• No results found

Godsdienstvrijheid aan banden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Godsdienstvrijheid aan banden"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nederlands Tijdschrift voor Kerk en Recht, 8 (2014), 1-5 Godsdienstvrijheid aan banden

Boekbespreking: Henk Post, Godsdienstvrijheid aan banden, Een essay over het probleem van de godsdienst in het publieke domein, Nijmegen:

Wolf Legal Publishers, 2011 (294).

Ton Meijers

Wie dit boek ter hand neemt en doorbladert, zal de indruk krijgen dat het om een academische publicatie gaat. De tekst is van talrijke voetnoten voorzien; het tekstdeel sluit met een conclusie af; er is een uitgebreide lite- ratuurlijst en een bijlage. Maar deze monografie heeft deze pretentie niet.

Het is geen academisch betoog maar een essay met academische trekken.

Het gaat om een onderbouwde visie op de plaats en betekenis van de gods- dienstvrijheid binnen de huidige Nederlandse samenleving. Aldus biedt het boek een onderbouwde bijdrage aan een actuele maatschappelijke discus- sie. Het is (min of meer) een voortzetting van het in 2010 gepubliceerde werk van dezelfde auteur: Gelijkheid als nieuwe religie, waaraan ook en- kele malen wordt gerefereerd.

Het boek wordt door twee prominente Nederlanders aanbevolen: Ernst Hirsch Ballin en Paul Frissen. Hun visies komen in het boek aan de orde en worden door de auteur van commentaar voorzien.

Zoals de titel duidelijk maakt, gaat dit boek over de godsdienstvrijheid en met name over het problematisch karakter ervan. De titel luidt immers:

Godsdienstvrijheid aan banden. Op de kaft staan een man en vrouw in klederdracht die bezorgd in de verte kijken. Ook de ondertitel maakt het problematisch perspectief duidelijk: het gaat over de kwestie van de gods- dienstvrijheid in het publieke domein. Na lezing van het boek blijkt echter dat de auteur de godsdienstvrijheid in een breed maatschappelijk perspec- tief behandelt en zich niet beperkt tot een reflectie op de godsdienstvrijheid binnen het strikt publieke domein (van de overheid). Het gaat ook over de godsdienstvrijheid binnen het private leven en de relevantie van godsdien- stigheid binnen het zogenaamde middenveld (civil society).

Hier volgt een kort overzicht van de opzet en inhoud van deze monografie.

Na een inleiding wordt in het eerste hoofdstuk (Nederland een liberale rechtsstaat, pp. 13-57) het Nederlands staatsbestel behandeld. Nederland is een liberaal-democratische rechtsstaat, waaraan de burgerlijke vrijheid ten

Ton Meijers (1955) is als universitair hoofddocent canoniek recht verbonden aan de Fa- culteit Katholieke Theologie (TiU).

(2)

grondslag ligt en gekenmerkt wordt door de beginselen van scheiding van kerk en staat, staatsneutraliteit inzake godsdienst en het beginsel van non- discriminatie. De staat dient als zorgzame beschermer van de godsdienst- vrijheid, de pluriforme samenleving en van minderheden daarbinnen op te treden.

Het tweede hoofdstuk (vrijheid van godsdienst, pp. 59-104) gaat over de godsdienstvrijheid als mensenrecht mede vanuit nationaal en internationaal historisch perspectief. In dit hoofdstuk gaat de auteur nader op actuele dis- cussies in, zoals op de opvatting die de godsdienstvrijheid als een privilege beschouwt. Benadrukt wordt dat de godsdienstvrijheid niet alleen een sub- jectief recht is maar ook een collectief recht dat als zodanig aan godsdien- stige gemeenschappen toekomt en aldus aan de pluriforme samenleving gestalte geeft.

In het derde hoofdstuk (vrijheid van onderwijs, pp. 105-133) wordt de tekst en context van art. 23 Gw geanalyseerd en worden de vrijheid van richting en inrichting van onderwijsinstellingen tegen elkaar afgewogen.

Een en ander wordt benaderd vanuit een historisch, juridisch en politiek perspectief.

In het vierde hoofdstuk (controverses rond godsdienst en vrijheidsrechten, pp. 135-190) komen een aantal actuele kwestie aan de orde: hoofddoekjes- verbod, ontslag homoseksuele docent, toelating leerlingen, weigering han- den te schudden, weigerambtenaar, passief stemrecht vrouwen in politieke partij, minarettenmotie, sharia en ritueel slachten. De rechtsspraak en poli- tiek-maatschappelijk discussie rondom deze kwesties worden gepresen- teerd en van kritisch commentaar voorzien.

Het vijfde hoofdstuk (pluriformiteit kenmerk liberale rechtsstaat, pp. 191- 234) is politiek-theoretisch van aard. In dit hoofdstuk ontvouwt en verde- digt de auteur met verve de pluriformiteit van de samenleving. Aan de hand van het soevereiniteitsbeginsel dat naar de mening van de auteur nog steeds actueel en toepasbaar is, worden actuele visies op de huidige Neder- landse samenleving geanalyseerd in perspectief van het soevereiniteitsbe- ginsel nader geanalyseerd.

In het zesde en laatste hoofdstuk (religie in een neutrale staat, pp. 235- 266) herneemt de auteur enkele thema’s en bereflecteert deze met name in het perspectief van de “neutrale” seculiere samenleving. Het boek eindigt met een conclusie (pp. 263-266), een afkortingenlijst, een literatuurlijst en een bijlage.

Het begrip publiek domein is wat onduidelijk. Wordt daarmee alles behal- ve het private domein bedoelt of (strikt) alleen het domein van de burger- lijke overheid op zijn beurt te onderscheiden van het openbare domein (ci-

(3)

vil society) (?). Het roept de vraag op naar de grens tussen het private en publieke domein. Die is mijns inziens moeilijk te trekken, omdat de over- heid zich ook met het private domein inlaat (en aldus de grenzen daarvan bepaalt). Denk bijvoorbeeld aan de bescherming en (beperkte) reikwijdte van de privacy. Het onderscheid tussen private en publieke ruimte wordt in deze monografie als bruikbaar onderscheid gehanteerd. De bruikbaarheid ervan als zodanig komt echter niet aan de orde. En daar zijn toch wel vra- gen bij te stellen. Dit is jammer, omdat ook de door de auteur behandelde literatuur het onderscheid hanteert en hij de valibiliteit ervan niet aan de orde stelt.

Zoals gezegd concentreert het boek zich op de problematiek van de gods- dienstvrijheid binnen de huidige Nederlandse samenleving. Er is sprake van een problematiek, omdat godsdienstige kwesties af en toe hoog oplo- pen. Binnen de sterk geseculariseerde Nederlandse samenleving worden deze kwesties dan vooral vanuit een louter seculiere ideologie benaderd, hetgeen er in praktijk op neerkomt dat de godsdienstvrijheid moet wijken ten gunste van het seculiere karakter van de samenleving. De auteur verzet zich hiertegen. Dit doet hij door naast de individuele zijde op de collectie- ve zijde van de godsdienstvrijheid te wijzen. Godsdienstigheid doordringt alle sectoren van de samenleving. Aldus benadert hij de kwesties vanuit de optiek van de godsdienstvrijheid en kritiseert hij de dominante seculiere ideologie. In samenhang hiermee had hij wat mij betreft meer kunnen ac- centueren, dat het louter seculiere karakter van onze samenleving op een misvatting berust om daarmee de dominante ideologie van de seculariteit te relativeren en voor mijn part te ontkrachten. Dit gebeurt nu vooral im- pliciet.

De analyse berust op twee pijlers. Er wordt enerzijds op theoretisch niveau gereflecteerd aan de hand van literatuur, nota’s en notities en anderzijds gedetailleerd ingegaan op concrete kwesties. Deze benaderingswijzen vol- gen elkaar in de tekst op, waarbij af en toe niet duidelijk is waarom een thema ineens vanuit een van de twee benaderingswijzen aan de orde is. Het was daarom voor mij als lezer af en toe moeilijk om de opzet en lijn van het boek in beeld te houden. Maar de thema’s worden op een heldere ma- nier gepresenteerd en vervolgens door de auteur van zijn commentaar voorzien. Dit is globaal de aanpak: na de behandeling van de status quo van een thema volgt kritische en becommentariërende reflectie. Door zijn kritisch commentaar maakt de auteur duidelijk waar pijnpunten liggen en biedt hij een welkome bijdrage aan de actuele maatschappelijke discussie over godsdienstvrijheid en de plaats van religie binnen de Nederlandse samenleving. De lezer wordt daarmee met reflecties verrijkt die de kennis- horizon verbreden en tot nadere reflectie dringen.

(4)

Keer op keer dringt de auteur erop aan, dat het de taak van de overheid is om de pluriforme samenleving te respecteren en te koesteren. Binnen de samenleving dient de vrijheid te worden erkend van godsdienstige ge- meenschappen om hun bijdrage te leveren aan de opbouw ervan. Ten aan- zien van uniformerende tendensen die integratie, conformisme en aanpas- sing voorstaan, is de auteur terughoudend. De pluriforme samenleving staat voorop, waarbij de politiek en overheid ervoor dienen te waken dat minderheden niet worden gemarginaliseerd of weggedrukt maar worden gerespecteerd en gekoesterd. Omdat vrijheid aan ons liberale staatsbestel ten grondslag ligt, betekent dit dat een pluriforme samenleving wordt be- oogd.

Om zijn standpunt te onderbouwen, hanteert de auteur het van Abraham Kuyper (1837-1920) afkomstige maatschappelijk beginsel van soevereini- teit in eigen kring. Naar de mening van de auteur is dit concept nog steeds actueel en van toepassing binnen de huidige Nederlandse samenleving. Dit beginsel van reformatorische huize wordt door de auteur prominent en dominant op de voorgrond geplaatst. Het daarmee concurrerende (maar op vele punten overeenkomende) katholieke subsidiariteitsbeginsel wordt in slechts één alinea behandeld (p. 222). Dit is geen kritiek. De auteur maakt er immers geen enkel geheim van dat hij op basis van het soevereiniteits- beginsel reflecteert. Daardoor krijgt de lezer de indruk dat dit beginsel de oplossing biedt. Wat ontbreekt is een reflectie op de bruikbaarheid van het soevereiniteitsbeginsel dat nu wat kritiekloos wordt omarmd. Laat ik een problematiserende poging doen. Burgers binnen de huidige samenleving maken geen deel (meer) uit van gesloten kringen, groeperingen of zuilen.

Burgers maken binnen onze open samenleving deel uit van meerdere (on- begrensde) kringen, groeperingen en zuilen. In de sociologie wordt gesp- roken over de fluid society waarin het ene probleemloos in het andere overvloeit. Zo wordt in de religiewetenschap momenteel over bi- religiositeit gesproken, waarbij mensen probleemloos meerdere godsdien- sten aanhangen en zich bijvoorbeeld als Joods-Boeddhistisch beschouwen.

Hetzelfde geldt voor het gezin. Het gezin wordt niet meer door het duur- zaam samenwonen van bloedverwanten gekenmerkt. Door echtscheidingen en het aangaan van nieuwe relaties wijzigt het gezin door te tijd qua sa- menstelling. Sommige kinderen kunnen worden beschouwd als leden van meerdere gezinnen en een gezin kan qua bloedverwantschap pluriform zijn samengesteld en is aan wisselingen onderhevig. Een kritische vraag is der- halve of de (gesloten) kringen, zoals Kuyper die voor ogen had, nog wel bestaan. Ik heb daar zo mijn twijfels over en daarmee ook over de toepas- baarheid van het soevereiniteitsbeginsel binnen de huidige Nederlandse samenleving. Wellicht kan het subsidiariteitsbeginsel zoals de EU dat nu hanteert, voor de Nederlandse samenleving meer soelaas geven. Kortom, de auteur heeft het nagelaten om het soevereiniteitsbeginsel net zo kritisch

(5)

te analyseren als de andere thema’s en kwesties die aan de hand daarvan aan een kritisch oordeel worden onderworpen.

Tot slot. Dit boek gaat over het problematisch karakter van de godsdienst- vrijheid in Nederland binnen de huidige pluriforme Nederlandse samenle- ving. De auteur gaat enerzijds gedetailleerd in op actuele kwesties en an- derzijds reflecteert hij meer theoretisch niveau. Aldus kan dit essay als ju- ridisch-politiek worden getypeerd. De auteur gaat in discussie met de do- minante seculiere benadering van de problematiek en laat een ander geluid horen. Daarin is hij zonder meer geslaagd en in die zin is het een uitdagend boek dat, zoals het hoort, te denken geeft.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

B Tot welk type krant rekent men in het algemeen De Telegraaf en tot welk type krant rekent men de Volkskrant, Trouw en NRC Handelsblad.

De Korinthiërs hebben zijn advies gevolgd, zij heb- ben de christen onder tucht gesteld; en dan schrijft Paulus aan hen: “Je oefent tucht op hem, maar waarom tonen jullie niet

Voor whiskeys tussen 30 en 34 jaar geldt dat zij per jaar gemiddeld zeven euro en vijftig cent meer waard worden.. Vanaf 34 jaar is de gemiddelde waardetoename ongeveer tien euro

Boer Harmsen heeft afgelopen jaar ongeveer 400 euro be- taald aan water (voor

Voor volledige uitwerkingen verwijs ik je door naar het filmpje dat op de site staat.. Zorg dat je eigen uitwerkingen

de hoofdstad was. Bij aankomst viel haar meteen op dat iedereen in Nederland blond is en blauwe of groene ogen heeft. Omdat Yomna iedere dag met Nederlanders te maken had, werd

Op de vraag van de leden van de PvdA-fractie over het meetellen van leerlingen die op al bestaande scholen zitten bij het toetsen van belangstelling stelt de regering dat het

Deze trend zal naar verwachting door een nieuwe opzet van het bestel met een accent op informatieve programma’s niet gekeerd worden. Met name de jongeren en jongvolwassen (12-19 jaar