• No results found

De belasting van de Noordzee met bestrijdingsmiddelen gemaal Vlotwatering (Westland) in

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De belasting van de Noordzee met bestrijdingsmiddelen gemaal Vlotwatering (Westland) in"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ministerie van verkeer en waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat rijkswaterstaat

bibliotheek

LT"

Dienst Getijdewateren

dienst getijdewateren bibliotheek

De belasting van de Noordzee met

bestrijdingsmiddelen gemaal Vlotwatering

(Westland) in 1989-1990

J.M. Lourens

Rapport DGW-92.048

december 1992

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting 5 1 Inleiding 7 2 Aanpak 9

2.1 Beschikbare gegevens 9 2.2 Methode 9

3 Belasting van de Nooedzee door het gemaal Vlotwatering 77 3.1 Bespreking meetgegevens 77

3.1,1 Eerste interpretatie van de analysere sulten van het HHD 14

3.2 Resultaten van metingen van TNO en RWS/DGW/RiZA 15 4 Beoordeling van de belasting door het

gemaal Vlotwatering 17

4.1 Selectie van potentiële risico stoffen 17 4.2 Berekening van vrachten 17

4.3 Relatieve bijdrage aan de Noordzeevracht 18

4.4 Verspreidingsberekening van dichloorvos en dieldrin in de Noordzee 19

4.5 Gevolgen voor het ecosysteem 22 4.6 Overige aspecten 23

5 Discussie en conclusie 25 6 Aanbevelingen 27

Referenties 29

Bijlage 8.1 Noordzee Actieprogramma 31 Bijlage 8.2 Huidige Irnormen en waarden" 33 Bijlage 8.3 Tabellen 34

Bijlage 8.4 Berekening combinate-toxiciteit 42

Bijlage 8.5 Informatie over de geselecteerde bestrijdingsmiddelen 43 Bijlage 8.6 Overzicht ADI (mg/kg)

Bijlage 8.7 Figuren

(3)

Dienst Getijdewateren

Samenvatting

Ter hoogte van Monster bevindt zich het gemaal Vlotwatering, dat op- pervlaktewater uit het Westland naar de Noordzee maalt. In het West- land heeft intensieve kasteelt plaats, waarbij bestrijdingsmiddelen toegepast worden. Een aantal bestrijdingsmiddelen worden regelmatig geanalyseerd in het water van de maalkom van het gemaal Vlotwate- ring. in dit rapport worden de analyse resultaten van 1989 en 1990 geïnterpreteerd met betrekking tot de belasting van de Noordzee.

In het water van de maalkom werden in 1989 en 1990 overschrijdin- gen van de grenswaarden aangetroffen voor lindaan, dieldrin, dichloor- vos, mevinfos, azinfos, parathion en malathion. Voor deze stoffen zijn vrachten en jaargemiddelde concentraties berekend.

De jaargemiddelde concentraties bleken voor deze stoffen met uitzon- dering van lindaan (in 1989) de grenswaarden te overschrijden.

De jaarvrachten dragen in vergelijking met de Nieuwe Waterweg voor lindaan 0,01%, voor malathion ongeveer 0,001% en voor parathion ongeveer 2% bij aan de belasting van de Noordzee. Uit orinterende berekeningen blijkt dat in de directe omgeving van het lozingspunt in de Noordzee nog gehaltes verwacht kunnen worden, die de grenswaar- de voor oppervlaktewater overschrijden. Hierdoor kan een mogelijk risi- co voor het milieu niet uitgesloten worden.

Omdat in de omgeving van het lozingspunt een sterk dynamisch systeem (getijde en branding) aanwezig is zal de menging en dus de verdunning sterker zijn, waardoor de kans op effecten in de directe omgeving kleiner zal zijn dan berekend. Aangezien de normen voor het ecosysteem veelal strenger zijn dan voor de gezondheid van de mens, is de verwachting dat voor de badtoeristen in de omgeving van het lo- zingspunt geen reëel risico voor de volksgezondheid zal bestaan.

(4)

Figuur 1

de ligging van het gemaal Vlotwatering In het Westland

MONSTERPUNTEN GROTE WATEREN IN HET WESTLAND

O monsterpunt D boezemgemaal

grens Delfland

(5)

Dienst Getijdewateren

1 Inleiding

Het gemaal Vlotwatering heeft een belangrijke functie in de waterhuis- houding van het Westland. Het gemaal verzorgt de afwatering van een gedeelte van het oppervlaktewater van het Westland naar de Noord- zee. Voor een situatieschets wordt verwezen naar figuur 1 en 2. De tuinders in het Westland gebruiken bij hun bedrijfsvoering allerlei soor- ten bestrijdingsmiddelen. Gezien het grootschalige en intensieve karak- ter van de kastuinbouw in het Westland, bestaat de mogelijkheid dat het gemaal Vlotwatering een aanzienlijke bijdrage levert aan de be- lasting van Noordzee met bestrijdingsmiddelen of residuen daarvan. Uit het oogpunt van de doelstellingen zoals verwoord in de derde Nota Waterhuishouding en het Noordzee-actieprogramma (zie bijlage 8.1) kan de huidige situatie ongewenst zijn.

In het verleden hebben de beide waterbeheerders aan deze en gene zijde van het gemaal, zijnde het Hoogheemraadschap Delfland (HHD) en RWS/Directie Noordzee (DNZ), overleg gevoerd over deze kwestie.

HHD analyseert ter plaatse van het gemaal periodiek het water op een aantal bestrijdingsmiddelen, in het kader van de reguliere waterkwali- teitsmonitoring. DNZ heeft in '89-'90 een orinterend onderzoek laten uitvoeren naar de waterkwaliteit in en nabij de maalkom. De meetresul- taten hebben tot nu toe niet geresulteerd in een samenhangend beeld van de betreffende belasting van bestrijdingsmiddelen richting Noord- zee, via het gemaal.

Naar aanleiding van deze problematiek heeft DNZ (M. Dirkson)

RWS/Dienst Getijdewateren (DGW) verzocht inzicht te geven in de mo- gelijke belasting en eventuele risico's, op basis van bestaande meetge- gevens.

Het voorliggende rapport beantwoordt deze vraag in drie onderdelen:

* een kwalitatieve toetsing van de gevonden gehaltes aan de grens- waarden (VROM, 1991) en indicatieve MTR-waarden (Luttik et al, 1991, Jonkers & Everts, 1992);

* een kwalitatieve en kwantitatieve inschatting van de belas ting van de Noordzee met bestrijdingsmiddelen, via het ge maal Viotwa- tering;

* een beoordeling van deze bijdrage:

- relatief ten opzichte van andere bronnen richting Noordzee (vrachtbenadering),

- op mogelijke effecten voor de waterkwaliteit en het ecosysteem, via oriënterende verspreidingsberekeningen.

(6)

Figuur 2

een detail schets van het gemaal Vlotwatering mét de lozingspijp naar de fvloordïee

UlTSTROOMCONSTRÜCtlE

(7)

Dienst Getijdewateren

2 Aanpak

Voor de interpretatie van de belasting van de Noordzee door het ge- maal Vlotwatering zijn analysegegevens van het HHD, TNO en RWS/DGW/RIZA beschikbaar.

De analysegegevens van het gemaal Vlotwatering (1989-1990) zijn geïnventariseerd en vergeleken met beschikbare (indicatieve) maximaal toelaatbare risico's (MTRs) en grenswaarden. Een MTR heeft een indica- tieve waarde voor het milieu, gerelateerd aan een bepaald risico. Grens- waarden zijn beleidsmatig vastgestelde waarden, die kleiner of gelijk zijn aan het MTR, Op grond van de overschrijdingen van de grenswaar- den zijn uiteindelijk stoffen geselecteerd, die een mogelijk risico voor de Noordzee zouden kunnen vormen. Van deze stoffen is een eenvoudige vracht- en verspreidingsberekening gemaakt. Door de vrachten te ver- gelijken met andere bronnen kan het geheel in een breder kader ge- plaatst worden.

2.1 Beschikbare gegevens

Voor een stoffen beschouwing bij een gemaal speelt de keuze van de monsterlocatie een belangrijke rol. In dit rapport is gebruik gemaakt van meetgegevens uit de maalkom. Het beeld van de waterkwaliteit blijft beperkt tot de stoffen, die geanalyseerd worden.

Bij het HHD werden tot 1989 alleen organochloorbestrijdingsmiddelen routinematig geanalyseerd; vanaf 1989 zijn ook de organofosforbestrij- dingsmiddelen in de analyse meegenomen. De analyseresultaten van 1989 en 1990 zijn gekozen als uitgangsmateriaal voor dit rapport.

Naast de analyses uitgevoerd door het HHD (Hoogheemraadschap van Delfland, 1989 en 1990) is gekeken naar gegevens van analyses van bestrijdingsmiddelen ('89 en '90) uitgevoerd door TNO (diverse rappor- tages van analyses aan DNZ). Hiernaast zijn relevante gegevens ge- bruikt uit het l-lijststoffen onderzoek (RIZA/DGW, 1992).

De gegevens van HHD zijn regelmatig en met een zeer lage detectie- grens uitgevoerd. Als aanvulling hierop zijn de analysegegevens van TNO gebruikt. TNO heeft een groter aantal stoffen gemeten, echter

minder regelmatig en met een hogere detectiegrens.

2.2 Methode

in voorliggend rapport is voor die stoffen, welke in 1989 en 1990 bo- ven de detectiegrens zijn aangetroffen, een nadere evaluatie uitgevoerd.

Stoffen zijn vergeleken met indicatieve MTRs1 en met de grenlsvaarden.

Overschrijding van de grenswaarde kan consequenties voor het beheer hebben. Stoffen, waarvan de maximale concentratie in beide jaren de grenswaarde overschreed, zijn nader onderzocht; dwz jaarvrachten en jaargemiddelde concentraties zijn berekend.

1 gebruik is gemaakt van (indicatieve) MTRs met de volgende prioriteitstelling: 1. Jon- kers en Everts, 1992; 2, VROM 1991; 3. Luttik et al 1991; 4. Kooy et al, 1989.

(8)

i

De jaarvrachten zijn vergeleken met fictieve vrachten (de waterkwaliteit van de lozing voldoet aan de grenswaarden) en andere belastende bronnen voor de Noordzee. Verder is berekend welke dagvoorraad2

met een lozing met een jaargemiddelde concentratie wordt opgebouwd en welk volume maximaal nodig is om de hoeveelheid stof te verdun- nen tot grenswaarde. Tevens is berekend of het totaal aan organofos- forbestrijdingsmiddelen onderling een additief toxicologisch effect kan hebben in de directe omgeving van het lozingspunt. Van organochloor- verbindingen is bekend dat de meeste van deze stoffen een sterke ma- te van biomagnificatie3 vertonen, Deze stoffen zijn getoetst aan het MTRzout (bijlage 8.2). In het MTR zout zijn ook de risico's als gevolg van doorvergiftiging verwerkt (Jonkers & Everts, 1992).

de totale hoeveelheid stof die in een dag beschikbaar komt als gevolg van lozing en afbraak.

het doorgeven van stoffen in een voedselketen via het voedsel, bioaccumulatie-biomafnificatie + bioeoncentratie,

(9)

Dienst Getijdewateren

3 Belasting van de Noordzee door het gemaal Vlotwatering

3.1 Bespreking meetgegevens

Het HHD verricht metingen naar het voorkomen van bestrijdingsmidde- len in oppervlaktewateren. Tot 1989 werden alleen organochloorverbin- dingen gemeten. Organofosforbestrijdingsmiddelen zijn vanaf 1989 geanalyseerd. Sommige andere stoffen worden projectmatig gemeten, zoals triazinen (mondelinge med. B. v.d. Wal, HHD). Deze informatie is

hier niet gebruikt. Er is gebruik gemaakt van meetgegevens van het monsterpunt in de maalkom, zie figuur 2.

Hieronder worden de resulaten van de jaren 1989 en 1990 besproken.

Voor sommige resultaten ligt de beoordeling moeilijk, omdat geen één- duidige detectiegrens gerapporteerd is. Alhoewel het HHD een detec- tiegrens van 1 nanogram per liter hanteert, worden in sommige gevallen de resultaten als groter dan 10 of 50 ng/l aangegeven. De analyseresulaten worden geïnterpreteerd aan de hand van (indicatieve) MTRs en grenswaarden. MTRs zijn ecotoxicologisch onderbouwde waar- den en geven een indicatie voor risico's op het ecosysteem. Grenswaar- den zijn de huidige normen voor de milieukwaliteit van het

watersysteem. Beide vergelijkingen worden gemaakt. De vergelijking met MTRs geeft een indicatie welke stoffen een risico voor het eco- systeem leveren. Vergelijking met de grenswaarden geeft aan welke stoffen de normen overschrijden.

Omdat niet voor alle geanalyseerde stoffen grenswaarden bestaan geeft vergelijking met het indicatieve MTR een indicatie van de milieukwali- teit. Voor nadere informatie over normering wordt verwezen naar bijla- ge 8.2.

Gegevens van het jaar 1989

In 1989 zijn gegevens van organochloorverbindingen en organofosfor- esters beschikbaar. Deze stoffen werden maandelijks geanalyseerd met uitzondering van de maanden november en december (n = 10). Hier- naast werd acetylcholine-esteraseremming gemeten als paraoxon. De gegevens worden gepresenteerd in tabel 6A (analyseresultaten) en 6B (vergelijking met MTRs en grenswaarden) in bijlage 8.3. In tabel la en Ib zijn de gegevens samengevat.

De organochloorbestrijdingsmiddelen worden meestal in zeer lage („achtergrond")concentraties gemeten. Echter voor lindaan worden ver- hoogde concentraties in april, juni en oktober aangetroffen,

Voor dieldrin wordt een sterk verhoogde concentratie in oktober aange- troffen, evenals voor vinchlozolin, Voor a-endosulfan wordt een geringe verhoging in januari, februari, september en oktober gemeten.

Van de organofosforbestrijdingsmiddelen worden dichloorvos, parathion en tolclofosmethyl continue in relatief grote hoeveelheden aangetroffen.

Uitschieters worden in de maanden januari, maart, augustus en sep- tember gemeten.

(10)

Tabel la presenteert o.a. de overschrijdingen van de indicatieve MTRs.

Dichloorvos, mevinfos en parathion overschrijden in alle gevallen het indicatieve MTR èn de maximale concentratie overschrijdt meer dan 100 maal het indicatieve MTR. Tevens blijken overschrijdingen van meer dan tienmaal het (indicatieve) MTRs op te treden voor p,p'-DDE, endrin, heptachloor en malathion. Opvallend is dat alhoewel tolclo- fosmethyl continue gemeten wordt, deze stof het (indicatieve) MTR niet overschrijdt.

Tabel Ib presenteert o.a. de overschrijdingen van de grenswaarden. Van de organochloorbestrijdingsmiddelen overschrijden dieldrin en lindaan de grenswaarde. Van de organofosforbestrijdingsmiddelen overschrijden vijf stoffen de grenswaarde; azinfosverbindingen, malathion, mevinfos, dichloorvos en parathion. De maximale concentratie dichloorvos en pa- rathion overschrijden de grenswaarden met een factor groter dan 100.

Tabel la:

samenvatting meetgegevens 1989, indicatieve MTR overschrijdende to- taal gehaltes

Stof endrin aidrin dieldrin pp'DDE heptachloor dichloorvos malathion ethylazinfos methylazinfos mevinfos parathion

MTR 0.076 0.8 5 5 0,09 0.5 0.7 4.3 50 69 0.18 4.6

MC 1 1 22 3 8 800 70 140 90

130 860

DG 1 3 1 1 1 10 10 10 10 10 10

n > MTR 3 6 1 1 1 10 1 3 2 10 10

OF 13 10 4 33 40 600 16 3 1 722 187

n 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10

Toelichting: MTR: indicatieve MTR in ng/l, zie ook tabel 6B; MC; maximale concentratie in ng/l; DG: detectie grens in ng/l; n > MTR:

aantal waarnemingen groter dan MTR; n: aantal metingen in 1989; OF: overschrijdings- factor van de maximale concentratie tov het indicatieve MTR <MC/MTR).

Tabel Ib:

samenvatting meetgegevens 1989, grenswaarde overschrijdende totaal gehaltes

Stof dieldrin lindaan dichloorvos malathion methylazinfos mevinfos parathion

GW MC DG n > GW 2

10 2 4 20 5 5

22 17 800 70 90 130 860

1 1 10 10 10 10 10

4 3 7 1 3 8 10

OF

11 2 4 0 0 18 5 26 172

10 10 10 10 10 10 10

Toelichting: GWL grenswaarde (totaal) ng/l; MC: maximale concentratie in ng/l; DG: feite- lijk gehanteerde detecttegrens in ng/l; n > GW: aanlal waarnemingen groter dan GW; n.

aantal metingen in 1989; OF: overschrijdingsfactor van de maximale concentratie tov de grenswaarde.

Naast de werkzame stoffen werd acetylcholine-esteraseremming geme- ten. Een verhoogde mate van remming kan een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van o.a. organofosforbestrijdingsmiddelen en carbamaten.

(11)

Dienst Cetijdewateren

In bijna alle gevallen (behalve april) heeft overschrijding van de grens- waarde (0,5 /xg/l) plaats, De overschrijding is het sterkste in januari en oktober. De interpretatie van deze enzymactiviteit als waterkwaiiteitspa- rameter wordt bemoeilijkt, omdat niet alle stoffen de enzymactiviteit even effectief beïnvloeden (van Zalen & Hammers, 1991) en waar- schijnlijk ook andere stoffen deze enzymactiviteit beïnvloeden.

Gegevens van het jaar 1990

Van 1990 zijn gegevens van organochloorverbindingen en organofosfo- resters bekend. Ten opzichte van 1989 is het analysepakket organofos- forbestrijdingsmiddelen uitgebreid met een aantal stoffen: disulfoton, fenthion, heptenofos, triazofos, demeton-S-methyl en pyrazofos. Bij de organochloorverbindingen is nu ook Ea-endosulfan + endosulfaat be- paald. De organochloor-bestrijdingsmiddelen werden twaalfmaal maan- delijks (n= 12), de organofosforbestrijdingsmiddelen werden elf maal maandelijks (n = 11) geanalyseerd met uitzondering van de maand juni, Hiernaast werd acetylchoiine esterase remming gemeten als paraoxon.

In tabel 9A (zie bijlage 8.3) zijn de meetresultaten gepresenteerd. De organochloorbestrijdingsmiddelen zijn wederom meestal in zeer lage („achtergrond")concentraties gemeten. Voor lindaan wordt een sterk verhoogd gehalte in april gemeten. Voor dieldrin geldt dat in de twee- de helft van het jaar verhoogde gehaltes gemeten worden, evenals voor endrïn. Voor endosulfansulfaat wordt een sterk verhoogde con- centratie in oktober gemeten. o,p-DDD werd met een piek in augustus waargenomen. Dichlobenil werd sterk verhoogd in april, vtnchlozolin werd in erg hoge concentraties in oktober, november en december aangetroffen.

In tabel 9B (zie bijlage 8.3) zijn de gemeten waarden vergeleken met de grenswaarden en (indicatieve) MTRs, In tabel lla (vergelijking met MTRs) en llb (vergelijking grenswaarden) zijn de resultaten samengevat,

Tabel lla-.

samenvatting meetgegevens i y y u , indicatieve MTR overschrijdende gehaltes

Stof

aldrin dieSdrin pp'DDE pp'DDT 6-endosulfan endosulfansulfaat endrin

heptenochtoor diazinon dichloorvos heptenofos malathion methylazinfos mevinfos parathion tolclofosmethyl methyl triazofos pyrazofos

MTR

0.8 5 0.09 1.6 10 10 0.076 0.5 87 0.7 2 0 4.3 69 0,18 4,6 3200 30 1.8

WC

7 18 2 13 25 68 5 7 690 340 50 30 360 30 3500 3300 360 40

DG

1 1 1 1 1 1 1 1 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10

n > MTR

7 9 10 4 3 1 3 7 9 10 5 3 1 3 11 1 3 8

OF

9

4

22 8 3 7 67 14 8 486 3

7 5 167 760 1 12 22

tl

12 12 12 12 12 12 12 12 11 11 11 11 11 11 11 11 11 11

Toelichting: MTR: indicatieve MTR ng/l; max. conc: maximale concentratie in ng/l; DG:

detectie grens in ng/l; n > MTR: aantal waarnemingen groter dan MTR; n: aantal metin- gen in 1990; OF: overschrijdingsfactor van de maximale concentratie tov het MTR.

(12)

Tabel Ha presenteert o.a. de overschrijdingen van de MTRs. De maxi- male concentratie parathion, dichloorvos en mevinfos overschrijden het MTR met een factor van minimaal 100. Tevens heeft voor pp'DDE, en- drin, heptenofos, triazofos en pyrazofos overschrijding van het (indica- tieve) MTR plaats.

Tabel llb presenteert o.a. de overschrijdingen van de grenswaarden.

Van de organochloorbestrijdingsmiddelen overschrijden dieldrin, La- endosuifan + endosulfansulfaat en lindaan de grenswaarde. Alhoewel vinchlozobenil in relatief hoge concentraties gemeten wordt heeft geen overschrijding van de grenswaarde plaats, Voor de volgende organofos- forbestrijdingsmiddeien vindt overschrijding van de grenswaarde plaats:

azinfos-methyl, diazinon, dichloorvos, malathion, parathion, mevinfos, pyrazofos en triazofos.

Voor parathion en dichloorvos is de overschrijding van de grenswaarde meer dan een factor 100; voor diazinon, pyrazofos en triazofos is de overschrijing meer dan een factor 10.

Naast de werkzame stoffen werd acetylcholine- esteraseremming geme- ten. In alle gevallen (behalve mei, geen meting) had overschrijding van

de grenswaarde (0,5 ^g/l) plaats.

Tabel llb:

samenvatting meetgegevens Tyyu, grenswaarde overschrijdende gehaltes

Stof

Ea-endosulfan + endosulfansulfaat dieldrin

lindaan diazinon dichloorvos malathion methylazinfos mevinfos parathion triazofos

pyrazofos

GW

10 2 10 30 2 4 20 5 5 30 3

MC

72 18 69 690 340 30 360 30 3500 360 40

DG

1 1 1 10 10 10 10 10 10 10 10

n > GW

10 11 7 10 11 3 2 3 11 3 8

OF

7 9 7 13 170 8 8 6 700 12 13

n

12 12 12 11 11 11 11 11 11 11 11

Toelichting: GW: grenswaarde in ng/l; MC: maximale concentratie in ng/l; DG: detectie grens in ng/(; n > GW: aanta) waarnemingen groter dan GW; n; aarttaf metingen in 1990; OF: overschrijdingsfactor van de maximale concentratie tov de grenswaarde.

3.1.1 Eerste interpretatie van de analyseresulten van het HHD Voor enkele organochloorbestrijdingsmiddelen wordt een soort achter- grondwaarde verondersteld als gevolg van gebruik in verleden en de hoge mate van persistentie van deze stoffen. Echter voor dieldrin wordt in oktober 1989 een duidelijke toename van het gemeten gehalte ge- vonden. In 1990 was dit effect minder sterk, maar meer verspreid over de zomer- en herfstmaanden. In 1990 werd in april ook een sterk ver- hoogde concentratie lindaan aangetroffen, in vergelijking met de overi- ge maanden, waarbij lindaan bijna maandelijks werd aangetroffen. Van de gemeten pesticiden zijn de gechloreerde koolwaterstoffen niet toe- gestaan als gewasbeschermingsmiddel in Nederland met uitzondering van lindaan, dichlobenil en vinchlozolin.

(13)

Dienst Getijdewateren

Opvallend is dat gehaltes lindaan wel de grenswaarde, maar niet het MTR(zoet als zout) overschrijden. Dit is het gevolg van het feit dat grenswaarden kleiner of gelijk zijn dan het MTR. In dit geval is de grenswaarde 0.01 /*g/| en het MTRzoet 0.55 jug/l en het MTRzout 0.34 pg/\.

De concentraties van de organofosforbestrijdingsmiddelen schommelen erg. Sterk verhoogde concentratie worden vooral in de vroege voorjaar en in het najaar waargenomen voor dichioorvos. Maar ook voor para- thion en tolclofosmethyl worden sterk schommelende concentraties ge- meten. Voor parathion werd in 1989 en 1990 een piek in maart en augustus aangetroffen. Voor tolclofosmethyl verschilde dit over beide jaren. Naast overschrijding van grenswaarden in beide jaren (zie la en

Ha), werden ook overschrijdingen van de indicatieve MTRs gevonden in beide jaren. Voor dichioorvos, parathion en mevinfos werd het indica- tieve MTR meer dan honderd maal overschreden.

Uit een ander onderzoek naar bestrijdingsmiddelen in het Westland (Luttik et al, 1991), waarin Vlotwatering niet is meegenomen, blijken voor een viertal stoffen het indicatieve MTR meer dan 1000 maal overschreden te worden. Dit is voor dichioorvos, parathion, mevinfos en pyrazofos. Verder worden voor de organofosfaten malathion en tria- zofos overschrijdingen van meer dan 100 maal het indicatieve MTR ge- vonden. Bij Vlotwatering worden overschrijdingen van meer dan 100

maal het indicatieve MTR gevonden voor parathion, dichioorvos en mevinfos. Bij toetsing aan de grenswaarden worden in het onderzoek in het Westland overschrijdingen gevonden voor diazinon, malathion, pa- rathion, mevinfos, pyrazofos en triazofos (Luttik et al, 1991). Bij het ge- maal Vlotwatering worden naast reeds genoemde stoffen ook

overschrijdingen van de grenswaarde voor lindaan, dieldrin, endosulfan- sulfaat en methylazinfos gevonden. Opmerkelijk is dat triazofos, geme- ten vanaf 1990 zowel in het oppervlaktewater van het Westland als in het water van het gemaal Vlotwatering de grenswaarden in 1990 over- schrijdt, Het blijkt dat niet alleen bij het gemaal Vlotwatering over- schrijdingen van de grenswaarden worden aangetroffen, maar ook in andere delen van het Westland.

3.2 Resultaten van metingen van TNO en RWS/DGW/RIZA

Door TNO is in opdracht van DN2 een serie van tien analyses op een aantal bestrijdingsmiddelen in water verricht. Monsters zijn genomen van juni 1989 tot en met april 1990. In de maanden augustus (1989) en september (1989) zijn geen monsters genomen, terwijl in juni (1989) twee monsters genomen zijn. In tabel 1, bijlage 8.3, zijn alleen .de meetresultaten van de monsters uit het boezemwater weergeven.

Enkele stoffen (pyrethroïden) zijn alleen in de eerste twee maanden ge- meten, terwijl andere stoffen, zoals belangrijke afbraakprodukten van atrazine en sitnazine vanaf oktober 1990 geanalyseerd werden.

Opvallend is dat de volgende stoffen in alle gevallen aangetroffen wer- den: oxamyl, diazinon, dichioorvos, parathion-ethyl, tolclofos-methyl en simazine, Endosulfan-sulfaat, lindaan, 2,6dichloorbendazatnide, aldicarb, en atrazine werden vaak aangetoond. Sommige stoffen werden de ge- hele meetperiode in ongeveer gelijke hoeveelheden waargenomen

(14)

(aldicarb, a- en /3-endosulfanr endosuffan-sulfaat, simazine en dichloor- benzamide) andere stoffen werden meer in pieken aangetroffen, te we- ten carbendazim, iprodion, dichloorvos, pyrazofos en diazinon. Voor - een aantal stoffen overschrijden de maximaal gemeten waarden de grenswaarden:

oxamyl, carbendazim, endosulfan-sulfaat, azinfos-methyl, diazinon, dich- loorvos, fenthion, malathion, mevinfos (cis + trans), parathion en

parathion-methyl. Voor de triazinen werden geen overschrijdingen van de grenswaarden gevonden. Echter in enkele gevallen ligt de detectte- grens boven de grenswaarde. In dit geval werd de mate van overschrij- ding van de detectiegrens als maatstaf genomen.

Verder blijkt uit de gegevens dat maximale concentraties de MTR over- schrijden voor de carbamaten: aldicarb, oxamyl, carbendazim; voor de organochloorverbtnding: endosulfan-sulfaat en heptachloorepoxide; voor de organofosforbestrijdingsmiddelen: diazinon, dichloorvos, heptenofos, mevinfos, parathion, triazofos; en voor de triazinen: simazine.

In een verkennend onderzoek naar het voorkomen van bestrijdingsmid- delen in het Nederlandse oppervlakte water zijn onder andere op de locaties Hoek van Holland (scheidingsboei vaargeul) en Ter Heijde (2km uit de kust) in tweede helft van het jaar 1991 enkele analyses verricht in opdracht van RIZA en DGW. Sporen werden aangetoond van enkele fenolherbiciden, triazinen (alleen bij Hoek van Holland), chlooraceetamiden (aniliden) (alleen bij Hoek van Holland) en fenylu- reumherbiciden. Organo-P-esters en organochloorbestrijdingsmiddelen zijn niet aangetroffen (Steenwijk et al, 1992).

(15)

Dienst Getijdewateren

4 Beoordeling van de belasting door het gemaal Vlotwatering

4.1 Selectie van potentiële risico stoffen

Stoffen, waarvan de concentraties in de maalkom (metingen HHD) in beide jaren de grenswaarden overschreden, zijn geselecteerd als poten- tiële risicio stoffen, zie tabel III. Dit zijn: lindaan, dieldrin, dichioorvos, mevinfos, parathion, methylazinfos en malathion. Deze stofselecte komt voor de gemeten stoffen grotendeels overeen met de resultaten uit TNO onderzoek (DNZ) en het RIVM onderzoek (Uittik et al, 1989).

Voor deze stoffen is een vrachtberekening uitgevoerd. Voor een goed oplosbare/afbreekbare én voor lipofiele/persistente stof (resp. dichioor- vos en dieldrin) is een verspreidings berekening gemaakt. Hierdoor wordt het verschil in gedrag zichtbaar van hoge concentraties goed af- breekbare versus lage concentraties persistente stoffen.

Tabel ill

overzicht geselecteerde stoffen en bijbehorende overschrijdingen van de grenswaarden

Tabel IVA:

gemiddelde concentraties (totaal) en vrachten in 1989 en 1990 in de uitstoot van het gemaal Vlotwatering

Stof

dieldrin lindaan dichloorvos malathion methylazrnfos mevinfos parathion

1989 GW

2 10 2 4 20 5 5

n > OW

4 3 7 1 3 8 10

1990 OF

11 2 400 18 5 26 172

n > GW

11 7 11 3 2 3 11

OF

9 7 170 8 8 6 700 Toelichting: GW: grenswaarde; n: aantal, OF: overschrijdingsfactor.

4.2 Berekening van vrachten

De jaarvracht is een maat voor de kwantitatieve belasting. Voor een zevental bestrijdingsmiddelen zijn vrachtberekeningen uitgevoerd.

Hiertoe zijn de meetgegevens van HHD gebruikt van de jaren 1989 en 1990. Voor de berekeningen is uitgegaan van een jaardebiet in 1989 van 14820800 mVjaar en voor 1990 van 8867600 mVjaar

(Jaarverslagen HHD) en van jaargemiddelde concentraties, zie tabel IVA.

Bij voldoende gegevens (n > 10) blijkt met deze methode de kleinst mogelijke fout geïntroduceerd te worden (mondelinge mededeling A.

de Vries, DGW). Het maken van vrachtberekeningen is vooralsnog de enige manier om inzicht te krijgen in de omvang van een bron, Indien een stof onder de detectiegrens gemeten werd, is een gemiddelde berekend van een concentratie 0 en een concentratie gelijk aan de detectiegrens.

Stof

lindaan dichloorvos malathion mevinfos dieldrin parathion methylazinfos

[stof] 89 DB/1 8,3 250-255 - 7-32

31-48 4,2-4,0 330 21-40

vracht 89 kg/jaar 0,12 3,7 0,1-0,4 0,46-0,71 0,06 4,9 0,3-0,6

[stof] 90 ng/1 16 160 5,5-12,7 5,5-12,7 9,33 577 40-47

vracht 90 kg/jaar 0,14 1,4 0,05-0,11 0,05-0,11 0,083 5,1 0,36-0,42 Toelichting:[ ]; concentratie.

(16)

Tabel IVB:

grenswaarden {totaal concentraties) en (fictieve) vrachten in 1989 en 1990 In de uitstoot van het gemaal Vbtwatering

Op te merken valt dat de gemiddelde concentraties in alle gevallen de grenswaarden overschrijden, behalve voor lindaan in 1989.

Voor de denkbeeldige situatie dat de waterkwaliteit van de maalkom aan de grenswaarden zou voldoen, kunnen ook vrachten berekend worden. Deze fictieve vrachten worden gepresenteerd in tabel (VB.

Door beide tabellen met elkaar te vergelijken wordt duidelijk dat met name dichloorvos en parathion in sterke mate de grenswaarden en de fictieve vrachten overschrijden.

Stof

lindaan dichloorvos malatbion mevinfos dieldrin parathion methylazinfos

GW ng/l 10

2 4 5 2 5 20

fictief £19 kg/jaar 0,15 0,03 0,06 0,07 0,06 0,07 0,30

fictief 90 kg/Jaar 0,009 0,002 0,006 0,004 0,002 0,004 0,018

Toelichting: GW: grenswaarde; fictief: fictieve vracht die op basis van grenswaarden en debieten te verwachten is,

4.3 Relatieve bijdrage aan de Noordzeevracht

Om de bijdrage van het gemaal Vlotwatering aan de belasting van de Noordzee te vergelijken met andere bronnen is het in eerste instantie be- langrijk om enig inzicht in de debieten van de verschillende waterafvoe- rende systemen te hebben. Vervolgens kunnen bij voldoende gegevens aan de hand van jaargemiddelde concentraties en debieten vrachten bere-

kend worden. Het belang van Vlotwatering als bron van bestrijdingsmid- delen voor de Noordzee kan dan nader onderzocht worden.

In vergelijking met de Nieuwe Waterweg is het debiet van het gemaal Vlotwatering een paar honderdste procenten. Echter ten opzichte van het debiet van de Oude Rijn bij Katwijk is het jaardebiet van het gemaal Vlotwatering (1990) bijna 5%. De grootte van het dediet van de Oude Rijn bij Katwijk is zo'n 0,5% van het debiet van de Nieuwe Waterweg (Lobith) (de Voogt en Lourens, 1992). Naast het gemaal Vlotwatering lozen andere gemalen in het Westland op de Nieuwe Waterweg en dus indirect op de Noordzee. Het probleem bij deze gemalen is dat veelal water in èn uit wordt gemalen en dat het water niet op bestrijdingsmid- delen geanalyseerd wordt. Hierdoor is het niet mogelijk om de lozing van Vlotwatering te vergelijken met overeenkomstige bronnen in het Westland. Alhoewel derhalve van kleine jaarvrachten aan bestrij- dingsmiddelen sprake is, wordt in het uitgemalen water soms erg hoge concentraties gemeten. Dit geldt in het bijzonder voor dichloorvos, dat jaargemiddeld zo'n 100 maal boven de grenswaarde wordt aangetrof- fen. Voor de overige stoffen is dit minder. Voor zover vrachten (geba- seerd op een gemiddelde concentratie) berekend konden worden (niet altijd zijn voldoende gegevens beschikbaar), zijn voor het gemaal Vlotwa- tering de relatieve bijdragen aan bestrijdingsmidden ten opzichte van de Nieuwe Waterweg (100%) berekend, zie tabel V. Hieruit valt af te lezen dat de belasting uitgedrukt in jaarvrachten door het gemaal Vlotwatering voor bestrijdingsmiddelen varieert tot 2 % ten opzichte van de Nieuwe Waterweg (lindaan ± 0,02%, malathion ± 0,001% en parathion ± 2%) (de Voogt en Lourens, 1992).

(17)

Dienst Getijdewateren

Voor dichloorvos en dieldrin kon door gebrek aan gegevens deze bere- kening niet gemaakt worden.

Tabel V:

Overzicht debieten, concentratie en vrachten 1990

Debiet:

Vlotwatering:

0,015*10E9 stof:

lindaan malathion parathion

Rdeb

0,03 %

[stof] 90 ng/l

16 5,5-12,7 577

R[ ]

100%

100%

10000%

vracht 90 kg/jaar

0,14 0,05-0,11 5,1

Rv

0,02%

0,001 % 2%

Toelichting: R; ratio: Vlotwatering/NWW * 100%; Rdeb: R debieten; R[ ]: R concentra- tie; Rv: R vrachten

In vergelijking met andere bronnen draagt het gemaal Vlotwatering jaargemiddeld in geringe mate bij aan de belasting van de Noordzee.

Echter voor sommige stoffen kan tijdelijk de vracht toch aanzienlijk zijn, omdat door het jaar heen het debiet en de concentratie sterk varieëren (bijlage 8.7). Dit blijkt o.a. uit de verhouding debiet Viotwatering versus Nieuwe Waterweg en uit de verhoudingen van de concentraties (tabel V). Alhoewel het Vlotwatering debiet 0.03% is van de Nieuwe Water- weg kunnen de concentraties aan bestrijdingsmiddelen een factor 100 hoger liggen (tabel V), dan in de Nieuwe Waterweg (de Voogt en Lou- rens, 1992).

Echter bedacht moet worden dat voor deze stoffen moeilijk betrouw- bare vrachten te berekenen zijn, omdat de meeste stoffen sterk sei- zoensgebonden toegepast worden. Afhankelijk van de teelt en doelorganisme wordt dichloorvos bijvoorbeeld bij de kweek van gips- kruid tegen trips gebruikt van april tot oktober, bij de teelt van papri- ka's tegen trips en wants het hele jaar door met uitzondering van februari en maart en bij de teelt van komkommers tegen trips in de maanden april, augustus en december (Berendsen, 1988).

4.4 Verspreidingsberekening van dichloorvos en dieldrin in de Noordzee

Verspreiding van dichloorvos

Gekozen is om een globale berekening te maken van de grootte van het oppervlak waarbinnen overschrijding van de grenswaarde plaats- heeft, teneinde mogelijke locale gevolgen van de lozingen te kunnen inschatten. Bij deze berekening voor dichloorvos is uitgegaan van een jaargemiddelde concentratie van 250 ng/l in 1989 en van het jaarde- biet in 1989 (14820800 mVjaar). Uitgaande van deze gegevens is een jaarvracht van 3r7 kg/jaar en een daglozing van 10 g/dag berekend.

Deze gemiddelde daglozing heeft niet de intentie om een representatief beeld van het verloop van de belasting door het jaar heen te geven.

Het verloop van de belasting door dichloorvos met haar pieken wordt geïllustreerd in figuur 7r bijlage 8.7.

Voor dichloorvos wordt een halfwaarde tijd van 1-30 dagen (Canton et al, 1991) aangenomen, Overige parameters die de verspreiding en af- braak kunnen benvloeden zijn buiten beschouwing gelaten.

Van deze parameters zijn nauwelijks gegevens bekend. Een oppervlakte is berekend bij een gemiddelde diepte van 10 m.

(18)

Voor de verandering van een hoeveelheid stof in de tijd geldt al- gemeen:

Ct = Co * e"" (1) Ct is de concentratie op tijdstip t {g per dag)

Co is de concentratie op tijdstip 0 (g per dag) K verdwijnterm (per dag)

T tijd (dagen) en voor K geldt:

K - -In 0,5/t1/i (2) K verdwijnterm (per dag) VA is halfwaardetijd (in dagen)

Voor de verdwijnterm K is een half waarde tijd van 0,7 1/d en 0,03 1/d gebruikt (VA - 1 d en 30d). Tevens is gerekend met een gemiddel- de en een maximale beginconcentratie in de daglozing.

Vervolgens kan de totale voorraad in zee berekend worden, aannemen- de dat in het zeewater geen dichloorvos aanwezig is. Hiertoe heeft een sommatie van de geloosde hoeveelheid dichloorvos en de afbraak per dag over de tijd plaats.

t-oo 1

Qe - E Qo*eKt « * QO (3) t - 0 1-e'k

Qe is de hoeveelheid die in de veronderstelde evenwichtsituatie per dag aanwezig is.

Qo is de hoeveelheid die per dag geloosd wordt.

t is de tijd

K is de verdwijnterm

Voor de haifwaardetijden van 1-30 dagen wordt bij een gemiddelde lozing een dagvoorraad van ± 2 tot 34 maal de daglozing berekend, dit is 20 tot 340g. Bij een maximale lozing is dit 80 tot 1360g.

Uit de berekeningen blijkt dat de afbraakconstante K een belangrijke rol speelt in de berekeningen van relatief snel afbreekbare stoffen. Zo lang niet meer inzicht bestaat in het afbraakproces van deze stof, zal de grootte van de beginvracht een minder belangrijke rol spelen bij het nauwkeuriger vaststellen van een dagvoorraad. Dit betekent ook dat een zekere onbetrouwbaarheid in de grootte van de daglozing relatief weinig consequenties heeft voor de verspreidingsberekeningen in verge- lijking met onbetrouwbaarheden in de halfwaarde tijd.

Uitgaande van de berekende dagvoorraad kan aangegeven worden welke mate van verdunning noodzakelijk is om de grenswaarde zoals deze voor het zoete water geformuleerd is te bereiken. In dit geval is een verdunning met een volume van 10 - 680 miljoen kubieke meter nodig om de grenswaarde te bereiken. Bij een gemiddelde diepte van 10 meter betekent dit dat een oppervlakte van 16,8 km2 bestreken wordt met een grenswaarde overschrijdende concentratie.

(19)

Dienst Getijdewateren

De vorm van het oppervlak zal door de dynamiek ter plekke en het ge- tij bepaald worden. Voor de Hollandse kust bestaat een reststroming in noordoostelijke richting. De omvang van het verontreinigde water in de tijd zal verder afhankelijk zijn van de concentratie dichloorvos en het debiet van het geloosde water, bijlage 8.7.

Verspreiding van dietdrin

Voor dieldrin, een zeer slecht afbreekbare stof, kan eenzelfde exercitie verricht worden. Deze stof hydroliseert niet, maar is wel gevoelig voor fotolyse (afbraak door licht). Dieldrin heeft een sterke affiniteit om aan de bodem te hechten (Howard et al, 1991). Voor de halfwaarde tijd wordt op grond van de gevoeligheid voor zonlicht 100-400 dagen aangenomen. Uitgaande van de gemiddelde concentratie in '89, 4 ng/l en een gemiddelde daglozing van 0,2 g/d blijkt dat een continue dag- voorraad van ongeveer 145 tot 578 maal de daglozing wordt opge- bouwd; dit is 29 tot 1169g. Bij een maximale lozing zal dit ongeveer tweemaal zoveel zijn. Voor deze hoeveelheid is een verdunning van 14,5 tot 1170 miljoen kubieke meter nodig om de grenswaarde zoals deze geformuleerd is voor het zoete water te bereiken, hierbij zou een oppervlakte van ± 1,5 tot 117 km2 in de directe nabijheid van het lo- zingspunt beslagen worden. De grote spreiding in de resultaten wordt veroorzaakt door de onzekerheid in de halfwaardetijd. Verder is de ver- spreiding in de tijd van dieldrin sterk afhankelijk van de concentratie van dieldrin en de debieten in het lozingswater, bijlage 8.7.

Het grootste gedeelte van de dielrin zal direct aan een zwevend stof- deeltje of aan het sediment hechten. Echter de afbraak van geadsor- beerde organische microverontreinigingen is in het algemeen veel kleiner dan in opgeloste fase, Hierdoor kunnen deze stoffen gehecht aan zwevend stof met de waterbeweging mee naar het noordoosten getransporteerd worden en zich dus over een veel groter gebied kun- nen verspreiden. Het adsorbeerde en siecht afbreekbare dieldrin kan in de directe omgeving van het lozingspunt, maar ook daar buiten een ri- sico voor het ecosysteem vormen.

Voor de situatie waarbij verontreinigd zoetwater in zeewater geloosd worden is te maken met een complexe mengzone-problematiek.

Om toch enig inzicht in de verspreiding van de stoffen in het opper- vlaktewater van de Noordzee te krijgen is een eenvoudig rekenmodel gebruikt. Voor dichloorvos wordt een wateroppervlak van 1.0-6,8 km2, voor dieldrin van 1,5 - 117 km2 berekend om de daglozing tot grens- waarde te verdunnen.

Hoeveel dieldrin zou geen effect hebben?

Het MTRzout voor dieldrin ligt lager dan de (zoete) grenswaarde.

Voor het bereiken van het MTRzout is een verdunning van 5,8 tot 468 miljoen kubieke meter nodig, Dit komt overeen met een oppervlakte van ± 0,6 tot 47 km2.

Anderzijds kan berekend worden welke daglozing aan dieldrin toe- gestaan zou zijn in de directe omgeving van het lozingspunt (1 km3 bij 10 meter diepte = 10 miljoen kubieke meter), zonder dat voor dieldrin het MTRzout (0,005 ng/l) overschreden wordt, Uitgaande van een half- waarde tijd van 100-400 dagen kan bereken worden dat 0,09 -0,3 g/d geloosd mag worden.

(20)

4.5 Gevolgen voor het ecosysteem :

Mogelijke risico's voor het ecosysteem worden aangegeven door toet- j sing van concentraties aan het (indicatieve) MTR. Van het iozingspunt j Vlotwatering zijn alleen analyseresultaten van het water in de maalkom j beschikbaar. Voor concentraties die in de omgeving van het lozingspunt I kunnen worden aangetroffen, zijn in 4.4 verkennende berekeningen uit- j gevoerd. Deze schattingen zijn uitgevoerd op basis van jaargemiddelde

concentraties. In tabel VI zijn jaargemiddelde en maximale concentra- ! ties nogmaals weergegeven en vergeleken met de (indicatieve) MTRs. j Voor lindaan en dieldrin wordt het MTRzout gebruikt. Uit de tabel j blijkt dat de maximale concentraties een veelvoud kunnen zijn van de ; jaargemiddelden en dat er dus duidelijk sprake is van een piekbelasting, j zie ook bijlage 8.7. Afgezien van lindaan overschrijden én het jaarge-

middelden én de maximale concentraties de (indicatieve) MTRs voor de overige geselecteerde bestrijdingsmiddelen.

Bij overschrijding van het (indicatieve) MTR in het watersysteem [ bestaat een kans dat meer dan 5% van de aanwezige soorten niet be- I schermd zijn. Vlotwatering loost water op de Noordzee met concentra-

ties hoger dan het maximaal toelaatbaar risiconiveau. Ondanks de sterke verdunning en menging met zeewater zijn effecten in de directe omgeving van het Iozingspunt daarom niet uit te sluiten. Met name pieklozingen van meerdere stoffen kunnen acute effecten veroorzaken.

Het persistente en lipofiele dieldrin zal zich verspreiden en zich kunnen ophopen in de voedselketen. Voor het ecosysteem van de Noordzee

zal met de huidige inzichten deze situatie geen directe bedreiging vor- ; men, vanwege de grote verdunning, afbreekbaarheid en afgezien van

dieldrin geen doorvergiftiging optreedt. De risico's voor het ecosysteem i van het oppervlaktewater in het Westland zullen vele malen groter zijn.

lindaan dichloorvos malathion mevinfos dieldrin parathion methylazinfos

8,3 250-255

7-32 31-48

4,0 330 21-40

17 800 70 130 22 860 90

16 160 5,5-12,7 5,5-12,7 9,33 577 40-47

69 340 30 30 18 3500 360

340 0,7 4,3 0,8 5 4,6 69 Tabel VI: Stof [stof] 89 MC89 [stof] 90 MC90 MTR Jaargemiddelde concentraties (to-

taal) en maximale con centraties in 1989 en 1990 in de uitstoot van het ge maal Vlotwatering in vergelij- king met (indicatieve) MTRs.

Toelichting: [ ]: Concentraties in ng/l; MC: maximale concentratie

De selectie van mogelijke risico stoffen heeft plaatsgehad op basis van overschrijding van de grenswaarde. Omdat de grenswaarde voor lin- daan veel strenger ligt dan het MTRzout zal lindaan als afzonderlijke stof geen risico vormen voor het ecosysteem van de Noordzee. Dieldrin komt in concentraties voor dat risico bestaat voor doorvergiftiging.

Organofosforesters zijn veel minder persistent dan de organochloorver- bindingen. Voor deze stoffen kan additietoxiciteit een rol spelen. In het uitgeslagen water worden meerdere stoffen gelijktijdig aangetroffen.

Het mogelijke risico voor het optreden van effecten mede veroorzaakt door een combinatie van stoffen is waarschijnlijk groter dan uit een overschrijding van grenswaarden of (indicatieve) blijkt.

(21)

Dienst Getijdewateren

Voor stoffen met eenzelfde werkingsmechanisme kan de additletoxici- teit berekend worden. Dit is gebeurd voor de vier geselecteerde organo-fosforbestrijdingsmiddelen. Voor deze stoffen is met behulp van formule 1,2 en 3 een totale dagvoorraad berekend (§4.4).

Aannemende'dat deze stoffen eikaars activiteit onderling niet benvloe- den kan met behulp van concentratie-additie het % effect (uitgedrukt als LD50 van bijvoorbeeld crustaceae) berekend worden. Crustaceae zijn relatief gevoelig voor deze insecticiden. Met T.U, (toxic units) wordt de bijdrage van de afzonderlijke stoffen aan het effect berekend. De T.U. is een resultante van de concentratie en de specifieke toxiciteit van de stof voor een organisme. Uit berekeningen blijkt dat parathion het meeste bijdraagt aan het tot stand komen van een mogelijk effect op kreeftachtigen (hoogste gemiddelde concentratie en kleinste LC50 voor kreeftachtige), In de directe omgeving van het lozingspunt (10 miljoen kubieke meter) kan bij een jaargemiddelde lozing effecten op kreeftachtigen berekend worden, zie bijlage 8.4. Omdat in de omge- ving van het lozingspunt een sterk dynamisch systeem (getijde en bran- ding) aanwezig is zal de menging en dus de verdunning sterker zijn, waardoor de kans op effecten in de directe omgeving kleiner zal zijn dan berekend.

4.6 Overige aspecten

Voor de kwaliteit van het oppervlaktewater ten behoeve van zwemwater zijn eisen gesteld aan systeemeigen parameters zoals de pH, het zuur- stofgehalte, het stikstofgehalte en aan bacteriologische en virologische parameters (VROM, 1990). De kans op het optreden van huid- en oo- girritaties en hoofdpijnen, die door sommige bestrijdingsmiddelen veroor- zaakt kunnen worden, is sterk afhankelijk van de optredende concentra- ties. Op het moment dat het uitgemalen water in zee stroomt heeft een zeer grote mate van verdunning plaats. Risico's voor de mens ten gevol- ge van blootstelling aan de huid kunnen evenwel niet geheel worden uitgesloten (pers. med. de Wolff, AZL). Hierbij speelt ook de inwerking van het zonlicht na het zwemmen mogelijk een rol.

Risico's veroorzaakt door bestrijdingsmiddelen als gevolg van inname van zeewater zullen verwaarloosbaar zijn (RIVM, v Donkelaar). Ten eerste is algemeen de gevoeligdheid voor de mens kleiner dan van die van het gevoeligste organisme, Dit blijkt o.a. uit de vergelijking van het MTR (ng/l) en de ADI (mg/kg lichaamsgewicht, acceptabel daily intake, bijlage 8.6), uitgaande van kind van 10 kg, die 1 liter water via de mond op- neemt. Jonge kinderen vormende meest kwetsbare groep. Dit komt o.a.

tot uiting in de formulering van de ADI, die gedefinieerd is per kg li- chaamsgewicht, Tijdens pieklozingen worden (indicatieve) MTRs over- schreden. Er zijn geen reële situaties denkbaar, waarbij de kans bestaat dat tijdens een pieklozing de ADI voor een stof wordt overschreden. Al- leen als een jong kind (10 kg) tijdens een pieklozing meer dan 10 liter onverdund lozingswater binnen zou krijgen, wordt het risico voor het op- treden van mogelijke effecten benaderd. Uit de figuren, waarbij het concentratie- en debietenverloop tegen de tijd zijn uitgezet (bijlage 8.7), is af te lezen dat de belasting in de zomermaanden relatief geringer is dan in overige perioden van het jaar. De variatie in de concentraties en de debieten is zo groot dat het moeilijk is om een patroon in het ver- loop van de belasting met bestrijdingsmiddelen door Viotwatering te herkennen ten einde een relatief gevaarlijke periode aan te geven.

(22)

5 Discussie en conclusie

Het gemaal Vlptwatering slaat niet continue even grote hoeveelheden water uit. Dit is o.a. afhankelijk van de weersomstandigheden en kent een duidelijke variatie in de tijd. Het gemaal Vlotwatering neemt geen water in. In vergelijking met andere gemalen in het Westland heeft Vlotwatering een relatief kleine capaciteit. Andere gemalen, die overtol- lig water lozen op buitenwater zijn gelegen in Rotterdam, Schiedam, Maassluis, Hoek van Holland en Scheveningen.

De interpretatie van de meetgegevens wordt enigszins bemoeilijkt door de wisselende toepassing van bestrijdingsmiddelen en de variatie in de hoeveelheid uitgeslagen water. Voor een beoordeling van de waterkwa- liteit wordt gebruik gemaakt van analysegegevens van watermonsters genomen in de maalkom. Van de directe omgeving van het lozingspunt zijn geen analysegegevens bekend.

Uit de meetgegevens kan afgelezen worden dat sommige organoch- loorverbindingen in zeer lage gehaltes worden aangetroffen. Er kan gesproken worden van een soort ,,achtergrond"concentratie, Dit geldt onder andere voor: dieldrin, endrin en aldrin en de meeste afbraakpro- ducten van DDT. De toepassing van deze stoffen in de gewasbescher- ming is in Nederland inmiddels verboden. Toch vertonen een aantal van deze stoffen piekgehaltes in de periode '89'90. Nader onderzoek zou kunnen uitwijzen of dit bijvoorbeeld komt door variaties in afspoeling, spreiding in de analyse of door illegaal gebruik. Als er sprake is van af- spoeling zullen elders in het Westland nog hogere gehaltes in de bo- dem moeten voorkomen.

Toetsing van de waterkwaliteit in het Westland aan de grenswaarden toonde overschrijdingen voor diazinon, malathion, parathion, mevinfos, pyrazofos en triazofos (Luttik et al, 1991). Bij het gemaal Vlotwatering worden naast reeds genoemde stoffen ook overschrijding van de grens- waarde gevonden voor lindaan, dieldrin, endosulfansulfaat en methyla- zinfos. Niet alleen bij het gemaal Vlotwatering worden dus

overschrijdingen van de grenswaarden aangetroffen, maar ook in ande- re delen van het oppervlaktewater van het Westland. Afgezien van lin- daan zijn op de Noordzee (nog) geen meetresultaten, die duiden op de aanwezigheid van organochioor- of organofosforverbindingen.

Voor de selectie van mogelijke risico stoffen is gebruik gemaakt van de grenswaarden voor het zoete water. Bij een dergelijke stofselectie kun- nen alleen stoffen gekozen worden waarvoor grenswaarden bestaan.

Grenswaarden bezitten de status van niet-wettelijke normen. De gese- lecteerde stoffen overschrijden in '89 en '90 de grenswaarde. Afgezien van lindaan wordt tevens het (indicatieve) MTR(zout) overschreden.

Voor de geselecteerde stoffen zijn vrachtberekeningen uitgevoerd. Het blijkt dat ondanks het geringe debiet van Viotwatering, een bijdrage aan de belasting van de Noordzee berekend kan worden van maximaal 2% voor parathion in vergelijking met een bron als de Nieuwe Wa- terweg.

(23)

Dienst Getijdewateren

Hierbij moet rekening gehouden worden dat voor vrachtberekeningen voor de Waterweg erg weinig gegevens beschikbaar zijn en veelat wordt uitgegaan van een meting op detectiegrens. Alhoewel in de maalkom bij Vlotwatering maandelijk monster genomen worden, blijft elk monster een moment opname. Van bronnen met een vergelijkbare omvang zijn nauwelijks gegevens bekend.

Voor dieldrin en dichloorvos zijn verspreidingsberekeningen uitgevoerd, waarbij rekening is gehouden met een afbraakfactor. Vanwege de spreiding in de beschikbare halfwaarde tijden voor dichloorvos en diel- drin wordt in verspreidingsberekeningen een grote marge in de ver- spreiding voor beide stoffen berekend, Met ander factoren, zoals menging, temperatuur, zuurgraad en dergelijke is geen rekening ge- houden.

De uitkomsten van een verspreidingsberekening zijn sterk afhankelijk van de aannamen, zoals bijvoorbeeld een gemiddelde diepte van 10 meter en een continue daglozing. Een berekening van een vracht uit- gaande van de grenswaarde, wordt sterk bepaald door de grootte van de bak, waarin de dagvoorraad wordt opgebouwd. Deze is in dit rap- port op 10 miljoen kubieke meter gesteld.

Bij dit watervolume in de nabijheid van het lozingspunt worden over- schrijding van de grenswaarde voor dieldrin, parathion, malathion en mevinfos berekend. In dit gebied bestaat hiermee een kans voor het optreden van risico's op het ecosysteem. Voor het mengsel van orga- nofosforverbindingen wordt een additief effect op kreeftachtigen bere- kend. Kreeftachtigen zijn relatief gevoelig voor insecticiden. Voor deze soorten wordt een effectieve concentratie berekend, die de EC50 zou overschrijden, Echter de uiteindelijk kans voor het optreden van effec- ten hangt sterk af van de actuele stofconcentraties, de hoeveelheid uit- geslagen water en weersomstandigheden,

Aangezien cje normen voor het ecosysteem veelal strenger zijn dan voor de gezondheid van de mens, is de verwachting dat voor de bad- toeristen in |de omgeving van het lozingspunt nagenoeg geen risico voor de volksgezondheid zal bestaan.

(24)

6 Aanbevelingen

Aanbevelingen om meer inzicht te krijgen in bestrijdingsmiddelen, die het Westland en indirect de Noordzee belasten zijn:

- andere bestrijdingsmiddelen met eenzelfde functie (vooral herbici- den) te analyseren. Gedacht kan worden aan fenolherbiciden zoals DNOC, aniliden, zoals metazoachloor en fenylureumherbiciden zoals diuron, maar ook aan carbamaten, zoals aldicarb. Zie ook bestrij- dingsmiddelen in oppervlaktewater van het Westland (1989/90) (Luttlk et al, 1991).

- bestrijdingsmiddelen te analyseren bij de andere gemalen van het Westland en zodoende een totaal beeld te krijgen van de hoeveel- heid bestrijdingsmiddelen, die het Westland verlaten. Hierbij moet rekening gehouden worden met het draaigedrag van de gemalen.

Aanbevelingen voor maatregelingen ten behoeve van de waterbeheer- der zijn:

- conclusies te trekken uit het feit dat nog piekconcentraties van ver- boden bestrijdingsmiddelen worden aangetroffen in de maalkom van Vlotwatering. Dit in tegenstelling tot de verwachte „achter- grond" concentraties.

- conclusies te trekken uit het feit dat meerdere malen overschrijdin- gen van de grenswaarde voor meerdere stoffen in het water van de maalkom worden aangetroffen.

(25)

Dienst Getijdewateren

Referenties

Rijkswaterstaat (1989). Derde Nota Waterhuishouding: Water voor nu en later

VROM (1990). Milieudoelstellingen bodem en water

Berendsen AG (1988), Bestrijdingsmiddelen en oppervlaktekwaliteit, een inventarisatie van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de akker- bouw en tuinbouw, RIZA rapport.

Uittik R., Baumann RA, Wal van der B. (1991). Bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater van het Westland (1989/90), RIVM rapport nr;

711001007.

Canton J.H., Linders J.B.H.J., Luttik R.t Mensink B.J.W.G., Panman E., Plassche van de E.J., Sparenburg P.M. Tuinstra J. (1991). Catch-up ope- ration on old pesticides: an integration, RIVM report no. 678801002.

Hoogheemraadschap van Delfland (1991); convenant tussen het Hoog- heemraadschap van Delfland en het landbouwschap, inzake de emissie beperking van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten van uit de glas- bouw in het beheersgebied van het Hoogheemraadachap van Delfland Hopman R., Beek van C.G.E.M., Janssen H.M.J., Puijker LM. (1990):

bestrijdingsmiddelen en drinkwatervoorziening in Nederland, concept KIWA.

Romijn C.A.F.M., Luttik R„ Meent D. vd, Sloof W.r Canton J.H. (1991):

presentation and analysis of a general aigorithm for risk-assessment on secondary poisoning, RIVM rapport nr. 679102001.

Stortelder P.B.M., Gaag van der M A , Kooij van der L.A, (april 1989):

kansen voor waterorganismen, RIZA nota nr. 89.016a.

Scholten M.C.T., Schobben H.P.M., Kaag N.H.B.M., Stronkhorst J. (1991):

de berekening van maximaal toelaatbare risico-niveaus voor stoffen in zoute wateren, TNO-rapport nr. 91/2681111

Steenwijk J.M., Lourens J.M., Meerendonk J.H., Phernambucq A.J.W., Barreveld H.L.,1992. Speuren naar sporen I concept, RIZA/DGWW VROM (1990), Stoffen en normen.

Voogt de R, Lourens J. (1992): de effecten van bestrijdingsmiddelen op de Noordzee, eindrapport, in voorbereiding, DGW-rapport.

Zalen E. van, Hammers W.E. (1991): de cholinesteraseremmende activi- teit van organofosforinsecticiden in oppervlaktewater; een evaluatie van de NEN 6526 methode, H2O(24) 1991 nr. 23

(26)

BIJLAGE 2: het Noordzee-actie-plan en pesticiden

3.5. Reductie van toevoer van pesticiden

De Derde Noordzeeconferentie legde in paragraaf 4 het streven vast om een substantiële vermindering te bereiken van de toevoer van pesti- ciden naar de Noordzee. Hiertoe werd overeengekomen om uiterlijk per 31 december 1992 het gebruik en de toepassing van pesticiden stricter te reguleren, en waar nodig, emissies in het milieu te verminderen.

Deel c van Bijlage 1B bevat een lijst van pesticiden waarvan het gebruik uitgebannen moet worden. Met uitzondering van atrazin worden de op deze lijst voorkomende bestrijdingsmiddelen niet (meer} in

Nederland gebruikt. Momenteel loopt de procedure om te komen tot een verbod op het gebruik van atrazin.

Daarnaast bevat de lijst van 36 prioritaire stoffen van Bijlage 1A, waarvan de toevoer met 50% of meer moet worden verminderd, achttien stoffen die in Nederland als bestrijdingsmiddelen worden toegepast.

Zowel in het kader van de opstelling van het Meerjarenplan Gewasbe- scherming (MJP-G) als ten behoeve van de Milieucriteria Nota vindt momenteel overleg plaats over te hanteren criteria voor het bepalen van prioriteiten voor emissiereductie van bestrijdingsmiddelen. Hierbij wordt aandacht gegeven aan aspecten zoals uitspoeling, persistentie en mogelijke effecten op waterorganismen. De operationalisering van deze milieucriteria heeft plaatsgevonden - conform de motie Esselink terzake - in het kader van de vaststelling van het MJP-G. Indien stoffen niet voldoen aan de gestelde criteria, dan zal dit op termijn (1995/2000) resulteren in beperkingen in het gebruik van de individuele stof, dan wel sanering daarvan.

Met het MPJ-G wordt beoogd de structurele afhankelijkheid bij gewas- bescherming van chemische middelen te verminderen, met inachtname van een noodzakelijk breed scala ten behoeve van de landbouw.

Drie soorten maatregelen kunnen bij de uitwerking van deze taakstelling worden onderkend:

- vermindering van afhankelijkheid van chemische gewasbescherming;

- vermindering omvang verbruik chemische bestrijdingsmiddelen;

- vermindering van emissie naar het milieu van bestrijdingsmiddelen.

Bij de uitvoering van deze maatregelen speelt de toelating van bestrij- dingsmiddelen een belangrijke rot. De toelating van een bestrijdings- middel, dat op basis van nieuwe inzichten en/of nieuwe gegevens niet langer toelaatbaar wordt geacht, kan worden ingetrokken. De bestrij- dingsmiddelenwet, de WVO, de Hinderwet en de Wet Bodembe- scherming vormen het kader waarbinnen maatregelen getroffen zullen worden die hun effect hebben op het bestrijdingsmiddelengebruik door agrarische ondernemers. Bovendien wordt ernaar gestreefd een andere houding te bevorderen van de agrarische ondernemers tegenover de wijze waarop gewassen kunnen worden beschermd tegen ziekten en plagen.

(27)

Als gevolg van deze maatregelen wordt - afhankelijk van teelt en type toepassing - het gebruik van bestrijdingsmiddelen gereduceerd met 25-50% per 1995, terwijl tegen 2000 reducties van 45-75% mogelijk zijn. Hierbij zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan da relatie met de stoffen lijsten genoemd in de Derde Noordzeemintstersverklaring.

Door stofgericht beleid zal in het kader van de Bestrijdingsmidde- lenwet de vanuit milieuhygiënische overwegingen noodzakelijke sanering van het bestrijdingsmiddelenpakket worden gerealiseerd. Hierbij wordt beoogd dat de emissies op het oppervlaktewater in 1995 met 70% en in 2000 met 90% gereduceerd zijn, Een nadere kwalitatieve en kwantita- tieve schatting zal tegen het eind van 1990 mogelijk zijn na het gereed- komen van de Milieucriteria Nota en het MJP-G.

Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 884, nrs. 1-2

(28)

Met het uitkomen van de derde Nota Waterhuishouding (V&W, 1990) is op het niveau van de Algemene Milieukwaliteit {kwaliteitsdoel- stelling 2000) een effectgerichte normstelling geïntroduceerd in het waterbeheer. Hierbij zijn normen voor water en waterbodem voor het eerst op elkaar afgestemd. Met het beleidsstandpunt Mi- lieukwaliteitsdoelstellingen Bodem en Water (MILBOWA) is de ef- fectgerichte normstelling verder ingevuld. Hierbij zijn de be- grippennen grens- en streefwaarden ingevoerd en oude begrippen

(ondermeer uit de derde Nota Waterhuishouding) komen te verval- len, zoals AMK 2000 voor het zoete oppervlaktewater en waterbodem en basiskwaliteit.

Voor risicogrenzen zijn twee niveaus vastgesteld, het maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR) en het verwaarloosbaar risiconi- veau (VR) . Het MTR van een stof is gedefinieerd als die concen-

tratie stof waarbij aan 95% van alle (mogelijk aanwezige) soorten volledige bescherming wordt geboden. Het VR is gelijk gesteld aan 1% van het MTR, Aangenomen wordt dat met het VR voldoende be- scherming wordt geboden aan tenminste 95% van alle soorten, reke- ning houdend met mogelijke combinatie-toxiciteit van stoffen.

De grenswaarden zijn getalsmatige waarden, die gelijk of kleiner zijn dan het MTR. De huidige grenswaarden gelden voor voor zoete oppervlaktewateren en moeten in het jaar 2000 zijn bereikt. In- dien geen grenswaarde bekend is, kan in principe bij voldoende beschikbare gegevens een indicatieve MTR afgeleid worden, volgens de huidige methode zoals beschreven door het RIVM (van Meent et al, 1991). Deze indicatieve MTRs hebben niet de status van normen van een milieukwaliteitsdoelstelling (norm) maar zijn een voorlo- pige indicatie voor het maximaal toelaatbaar risico.

Voor toetsing van de zoute wateren zijn geen grenswaarden be- schikbaar. Voor enkele stoffen worden specifieke zoute MTR waarden geadviseerd. Het MTRzout biedt naast de bescherming van 95% van alle (denkbare) soorten ook volledige bescherming aan sleutelsoorten van deze mariene gebieden, zoals toppredatoren als zeehond, bruinvis, tuimelaar en grote stern (Jonkers en Everts, 1992) . Voor een aantal organochloor verbindingen, waaronder diel- drin ligt deze waarden lager dan het MTR voor de opgeloste stof in zoet water (VROM, 1991) . Echter voor deze stoffen is een dus- danig lage grenswaarde vastgesteld dat ook aan het MTRzout wordt voldaan. Voor lindaan ligt het MTRzout hoger dan het MTR(zoet) en de grenswaarde.

De huidige grenswaarden hebben maximaal de getalswaarde van het

(indicatieve) MTR. Voor sommige stoffen liggen de grenswaarden

relatief strenger. Vergelijking met het (indivatieve) MTR geeft

(29)

een-.indicatie om risico's op het milieu te kunnen inschatten,

terwijl de de grenswaarde voor het zoete water een beleidsmatige

status heeft.

(30)

TABELLEN

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

This article discusses a method presented by Maurer which is claimed to be generally applicable but which, according to the prsent author, is itself based on ideological values

Voor het vinden van de beste vorm voor tijdelijke exploitatie van voor andere bestemmingen gereserveerde gronden, kan het van belang zijn te onderzoeken of

Ge- vraagd naar waar zij over 15 jaar wil- len wonen, blijken jongeren een duidelijke voorkeur te hebben voor het buitengebied.. Met name lande- lijk wonen vlakbij een

Die Eksperimentele groep se RDW was binne die voorgeskrewe normale grense, en 'n moontlikheid vir die betekenisvolle verskil met die Kontrole groep, kan verklaar word

We also correlate the Mg 2 gradients against four other host cluster properties (X-ray luminosity, X-ray temperature, cluster velocity dispersion and whether the host cluster is

Verpligte aftrede op ’n voorafvasgestelde ouderdom word soms po- sitief waardeer, omdat werkers vooruit weet wanneer hulle moet af- tree en wat die voorwaardes sal wees.. Hierdie

The literature review that follows focuses on issues that are central to the development of a work unit performance measurement questionnaire, namely organizational