72
Nel drukte haar met tranen overstroomd gezichtie teg-en vader's wang, en kuste hem tot haar de adem haast b O'af. Ze kon hem bijna niet loslaten, maar Fritsje trok haar achteruit, hij wilde ook zijn deel hebben.
En toen voelde Nel zich omvat door twee zachte arm n, en staarde ze in tw e helder grijze oogen, die haar even teeder als liefdevol aankeken. Och loch I wat werd er in die eerste minuten veel gezoend en geschreid van aandoening, en hoe bitter weinig werd er gezegd. Alleen de 000' ntaal was aan 't woord.
Nu kwam tante Let je ook aan de beurt. Papa sprak haar 0 zoo hartelijk toe, haar dankend voor de trouwe liefde en zorg, die ze al die maanden aan de kinderen had gewijd.
Die goei rd van een tante deed maar niet anders dan lachen en haar natte oogen afvegen met haar hand, want den zakdoek was ze altijd kwijt en een tip van haar kabaja had zij nu niet bij de hand.
Poekie, die net deed, of hij de nieuwe mama heel zijn leven gekend had, vond, dat het nu tijd werd om al het "beelderige" te bewonderen. Hij trok mama aan de hand mee naar binnen, en deze keerde zich glimlachend tot Nel en legde haar arm om NeJ's schouders. "Ga je mee kind? de jongens ook?"
73
En nu gmg 't in optocht 't heele huis door. Zelfs Fritsie, die altijd erg bedankt wilde worden, was voldaan over de bewondering en opgetogenheid waarmee papa en mama rondkeken en prezen. (En de bouquetroos- ruikertjes waren nog 't snoezigst van alles.
't Werd natuurlijk heel laat dien avond met 't eten.
Maar daar had kokki op gerekend.
Trotsch en overgelukkig leidde papa mama naar de eereplaats, (aan het hoofd der tafel) die voortaan de hare wezen zou. Toen allen gezeten waren, ving Nel den diep ontroerden, van vreugde stralenden blik op, waarmee haar vader zijn vrouw toelachte. Ze ontroerde er van, en stil greep ze onder tafel vadertjes hand, en drukte die eens innig, terwijl de lastige tranen waarlijk alweer om 't hoekje kwam n. Maar Poekie hield Nel in 't oog, en waarschuwde, met een duwtje tegen haar arm, "Pas op hoor I waar wou je nou weer om gaan huilen? Iedereen heeft immers plezier?"
Hij keek vergenoegd het kringetje rond, zond tante Let je aan de overzij der tafel een vriendschappelijken knik toe, en bleef mama peinzend aankijken.
"Mama lijkt wel goed op 't portret, verkondigde hij, "behalve de kuiltjes in de wangen, die staan er niet op." Welk gewichtig nieuws hij besloot met de
Deze fIlm is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.
Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.
Toestemming voor reproductie dient men schriftelij k aan te vragen.
This film is supplied by the KITLV only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITL V whichO reserves the right to make a charge for such reproduction. IJ the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction.
Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed
reprodu~tion.
SIGNATUUR
MICROVORM:
SHELF NUMBER MICROFORM:
MMETA 1276
•
•
lWlDTEEKENI r E RIf CRAMER
UITG NE G.B. V GOO.R ZONE .. GOUDA
I11111111111111
~'I~rl~~mrlilll]ffl~~1111 ~IIIIIIII
00906477DE
CANNE H
~V
~LTJEen eenvoudig, maar fri ·h en goed bock, met distinctie geschreven en met di tinctie verlucht.
HESSE!. JONCSMA
in "De A IIIslerdll/lllller" (Groe,u).
./1.4. g~ oe
DE CANNEHEUVELTjES
EEN VERH AL UIT lIET INDISCI [ KJ lJERLEVEN
l) OR
E. OVINK-'OER
I\IET PL TEN V N RIE CRAMER
~
\
- /9/ 3-
GO D - G. B. VNG OR Z NEN
... Hij moest hallr eens gauw troosten" bedacht Fritsje ... (zie pag. 3)
I
J
N H
D.I. NEL E FRITSJE
11. :\IOEDERLO Zl~ 1\:1 lDERE:\
III. TIP E H \AR FA:\IIL1E IV. DE 1-: :\IPONG.
\ . TA TE LETJE
VI. TI' TE LETJE'. REI\:Li\ ••
\'11. HET TO R I~E PEL.
\"lIl. . TRIJD EN O\'ERWI :'\Ir\
IX. HET GRO TE NIE '\\"
X. DE IE WE :\IOEDER
XI. :\IAMA, J N E DE KR PPER.
XIl. KLEINE D :\1l\1E POI~KIE . XlII. HET GEC T :\LEERDE RAL.
XIV. l'\E.L EN Dh. PIANO.
XY. . T. ICOL.'\. . V ND.
Hlz·
3 8 15
22
28 35 4
048
58
66
75
85 9
2lor 109
XYI. BITTERKOEKJE. E 1 I\:RIELKII'I'ETJE. 120 X\ 11. REL E . CAROLIE. TJE. T 25
III Iloofdst.
XVIII. 'T LEYENSLA~lI JE VAN CARELTJE XIX. ARi\IE JA .
XX. AAR ,,130\ E "
BI.
13' 137 147
XXI. EE VRIEND YA PHILAX J
5
2XXII. EE AVONT UR VA 1 LO . E FRIT. J 56
XXIII. HET ALl-lINO ~IEISJE XXIV. AFSCIIElO YAI' JA \ A
I
NEL EN FRITSJE
It=====~s er wat Nel?" vroeg Fritsje, en hij liet zijn spel, het bakken van zandtaartjes, in den steek om naar zijn zusje toe te draven. Nel zat zoo bedroefd en alleen op de onderste trede der galerij- trap. "Hij moest haar eens gaan troosten," bedacht Fritsje, en hij knelde zijn armpjes om haar hals, en drukte zijn vuil gezichtje tegen haar wang. Fritsje zag er erg smerig en stoffig uit (vanwege 't bakken) maar daar lette Nel in 't geheel niet op. Zijn stevige zoentjes en streel ende handjes verzachtten haar leed, en ze trok hem op haar schoot, streek de bruine krullen van zijn bezweet voorhoofd weg, en wiegde hem in haar armen heen en weêr.
,Je bent mijn kleine Poekeloekie, mijn kleine vieze Poekeloekie", plaagde ze.
Maar Fritsje vroeg heel ernstig: "Waarom heb jij
4
gehuild Nel? Je neus en oogen zien er nog heelemaal rood van."
"Och Fritsie, die nare juffrouw ook ... "
"Wat heeft dat mensch je nou weer gedaan?" onder- zoekt broertje ijverig.
"Ze zegt, dat ik brutaal ben geweest, en nou mag ik van haar morgen niet dansen in de soos."
"Ga ik ook niet, of we gaan stilletjes", bedacht Frits. "Zal ik pa vragen?"
"Neen Poekie, pa heeft toch al zooveel soesah ... "
"Omdat we geen moeder hebben hé Nel?"
De kinderen zaten een poosje stil, toen vroeg Frits:
"Nel vertel nog eens van ma en zusje. Ik ben 't een beetje vergeten, zie je."
Nel trok Fritsje nog wat dichter tegen zich aan.
"Ja, Fritsie, jij kan je er ook niks van herinneren, want je was nog geen twee jaar en ik al acht, toen Moesje stierf. Ik weet nog best hoe alles gebeurde.
We woonden toen ver hier vandaan in de bergen in een mooi, groot huis. 't Was daar lekker frisch, nooit zoo warm als hier 's morgens vroeg al. Maar bij die bergen is 't toch nooit erg veilig, schijnt 't, ofschoon pa en ma en iedereen daar niet over dachten, want die ouwe, suffe bergen deden nooit wat al jaren lang.
s
Op een goeien dag begon de grootste vreeselijk te rommelen, en 't volk kwam erg angstig overal vandaan uit de koffietuinen naar ons huis toeloopen, en ze gilden en schreeuwden, dat we moesten vluchten en . . ."
"Was de berg dan geb~rsten?" vroeg Fritsje.
"Neen, maar er kwam een stroom gloeiend slik uit, en die rolde met een vreeselijke vaart van boven af en sleepte alles mee.
En moeder werd zoo bang en riep, dat ze met ons weg wou, en pa en iedereen was even angstig. Tidjem kwam met jou in haar slendang (soort sjaal) aanrennen, en moeder had klein zusje in haar armen. Maar 't duurde erg lang eer Wiro met den wagen voorreed; de jongens stonden in de voorgalerij te trappelen van ongeduld, want die waren natuurlijk ook bang. Eindelijk zaten we allemaal in den wagen, moeder met Dolly op schoot, en jij in Tidjem's armen gerust in slaap. We reden een heel end, en ik viel in slaap op pa's knie, en werd opeens wakker door een verschrikkelijken schok. Wat er toen gebeurde herinner ik mij niet zoo heel goed meer, dat heeft pa ons naderhand verteld.
Er was een groot gat in den weg geslagen door die modderstroom, en dat wist Wiro niet, en hij reed er dus pardoes in, want 't was stikdonker zie je ... "
6
Fritsje's oogen werden al grooter en grooter. Hij keek Nel in ademlooze spanning aan . . . nu kwam 't verschrikkelijke.
"We werden allen in den modderstroom geslingerd,"
vertelde Nel verder, "die was gelukkig niet warm meer en ook niet diep. Wiro liet de paarden in den steek en redde Dolf en Jan. Baboe was bijna gestikt, maar zij kon nog net bij tijds den boom van den wagen griJpen, en hield jou met haar vrijen arm stevig vast.
Pa had zich aan een boomtak vastgeklemd, en ik hing aan zijn hals ... maar moeder en zusje ... "
"Maar moeder en zusje ... " fluisterde Fritsje haar nà. Nel's oogen keken heel droevig. "Di.e zijn niet gered, en werden toen later samen begraven."
Fritsie zuchtte diep, omdat hij Nel zoo treurig zag kijken. Want dat was alles al zoo lang geleden, hij kon er niet bedroefd om zijn, zooals Nel, en om haar te troosten vleide zijn lief stemmetje: "En toen heb jij zeker gedacht, ach, nou heeft dat kleine jongetje geen mama meer, en daarom ben jij altijd zoo lief voor Fritsie, en houd je zooveel van me hé?"
"Ja zeker," gaf Nel volmondig toe, "jij bent mIJn kleine schat, mijn eigen zoete broertje. Maar nou moet
7
je naar de badkamer, anders krijgen we weer een standje van juffrouw."
Deze kwam echter juist met een boos gezicht om den hoek der galerij kijken. "Zitten jullie daar nog, stoute kinderen?" bromde ze. "En wat ziet Frits er weer uit I Ajo, gauw naar de badkamer. Waar is Tidjem?"
"Ik zal Fritsje wel helpen," verklaarde Nel.
"Jij gaat naar binnen je gamma's spelen, en je hebt 't hart niet uit te scheiden vóór we aan tafel gaan.
Verleden week was mijnheer Lukers ook niets tevrêe over je. Moet ik soms weêr bij je pa klagen?"
"Verrek juffrouw," zei Nel zachtjes (ze had dat mooie woord van Jan gehoord) en wilde wegloopen.
Maar juffrouw Klok hield haar woedend tegen.
"Wàt durf je daar te zeggen, ondeugende meid?"
gilde ze, rood van drift.
,,'k Vertrek juffrouw," herhaalde Nel, met een toe- geknepen mondje.
"Neen, je zei heel wat anders, je hebt een heel leelijk scheldwoord gezegd. Wacht maar, juffertje, nou zal 'k secuur straks bij je pa een boekje van je open doen."
"Och juffrouw, klik toch niet alles bij die arme pa, die ....
V óór ze 't wist had Nel een flinken oorveeg te pakken, en Fritsje vloog met strijdlustige gebaren op Juffrouw Klok toe. Nel trok 't ventje terug, en rende met hem naar de badkamer.
Nou Juffrouw haar geslagen had, ging ze vast geen gamma's spelen, juist lekker niet om dat nare mensch nu eens te plagen.
11
MOEDERLOOZE KINDEREN
11oor nnm drie jaar had zich 't treurig ongeval, dat den kinderen hun moeder ontnam, juist zoo toegedragen als Nel 't haar broertje vertelde. En het had helaas' niet zoo behoeven te wezen, want de modder- en lavastroom had zijn weg niet langs 't landhuis genomen, en honderdmaal dacht hun arme vader, als hij zijn moederlooze kinderen aanzag, wanhopig en diep bedroefd 't verleden herdenkend: waren we toen maar rustig thuis gebleven, dan zouden mama en 't lieve kindje nog bij ons zijn.
't Was den heer Canneheuvel niet mogelijk geweest
te blijven wonen, waar hij den geheel en dag zIJn vrouwen Dolly zou missen.
Hij kon den verraderlijken berg niet meer aanzien, die hem zijn geluk had ontnomen, en vestigde zich te Soerabaia, waar de jongens en Nel goede scholen konden bezoeken, en hij zijn lievelingen vooreerst niet naar Holland zou hoeven te zenden. Voor Dolf, Jan en Nellie zou dit anders niet kwaad zijn geweest, want hun vader kon zich maar weinig met hen bemoeien, en dus misten zij behoorlijk toezicht. Want met de Juffrouwen voor 't huishouden had de heer Canne·
heuvel 't tot dusver niet erg getroffen.
Er waren er nu al twee met standjes weggegaan, en de tegenwoordige, Juffrouw Klok, die ze sinds een half jaar hadden, was vast de naarste van de drie, volgens Nel. Ze bedacht niet, dat Juffrouw Klok geen prettig leven had, en met recht dikwijls boos was en knorde. Dolf en Jan gehoorzaamden haar alleen als 't in hun kraam te pas kwam, en Nel had dat zoo'n beetje van hen afgekeken. Fritsie was vrij zoet en gezeggelij k, maar zijn liefde voor Nel, die in zijn oog altijd gelijk had, maakte hem ook dikwijls balsturig en stout tegen de Juffrouw als deze zijn zusje beknorde of strafte.
10
Nel en Fritsie waren dol op elkaar en werden door Dolf en Jan de "parkieten" genoemd, omdat ze 't niet best buiten elkaar konden stellen. Iedereen had er schik in zoo dapper als Fritsje voor zijn zusje opkwam, en dikwijls plaagde Jan Nel opzettelijk om Fritsie's groote bruine oogen te zien fonkelen van veront- waardiging, terwijl hij met zijne kleine vuisten op hem lostrommelde. • Jan, onverstoorbaar leuk en kalm, een
beetje plagerig en bij de hand, was juist 't tegenover- gestelde van driftigen, maar bizonder goedhartigen Dolf. Die kon opstuiven van wat ben je me, was dadelijk klaar om iederen strijd te beslechten door eens dapper saam te vechten, doch dadelijk daarop vergaf en vergat hij. - Dolf kon geen onrecht lijden, werd woedend als hij dieren zag mishandelen of van wreedheid hoorde aan kleinen of zwakken begaan. Hij vond, dat alles, wat slecht en onrechtvaardig was in de wereld, op slag veranderd of verbeterd moest worden. Als hij daarover begon, kon hij in vuur en vlam raken, en dat op 't snikheete Soerabaia I Werd hij naderhand maar eens schatrijk (als Carnegie of Van der Bilt bijvoorbeeld) dan zou je een wat zien.
Nergens hongersnood meer, geen arme bedelaars of ouwe, afgewerkte stumpers, die ... "
,I
11
Waarop Jan hem in de rede viel, met de nuchtere vraag, of Dolf zich nou heusch verbeeldde, dat hij de allereerste was, die de wereld graag op z'n kop zou willen zetten, opdat alle armoede, leed en verdriet naar beneden kon zakken, en alleen 't prettige en goede boven aan de oppervlakte blijven?
,Je moet niet zoo groot willen beginnen, waarde broeder, " waarschuwde hij, op dien zaterdagmiddag, toen Nel zoo met Juffrouw gekibbeld had.
"Vang in 't kleine aan met wèl te doen. Geef mij b.v. je vulpenhouder, want ik heb den mijne gis- teren verloren, en geen geld om een nieuwe te koopen.
Dan verricht je een edelmoedige daad, die dadelijk binnen je bereik is."
"Neen maar, die is goed,' viel Nel in. "Dolf kon wel aan den gang blijven met jou te geven. Jij ver- liest altijd alles."
"Geen haar op mijn hoofd, dat er ook aan zou denken," beweerde Dolf nadrukkelijk.
Jan wilde Nel juist een kleine berisping toedienen over 't ongepa 'te van kleine meisjes (zij scheelden één jaar in leeftijd) om zich met de zaken van haar oudere broers te bemoeien, toen juffrouw Klok haar wegriep: ze moest dadelijk bij papa komen.
Een beetje schuldbewust gaf Nel slechts schoor- voetend aan die roepstem gehoor.
Papa zat in zijn kantoor met de hand onder 't hoofd, en hij keek zoo verdrietig en terneergeslagen, dat Nel er van ontstelde. Vóór ze wist wat ze deed vloog ze op hem toe, sloeg haar armen om vader's hals en kuste hem berouwvol en teeder. Maar papa maakte zacht doch beslist Nel's knellende armen los, pakte
,
haar handjes tusschen zijn groote, stevige -handen, terwijl hij haar ernstig aanzag. "Maar Nellie, kind, hoe kan je mij toch zooveel verdriet doen? de Juffrouw doet niets dan klagen over je ... . "
"J a pa, maar de Juffrouw .. . "
"Neen, hoor eens Nel, 't geeft geen pas voor een klein meisje als jij nog bent, zoo brutaal en on ge- zeggelijk te wezen tegen een volwassen mensch, en bovendien . . . is 't waar, dat je "verrek" tegen de Juffrouw hebt gezegd?"
,,'k Wou zeggen: 'k vertrek", bekende Nel be- schaamd lachend, en toen slikte ik per ongeluk de
"t" in." Papa bedwong een glimlach, en Nel's geweten prikte. "Neen, lieve papoes, 'k wil tegen u niet jokken hoor I" viel zij zichzelf in de rede. ,,'k heb dat leelijke woord echt gezegd, maar Juffrouw is ook zoo'n spook,
\ I
13
ze plaagt ons den heel en dag; nou mag ik morgen weer niet naar de soos en ... "
"Omdat je geen pretje verdient als je ondeugend bent geweest; de Juffrouw had 't volle recht en groot gelijk met je te straffen. Ach Nel, ik wou toch zoo graag, dat je wat zachter en gemakkelijker in den omgang werd. Je lijkt tusschenbeide net een stout, steigerend paardje. dat niet luisteren wil naar den meester, nou, dan moet je ook de zweep maar eens voelen van tijd tot tijd. Natuurlijk moet je morgen·
avond thuis blijven, en ga nu dadelijk naar de Juffrouw, en vraag haar excuus. Foei I foei! dat je je niet schaamt zulke woorden te gebruiken."
De waterlanders stonden bij Nel om 't hoekje. "Is u dan niet meer boos, lieve vadertje? dan wil ik die leelijke klikspaan wel zeggen, dat 'k er spijt van heb. Maar eigenlijk heb ik niks geen spijt, daar kan ik niks aan doen. We hebben allemaal toch zoo'n hekel aan Juffrouw Klok, papoes, ze is een echte draak I"
Papa dreigde Nel met den vinger. "Begin je weer overnieuw met schelden kind? .. "
Maar Nel mocht 't toch afzoenen voor ze heenging.
Haar vader bleef ernstig nadenken hoe dat toch verder gaan moest. Bijna dagelijks waren er standjes,
14
en regende het klachten over de kinderen. Weêr een nieuwe Juffrouw nemen of de kinderen naar Holland zenden? Daar zag hij vreeselijk tegenop. Vooral Nel kon hij niet missen. Van klein kindje af aan was zijn meisje zijn lieveling geweest. Ze had zulk een aan- hankelijke natuur, was trouw als goud voor hen die
ze liefhad. Met een zacht vriendelijk woord bereikte men alles, met drift en hardheid weinig of niets bij Nel. Bij goede leiding kon ze tot een lief meisje op- groeien, maar anders ... "
Ach, dat zijn kinderen zoo vroeg hun moeder moesten verliezen I Zuchtend stond papa op, en begon de kamer op en nêer te loopen. Zijn gedachten toefden weer bij den droeven dag, dien hem zijn lievo;! vrouw ontnam. Had Nel bij papa een streepje vóór, in haar oog viel er niemand te vergelijken met papoes. Zij, Canne- heuveltjes, hadden den liefsten, besten vader, die er op heel de wereld bestond, en Nel kon niets bedenken, dat ze niet met een blij hart voor haar vader zou hebben gedaan of opgeofferd. Willig ging ze dan ook Juffrouw Klok excuus vragen. Deze merkte echter wel, dat 't maar half gemeend was. Ze hield een lange zedepreek, die Nel met onmenschelijk veel moeite kalm aanhoorde. Terwille van dien lieven, goeien pa
hield zij zich in, besloot ook wat meer van Juffrouw te verdragen in 't vervolg.
Dat ze haar uit liefde zou gehoorzamen kon niemand van Nel vergen.
111
TIP EN HAAR FAMILIE
IIIvan dieren hadden de kinderen op 't erf. Dat is een van de heerlijke voorrechten van 't in Indië wonen, waar de beesten buiten vrij kunnen rondloopen, en dus niemand overlast behoeven aan te doen.
De mooie, zwarte hond; Philax, bij verkorting Lax genaamd, was het speciaal eigendom van Dolf, die 't dier geheel alleen verzorgde, en daarvoor door Lax beloond werd met echte hondenliefde en trouw. Jan had een badjing (eekhoorn) en duiven in soorten.
't Aardig tamme hertje van Nel, boven, uit de
bergen meegebracht, kwam de trap der achtergalerij op als 't theeuurtje dáár was, om uit haar hand zijn koekjes of vruchten te eten. Nel koesterde ook groote
genegenheid voor twee aapjes, die in de stallen bij de paarden hun thuis hadden, waar 't vrouwtie hen dagelijks opzocht, en met hen speelde. Er waren drie paarden, die ieder een aparte, open stal hadden: de twee wagenpaarden Flik en Flok en Glory, vaders rijpaard, dat nu nog ma~r zelden dienst deed.
Fritsie had Tip, de poes, als baby katje van Tidjem gekregen, en bewees 't leelijke, roodbruine dier on- eindig veel liefde, .... waarop Tip in 't geheel niet was gesteld. Zag ze Frits in de verte, dan bevingen haar akelige herinneringen aan de "knellende" teeder- heid, waarmee de armpjes van den kleinen baas haar hielden vastgedrukt, en ze wist niet hoe gauw ze de plaat zou poetsen. Maar Fritsje bleef Tip bewonderen en liefhebben, verdroeg koelbloedig de blijken van haar woede en verontwaardiging, had er zelfs bekrabde handen en been en voor over als Tip en hij het in 't geheel niet eens konden worden. Frits stoorde zich niet aan nijdig blazen of hooge ruggen.
Tip had ook wel haar lieve dagen. Dan lag ze op den schoot van baasje, liet zich stree1en, pinkte met haar lodderoogjes, en haar knobbelstaartje bleef in rust.
Fritsje had een dag of wat in onrust gezeten. Hij kon Tip nergens vinden; op geen van de hem bekende
schuilplaatsjes. Nel had broertje ijverig helpen zoeken, maar Tip bleef weg tot op zekeren dag Tidjem de kinderen geheimzinnig wenkte met haar mee te gaan.
In haar kamer lag Tip in een donker hoekje, op een matje, met zes kleine poesjes om en onder zich, die ze ijverig likte. Fritsic hurkte verrukt naast Tip op den grond, en Nel streelde met één vingertje de onnoozele poezekinderen, terwijl 't mamaatje flauw miauwde.
Wat waren die kleine katjes snoeperig, vooral toen ze wat grooter werden, en met nieuwsgierige oogjes in de wereld begonnen rond te kijken. Fritsie kon met zichzelf maar niet eens worden welke de mooiste en liefste was: de bonte of de zwarte, de drie witjes of de eenige rooie, 't sprekend evenbeeld van haar mama.
,,'k Houd ze allemaal," besliste hij kort en bondig , Hé Tidjem, ze mogen allemaal blijven niet?"
"Voor mijn part wèl mijn hartje," zei Tidjem, die Fritsje nooit iets weigerde als 't in haar macht stond. Doch dit was helaas I hier niet 't geval. Toen Juffrouw hoorde, dat Fritsie zeven katten wilde g-aan houden, schrok ze er van, en zei kortaf: "Geen kwestie van, Tidjem. Eén mag er hier bij de moeder blijven; van avond breng je de andere kleintjes naar de kampong, geef ze maar aan wie ze hebben wil."
2
18
Doch dat vrijwillig beschikken over haar kinderen, daar was Tip heelemaal niet van thuis. En Frits was 't met Tip eens, en had een spektakel gemaakt van belang, toen hij de witjes, de roode, en het bontje miste.
Tidjem bracht hem met veel moeite tot bedaren door te vertellen, dat ze de poesjes bij haar moeder in de kampong had gebracht, die erg goed voor ze zorgde en ze geitemelk liet drinken uit een tleschje met een zuigdop. Fritsje mocht eens gauw met haar mee om de poesjes op te zoeken.
't Ventje liet zich troosten, maar Tip's moederhart
bleef kermen en schreien. Poes verwaarloosde haar eenicr h overO'ebleven kind b om rusteloos te zoeken naar 't verloren vijftal.
Wie kan zich Fritsje's vreugde en verbazing voor- stellen, toen hij op een morgen 't geheele gezin weer bijeen vond op de mat in Tidjem's kamer. Hij straalde van geluk.
Nou was oppassen de boodschap I Juffrouw mocht er niks van weten, dat die trouwe, dappere Tip haar kleintjes één voor één weer naar huis had gedragen.
Hij zou Juffrouw lekkertjes foppen, en de poesjes alle houden, veilig weggestopt in 't duistere hoekje.
Maar domme Fritsje verklapte zelf zijn groot geheim
19
(dat hij 10 zIJn bewondering en liefde voor Tip, niet verzwijgen kon) En ... dien zelfden avond waren Tip's kinderen wêer weg. Nu had Wongso ze meegenomen, en 't kostte Tip verbazend veel moeite, maar terug- halen deed ze ze toch voor de tweede maal. Dood voorzichtig droeg ze de poesjes één voor één in haar bek, den langen, langen weg, naar huis terug.
Fritsie schreide van ontroering, en Dolf was er bepaald beduusd van, keek Jan verontwaardigd aan toen hij zijn wijsheid luchtte over "onnoozel moeder- instinkt" em'., en vroeg Juffrouw die minachtend haar schouders optrok over. al die poesedrukte, wat of 't er eigenlijk opaan kwam, dat de katjes in Tidjem's kamer bleven, waar ze niemand hinderden. En Juffrouw heel heftig: "Wie is hier de baas in huis, zou je denken, ná je pa? Bij zichzelf dacht ze: "Daar moet nu maar eens voor goed een eind aan komen; die heele katte- rommel wordt finaal opgeruimd. Tidjem kon voor haar part 't kleine zwarte katje thuis verzorgen, en Wongso kreeg bevel Tip met de andere mormels te verdrinken. Aan dat lee1ijke rooie beest was niks verloren," oor- deelde Juffrouw Klok. Als de zwarte wat grooter was, mocht Tidjem hem voor Fritsje terug brengen.
Papa was net voor zaken naar Batavia, toen zich
dit drama bij hem thuis afspeelde, en bij zijn terug- keer vond hij 't geheele huis op stelten. Juffrouw Klok viel hem dadelijk op 't lijf met de mededeeling, dat ze weg ging. Fritsie jammerde, Nel en Dolf schreeuwden tegen elkaar in. Juffrouw Klok verklaarde nog eens woedend, dat ze geen dag langer bleef.
Over Fritsje's domme, onnoozele praat had ze de schouders opgehaald, maar dat Dolf, (de eenige van de kinderen, die ze graag mocht lijden) haar zulke schandelijke beleedigingen had durven toevoegen, dat kon ze niet verkroppen, dat w'/lde ze niet verdragen.
"Maar Dolf wat heb je dan toch gezegd? vroeg papa verdrietig. ,Ellendig toch, dat er altijd ruzie en herrie in huis moet zijn, dat jullie zoo lastig en brutaal tegen de Juffrouw bent." Bij Dolf laaide de verontwaardiging en woede opnieuw op. Hij trachtte kalm te praten, maar zijn stem beefde, en hij had verbazend veel moeite om zich te beheerschen.
Neen hij kon geen spijt voelen, dat hij de Juffrouw voor een "moordenaarster" , een min, gemeen mensch had uitgemaakt. Zoo'n arm onschuldig dier te verdrinken, alleen omdat ze een goeie, trouwe moeder was. Was dat soms niet wreed en gemeen? Laat vader dan zelf zeggen .. . " en Fritsie snikte; "Die arme, goeie Tip,
mijn kleine, lieve poes, en nou 15 ze heelemaal dood, en al de kindertjes ook op één na."
't Kostte papa heel wat moeite de gemoederen tot kalmte te brengen, en Dolf te overtuigen dat hij die beleedigende, grievende woorden niet had mogen zeggen. Dat Juffrouw Klok weg wilde, daar had hij vollen vrede mee. 't Ging tusschen haar en de kinderen hoe langer hoe slechter. De Juffrouw miste tact, zacht- heid en geduld, begreep niet hoe ze met kinderen om moest gaan. Buigen of breken was haar mamer van optreden.
Ze had er gelijk In geen zeven katten op 't erf te willen hebben, want zoo kon men wel aan den gang blijven. Elke poesemama krijgt op haar beurt weer een groote familie, dus waar zou dat op 't laatst heen moeten? Maar Juffrouw Klok had de zaak glad ver- keerd aangepakt. Zoo deed ze bijna altijd, wanneer er verschil van meening ontstond tu schen haar en de kinderen. Neen, 't was maar best, dat daar een eind aan kwam.
Van avond zou papa aan tante Let je schrijven en vragen of zij wilde komen helpen tot er een nieuwe Juffrouw was.
IV
IN DE KAMPONG
IVLet je was eigenlijk heelemaal geen tante van de kinderen Canneheuvel, maar ieder noemde de dikke, gezellige schommel: "tante". Ze heette Nonna
~~~~~!!I Duijk, en daar ze geen naaste familie had en even goedhartig als dik was, stond ze altijd klaar om andere menschen te helpen en van dienst te zijn. Iedereen hield van haar om haar prettig opgeruimd humeur. Maar ze had wel een beetie erg achteraf gestaan toen 't verstand werd uitgedeeld ; menschen die van overdrijven hielden, noemden Let je Duijk zelfs oliedom. Ze was een poos bij de familie Canne- heuvel in huis geweest toen ze pas op Soerabaia woonde, en had papa in alles met de inrichting ge- holpen, want ze mocht dan weinig geleerd hebben, practisch was Let je wel, en vlug en handig ook. De kinderen vonden 't echt spijtig toen ze heenging, want ze hadden een gouden tijd bij tante Let je. Die lieve ziel kon nooit "neen" zeggen: "alles mocht en alles was goed." Dat dit voor hen zelf niet al te best was, zagen Nel en de jongens natuurlijk niet in.
Alle vier verheugden zich dan ook bizonder op de
23
komst van nonna Duijk, en vooral Fritsie kon den dag bijna niet afwachten, dat Juffrouw wegging.
Hij dacht nog wel eens aan Tip, maar Gitie werd toch zoo aardig en snoeperig, en hij liet ook alles met zich doen!
Frits mocht hem zooveel aanhalen en op schoot houden als hij wilde; 't katertje stak nooit een pootje naar hem uit. En hoe mooi was Git je met zijn glim- mend zwart velletje' jammer alleen, dat hij 't léelijk dwaze knobbel staart je van zijn moeder had geërfd.
Als Fritsie met baboe aan 't wandelen was, gingen ze altijd eerst een visite maken bij Tï'djem's moeder, Bok Sidin, om Gi~je en ook, omdat hij altijd wat lekkers kreeg, en 't zoo leuk was in Bok Sidin's huisje. Dat bestond eigenlijk maar uit één ruime kamer met een aarden vloer. De meubels stonden je niet in den weg; er was niet veel anders dan een slaapbank en een laag tafeltje. Tegen den wand had de huisvrouw haar kookgerei geschaard, dat je haast niet zien kon, want bij gebrek aan een raam heerschte er een schemer- achtig duister in Bok Sidin's huisje. In één hoek lag of stond de geit gezellig, "welkom, welkom" te blèren, wanneer hij Fritsje zag, want die bracht meestal wat groen voor Sikkie mee. Sikkie was een goeig dier,
Git je speelde tusschen haar pooten door, en hing dikwijls aan haar staartje.
Bok Sidin, een lange vrouw, net een kip op hooge pooten (want haar lange beenen staken een heel eind onder haar sarong uit) had een goed gezicht met heldere, zachtbruine oogen, een grooten mond, (met zwarte tanden), die er erg onsmakelijk uitzag vanwege het sirih pruimen. Maar Fritsie zag die soort monden zoo veel in zijn omgeving, dat hij er aan gewend was, er volstrekt geen aanstoot aannam. Bok Sidin was heel lief voor hem, bijna even lief als Tidjem. Ze noemde hem ook altijd: "hartje", en haalde lekkers voor hem uit de warong (snoepwinkeltje in de open lucht). Maar Fritsje vond 't nog veel leuker als ze zelf wat voor hem bakte en een vuurtje aanmaakte op den grond. 't Feest was volmaakt met Nel er bij. Dan pofte Bok Sidin apenootjes, en bakte koekjes of pisang in klapperolie. Alles smaakte zalig naar de olie, ook een beetje naar den rook, maar daar werd in 't geheel niet op gelet. 't Was ook veel smakelijker de gestoomde rijst zoo maar met de vingers uit een groen blad te eten, dan met lepel en vork van een bord zooals thuis. Fritsje was zeer bedreven in de kunst van op z'n "inlandseh" dineeren.
r
••
Bok Sidin kon prachtig vertellen van de zee. Haar man had gevaren op een groote prauw, (boot) en de zilverblanke visch met netten vol uit zee helpen halen.
Als de prauw uitvoer, was ze toch zoo mooi versierd met bonte vlaggetjes, stukjes blik en spiegelglas in de masten. Wanneer de zon er op scheen, schitterde 't als zilver en diamant, en de vroolijke wimpeltjes kleurden fel rood, blauw, geel, en fladderden lustig in den wind.
't Was altijd groot feest wanneer de prauwen thuis kwamen, zoo vroolijk en gezellig, als de visch op
't strand werd uitgestald en verkocht.
Iedereen draafde met manden vol weg; tot de kleine kinderen toe sleepten aan den buit mee. Nog liever hoorden de kinderen Bok Sidin van de zee vertellen als ze boos was en woest te keer ging, de arme booten kwaadaardig op de koraalriffen Joeg om hen daar in stukken te slaan.
Zóó was de prauw van Bok Sidin's man ook ver- ongelukt en met man en muis vergaan, nu bijna twintig jaar geleden. Tidjem wist er niet veel meer van, maar haar oude moeder zag alles vóór zich alsof 't gisteren gebeurde, en haar zachte bruine oogen werden vochtig bij 't vertellen.
26
Fritsje zeurde altijd bij baboe om door de kampongs heen en weer naar huis te gaan.
't Liep toch zoo knus en gezellig langs al die smalle
paden en weggetjes, waar je nieuwsgierig in de huisjes kon gluren, die veelal open stonden. Jn 't smalle voorgalerijtje of op 't erf voor 't huisje zaten de vrouwen haar sarongs te batikken, anderen stampten rijst of kookten haar potje. Bij de poort stonden de moeders met haar kleintjes in de slendang, en hielden buurpraatjes. Kindertjes met dikke rijstbuikjes, en niet veel anders aan 't lijf dan bonte kralen armbanden om polsjes en enkels (een enkele met een mooi hoedje op dat erg komiek stond) speelden om hun moeder heen. Ze draafden hard weg als ze dachten, dat er onraad dreigde en verscholen zich dan in de donkere huisjes. De grooteren hielpen al mee werken. Kleine meisjes haalden water en peuters, niet veel grooter dan Fritsie, brachten de karbouwen thuis en troonden parmantig op den breeden rug van 't reuzebeest.
Fritsie wou later secuur karbouwenjongen worden.
Ten eerste hoefden die benijdbare jongens niet te leeren.
Frits verlangde volstrekt niet met de school kennis te maken. Hij zag wel aan Nel en de broers hoeveel kostbaren tijd met leeren moet worden zoek gebracht.
~I
27
Dan kon je als karbouwenhoeder den heelen lieven langen dag zalig buiten rollenbollen en spelen, in 't water duiken, wanneer 't te warm wordt. Op je klêeren hoef je niet te passen, want die draag je haast niet, dus nooit standjes over vuil maken en zoo ....
Tidjem, tegen wie Fritsje deze wijsheid luchtte, gaf Njo'tje *) groot gelijk, maar ze geloofde toch niet, dat blanke jong nheertjes karbouwen jongen konden worden.
En Njo moest ook wel bedenken, dat een karbouw tusschenbeièe heel stout en leelijk kan doen, met zijn horens, vervaarlijk schoppen en trappen uitdeelen, achteruitslaan van belang ....
Maar Frits;e verkoos alleen den mOOlen kant van de zaak te bekijken. Als pa 't niet goedvond, liep hij weg, en Nel zou wel zorgen, dat hij geen knorren kreeg. Wat zou ze kijken als hij op een karbouw kwam aanzetten met een zweepje in zijn hand I
En Fritsie bouwde luchtkasteelen, en dr omde er van, toen hij in zijn frisch, witte bedje lag welverzorgd en trouw behoed; omringd door de gemakken en de weelde, die hij zijn leven lang gekend had, en waar·
van een karbouwenhoedertje zelfs niet wist, dat zooiets ter wereld bestond.
*) )ongcnheertje.
v TANTE LETJE v
fïiiiiiiiiiiiïïïln
den morgen ging Juffrouw Klok weg, en 's middags zou tante Let je komen. De jongens en Nel waren laat voor school, en hadden Juffrouw op 't laatsten oogenblik gauw, gauw goeden dag gezegd. Fritsie met Lax naast zich, stond belangstellend toe te kijken hoe de koffers van Juffrouw in de dos á dos werden geladen, en Wiro den wagen voorreed, die haar weg zou brengen. Daar kwam Juffrouw aan."Dag Frits," zei ze, en ze streelde hem even over zijn krullebol, "ik hoop, dat je wat zoeter en gehoor- zamer zal worden mettertijd, want dat mag we!."
Fritsje nam de moeite niet hierop te antwoorden, en hield zijn handjes op zijn rug.
"Komt U nou heusch nooit weêrom?" informeerde hij, zielsvergenoegd, toen Juffrouw Klok goed en wel in den wagen zat.
"Voor geen geld ter wereld," riep Klok heel ver- ontwaardigd. ,,'k Wou nog liever, bij zulke nare, lastige kin. . . ."
De paarden zetten aan, maar Fritsje had juist genoeg gehoord.
,Juffrouw is stout en lastig hé Lax? Nou IS ze lekkertjes voor goed weg, fijn I"
En hij galoppeerde met Lax naast zich 't voorerf een paar keer rond, en ging toen Tidjem helpen, (d.w. z. helpen toekijken) die de logeerkamer in orde bracht voor tante Let je.
Even vóór de rijsttafel kwam de dos á dos 't erf op, waarin nonna Duijk zat, temidden van al haar schatten. Van verre begon ze al te roepen en te wuiven, en boog naar voren tusschen al de pakken en kistjes uit, waarmee 't wagentje was volgestopt. De bedienden, al de kinderen kwamen toelo pen, en lachten, de koetsier steeg af en lachte, Lax blafte, iedereen had plezier om dikke gezellige tante Let je, die met moeite uit de dos á dos kroop. Er waren geen handen genoeg om alles in huis te dragen, want tante Let je kon haar zaakjes nooit in haar koffer krijgen, en reisde steeds met onmogelijk veel losse ba rang (goed) in dichtge- knoopte sarongs weggeborgen. Haar kanarie-vogeltje liet ze ook nooit thuis; 't kooitje waarin Tjiepie zat, wilde ze aan niemand toevertrouwen. En daar stond ze nu boven aan de trap met 't kooitje, waarvan het haakje op haar dikken voorvinger heen en weer wiegde, en waarin de kanarie angstig over de stokjes heen en
30
weer wipte. De baboes, djait (naaister) de jongens en Nel, alles rende met pakjes beladen naar de logeerkamer, en Let je commandeerde als een dikke koningin: "Pas op, laat niet vallen, voorzichtig Fritsie, daar zit wat breekbaars in, Laxie mag niet helpen meedragen enz. enz.
't Was zoo'n lawaai, dat papa maar wijselijk in
zijn kamer bleef tot ~ ingso hem voor de rijsttafel kwam roepen.
Kokkie had voor allerlei gekruide bij spijzen gezorgd, want zonder bedis (heet, sterk) bij haar rijst kon Let je niet leven. Nel moest gedurig naar Fritsie's kant een oogje in 't zeil houden, want die mocht geen sterke dingen hebben, en hield er iuist dol van. Als de tranen hem in de oogen sprongen, riep hij nog van "Iekker, lekker".
Wat had tante Let je een massa te vertellen, en hoe dikwijls betuigde ze niet, glimmend van plezier en vette kippekluifjes, dat ze 't heerlijk vond weer een poosj e voor de kinderen en 't huishouden te mogen zorgen.
Ze knikte Poekeloekie, zooals ze Fritsje noemde, hartelijk toe, welke vriendelijkheid Poekie met een stevigen knik beantwoordde, waarop hij de invallende gedachte uitsprak: ,Je moet maar voor goed bij ons blijven, tante Let je. " En toen, van haar naar zijn vader kijkend, vervolgde hij: "Zeg, waarom trouw je
31
eigenlijk maar niet met Pa? dan was alles in orde."
Papa keek ontzet, Maar Nel en de jongens scha- terden het uit, en nonna Duijk nam de zaak 't vroolijkst op van allen. Zoo'n Poekeloekie toch I Wat die al niet in zijn onnoozel hoofdje haalde I
Een paar dagen later merkten de kinderen, dat er iets bizonders was. Er hing wat geheimzinnigs in de lucht, waar zij buiten werden gehouden. Eenige keeren achtereen kwam papa niet thuis rijsttafelen, telkens waren er heeren op 't kantoor, die heel lang bleven. Toen werd Let je geroepen, en niemand mocht binnen· komen zoolang zij met papa aan 't overleggen was. Nel, dat nieuwsgierig aao-je, "brandde" · stookte Fritsie op om tante Let je uit te hooren. Dat was hem best toevertrouwd. Hij kroop op Letje's schoot, kriebelde met zijn vingertjes onder haar driedubbele nderkin, en viel met de deur in huis: "Zeg, waarom heeft pa zoo 'lang met je gepraat, tante Let je, en waarover?"
"Dat wil je vader jullie zelf vertellen, schat, kleine Poekie .. .. "
"Neen, nou geen "schat" en "Poekeloekie", jij moet 't Fritsie vertellen."
"Letje mag niet voor Je pa."
"Aan Fritsie wèl, ajo, gauw I" drong 't ventje stout dwingerig, "anders mag je me van avond geen nacht-
'k 't h I"
zoen geven, meen oor
,,'t Is een geheim," plaagde Let je.
"Zeg je 't nou of niet?" en Fritsie hief dreigend zijn handje op. "Pas op, hoor, je krijgt een klap."
't Begon er bedenkelijk uit te zien voor tante Let je.
Ze pakte 't kleine vuistje beet, maar, inplaats van den stouten jongen eens flink op zijn plaats te zetten, begon ze hem te paaien.
"Wees maar stil, dan krijg je straks een lekkere portie doerian." (een sterk verkoelende, leelijk riekende vrucht, waar de meeste Indische menschen en kinderen dol op zijn 'k Lust J'e vieze doerian niet eens," jokte Fritsje,
"
en boos dat hij zijn zin niet kreeg, gaf hij tante opeens een flinken klap in haar gezicht.
Hij schrok er zelf van, en wilde het met zoentjes, streelen en aaien dadelijk weer goed maken. Maar vóór hij dit besluit kon uitvoeren, had zijn vader hem beetgepakt, en van tante weggetrokken.
Papa keek zoo zwart als een Moor, en dreef Fritsje aan één arm voor zich uit, zijn kamer binnen. Tante Letje's hart barstte bijna van meelij, toen zij kleinen Poekf!loekie gevangen weg zag voeren.
Vader en Fritsie hadden een lang, zeer ernstig onderhoud, waarbij veel tranen te pas kwamen aan één kant. 't Duurde ook een heele poos eer de kleine zondaar 't af mocht zoenen, want daartoe was hij gewoonlijk al bereid eer de strafpredicatie begon.
Stil en beschaamd kwam hij met roodgeschreide oogen eindelijk weer te voorschijn, stapte dadelijk naar tante Let je toe, en zei "Pa zegt, neen Fritsie zelf zegt ook, dat ik vreeselijk stout ben geweest, en ik
vr~ag je erg om eskuus."
Juffrouw Klok zou geantwoord hebben
"
Zoo Frits,
't doet me genoegen, dat je dit zelf inziet," en nog een heele boel andere soep er bij, maar Let je pakte 't ventje, en zei, dat 't niks erg was geweest, en dat hij haar lieve, aardige jongen bleef. Dat was weer niet erg verstandig van tante Let je.
Eindelijk hoorden de kinderen 't groote geheim:
Papa moest naar Holland. En, daar de reis niet te doen was heen en weer op een zomerschen achter.
middag, zouden er minstens drie maanden moeten ver- loopen eer hij weer goed en wel op Soerabaia terug kon zijn.
Dolf en Jan vonden 't erg vervelend, maar Nel
3
34
wa er bepaald wanhopig onder, en Frit ie vroeg of papa hem mee wilde nemen met Nel natuurlijk. Tante Let je zou wel goed voor Dolf en Jan zorgen.
Dit voorstel kon echter geen oogenblik in over- weaina worden genomen. b b Papa hield zich alsof hij
't doodaewoon vond voor die maand of wat de kinderen te moeten verlaten. Ze moe ten hem beloven in dien tijd dubbel gehoorzaam te zijn, en het tante niet lastig te maken (Frit ie keek verlegen voor zich). Dolf bood vader Philax aan, om mee te nemen, dan had hij ten- minste iets vertrouwds en gezelligs van huis bij zich.
Papa dankt echter voor de eer om allerlei redenen, die Dolf overdreven vond.
Jan vroeg of hij vader een wenschlijstje m mocht geven. Hij had en fiets broodnoodig, een aquarium was ook een zijner hartewenschen en dan een rijpaard en een zadel I Als papa een en ander in zijn koffers binnensmokkelde, haalde dit vracht- en inklaarkosten uit. Jan maakte er een grapJe van, omdat iedereen zoo treurig keek.
Hij was ook de eenige, die zich bij 't afscheid nemen kranig hield, al ging zijn hart evengoed als bij de anderen van rikke tikke tik, maar dat zag niemand onder zijn vestje.
VI
TANTE LETJE'S BEKLAG
VI lii~iiiiiPii.ilader was rlllm twee maanden weg, en--""';'''''';'==;..J
Dolf had uitgerekend, dat papa op zijn jaardag net weer thuis kon zijn.
Doch een week van te voren kwam er een lange brief, waarin vader schreef, dat hij vooreerst nog onmogelijk zijn terugreis kon vaststellen . Tante Let je moest maar voor een extra feestelijke verjaardagsviering zorgen. Zoo gauw papa zeker wist wanneer, zou hij den dag van zijn vertrek uit Holland, dadelijk aan Nel en de jongens laten weten. Gelukkig, dat tante Let je nog vooreerst blijven kon en wilde.
"Nou ja," zei tante Let je, "dat is maar zóó zóó. Als ik niet wist, dat je pa erg verlegen zou zitten wanneer 'k nou wegging .. . Me sukkelige nicht ver- langt anders hard, dat 'k haar kom helpen. 'k Mag lijden, dat je pa een nieuwe Juffrouw meebrengt. Om hier voor goed te blijven, dat zou me op den duur niet lijken. Jullie bent me veel te druk en woelig, Let je wordt al een daggie oU\ver. En jullie doet ook nooit wat ik zeg," voegde ze r. als een goedig brommend hondje, een beetje boos bij.
36
"Hoe dikwijls heb ik je nou al niet verboden van die duiven, Jan, je pa vindt 't vast niet ~oed, dat je ze in je kamer hebt, 't is een smerige boel I"
,,'k Ben zoo bang, dat die prachtkroppers anders gestolen worden," verdedigde Jan zich.
"Dat was nog niks erg, ik vind ze afschuwelijk."
"En u i zelf zoo'n gezellig kroppertje, u heeft wel drie kinnen," plaagde Jan.
Tante scheen op haar teentjes getrapt. "jij krijgt er misschien wel vier naderhand I . '. En dan heb ik Poekie gevraagd om Git je niet mee naar bed te nemen. Hij smoort 't beestje nog eens op een goeien keer, maar jullie luistert nooit naar mij."
"Mag Git je bij jou in bed slapen, tante
r"
vroeg Fritsie, "op 't voetenendr
dan spint hij je in slaap."Tante werd al weer wat verteederd door 't vriendelijk voorstel, en Poekie's lief stemmetje, maar wilde dit niet laten merken. Alle grieven moesten nu maar tegelijk van haar hart. Ze keek verdrietig naar Nel en vervolgde: "Nel brengt haar vriendinnen maar mee, zonder ooit permissie te vragen. Dat komt heelemaal niet te pas. Gisteren had je met Lous en Greet en Catootje een heele roedjakpartij *) in de achtergalerij,
*) Een menIIelmoesje van half rijpe vruchten met een sterke saus.
Nel, waar ik niks van wist. Ten eerste mag je niet zoo dikwijls roediak eten, en dan hebben jullie zoo gegild en zoo'n lawaai gemaakt, dat ik geen oog kon dicht doen, en 'k had nog al zoo'n hoofdpijn."
"Daar wisten we niet van, lieve Lette Kootje,"
kwam Nel benepen.
"En wat doet Dolf voor stouts?" onderzocht Fritsie ijverig, die vond, dat iedereen een beurt moest hebben.
"Dolf? Die is nog de beste, als hij maar niet zoo driftig en opstuiverig was. Ik sta tusschenbeide op mijn been en te beven, zooals hij aan kan gaan. Heb ik je pa soms niet beloofd, Dolf, je te verbieden je geld te vermorsen aan die smerige mortions (vuurwerk). Je maakt iedereen aan het schrikken met dat nare gepof, maar jij doet maar .... ,
"Is Dolf liever dan ik?" vroeg Fritsje, die dat:
"Dolf is nog de beste," niet verkroppen kon. Tante Let je sloeg geen acht op hem, ze had nog meer grieven. "En dat Nel die vieze kodaks (kikkers) onder mijn bed heeft gestopt. zoodat ik met mijn bloaten voet op zoo'n griezelig beest heb getrapt, dat is nog 't ergste van alles en al heelleelijk van haar."
"Nel en ik hebben 't samen verzonnen," vertelde Fritsie omdat tante Let je gezegd heeft, dat ze 't ge-
38
kwaak zoo leuk vond. Maar weet je wat Nel nog meer heeft gedaan? Ze heeft Git je een pak gegeven, omdat hij naar de kooi van Tjiepie is opgesprongen, en als Git je 't weer doet krijgt hij ongenadig van Fritsie."
"Git je mag heelemaal niet in mijn kamer komen,"
riep tante ontsteld. ,,'k Heb 't zoo verboden. Wat zijn jullie toch vreeselijk stoute kinderen I Je zult zien, mijn lieve Tjiepie wordt nog vermoord eer 'k wegga,"
en Let je begon haast te huilen.
,Nou maar kleine Parkiet, daar pas jij dan maar voor op, hoor," viel Dolf in. "Git je is jouw kat. 'Neet u wat we zullen doen, tante Let je ? We zullen de kooi aan een touw ophijschen aan den haak in 't midden van uw kam r, dan kan er niemand bij."
"Behalve de karnprets" vleermuizen), zei Nel WIJS.
"Die lusten geen vogels. ,.
,En Of,,· viel Jan in, ,ze zuigen 7.:e uit. '
, Dat heb j glad mis, kamprets eten geen vogels,"
hield Dolf vol.
,,'k Geloof toch' wel, Dolf," weifelde tante Let je.
"Nou, dan gaan we eIken avond op de kampret-
jacht voor tante, als er soms een in de kamer ver- dwaald mocht zijn," bedisselde goedhartige Dolf. "En lach nou maar weer, oudje, U verklikt ons toch niet
39
bij pa, zooals die drakige Klok altijd deed. He ft u al bedacht voor mijn jaardag
r"
vroeg hij in één adem."Ik wel. 'k Wou Frée en Kees en irk en Anton
en de twee MuJlers den heelen dag op visite hebben, Lous mag ook komen als ze wil, Nel. 's Avonds gaan we allemaal naar de bioscoop en U zorgt voor erg veel lekkers hé, tantetje? Zalig, dat 't net op een zondag treft."
,Beware, ., riep tante Let je, "dat zal me wat worden met die woeste twee van Muil r er bij. 'k Geloof, dat ik den l1eelen dag maar in bed blijf," en met een knipoogje naar Nel: ,of l/lij gaan ergens op visite hé kind? en we laten die wil I jongens samen spelen."
,Ik niet Lette Kootje, ik ga I kker wo st mt:
doen en l~ ritsie ook."
,Natuurlijk speelt iedereen mee, Tante L tje net
zoo goed," besliste Dolf, en Poeki vulde aan: "tante moet den hee\en dag all rI ei lekkers pr elteeren."
Dat leek tante Let je een nog al g makkelijk te vervullen rol. e jongens hadden w I kunnen verzinnen, dat ze paard of looper moest w z n en hard loopen, daar moest ze niets van hebben. Daar was ze ve I te dik voor.
VII
HET TOURNEESPEL
, VIIfiiiiiiiiiiiiiiiiiante Let je liet Dolf maar goeïg begaan, de vrienden werden genoodigd, en ver- zocht om dadelijk na 't ontbijt present te zijn. Den ochtend van den feestdag
l!!~!!~~~~ was tante Let je al vroeg in de keuken bezig. Tidjem's moeder kwam ook helpen met 't doch- tertje van djait (naaister). Kokki vertelde, dat ze nog handen tekort kwam, zooveel extra schotels als er vandaag moesten wezen. 't Zag er gezellig uit in de keuken, maar 't was er geducht warm. Overal stonden steenen komfooren, waarin houtskool vuurt jes glommen. 't Siste en sputterde in pannen en pannetjes, dat het een aard had. Kromo hielp ook een handje met kippen en eenden plukken, maar Wongso had 't te druk, eerst met 't aanvegen der galerijen, en naderhand met opruimen en borden wasschen. Hij gebruikte daarbij geen zeep, maar nam een handvol zand om vet en vuil af te wrijven. Daarna werden borden, kopjes, glazen enz.
in een groote kuip afgewasschen, en op een rek te drogen gezet. De lieve zon deed dit in minder dan geen tijd. Wongso wreef ieder stuk zorgvuldig met een keukendoek helder, en borg alles netjes in de kast.
Fritsje trappelde van ongeduld, terwijl hij op den uitkijk met Nel en Lous stond naar Dolf en Jan, die de vrienden tegemoet waren gegaan j hij vond 't dol om met al die groote jongens te spelen. Verlegen was hij nooit, en hij kon bovendien altijd op Nel rekenen, als 't hem te machtig werd.
Ze zouden een verrukkelijk spel spelen: het
T
ournée- spel, dat je alleen kon doen als je met je velen was.Fré van Delden had 't hun geleerd. Zijn vader, die controleur was, speelde het in werkelijkheid, en Fré kende het èus op zijn duimpje. Je kon er telkens wat nieuws bij verzinnen, dat was 't leuke er van.
Eindelijk I Daar kwamen de acht jongens. Fritsie vloog hen tegemoet. Hij was al gekleed voor de rol, die hij te vervullen had. Een oude zwarte broek van vader was door de naaister zoo'n beetje naar Fritsje's postuur vermaakt, en op zij met gele biezen versierd. (Nel had voor dat doel tijden achtereen alle sigaren. lintjes verzameld, die ze machtig kon worden). Kromo had kleinen Njo den hoofddoek keurig om 't hoofd geplooid, zoodat er geen snippertje van de bruine krullen te zien kwam, en dus was Fritsie uitgerust voor oppas {Inlandsche oppasser). Natuurlijk liep hij, zooals 't een Inlander betaamt op bloote voeten, die
42
nu vliegensvlug de oprijlaan afrenden. Nel en Lous keken hem lachend nà. Zij hadden van tante Let je sarongs en kabaia geleend, die haar veel te ruim en te lang waren, maar dat hinderde niets, 't was toch echt.
Nel stelde de vrouw van den Wedono (het Inlandsch Hoofd eener afdeeling) voor.
"Hoera" riep Fré reeds van verre, "ben jullie al verkleed? Leuk hoor! Parkietje is natuurlijk oppas? Zeg Dolf, jij mag controleur zijn, omdat je jarig bent. Dat vindt iedereen goed h ? Aftellen wie Regent is, wie paarden zijn en wie koetsier en looper."
Dat ging dus eerlijk en naar behooren in zijn werk.
Geurt en Henk Muller Fie en Dirk begonnen al dadelijk te brieschen en te trapp len. Jan de koetsier had handen vol werk tot controleur Dolf en Regent Kees instapten. Als een aapje zoo vlug sprong oppas Fritsje achter op den (bokke)wagen. ( am, de bok wa aestorven en kon dus niet als paard dienst doen). Voort ging 't nu het groote achtererf op met Anton, als looper, naast 't vurig snuivend vierspan. Lax hinkte achteraan, hij had wat aan zijn poot, de stakker, en kon slecht meekomen. Lous en Nel zagen den stoet afrijden.
Nel vloog naar de keuken. "Tante Let je kom toch
-13
gauw, en laat Wongso alles klaar zetten: stroop, ijs en koekjes en ... "
"Wat dan toch? Waarvoor kind? ik kan hier nog zoo moeilijk weg."
, Maar u weet immers, dat we 't tournéespel spelen ?"
zei Nel verwijtend. "Straks komen de Regent en de Controleur, en die moeten netjes ontvangen worden. De paarden en de looper lusten altijd vr eselijk ~eel
koekjes,\ en de oppas \'an den controleur drinkt net zooveel glazen stroop met ijs als hij krijgen kan."
Daar kon tante Let je niet veel teO'en inbrengen. Wongso moest maar vlug alles vóór neer zetten. Tante Let je waschte haar handen, streek haar kabaja glad, en ging bij de meisies zitten in afwachting van het hoog bezoek.
"Tante Let je, u weet toch . wel, dat ik de vrouw van den Wedono ben?" vroeg Nel. ,,'t Kan Lous niet schelen, dus wat is u liever, de baboe of mijn oude neneh ?" (oude moeder).
,Yeelliever je neneh," verzekerde tante slim, want z bedacht, dat ze dan niet hoefde te bedienen en op den grond hurken als baboe, daar was ze v el te dik voor.
"Vindt j 't goed, Lous? Dan ben jij baboe."
"Best hoor! Je zal eens zien hoe keurig ik presen- teeren kan," verzekerde Lous.
44
Nel en zij waren net klaar met al de toebereidselen, toen 't vierspan vlak voor haar huis stilhield.
Heel deftig daalde Mevrouw Wedono de treden af der voorgalerij, en ontving den Regent en Controleur met gepasten eerbied door nêer te hurken en een sembah te maken (een eerbiedsbetoon, dat de mindere den meerdere brengt, door 't hoofd te buigen en de teg!!n elkaar gevouwen handen even op te heffen naar neus en voorhoofd).
"U moogt wel gaan zitten, Raden-Ajoe" sprak de Regent nêerbuigend vriendelijk, nadat hij en de con- troleur hadden plaats genomen. ,.U weet tenminste hoe of het behoort," vervolgde hij, en keek even misnoegd naar neneh, die niet van haar stoel was opgestaan. 't Oudje trok zich echter niets aan van het bedekt verwijt, ze bleef even glunder kijken.
De paarden, de looper, Jan de koetsier (die ver- bazend met zijn lange zweep had geslagen en geknald) vielen aamechtig op de galerij trappen neer, en tante Let je had meelij met den kleinen oppas. Die zag er overwarm uit. De zweetdruppels parelden op zijn neusje. Hij had onder weg telkens voor looper gespeeld, wanneer Anton 't niet alleen afkon, de paarden voortgejaagd, als de weg erg steil was, en
ze in vliegenden ren een poos lang bijgehouden,
"Wat zie je er uit m'en kleine Parkiet," beklaagde tante haar lieveling. "Drink maar gauw een lekker glas stroop, hartje."
Doch Fritsie, geheel in zijn rol, en zeer veront- waardigd: ,Je mag geen "hartje" zeggen tegen den oppas van den Controleur, Pas op hoor, oude neneh, of ik laat je in de boei (gevangenis) stoppen. 't Was om bang van te worden, zoo streng als oppas met een gefronst voorhoofd onder den hoofddoek uitkeek. De deftige heeren van 't bestuur, de paarden, de looper en koetsier, mevrouw Wedono en baboe barstten allen in lachen uit, bij 't vreeselijk dreigement, en tante Let je had veel moeite om zich te bedwingen en 't aardig oppasje niet eens even lekker te knuffelen.
Maar al gauw hernam 't gezelschap ernst en waar- digheid zooals 't betaamde.
Iedereen werd gul onthaald, en de paarden richtten een vreeselijke slachting aan onder de koekjes, zooals Nel voorspeld had. Baboe Lous kroop op haar hurken rond bij 't koekjes presenteeren, en dat ging best.
De volle glazen limonade bood ze, recht op haar voetjes staande, aan, want dat zou anders een groote mors partij zijn geworden.
46
Nel zat heel zedig op tt puntje van haar stoel, en wachtte tot tt woord tot haar werd <Tericht.
"Wel Raden-Ajoe, ik hoor, dat de Wedono ziek is," ·merkte de controleur op, zich welwillend tot de gastvrouw wendend. "Dat spijt me zeer, ik had hem op tournée willen meenemen."
"Saja (ja) mijnheer de Controleur, mijn man ligt op sterven," vertelde mevrouw Wedono, alsof dat maar zoo niets was. Hij kan niet mee, en bovendien zIJn de paarden kreupel. Ik moet u ook nog zeggen van mijn man, dat er geen duit /:> <Teld is in de kas' , het volk wil geen bela ting meer opbrengen, en is erg oproerig."
"Zoo, zoo, dat is kwaad nieuws, Raden-Ajoe. Regent daar moeten wij dadelijk heen. Hoe heet die dessa?"(dorp) Mevrouw WedOJlo vroeg het aan den oppas. Die moest alles weten. Oppas trok zijn voorhoofd in diepe rimpels. "Dessa Owiri", zei hij toen. "Er woont daar slecht volk; toewan heer) controleur moet de wapens maar meenemen. t t
,Jullie speelt tt heelemaal verkeerd," viel Fré, de
controleurszoon opeens in. "De oppas moet dat niet zeggen van die dessa, maar de Regent."
"Zoo, wat je zegtI" viel Nel uit. "Maar WIJ spelen
47
lekkertjes net als' we willen' jou suffe Regent mag zijn mond houden."
De Regent lachte geringschattend, maar Fré werd rood en keek nijdig. Gelukkig, dat Neneh, die goeie ziel, juist van pas tusschenbeide kwam. Ze bracht 't weerspannig paard tot bedaren met een handvol zalig gepofte apenootjes, waaraan tt edele dier dadelijk begon te smullen, en zienderwijs kalmeerde.
De controlèur, hij droeg een breeden zilveren band (van papier') om zijn pet, dus iedereen kon dadelijk zien wat hij was, keek op zijn horloge. "Regent, wij moeten voortmaken. "Oppas I"
Oppas vloog vooruit, hurkte ne r voor zIJn heer.
"Inspannen," beval deze, "en als de wind naar de dessa Owierie om het weerspannig volk te straffen."
"Ja, maar dat gaat toch zoo niet," beweerde Fré al weer, met veel wijsheid.
"Als jij e n volgenden k er controleur bent, doe je maar zooals je wilt, ik doe tt nou zoo," kwam Dolf driftig. En toen weer kalm en deftig tegen de Raden-Ajoe.
"Bedankt voor het onthaal, Raden-Ajoe' misschien kom ik met den Regent op den terugtocht bij u weer aanrijden, als wij er tenminste het leven afbrengen.
Geef mij mijn sigaretten en mijn revolver, Oppas."
De oppasser haalde een doos sigaretjes en een streng mortions uit zijn buikband te voorschijn, en bood ze eerbiedig aan, Toen hielp hij met 't inspannen van de weer uitgeruste paarden.
Mevrouw Wedono groette zeer onderdanig, en neneh veel te familiaar, naar de meening van oppas, die scherp oplette of ze soms weer met: "dag hartje"
zou aankomen, maar dat durfde ie toch niet.
Voort ging 't nu naar de oproerige dessa.
VIII
STRIJD EN OVERWINNING
VIII, n de buurt van het Vogelparadijs lag
.~iiiiïii
Dessa Owieri. Dit was, op het achtererf een "groote vlakte", dicht bedekt met weelderige, laag bij den grond groeiende struiken. Tusschen de bladeren speelde het zonnelicht schampert jes door, ~aar 't bleef er koel en schemeriO' onder 't l:> dichte lommer. Kippen, duiven en eenden kroelden er heerliJk in , 't zand, 't was er vol groote en kleine kuilen, en altijd kon men er een heel troepje vogels vinden. Vandaar de naam Het Vogelparadijs. Toen de kippenmama's vanuit de verteI r
I,''1
H1
49
't verbazend rumoer hoorden, en de stofwolken zagen, die de komst van het ~,Bestuur" aankondigden, wisten ze niet hoe gauw ze de kinderen om zich heen zouden verzamelen. Eenige families namen overhaast de vlucht (dat gaat makkelijk genoeg als je geen huisraad hoeft mee te spelen).
Maar andere hielden zich schuil in 't diepst van het bosch, en zagen door 't groen, met luid kloppende hartjes en bange kraaloogjes, hoe de geweldigde stoet onder een oorverdoovend lawaai voorbijjoeg.
"
Hier zit veel wild, toewan Controleur," merkte dekoetsier op, terwijl hij nijdig met zijn zweep naar een brutalen haan sloeg, die aan den wegkant durfde blijven staan. Even hield hij de paarden in, doch er was geen sprake van, dat er nu aan jachtvermaak kon worden gedacht. Voóruit maar weer, er viel geen tijd te verliezen.
Eindelijk kwam de dessa 111 't zicht aan de uiterste grens van de afdeeling, achter den reu 'achtigen waringboom.
De heeren stegen uit, en terwijl zij samen over- legden, brachten de koetsier en de looper de paarden op een holletje weg. Bij den boom werden ze haas~ig
afgetuigd, en toen gebeurden er geheimzinnige dingen