer dierbaar is geworden en die jullie al die tijd (voor sommigen zelfs tot vervelens aan toe) hebben moeten aanhoren: Спасибо за всё! Я желаю, чтобы мы скоро

(6)

Hoofdstuk 1: Inleiding

Het ineenstorten van de Sovjet-Unie in 1991 en het einde van de Koude Oorlog markeren een dui-delijk scharnierpunt in de geschiedenis van de tweede helft van de twintigste eeuw. Een van de twee grootmachten die de wereld in de tweede helft van de eeuw in een Koude Oorlog leidde hield op te bestaan. De vijftien deelstaten van de Sovjet-Unie werden onafhankelijke staten, die elk hun eigen binnen- en buitenlandse politiek moesten ontwikkelen. Logischerwijze is Rusland verreweg de be-langrijkste van deze opvolgerstaten: het heeft immers de vaste zetel van de Sovjet-Unie in de Veiligheidsraad overgenomen en is een van vijf van de onder het non-proliferatieverdrag erkende kernwapenstaten.1

De op één na grootste voormalige Sovjetrepubliek, Oekraïne, is vanwege haar omvang, in-woneraantal, historische significantie en geografische ligging in het hart van Europa echter ook een land dat niet onbelangrijk is in het post-Koude Oorlogtijdperk. Hieromtrent schreef de Pools-Ame-rikaanse politicoloog Zbigniew Brzezinski2 (tevens de Nationale Veiligheidsadviseur onder Jimmy

Carter): 'Without Ukraine Russia ceases to be an Eurasian empire'.3 Volgens Brzezinski zal

Rus-land altijd willen proberen een imperiale mogendheid te worden. Als het dat in Europa doet, dan zal het land, gezien zijn transcontinentale ligging automatisch een Euraziatische mogendheid worden. Heeft Ruslands imperium echter geen Europees karakter dan is Rusland in feite een Aziatische mo-gendheid geworden en zal het zijn imperiale streven in Centraal-Azië moeten realiseren. Een imperiaal Rusland in Centraal-Azië zou tot spanningen met China kunnen leiden. Als Rusland een Euraziatisch imperium wordt, dan zal dit leiden tot een vereniging van de rest van Europa vis-à-vis

1 Het non-proliferatieverdrag (1968) staat alle bij het verdrag aangesloten partijen die al reeds voor 1968 kernwapens hadden ontwikkeld toe deze te behouden. Rusland heeft dus de kernwapenstatus van de Sovjet-Unie geërfd.

2 Brzezinski werd in 1928 geboren in de Poolse hoofdstad Warschau in een familie die tot de szlachta, de Poolse adel, behoorde. Zijn familienaam verwijst naar de Galicische plaats Brzeżany, thans Berezjany in Oekraïne. Brzezinski's vader was diplomaat en was tussen 1931 en 1935 in Duitsland gestationeerd, tussen 1936 en 1938 in de Sovjet-Unie. In 1938 volgde plaatsing op een post in Canada. Het Molotov-Ribbentroppact en de daaropvolgende Duitse (1 september 1939) en Sovjet (17 september 1939) invallen in Polen betekende dat de familie Brzezinski voorlopig niet naar Polen kon

terugkeren. Na de Tweede Wereldoorlog ging Polen tot de Sovjet-invloedssfeer behoren, wat terugkeer naar Polen wederom onmogelijk maakte. De familie vestigde zich daarom in Canada. De bovenstaande persoonlijke gebeurtenissen, alsmede de algemene collectieve herinneringen die in Polen (als Midden-Europees land) bestaan jegens zowel Rusland als Duitsland zullen zonder twijfel z'n invloed hebben gehad op het werk van Brzezinski: een belangrijk deel van zijn wetenschappelijke werk gaat over Europese aangelegenheden. Ook de hier aangehaalde gedachtegang van Brzezinski vertoont hier duidelijke sporen van.

(7)

Rusland op het gebied van denken over veiligheid. Polen zal dan de oostgrens van dit verenigde Eu-ropa worden. Dat juist Oekraïne het schakelpunt is om te bepalen of Rusland een Euraziatische of Aziatische mogendheid is komt door zijn bevolkingsomvang van 52 miljoen, zijn grondstoffen en toegang tot de Zwarte Zee.4

Oekraïne is niet alleen vanwege zijn bevolkingsomvang, grondstoffen en toegang tot de Zwarte Zee een integraal onderdeel van een Euraziatisch Russisch imperium; Russische nationalis-ten beschouwen Oekraïne als de geboorteplek van het grote Rusland en ook als de plek waar voor Russen het zo belangrijke Russisch-Orthodoxe geloof is ontstaan. Deze denkbeelden zijn onder an-dere terug te vinden in het gedachtegoed van Sovjetdissident Aleksandr Solzjenitsyn, die zich in een hoofdstuk van zijn pamflet Kak nam oboestroit Rossijoe (Hoe wij Rusland herbouwen) speciaal tot de inwoners van Oekraïne (en Wit-Rusland) richt:

Ons volk mag dan wel in drie takken zijn opgedeeld vanwege het gevaar van de Mongoolse invasie en Poolse kolonisatie. Sinds kort is er de de hypocriete gedachte, dat er sinds de 9e eeuw een eigen Oekraïens volk, met een eigen (niet Russische) taal bestaat. Wij stammen allen tezamen uit het waardevolle Kiev. Waarvanuit, vol-gens de Nestrorkroniek, het Russische land ontstaan is. Waarvandaan ook het Christendom ons bescheen. Wij werden door de zelfde vorsten geregeerd: Jaroslav de Wijze verdeelde Kiev, Novgorod en de gehele ruimte van Tsjernigov tot Rjazan, Morom en het Witte Meer onder zijn zonen; Vladimir Monomach was tegelijkertijd Vorst van Kiev en van Rostov-Soezdal; en zo'n zelfde eenheid was er in de dienst van de Metropolieten. Het Kiev-Russische volk schiep ook de Moskovische staat. In Li-touwen en Polen noemden Wit-Russen en Kleinrussen zich Russisch en vochten tegen Polonisatie en Katholisatie. De terugkeer van die landen naar Rusland werd

toen door eenieder als HERENIGING beschouwd.5

De vraag of Oekraïne een zelfstandige entiteit is, of zal worden, of onderdeel is van een Eurazia-tisch Russisch imperium heeft vele dimensies. Een van deze dimensies is een externe dimensie die betrekking heeft op het handelen van Rusland. (Probeert Rusland Oekraïne in zijn eigen invloeds-sfeer te bewegen?) Een tweede dimensie is gelegen in externe handelen van derde landen en internationale organisaties. (Waar proberen zij Oekraïne te plaatsen?) Een derde dimensie kan wor-den gevonwor-den in Oekraïne zelf. (Waar plaatst Oekraïne zichzelf?) Deze laatste aanpak is wat deze

4 Brzezinski, The grand chessboard, 46

5 A.I. Solzjenitsyn, Kak nam oboestoit Rossijoe? Posilnyje soobrazjenija (Hoe herbouwen wij Rusland? Overwegingen

(8)

scriptie voorstaat. Als Oekraïne zelf voor een toekomst kiest, onafhankelijk van Rusland, dan bete-kent dit uiteraard dat Rusland geen Euraziatisch imperium meer is. Vrijwel automatisch betebete-kent een afwijzing van Rusland voor Oekraïne dat het voor zijn toekomst aansluiting zoekt bij Europa.6

De vraag die daarom voorligt in deze scriptie luidt: 'Op welke wijze hebben verschillende presiden-tiële clans gepoogd Oekraïne een nationale post-Sovjet identiteit aan te meten en wijst dit op een Europese of Russische keuze?'.

Deze vraag vergt enige uitleg. Als Oekraïne voor een Europese toekomst kiest in plaats van een Russische dan zal het die keuze moeten onderbouwen door een eigen identiteit die duidelijk te onderscheiden valt van de Russische identiteit. Identiteits- of natievorming is echter van oudsher een proces dat niet per definitie een politieke dimensie kent. In Oekraïne heeft echter de overheid sinds de onafhankelijkheidsverklaring een belangrijke rol gespeeld in identiteitsvormingsprocessen. Dat de overheid dit deed had een duidelijke 'staatkundige oorzaak': de nieuw verworven onafhanke-lijkheid moest door een bindende identiteit worden ondersteund. Daarom heeft identiteitsvorming in Oekraïne een duidelijk politieke lading.7

De Oekraïense politiek heeft sinds de onafhankelijkheid in 1991 een specifieke organisatie-vorm gekregen gebaseerd op 'clans'. Uiteraard zijn dit geen clans in de oorspronkelijke Schotse betekenis van een familieverband. Politieke clans in Oekraïne zijn informele netwerken waarin poli-tiek en zakenbelangen verweven zijn. De daadwerkelijke machthebbers binnen de clans zijn oligarchen, die gebruikmakend van de situatie waarin het communistische systeem werd afgebroken en overheidsbezit werd geprivatiseerd, enorme kapitalen hebben kunnen opbouwen.8 Elke president

werd gesteund door zijn eigen clan: President Leonid Kravtsjoek door voormalige partijnomenkla-tura uit de Donbas en door West-Oekraïense nationalisten.9 Leonid Koetsjma werd gesteund door

een oligarchenclan uit Donetsk, terwijl Viktor Joesjtsjenko gesteund werd door een West-Oekraïen-se oligarchenclan en West-OekraïenWest-Oekraïen-se nationalisten.10 Oekraïnes huidige president, Viktor

Janoekovitsj vind zijn steun in dezelfde clan als Leonid Koetsjma: de Donetsk-clan.11 We hebben

het in Oekraïne dus over specifieke vormen van politieke organisatie. Als oligarchenclans een

be-6 Het is vrijwel vanzelfsprekend dat een onafhankelijk Oekraïne bondgenoten in Europa zal moeten zoeken, al was het alleen maar om mogelijke pogingen van Rusland Oekraïne in zijn invloedssfeer te krijgen te kunnen weerstaan. 7 Taras Kuzio, Ukraine: State and Nation building (Londen en New York 1998) 2-22.

8 Taras Kuzio, 'Political Culture and Democracy: Ukraine as an Immobile State' East European Politics and Societies 25 (2011) 88-113, aldaar 95.

(9)

paalde koers varen bij wijze van identiteitspolitiek, wil dit nog niet zeggen dat zij daadwerkelijk overtuigd zijn voor van de morele of ideologische juistheid van die koers. De politici die deel van de clan uitmaken zitten vooral op hun zetels voor hun eigen belangen: macht en het geldelijk gewin dat die macht met zich meebrengt.

Wie zich nader verdiept in identiteit gekoppeld aan het wel of niet Europees zijn van een land zal snel tot de conclusie komen dat 'Europa' een lastig te definiëren concept is. Er zijn legio de-finities, die vaak politiek geladen zijn en elkaar uitsluiten. (We kunnen hier denken aan de veelvoud aan meningen over de vraag of een land als Turkije lid zou mogen worden van de Europese Unie). Voor het volgende, veel gemaakte onderscheid valt vanwege zijn simpliciteit iets te zeggen. Het ge-ografische Europese continent, van Atlantische oceaan tot Oeral, is onderverdeeld in twee delen, op basis van een religieuze scheidslijn: de eeuwenoude scheidslijn tussen Westers Christendom ener-zijds en Oosters-Orthodox Christendom anderener-zijds.12

Deze eeuwenoude scheidslijn kan nog worden aangevuld met een historische dimensie. Lan-den die tussen Duitsland en Rusland zijn gelegen, bezien hun actuele relaties met die lanLan-den vaak met een historische bril. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de Poolse reacties op de aanleg van de North-Stream gaspijpleiding tussen Rusland en Duitsland. De Poolse minister van buitenlandse za-ken Radosław Sikorski noemde deze pijpleiding de Molotov-Ribbentroppijpleiding, en verwees daarmee naar het Molotov-Ribbentroppact, waarin Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie afspraken el-kaar niet aan te vallen en het grondgebied van onder andere Polen onder zich verdeelden. Op de achtergrond speelden hier ook collectieve herinneringen mee aan de drie Poolse delingen, waarin het land al eerder eens is opgedeeld door drie grootmachten die het land omringden: Pruisen, Oos-tenrijk en Rusland.13 Landen in de zone tussen Duitsland en Rusland liggen in een regio die we

'Midden-Europa' noemen. Landen in Midden-Europa beschouwen zich enerzijds als de oostgrens van het Westers-Christendom en bekijken door hun historische ervaringen met hun grotere buurlan-den de actualiteit vaak vanuit een historisch slachtofferperspectief.14

De religieuze dimensie, komt, als wordt gekeken naar de theorie van de Clash of

Civilizati-ons van Samuel P. Huntington of Tomáš Garigue Massaryks Russland und Europa op het volgende

neer: Westers-Christendom is bevorderlijk voor de ontwikkeling van democratie en rule of law, ter-wijl Oosters-Orthodox Christendom dit door haar rigide hiërarchie en bepaalde manier van relaties

12 Zie blz. 12-19

13 Tom Hundley, 'Poles wary of Nord Stream pact' Globalpost

(10)

tussen kerk en staat juist bemoeilijkt.15 Als we uitgaan van deze gedachte, dan kan de Oekraïense

overheid opteren voor een neutraal religieus beleid, of opteren voor een beleid waarin duidelijk par-tij wordt gekozen voor een kerk in Oekraïne. (In Oekraïne zijn van oudsher zowel Westers-Christelijke kerken als Oosters-Orthodoxe kerken actief). Als dit het geval is, dan ligt de vraag voor of deze keuze leidt tot een situatie waarin specifieke relaties tussen kerk en staat worden opge-bouwd die de ontwikkeling van democratie en rule of law bemoeilijken.

De tweede, historische dimensie werkt op een andere wijze: Oekraïne wordt doorgaans niet tot Midden-Europa gerekend, maar als het zichzelf van Rusland wil distantiëren is een van de ma-nieren waarop het dat kan doen een 'Midden-Europese' bril op te zetten door zijn relaties met Rusland vanuit een historisch slachtofferperspectief te beschouwen. Niet zelden wijzen Midden-Eu-ropeanen vanuit hun slachtofferperspectief naar Rusland als 'dader'. Bovendien is Midden-Europa een regio die gekenmerkt wordt door een grote mate van pluriformiteit, terwijl Oost-Europa juist door een drang tot uniformering en standaardisering wordt gekenmerkt.16

Hier doet zich dus de vraag voor in wat voor traditie de Oekraïense presidentiële clans heb-ben geprobeerd het onafhankelijke Oekraïne te plaatsen. Hebheb-ben de clans gepoogd aansluiting te zoeken bij een Russische/Oost-Europese uniformerende en standaardiserende historische traditie of beschouwen zij de geschiedenis van Oekraïne vooral vanuit een Midden-Europees slachtofferper-spectief? (Clans kunnen een bepaald historisch perspectief vanwege verschillende beweegredenen hanteren, er kan hier sprake zijn van een daadwerkelijke overtuiging, maar vaker is het gewoon ei-genbelang; het historisch perspectief is in dat geval een middel om zoveel mogelijk economische en/of politieke macht te verzamelen). Het zou niet doelmatig zijn deze vraag, in het relatief korte bestek van deze scriptie, te betrekken op de gehele geschiedenis van Oekraïne 'van nul tot nu'. Daar-om is hier gekozen voor een duidelijke afbakening. Als case-study voor de historische dimensie is gekozen voor twee elementen uit het recente verleden: de hongersnood van 1932-33 in Oekraïne17

en het handelen van Oekraïense nationalisten in de Tweede Wereldoorlog. (Hier wordt gedoeld op de Organisatie van Oekraïense nationalisten en het Oekraïense opstandelingenleger).18 Deze keuze

is tweeledig. Allereerst blijkt juist dit verleden sterk te leven in Oekraïne, terwijl eerdere perioden meer op de achtergrond een rol lijken te spelen. Anderzijds speelde de hongersnood zich af in het huidige Centraal- en Oost-Oekraïne terwijl het opstandelingenleger en de Oekraïense nationalisten juist actief waren in het westen van het huidige Oekraïne, waardoor het gehele Oekraïense

grondge-15 Zie blz. 12-19 16 Zie blz. 19-21. 17 Zie blz. 76-81.

(11)

bied wordt meegewogen in de historische dimensie. Ondanks deze beperkende keuzen kan er niet altijd aan ontkomen worden de beide thema's in hun bredere historische context te beschouwen en wordt waar nodig ook uitgeweid over andere samenhangende historische perioden.

(12)

Hoofdstuk 2: West-, Midden- en Oost-Europa: over religieuze en

histori-sche histori-scheidslijnen op het Europese continent

§2.1. Oosters- en Westers-Christendom

So there is no single European people. There is no single all-embracing community of culture and tradition among, say, Warsaw, Amsterdam, Berlin and Belgrade. In fact, there are at least four communities: the Northern Protestant, the Latin Catho-lic, the Greek Orthodox, and the Muslim Ottoman. There is no single language - there are more than twenty. And the Italians have a totally different notion of the word 'state' from the Swedes. There are no real European political parties, and Eu-ropean television channels still lead a very marginal existence. And most significantly of all: unlike the United States, Europe still does not have a common story.19

'In verscheidenheid verenigd’ zo luidt het motto van de Europese Unie. Inderdaad, het Europees

continent, van Atlantische Oceaan tot de Oeral wordt door een grote verscheidenheid gekenmerkt. De twintig talen waar Geert Mak het over heeft in het bovenstaande citaat zullen ongetwijfeld de officiële talen van de Europese Unie zijn, want als men de veelheid aan minderheidstalen, zoals het Fries, Catalaans, of Kasjoebisch meetelt komt men tot een veelvoud van de door Mak genoemde twintig talen. Interessant is echter het onderscheid dat Geert Mak maakt tussen de vier grote religi-euze tradities die de geschiedenis van Europa hebben bepaald. Het betreft namelijk een onderverdeling die gebruikt wordt om, als het Christelijke kerken betreft, Europa in twee delen te verdelen: West- en Oost-Europa

Deze tweedeling van Europa voert terug op een eeuwenoude scheidslijn in Europa, die tus-sen Westers Christendom aan de ene kant en Oosters-Orthodox Christendom aan de andere kant. Hoewel beide vormen van Christendom zijn gebaseerd op dezelfde morele waarden en normen, maakt het voor de ontwikkeling van de cultuur uit of de heersende religie uit Rome of Byzantium werd verkregen, zo zal verderop blijken. In 1054 excommuniceerden de bisschop van Rome, Paus Leo IX, en de Patriarch van Constantinopel, Michael I Cerularius, elkaar. Een drama van histori-sche proporties, dat tijdens mis in de Hagia Sophia, de kerk van de heilige wijsheid, in

19 Geert Mak, 'No Europe Without a European Coffee House' in: Otto von der Gablentz e.a. ed., Europe as a Cultural

(13)

Constantiopel plaatsvond. Dit schisma in de Christelijke kerk, ook wel het grote schisma genoemd, betekende het einde van de eenheid van de kerk (op het Europees continent). Vanaf dat moment zouden er twee grote Christelijke kerken zijn: de Rooms-Katholieke kerk en de Oosters-Orthodoxe kerk. De formele reden voor de scheiding tussen beide kerken was de toevoeging van het woord

'Filioque'20 door de Paus aan de Latijnse versie van de geloofsbelijdenis van de concilies van Nicaea (325) en Constantinopel (381). De Oosters-Orthodoxe kerken konden deze toevoeging aan de ge-loofsbelijdenis, zowel om theologische als kerkrechtelijke redenen, niet accepteren. Aan de wortels van dit schisma lag echter niet dit theologisch conflict ten grondslag maar een proces van cultureel uiteengroeien. Zo gebruikte de kerk van Rome het Latijn als liturgische taal, de Orthodoxe kerken gebruikten het Grieks of Kerkslavisch. Beide kerken hanteerden andere opvattingen over het pries-tercelibaat. De kerk van Constantinopel gebruikte gerezen brood voor de eucharistie, terwijl de kerk van Rome hiervoor een ongerezen, op een wafel lijkend, brood gebruikte. Belangrijker nog was een verschil van opvatting over het bestuur van de kerk. Het concilie van Constantinopel had verklaard dat de bisschop van Constantiopel na de bisschop van Rome de meeste eerbaarheid toekwam, om-dat Constantinopel het nieuwe Rome was. Rome en Constantinopel leidden ieder iets anders af van deze stelling. Voor Rome betekende dit dat de Paus, de Bisschop (Patriarch) van Rome daadwerke-lijk de hoogste van de vijf Patriarchen binnen de Christedaadwerke-lijke kerk was en dus ook de meeste zeggenschap had. Volgens Constantinopel ging het hier enkel om eerbewijzen gebaseerd op seniori-teit en niet om het bestuur van de kerk; alle bisschoppen waren volgens Constantinopel elkaars gelijken.21 Beide kerken waren in de loop van de geschiedenis uit elkaar gegroeid.

Het onderscheid tussen Oosters en Westers Christendom speelt een belangrijke rol in het denken over de verhoudingen in Europa en in breder opzicht wereldwijd. Zo gebeurt dit ook in Sa-muel P. Huntingtons theorie van de 'Clash of Civilizations', dat een belangrijke plaats inneemt in het debat over de wereld van na de Koude Oorlog. Huntington formuleerde deze theorie voor het eerst in 1992 tijdens een lezing bij het American Enterprise Institute, een conservatieve denktank.22

Ver-volgens werkte hij deze lezing uit in 1993 tot een artikel in het tijdschrift Foreign Affairs23 en in

20 (Ex) Filioque is Latijn voor '(en uit) de Zoon'. De kern van het theologische conflict is of de Heilige geest enkel voortkomt uit God de Vader of ook uit de Zoon Jezus Christus. De bewuste zin in de Latijnse versie van de

geloofsbelijdenis werd: 'Et in Spiritum Sanctum, Dominum, et vivificantem: qui ex Patre Filioque procedit.' ('Vertaling: En in de Heilige Geest, die Heer is en het leven geeft: die voortkomt uit de Vader en de Zoon.')

21 Binnen de oorspronkelijke Christelijke kerk werden vijf Patriarchen als geestelijke leiders erkent: Alexandrië, Antiochië, Rome, Constantinopel en Jeruzalem.

(14)

1996 tot een boek met de titel The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order.24

Huntingtons these formuleerde een nieuw wereldbeeld op basis van Amerikaanse conserva-tieve denkbeelden. De kern van de theorie is dat cultuur en culturele identiteiten, met beschavingsidentiteiten als breedste representant daarvan, de patronen van cohesie, desintegratie en conflict in de wereld van de post-Koude oorlog zouden vormen. In Huntingtons eigen woorden:

In the post-Cold War world, the important distinctions among peoples are not ideo-logical, political, or economic. They are cultural. Peoples and nations are attempting to answer the most basic question humans can face: Who are we? And they are answering it, by reference to the things that mean most to them. … They identify with cultural groups: tribes, ethnic groups, religious communities, nations, and, at the broadest level, civilizations.25

De belangrijkste entiteiten in Huntingtons wereldbeeld zijn dus beschavingen, voor hem is een beschaving de hoogste vorm van culturele identiteit. Zo zijn de Franse en Duitse cultuur onder-ling fors verschillend, maar de overeenkomsten zijn zo groot dat zij tot een beschaving behoren: de westerse beschaving. De belangrijkste overeenkomst tussen culturen binnen de westerse beschaving is hun religie. Deze culturen worden gekenmerkt door ofwel het Rooms-Katholicisme of een vorm van Protestantisme. Huntington beschouwt religie als het belangrijkste onderscheidende element tussen beschavingen. In totaal worden door hem acht beschavingen onderscheiden: de Chinese (of Confusianistische), Japanse, Indiase (of Hindoestaanse), Islamitische, Westerse, Orthodoxe, La-tijns-Amerikaanse en Afrikaanse beschavingen.26

Ook Huntington maakt dus een onderscheid tussen Westers-Christendom aan de ene kant en Oosters-Orthodox Christendom aan de andere kant en komt daarmee tot de verstrekkende conclusie dat zij aan de basis liggen van twee fundamenteel te onderscheiden beschavingen. Voor het Euro-pees continent betekent dit dat de daadwerkelijke grenzen van Europa ook worden gevormd door de scheidslijn tussen deze twee beschavingen. Het daadwerkelijke Europa, als culturele gemeenschap, wordt gevormd door Westers-Christelijke culturen op het Europees continent. De Orthodoxe cultu-ren van Europa zijn dan niet Europees, maar Oost-Europees.27 De consequentie hiervan zou dus zijn

dat vier lidstaten van de Europese Unie niet Europees zouden zijn: Griekenland, Cyprus, Roemenië

24 Samuel P. Huntington, The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (Londen 1997). 25 Huntington, The Clash of Civilizations, 21.

(15)

en Bulgarije.

Kenmerkend voor Huntingtons these van de 'Clash of Civilizations' is dat landen die tot een bepaalde beschaving behoren zich rondom een centrale grote staat binnen de eigen beschaving zul-len organiseren. Voor de Westerse beschaving zijn dat de Verenigde Staten en voor de Orthodoxe beschaving is dat Rusland, (met Moskou als het derde Rome).28 De consequentie hiervan zou zijn

dat landen als Griekenland, Servië en Cyprus aansluiting zouden gaan zoeken bij Rusland. Landen die op de grenzen van beschavingen liggen, noemt Huntington gespleten landen. Deze landen heb-ben volgens hem moeite de eenheid binnen het land te bewaren, wat tot conflicten zou kunnen leiden. Dit geldt volgens Huntington zeker voor Oekraïne, dat hij als voorbeeld gebruikt om het be-grip 'gespleten land' te verduidelijken.29

Hier verraadt zich de ware aard van Huntingtons theorie van de 'Clash of Civilizations': het is geen theorie over culturele verschillen tussen beschavingen maar een geo-politieke theorie, geba-seerd op de vooronderstelling dat er verschillende beschavingen bestaan. De theorie verschaft nuttige inzichten over de indeling van Europa en over landen die door beschavingsgrenzen doorsne-den wordoorsne-den. Wat de verschillen tussen de beschavingen zijn is voor Huntington van ondergeschikt belang. Dit betekent niet dat Huntington niet relevant is voor de hier voorliggende kwestie. Het be-lang van de Clash of Civilizations is gelegen in twee zaken. Allereerst is zijn onderscheid tussen een Orthodox Oost-Europa en een Westers Christelijk Europa een ondersteuning voor het door mij ge-hanteerde gelijkluidende onderscheid, dat is dus daadwerkelijk zinvol.

De tweede en belangrijkste rede voor de relevantie van de Clash of Civilizations is gelegen in de plek die Huntingtons these inneemt in het debat over de vraag hoe de wereld er, na het aflopen van de Koude Oorlog, uit zou gaan zien. Reeds in 1989, perestrojka en glasnost waren nog in volle gang, publiceerde de Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama een artikel met de titel 'The end of history?'.30 In dit artikel betoogde Fukuyama dat de geschiedenis op Hegeliaanse wijze ten einde

was gelopen. Dat betekende niet dat de tijd vanaf dat moment stil was gaan staan, maar dat de we-reldbeschaving en daarmee de geschiedenis haar einddoel had bereikt: de hele wereld zou in een liberaal democratisch bestel terecht komen: What we may be witnessing is not just the end of the

Cold War, or the passing of a particular period of postwar history, but the end of history as such: that is, the end point of mankind's ideological evolution and the universalization of Western liberal

28 Ibidem, 155 en 163-168.

29 Oekraïne is een gespleten land omdat in het Westen de Grieks-Katholieke kerk (Westers-Christendom) de overheersende religie is en in het Oosten de Oosterse-Orthodoxie als overheersende religie geldt. De inwoners van Oekraïne behoren daarom volgens Huntington tot twee verschillende beschavingen. (Huntington, The Clash of

Civilizations, 137.)

(16)

democracy as the final form of human government.31

Door het daadwerkelijke uiteenvallen van de Sovjet-Unie voelde Fukuyama zich alleen maar gesterkt in zijn denken, zodanig dat bij de uitwerking van het artikel tot een boek, het vraagte-ken in de titel kon vervallen: The end of History and the Last Man32. Huntingtons Clash of Civilizations geeft echter een heel andere visie op de wereld van na de Koude Oorlog: de mensheid

heeft haar ultieme ideologische ontwikkeling helemaal niet bereikt en de wereld zal gekenmerkt worden door een periode waarin beschavingen met elkaar zullen gaan botsen.33

Problematisch aan Huntington is echter dat hij de verschillende beschavingen als uitgangs-punt voor zijn geo-politieke analyste neemt zonder in detail uit te leggen in welk opzicht de beschavingen die hij onderscheidt van elkaar verschillen. Daarom zal nu kort uiteen worden gezet wat de belangrijkste verschillen zijn tussen (West-/Midden)-Europa en Oost-Europa. Volgens San-der Brouwer, als Slavist verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, is een van de belangrijkste kenmerken van Oost-Europa dat er minder zicht is op de ontwikkeling van een Civil Society en

Rule of Law, twee kenmerken die voor een moderne democratische samenleving noodzakelijk zijn.

Brouwer wijdt dit onder andere aan het feit dat Oost-Europa veel langer een agrarische samenleving heeft gehad dan West-Europa. Hierdoor heeft de derde stand van burgers zich veel minder sterk ontwikkeld in Oost-Europa. Gevolg hiervan is sterke pre-moderne mentaliteit, met een hang naar een sterke overheid. Ook in de Oosterse-Orthodoxie moeten redenen worden gezocht voor deze 'Russische traditie' van een sterke overheid. De Orthodoxe wereld heeft veel minder dan de Wester-se wereld geprofiteerd van de verlichting, die juist voor de ontwikkeling van het WesterWester-se vrijheidsideaal onontbeerlijk was. Ook ontwikkelingen als de renaissance, de reformatie en con-tra-reformatie zijn aan Oost-Europa grotendeels voorbij gegaan. Dit is overigens niet direct te wijten aan een directe Orthodoxe eigenschap, maar aan de manier waarop de Orthodoxie naar Oost-Europa werd overgebracht: in de eigen taal. Alleen werken met een directe religieuze beteke-nis werden vertaald, waardoor bijvoorbeeld de werken van de antieke vóór-christelijke auteurs

31 Fukuyama, 'The end of History?', aldaar 4.

32 Francis Fukuyama, The end of History and the Last Man (Londen 1992).

33 De Clash of Civilizations is in feite dus een conservatief antwoord op The end of History. Conservatief omdat, waar Fukuyama uitgaat van de op het verlichtingsdenken gebaseerde liberale democratie, Huntington dit niet doet.

(17)

ontbraken. Natuurlijk had de Orthodoxie de renaissance ook uit het westen kunnen importeren, maar toen die plaats had was het enige Orthodoxe land dat na de val van Constantinopel niet onder Islamitische invloed stond Rusland. Juist Rusland zag zich als het land waar het enige ware chris-tendom nog bestond en sloot zich daarom af van buitenlandse invloeden.34

Deze laatste gedachte kwam ook aan de orde in het denken van Tomáš Garrigue Masaryk. Masaryk, de eerste president van het onafhankelijk Tsjechoslowakije, was socioloog en filosoof en publiceerde in 1913 een driedelige studie over Russische filosofie en literatuur onder de titel

Russ-land und Europa.35 In het tweede deel is een hoofdstuk gewijd aan religie. Hierin contrasteert

Masaryk democratie aan de ene kant met aristocratie en theocratie aan de andere kant. Aristocratie is volgens hem de acceptatie van sociale ongelijkheid als een natuurlijk en historisch noodzakelijk gegeven. Mensen worden onderverdeeld in een minderheid van heersers en een meerderheid van onderdanen. Dit principe werkt niet alleen op het niveau van de staat, maar in alle facetten van de maatschappij: waaronder religie. Zo bestaat er een heerser/onderdaan-contrast tussen de priester en de leek. Masaryk ziet Katholicisme als een vorm van ecclesiale aristocratie. Daarentegen is het doel van democratie deze relatie tussen onderdaan en heerser te doorbreken.36 Vaak is er volgens

Masa-ryk een intieme associatie te zien tussen (wereldlijke) heersers en de geestelijkheid, een vorm van theocratie. Theocratie is dus automatisch ook aristocratisch. Democratie en aristocratische theocra-tie zijn onverenigbaar met elkaar, want democratheocra-tie streeft naar gelijkheid tussen mensen op basis van een ethische connotatie.37 Protestantisme is volgens Masaryk van alle Christelijke kerken het

meest democratisch gezind. Protestantse landen liepen volgens hem voorop in het mogelijk maken van democratische gelijkheid. Hierbij geleid door de Protestantse gedachte dat iedere gelovige zelf soeverein is als het om zijn eigen geloof gaat. Iedere gelovige mag zelf de Bijbel interpreteren en daarom is een strikte kerkelijke aristocratie overbodig geworden. Bovendien ging de ontwikkeling van protestantisme volgens Masaryk gepaard met de ontwikkeling van religieuze en politieke struc-turen die democratie gunstig gezind zijn. Daar waar de Protestantse landen leidend zijn in deze ontwikkelingen volgden de Katholieke landen pas later. Daarom beschouwt Masaryk Protestantis-me als superieur ten opzichte van het KatholisicProtestantis-me.38 (Het is niet voor niets dat Masaryk zich

34 Sander Brouwer, 'Cultuur in Midden- en Oost-Europa. Rol en betekenis' in: Nienke de Deugd, Sipke de Hoop en Stefan van der Poel ed., Perspectieven op Midden- en Oost-Europa. Een gedeelde ruimte waar het verleden maar geen

geschiedenis wordt. (Assen 2011) 255-272, aldaar 259-266.

35 Th. G. Masaryk, Russland und Europa – studien über die geistigen strömungen in Russland (Jena 1913).

36 Th. G. Masaryk, Russland und Europa – studien über die geistigen strömungen in Russland vol. 2 Zur Russischen

Geschichts-und religionsphilosophie soziologische Skizzen (Jena 1913) 461-462.

(18)

bekeerde tot het Protestants Unitarisme, het geloof van zijn echtgenote, nadat de Rooms-Katholieke kerk de pauselijke onfeilbaarheid tot dogma verklaarde).

Tegen de bovenstaande redenering valt ontegenzeggelijk het nodige in te brengen, zowel op de wijze waarop Masaryk historische feiten presenteert als op zijn normatieve denkkader. Voor de logica van dit betoog is dat echter niet nodig. Interessanter is echter het volgende. Masaryk be-schouwt de Katholieke-Orthodoxie (oftewel de Oosterse-Orthodoxie) nog meer inferieur dan het Katholicisme. Door de specifieke wijze waarop de Oosterse-Orthodoxie een aristocratische theocra-tie heeft gevestigd, valt het de Orthodoxie direct te verwijten dat er zich in Rusland een vorm van autocratie heeft ontwikkeld.39 Deze specifieke vorm van theocratie, het Caesaropapisme, vindt zijn

oorsprong in Byzantium, waar de Byzantijnse keizer een zekere vorm van autoriteit over de kerk kon uitoefenen. Rusland wordt bij uitstek gekenmerkt door Caesaropapisme. Allereerst stond in Rusland de Orthodoxe kerk onder directe controle van de tsaar. Nog belangrijker, de Russisch-Or-thodoxe kerk sanctioneerde het monarchistische absolutisme van de tsaren door middel van religie. Autocratie is dus geen typisch Russisch gegeven, maar een typisch Orthodox gegeven volgens Masaryk. De Orthodoxie is daarom een belangrijke oorzaak van het gebrek aan democratische ont-wikkeling in Rusland.40 Het Caesaropapisme vindt op zijn beurt een fundatie in de theologie. De

Orthodoxe theologie kent geen duidelijk onderscheid tussen kerk en staat, er is zelfs sprake van

symphonia. Kerk en staat worden geacht intrinsiek met elkaar verbonden te zijn, in Byzantium was

de kerk de ideologische basis voor de keizer om zijn macht op te baseren. Symphonia betekende dat de wereldlijke overheid verantwoordelijk is voor de bescherming van de kerk, haar tradities, doctri-ne en geloof. De Kerk was verantwoordelijk voor de spirituele begeleiding van seculiere aangelegenheden en de heiliging van de wereldlijke overheid.41

Geconcludeerd mag dus worden dat Europa inderdaad in tweeën wordt gedeeld door een re-ligieuze scheidslijn: een Westers deel en een Oosters deel. In het Westen heeft de religie, door middel van de renaissance, reformatie/contra-reformatie en verlichting bijgedragen aan de ontwik-keling van een Westers vrijheidsideaal. Het Oosters-Orthodoxe deel van Europa wordt daarentegen door de religie tegengehouden in de ontwikkeling van een Civil Society en Rule of Law. Of men dit van daadwerkelijk moet zien als een botsing van beschavingen, zoals Huntington dit doet, is een vraag van een hele andere orde. Van belang is echter dat de heersende religie van invloed is op de ontwikkeling van de samenleving. Daarom is voor de positionering van een land binnen een

West-39 Ibidem, 475-476. 40 Ibidem 476-479.

(19)

Europese of Oost-Europese traditie het religieuze element van belang.

§2.2. Midden Europa: de historische dimensie

Zoals in de inleiding is verduidelijkt beschouwen landen die tussen Duitsland en Rusland zijn gele-gen hun eigele-gen geschiedenis vaak vanuit een slachtofferrol, waarin Duitsland of Rusland vaak als dader wordt aangewezen. Het nieuwe onafhankelijke Oekraïne kan enerzijds kiezen voor aanslui-ting bij Rusland of voor afwijzing van Rusland, een historisch slachtofferperspectief waarin Rusland als dader optreed kan daarin een hulpmiddel zijn.

De historische dimensie die soms gebruikt wordt om Europa onder te verdelen voegt, naast Oost-Europa en West-Europa nog een derde deel toe aan Europa: Midden-Europa. Deze regio wordt gekenmerkt door een sterke affiliatie met West-Europa: Midden-Europeanen voelen zich his-torische vertegenwoordigers van de West-Europese cultuur, mede omdat zij het Christendom vanuit Rome hebben verkregen. Midden-Europa vormt als het ware de oostgrens van het onder invloed van het Westers Christendom staande deel van het Europees continent.42 Wat Midden-Europa

an-ders maakt dan West-Europa is de grote rol die het verleden in het leven inneemt:

Historical memory, the presence of the past that is so remote that it bears little or no resemblance to the so-called realities of the contemporary world, is an important Central European attribute. History in this part of the world is epic and tragic; small nations frequently have struggled against larger ones and have lost regularly. The past consists of inexcusable transgressions and missed opportunities; the present is filled with unfinished business from the past; and the future is a chance fi-nally to rectify a historical record that has been inauspicious at best and unjust at worst.43

Niet alleen is de rol voor het verleden in Midden-Europa groot, Midden-Europeanen beschouwen zich zelf als behorend tot een Midden-Europese familie. Dit geldt ook voor de Tsjechische émigré-schrijver en essayist Milan Kundera. In 1984 publiceerde hij in The New York Review of Books het artikel 'The Tragedy of Central Europe'.44 In dit artikel probeerde hij uiteen te zetten wat Mid-den-Europa nu precies is. Het is goed dat man zich realiseert dat het artikel werd geschreven tijdens de Koude Oorlog, nog voordat er van Gorbatsjovs politiek van perestrojka en glasnost sprake was;

42 Lonnie R. Johnson, Central Europe. Enemies, Neigbors, Friends. (3e druk; Oxford 2011) 3. 43 Johnson, Central Europe, aldaar 3.

(20)

het wordt daarom gekenmerkt door een anti-Russisch ressentiment. (Gezien Kundera's status als

émigré, voor wie het werken als schrijver in het Communistische Tsjechoslowakije onmogelijk

ge-maakt werd na het neerslaan van de Praagse lente in 1968 en die daarna uitweek naar Frankrijk, zijn dergelijke gevoelens niet meer dan begrijpelijk).

Ook Kundera merkte op dat Midden-Europeanen een grote nadruk leggen op het collectieve geheugen, en dat zij daarom relatief vaak het verleden in het heden plaatsen. Kundera verklaarde dit doordat de identiteit van de Midden-Europeaan onder druk stond. Wat de Midden-Europese identi-teit, het cultureel bij het westen behoren, bedreigde was uiteraard het 'Russische' communisme, dat de regio na de Tweede Wereldoorlog werd opgedrongen. En, zo vervolgde Kundera, was niets Mid-den-Europa vreemder dan dit uniformerende en standaardiserende systeem. Daar waar Midden-Europa gekenmerkt kon worden door een grote mate van pluriformiteit wordt Rusland of Oost-Eu-ropa juist gekenmerkt door een sterke staat die het liefst alles zou uniformeren.45

Nu is het niet alleen het 'Russische' communisme dat Midden-Europa in zijn bestaan be-dreigde. Het wantrouwen tegen Rusland zit veel dieper. Kundera ziet Midden-Europa als een onzekere zone die tussen Duitsland en Rusland is gelegen en gevuld is met kleine naties. Kleine na-ties waarvan het bestaansrecht op ieder moment in twijfel kan worden getrokken en nana-ties die continu hebben moeten strijden voor hun eigen taal en cultuur. In deze strijd voor het eigen bestaan heeft Midden-Europa continu aan de verkeerde kant van de geschiedenis gestaan; Midden-Europea-nen waren steeds de slachtoffers. Rusland en Duitsland werden daarbij als schuldige aangewezen.46

De Britse historicus Tony Judt ziet ook een dergelijke slachtofferrol. (Verwarrend genoeg noemt hij de regio die Kundera 'Midden-Europa' noemt, 'Oost-Europa'). Hij betoogt dat de regio ge-kenmerkt wordt door een veelheid aan gebeurtenissen, waaraan tragische herinneringen zijn overgebleven. Belangrijk is echter dat het naoorlogse communistische stelsel gepoogd heeft dit ver-leden te vervangen door een bindende communistische narratio. De communistische machthebbers hebben echter gefaald in dit streven. Hierdoor zijn deze tragische historische herinneringen bevro-ren. Zowel de Hongaarse opstand van 1956 als de Praagse lente van 1968 zijn volgens hem pogingen deze historische ongerechtigheid teniet te doen.47

We mogen dus concluderen dat Midden-Europeanen zichzelf een historisch narratio aanme-ten dat wordt geschreven vanuit een slachtofferperspectief. Dit is meteen de centrale gedachte achter het concept 'Midden-Europa': Midden-Europa is geen vastomlijnd gebied. In de woorden van

45 Kundera, The tragedy of Eastern Europe', aldaar 33. 46 Kundera, The tragedy of Eastern Europe', aldaar 34 -36.

47 Tony Judt, 'The past is another country: myth and memory in post-war Europe' in: Jan-Werner Müller ed., Memory

(21)

Kundera:

It would be senseless to try to draw its borders exactly. Central Europe is not a state: it is a culture or a fate. Its borders are imaginary and must be drawn and re-drawn with each new historical situation. … Central Europe therefore cannot be defined and determined by political frontiers (which are inauthentic, always im-posed by invasions, conquests, and occupations), but by the great common situations that reassemble peoples, regroup them in ever new ways along the imaginary and ever changing boundaries that mark a realm inhabited by the same memories, the same problems and conflicts, the same common tradition.48

Midden-Europa bestaat in de gedachten van de Midden-Europeaan, daarom is er ook niet één Midden-Europa maar bestaan er meerdere. Midden-Europeanen hebben vaak verschil-lende historische narratio's en kaarten in gedachten wanneer zij het over de regio Midden-Europa hebben. De definitie zoals door Kundera gehanteerd is een nauwe 'Slavische'. (Dat wil zeggen, Midden-Europa bestaat uit enkele Slavische landen en Hongarije). Andere defi-nities houden ook rekening met de positieve bijdragen die Duitsland aan de regio heeft gehad; zo bracht Duitsland verlichte wetenschappen en cultuur en is het daarom onderdeel van Midden-Europa. Alle definities delen een belangrijke overeenkomst: duidelijk is dat Servië, Bulgarije, Roemenië en Rusland er volgens de Midden-Europeaan niet toe behoren.49

(Niet geheel ontoevallig betreft het landen waar Oosterse-Orthodoxie de dominante religie is).

Op de vraag welke volkeren of welke landen nu wel of niet tot Midden-Europa beho-ren zal nooit een duidelijk antwoord worden verkregen. De kracht van het Midden-Europese perspectief is echter dat het een vorm van zelfidentificatie is.50 Als een land of volk gelegen

op het Europees continent, in de ruimte tussen Rusland (Oost-Europa) en West-Europa, aan-sluiting zoekt bij een historisch narratio gebaseerd op de slachtofferrol van een kleine natie, dan zoekt het aansluiting bij de Midden-Europese traditie, en mogen we het als zodanig be-schouwen. Als het daarnaast ook de ruimte biedt voor Westerse vormen van Christendom, dan wordt deze wijze van zelfidentificatie alleen maar versterkt.

48 Kundera, The tragedy of Eastern Europe', aldaar, 35. 49 Johnson, Central Europe, aldaar, 5-7.

(22)

Hoofdstuk 3: Geschichtspolitik: over de onscheidbaarheid van politiek

en geschiedenis

In deze scriptie worden twee graadmeters gebruikt om Oekraïne sinds de onafhankelijkheid te kun-nen plaatsen binkun-nen cultureel Midden-Europa of cultureel Oost-Europa. Het gaat enerzijds om de verhouding tussen politiek en religie, anderzijds de omgang van de politiek met het verleden. Aller-eerst dient te worden opgemerkt dat politisering van het verleden geen specifiek Midden- of Oost-Europese eigenschap is. De politisering van het verleden is inherent aan het, als samenleving, willen interpreteren en herinneren van het verleden. Ook de geschiedbeelden van professionele historici zijn beïnvloed door hun politieke denkbeelden en zelfs al zou een historicus er in slagen zijn politie-ke denkbeelden op zij te zetten, dan blijft hij een kind van zijn eigen tijd en zal hij de geschiedenis altijd bezien vanuit de waarden van zijn tijd. Als best practice geldt het om naar een zo groot moge-lijke mate van objectivering te streven, maar een honderd procent sluitende objectivering van het verleden is onhaalbaar.51

Dat politisering van het verleden geen specifiek Midden- of Oost-Europese eigenschap is laat zich dicht bij huis illustreren. In 2005 publiceerde de onderwijsraad, een adviesorgaan voor de Nederlandse regering, het rapport de stand van educatief Nederland. In dit rapport pleitte de raad er voor meer nadruk te leggen op de socialisatiefunctie van het onderwijs. Door middel van deze soci-alisatiefunctie zou het onderwijs invulling moeten geven aan modern burgerschap en het behoud en de overdracht van cultureel erfgoed. De onderwijsraad adviseerde dit te doen door middel van een

canon van Nederland.52 Op de publicatie van dit rapport volgde een levendig publiek debat, waarin

onder andere vele politieke opiniemakers te kennen gaven dat zij zich zorgen maakten over het ge-brek aan historisch besef in Nederland. Hierop besloot de toenmalige minister van onderwijs, Maria van der Hoeven, een commissie in te stellen die een dergelijke canon 'van gedeelde (cultuur)histori-sche kennis en daarnaast ook van bredere culturele en maatschappelijke kennis over Nederland in een internationale, vooral Europese context' moest ontwikkelen.53 De canon werd met gemengde

ge-voelens ontvangen: positieve geluiden en kritiek wisselden elkaar af. Kritiek, soms op de inhoudelijke keuzen van de commissie, maar ook op het nut en doel van de canon: juist omdat de

51 F.R. Ankersmit, Denken over geschiedenis. Een overzicht van moderne geschiedfilosofische opvattingen (Groningen 1984) 274 en 276.

52 Onderwijsraad, De stand van educatief Nederland (Den Haag 2005) 14.

53 Opdrachtbrief van Minister M.J.A. Van der Hoeven aan de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon, zoals gepubliceerd in: Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon, De canon van Nederland. Rapport van de Commissie

(23)

canon een politiek statement was over de Nederlandse geschiedenis54, dat in eerste instantie niet

verplicht was in het onderwijs, maar in 2007 door toenmalig minister van onderwijs, Ronald Plasterk, verplicht werd gesteld.55 Tegelijkertijd wierpen Nederlandse politici als Jan Marijnissen en

Maxime Verhagen, fractievoorzitters van de SP respectievelijk het CDA, op tot de totstandkoming van een 'Huis van de Nederlandse geschiedenis', een Nationaal Historisch Museum.56 Ook dit

voor-stel werd gemengd ontvangen, en ook hier richtte de kritiek zich op het politieke karakter.57

Om gepolitiseerd verleden te kunnen operationaliseren is het noodzakelijk om nog een his-torische uitstap te maken. Het vergt weinig inbeeldingsvermogen om zich te realiseren dat in Duitsland de Tweede Wereldoorlog een zeer gevoelig onderwerp is. De vraag hoe met dit verleden om te gaan is dan ook zeer prangend en belangwekkend. Het is daarom ook niet onlogisch dat dit verleden in Duitsland gepolitiseerd raakte, niet in de laatste plaats omdat Duitsland tijdens de Kou-de Oorlog gesplitst was in Kou-de Westerse BunKou-desrepublik en Kou-de Communistische Deutsche

Democratische Republik. Van 1982 tot de Duitse hereniging in 1989 (en vanaf de hereniging tot

1998) was Helmut Kohl (CDU) bondskanselier van de Bondsrepubliek. De Bondsrepubliek kwam onder hem, net als West-Europa in het algemeen, in een rechts politiek klimaat terecht. Het was in dit klimaat dat een levendig polemisch debat losbarstte over de historische en politieke waardering van het nationaal socialistisch verleden: de Historikerstreit. De conservatief-rechtse zijde in dit de-bat probeerde het heersende links-liberale motto van de Vergangenheitsbewältigung (letterlijk: in het reine met het verleden komen) te doorbreken, omdat dit een barrière was voor een positief natio-naal bewustzijn en een positieve waardering van het Duits patriottisme.58 Helmut Kohl, zelf

opgeleid als historicus, sprak in zijn politiek denken over de noodzaak voor een moreel-politieke

54 Zie bijvoorbeeld de kritiek van Arie Wilschut, een bekend Nederlands geschiedsdidacticus in: Seije Slager, 'In de klas wordt het een dictaat' Trouw 21 oktober 2006.

55 N.N., 'Canon verplicht op scholen' NOS Nieuws http://nos.nl/artikel/63088-canon-verplicht-op-scholen.html 3 juli 2007.

56 Na veel discussie over de locatie van het nieuw te bouwen museum werd uiteindelijk besloten het museum te bouwen in Arnhem. In het kader van de bezuinigingen op de cultuursector door het Kabinet Rutte werd in oktober 2010 besloten geen geld beschikbaar te stellen voor een nieuwbouwgebouw van het museum. In juni 2011 volgde het besluit het Nationaal Historisch Museum helemaal niet meer te subsidiëren, waarmee een einde kwam aan het museum. (Ron Rijghard, 'Museum was Panacee voor de identiteitscrisis na Pim Fortuyn' NRC Handelsblad 8 juni 2011).

57 Zie bijvoorbeeld: Addie Schulte, 'Handen af van geschiedenis; politiek mag geen visie op het verleden voorschrijven'

Het Parool 14 oktober 2006; Mark Duursma, 'Nationaal historisch museum is gevaarlijk' NRC Handelsblad 7

september 2006.

(24)

omwenteling, die bestond uit een positieve waardering voor Duits patriottisme.59 Kohl grondde zijn

Geschichtspolitik in de gedachte dat wie geschiedbeelden bepaalt ook de toekomst bepaalt. Ge-schichtspolitik draaide dus om het aanwenden van herinneringen voor politieke doeleinden: het

uiteindelijk bepalen van het verloop van de toekomst.60 Het was deze poging geschiedenis voor

po-litieke doeleinden te benutten die in Duitsland het meest met het begrip Geschichtspolitik verbonden is geraakt. Deze Geschichtspolitik laat zich het best als volgt samenvatten:

... die Geschichtspolitik will wie schon der Name sagt – mit Geschichte Politik machen. Dabei kann die Vergangenheit als Steinbruch für höchst unterschiedliche Zwecke dienen, wenn es darum geht, tagespolitische Entscheidungen historisch zu legitimieren und auf diese Weise gegen Kritik zu immunisieren. Historische Argumente werden aber auch eingesetzt, um politische Entscheidungen im Frage zu stellen und um einen politischen Gegner wie einen schlechten Schüler bloßzustellen, der im Geschichtsunterricht nicht aufgepasst hat und deswegen auch nichts gelernt hat.61

Juist in landen die zich in een post-communistische ontwikkelingsfase bevinden is

Geschichtspoli-tik vaak een actueel onderwerp. De Russische historicus Aleksej Miller62, verbonden aan de

Centraal-Europese Universiteit in Boedapest, ontwikkelde een duidelijke analyse van de methoden die politici gebruiken om hun Geschichtspolitik te bedrijven. Allereerst deed hij dit in een lezing bij het politiek geëngageerde wetenschappelijke forum polit.ru getiteld “Istoritsjeskaja politika” v

Vostotsjnoj Jevropje: plody vovletsjennogo nabljoedenija (“Geschiedpolitiek” in Oost-Europa: de

vruchten van een betrokken waarneming). In zijn lezing keerde Miller zich tegen de wijze waarop in postcommunistische landen, maar met name in Rusland, Geschichtspolitik werd bedreven.63 De

59 Aleksej Miller, '”Rossija” vlast i istorija' ('”Rusland”: macht en geschiedenis') Pro et Contra 14 (2009) nr. 2-4 6-23, aldaar 8-9.

60 Daniel Levy en Julian Dierkes, 'Institutionalising the past: shifting memories of nationhood in German education and immigration legislation' in: Jan-Werner Müller ed., Memory and Power in Post-War Europe. Studies in the Presence of

the past (Cambridge 2002) 244-264, aldaar: 258.

61 Klaus Schönhoven, Geschichtspolitik: Über den öffentlichen Umgang mit Geschichte und Erinnerung (Bonn 2003) 4.

62 Het betreft hier Alekseij Iljitsj Miller, die niet verward dient te worden met zijn bijna-naamgenoot Alekseij Borisovitsj Miller die CEO van het Russische staatsgasbedrijf Gazprom is.

63 De lezing is zowel in transcript als in videopname te vinden op:

Aleksej Miller, '”Istoritsjeskaja politika” v Vostotsjnoj Jevropje: plody vovletsjennogo nabljoedenija' (“Geschiedpolitiek” in Oost-Europa: de vruchten van een betrokken waarneming) Polit.ru 24 april 2008

(25)

lezing is later uitgewerkt als een artikel in het Russische tijdschrift Pro et Contra, dat wordt uitge-geven door de Russische afdeling van de Carnegie Endowment.64

Miller geeft aan dat het begrip isoritsjeskaja politika precies aangeeft waar het om draait, niet om het verleden maar om een politiek fenomeen, dat dus ook als zodanig moet worden bestu-deerd. De term istoritsjeskaja politika heeft Miller ontleend aan een groep Poolse historici die in 2004 betoogden dat Polen een eigen variant van polityka historyczna nodig had. Deze Poolse histo-rici maakten er geen geheim van dat zij dit streven op hun beurt hadden ontleend aan Kohls

Geschichtspolitik.65

Geschiedpolitiek in de post-communistische wereld is volgens Miller het gevolg van de om-wentelingen van 1989-1991, waarin het totalitaire communistische systeem werd omvergeworpen. De nieuwe realiteit die ontstond kende een zekere mate van pluriformiteit en door deze pluriformi-teit konden de heersende elites van post-communistische landen niet meer terugkeren naar methoden die door de communistische regimes werden gebruikt om een historische interpretatie aan de bevolking op te leggen. Daarmee doelt Miller op het ontkennen van historische gebeurtenissen of het verdraaien van de geschiedenis (Bijvoorbeeld de wijze waarop de Sovjet-Unie de schuldvraag inzake de massamoord bij Katyń in Duitse schoenen probeerde te schuiven). Derhalve moesten de postcommunistische elites op zoek naar andere methoden om hun historische interpretaties aan het licht te brengen. Miller identificeerde de volgende methoden: het oprichten van nationale herinne-ringsinstituten en het oprichten van musea onder directe patronage van politieke machthebbers.66

Tenslotte wijst Miller op het bij wet afdwingen van bepaalde historische interpretaties en daarmee andere interpretaties bestraffen.67

In een poging hun geschiedpolitiek te verantwoorden gebruiken politici volgens Mil-ler een viertal ideologische pilaren: alMil-lereerst beschouwen zij historie en herinnering als onderdeel van de politieke arena. Daarom is geschiedenis volgens hen te belangrijk om aan professionele historici te worden overgelaten. De tweede pilaar is de claim dat alle politieke actoren pogingen doen het verleden voor politieke doeleinden in te zetten. Het doel van deze claim is het publiek te laten accepteren dat de principes van academische vrijheid worden geschonden door de geschiedpolitiek. Als derde pilaar wordt geclaimd dat een buitenlandse tegenstander een contradictoire interpretatie van het verleden wil opleggen. Deze

contradic-64 Aleksij Miller, '”Rossija” vlast i istorija' ('Rusland: macht en geschiedenis') Pro et Contra 14 (2009) nr. 2-4 6-23. 65 Miller, '”Rossija” vlast i istorija' , 8-9.

66 In deze musea wordt een historische narratio gebruikt die is gecentreerd rondom martelaarschap en een vijandsbeeld dat erg geënt is op contemporaine politieke krachten in binnen- en buitenland.

(26)

toire interpretatie gaat in tegen de nationale belangen. Daarom roepen zij professionele his-torici op plichtsbesef te tonen en de geschiedpolitiek te onderbouwen. Als laatste pilaar wordt nadruk gelegd op de schijnbare erbarmelijke toestand van het geschiedenisonderwijs, dat niet patriottisch genoeg zou zijn.68 Deze ideologische pilaren en de bovengenoemde

me-thoden bieden handvatten om de geschiedpolitiek zoals die in Oekraïne sinds 1991 is bedreven, te beschouwen.

(27)

Hoofdstuk 4: Roesyny, Maloroeskije en Oekrajintsi: Identiteit en

staatsvorming in Oekraïne door de tijd heen

Het gebied waar heden ten dage de staat Oekraïne ligt kent een turbulente geschiedenis. De stad Kiev was tussen 882 en 1349 de hoofdstad van het Middeleeuwse rijk Roes. Dit Kievse Roes werd gesticht door Oost-Slavische stammen en de Scandinavische Varjagen, het viel door een Tataarse invasie en interne strijd uit elkaar, waarna het centrale machtspunt van de Oost-Slaven verschoof naar het oosten, naar het latere Grootvorstendom Moskou, dat zou uitgroeien tot het Russische rijk. Het territorium van de huidige staat Oekraïne raakte in de loop van de geschiedenis verdeeld onder diverse rijken: allereerst streden Moskovitische heersers en Polen-Litouwen om het gebied, daarna verdeelden Rusland en de Oostenrijkse Habsburgers het gebied ten tijde van de Poolse delingen. Ook in de twintigste eeuw werd het gebied menigmaal uitgewisseld tussen verschillende landen. Uiteindelijk werd het in 1991 een onafhankelijke Oekraïense staat.

Wie rond 1750 aan een Oost-Slavische inwoner van het gebied zou vragen hoe hij zich iden-tificeerde, zal van zijn gesprekspartner het antwoord 'Roesyn' terug hebben gekregen. Hoewel voor de westerse waarnemer het woord 'Roesyn' erg op 'Rus' lijkt, is het foutief te concluderen dat de ge-sprekspartner zichzelf Russisch voelde. Waar 'Rus' een vorm van nationale identificatie is, is

Roesyn of Roetheen dat niet. Het betreft een geografische identiteit, verwijzend naar het

middel-eeuwse rijk Roes. Deze Roethenen hadden naast deze wijze van zelfidentificatie gemeen dat zij dezelfde Oost-slavische taalvariant spraken. In religieus opzicht waren zij of Russisch-Orthodox of Grieks-Katholiek. In sociaal opzicht behoorden zij tot de boerenstand en kenden zij, behoudens de kozakken-elite, geen echte elite of inheemse adel. Het ontbreken van een elite is een van de belang-rijkste oorzaken voor het niet hebben van een nationale identiteit.69

De ontwikkeling van een nationale identiteit onder de Roethenen ving aan rond 1790. Oek-raïne was toen verdeeld over twee rijken: het tsaristische Rusland en het Habsburgs-Oostenrijkse rijk.

§4.1 In tsaristisch Rusland

De ontwikkeling van een Oekraïense nationale identiteit onder de Roethenen begon in het Russi-sche deel van Oekraïne, dat wil zeggen het gebied dat aan de linkerzijde van de rivier Dnipro (Dnepr) is gelegen, rond 1790. De Russische machthebbers hadden voor het bestuur van het Russi-sche rijk als een modernere staat behoefte aan hoogopgeleide ambtenaren. Hiertoe werden scholen en universiteiten gesticht. Naast het opleiden van efficiënte bestuurders leidden deze instellingen

(28)

ook een nieuwe 'klasse' van hoogopgeleide mensen op: de intelligentsia. Deze groep mensen vorm-den een Oekraïense elite, welke vervolgens het idee dat Oekraïners een natie vormvorm-den met een gedeelde taal en cultuur ontwikkelde.70

Deze zich ontwikkelende Oekraïense nationale identiteit was aanvankelijk enkel een cultu-reel-wetenschappelijk concept. Hier moet gedacht worden aan literaire werken zoals de gedichten van Taras Sjevtsjenko, maar ook aan nieuw opgetekende geschiedenissen, grammatica's en woor-denboeken. De elite vormde twee verschillende identiteiten: allereerst het idee dat de inwoners van Oekraïne 'Maloroeskije' (Klein-Russen) waren. Deze Klein-Russen waren een zijtak van het Russi-sche volk en moesten daarom loyaal zijn aan de RussiRussi-sche tsaar. Naast de Klein-RussiRussi-sche identiteit ontwikkelde de elite een Oekraïense identiteit. Deze behelsde het idee dat de inwoners van Oekraï-ne een eigen nationaliteit bezaten. Derhalve vormden zij een eigen natie, die te onderscheiden was van de Russische natie. Ook ontstond het idee dat de natie al eeuwenlang werd onderdrukt, eerst door de Polen, daarna door de Russen.71

In 1840 verscheen zowel Sjevtsjenko's befaamste werk De Kozba speler, als het boek

Isto-ria Roesov ili Maloi Rossi (Geschiedenis van de Roes of Klein Rusland) van de hand van een tot nu

toe onbekende schrijver. De schrijver van Istorija Roesov onderschreef het concept van een zelf-standige Oekraïense natie en legde een grote nadruk op het erfgoed van de Zaporozje-kozakken. Bovendien, zo beargumenteerde de schrijver, is dit Klein-Rusland altijd een zelfstandige identiteit geweest en is pas sinds kort onder Russische hegemonie terecht gekomen. Klein-Rusland was vol-gens hem bovenal de rechtmatige erfgenaam van het middeleeuwse Kievse Roes.72

De aanhangers van een Oekraïense identiteit begonnen zich te organiseren in diverse Oekra-ïense genootschappen.73 De tsaristische machthebbers zagen deze Oekraïense nationalisten echter

als een verlengstuk van Poolse nationalisten die in 1863 in opstand kwamen tegen de Russische tsaar Aleksandr II. Het gevolg daarvan was dat de minister van Binnenlandse zaken Pjotr Valoejev op 18 juli 1863 een decreet uitvaardigde dat het gebruik van de Oekraïense taal verbood voor religi-euze literatuur en schoolboeken. In 1876 vaardigde Aleksandr II vanuit de Rheinlandse badplaats Bad Ems, de Ems-Oekaze uit. Dit decreet verbood alle publicaties in de Oekraïense taal. Deze ver-boden maakten dat het zich ontwikkelende Oekraïens nationalisme zich alleen in de wetenschappen kon manifesteren, vooral in het werk van historici als Volodymir Antonovitsj en zijn leerling

Mi-70 Yekelchyk, Ukraine, 39. 71 Ibidem, 40-42.

(29)

chajlo Hroesjevski. De ontwikkeling van burgerlijk Oekraïens nationalisme werd zo feitelijk onmo-gelijk, waardoor de nationale gevoelens onder Oekraïeners in Rusland niet wijd verspreid raakten.74

Aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw volgde de poli-tieke organisatie van Oekraïense nationalisten. Deze werd mede mogelijk gemaakt door de crisis waar het tsaristische Rusland zich vanaf ongeveer 1890 in bevond. Zo werd bijvoorbeeld de Ems-Oekaze door interne spanningen, veroorzaakt door het Russische verlies in de Japans-Russische oorlog in 1905, niet uitgevoerd tussen 1905 en 1910. De vroege twintigste eeuw zag de oprichting van diverse Oekraïense politieke partijen, met verschillende programma's variërend van een onaf-hankelijke Oekraïense staat tot socialistische revolutie of autonomie binnen Rusland.75

§4.2 In Habsburgs Oostenrijk

Zoals reeds gememoreerd verkregen de Oostenrijkse Habsburgers delen van het huidige grondge-bied van Oekraïne tijdens de eerste Poolse deling van 1772. In casu betreft het de gegrondge-bieden Galicië, Transkarpatië en Boekovina, allen gelegen in het westen van het huidige Oekraïne. In geen van deze drie gebieden was er sprake van een heterogene bevolking die zich als Roesyn identificeerde. De bevolking van Galicië werd gevormd door Polen in het westen en in de steden, Roethenen in het oosten en een omvangrijke Joodse minderheid in de steden. Transkarpatie werd bewoond door Roe-thenen en een Hongaarse minderheid. In Boekovina woonden RoeRoe-thenen en een Roemeense minderheid. In geheel 'Habsburgs Oekraïne' is sprake van kleine Duitse minderheden. De Roethe-nen in het Habsburgse rijk onderscheidden zich van hun verwanten in het Russische rijk door middel van religie. In plaats van tot de Russische Orthodoxe kerk behoorden zij veelal tot de Grieks-Katholieke kerk.76

De ervaringen van Roethenen met de Oostenrijkse autoriteiten waren van geheel andere aard dan van hun Russische verwanten. Binnen het Habsburgse rijk was er veel meer mogelijkheid tot ontplooiing van een nationale identiteit dan in Rusland. Tijdens de regeerperioden van keizerin Ma-ria Theresia (1740 – 1780) en haar zoon Jozef II (1765 -1800; co-regent van 1765-1780) werd, onder invloed van het verlichtingsdenken, het onderwijsstelsel hervormd. Binnen dit hervormde stelsel werd ruimte geboden om op dorpsscholen onderwijs te geven in de volkstaal. Om in de volkstaal te onderwijzen werd om politieke redenen gekozen voor een eigen variant van het Cyrilli-sche alfabet. De Habsburgers hoopten zo te voorkomen dat de Roethenen zich met hun Poolse buren verwant zouden voelen. Het gaf echter wel de mogelijkheid voor verwantschap met de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Docen (zie dl. I: V, 1) als bewonderaar Oudduitse kunst, zie Neumeyer, p.. 442 De waardering voor de kunsten van de Duitse en Italiaanse renaissance maakte zonder twijfel deel uit

Er waren schilderijen en tekeningen te zien van militaire schermutselingen, ruitergroepen, een veeweide met slapende herder, een zeestorm (stellig met schip in nood) voor

En de beschouwer ervoer zijnerzijds eenzelfde vrijheid om die stemmingen op te nemen, en zich in de figuren in te leven, daarbij alleen geleid door de beeldopvatting - de

Het idyllische genre bleef gedurende de hele negentiende eeuw als variant van het genretafereel een vast bestanddeel van de schilderkunst. Eigentijdse en historische

In 1873 met Brožik naar München waar hij enige tijd bij de Hongaarse historieschilder Wagner (zie dl.. Bij de meeste van die latere rococoschilders - zoals Carl

Gérômes tafereel was eigenlijk een creatie in de kantlijn: hij had figuurstudie voor een historiestuk, waarmee hij naar de Prix de Rome had willen meedingen,

Humboldts idee dat juist bij historische genretaferelen de kennis van de beschouwer niet zou botsen met de keuzes van de schilder, en deze laatste in

Thieme-Becker, Allgemeines Lexikon der bildenen Künstler von der Antike bis zur Gegenwart , 37 dln., Ulrich Thieme, Felix Becker (ed.), Leipzig 1907-1950. TPSP Towarzystwo