• No results found

Om de plaats van het kleine theater

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Om de plaats van het kleine theater"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2c\ ■ is-^z: jci2: jzs^-^z

90-053

Om de plaats van het kleine theater

Een verhandeling geschreven voor

de openingsmanifestatie van de

November Theatermaand in Noord-Holland op 2 november 1989 in Provadja Alkmaar

in opdracht van

Het Noordhollands Overleg Kleine Theaters

^

Drs. Pieter Pasteuning

Ondersteuningsinstituut Noord-Holland Kleine Houtweg 32

2012 CD Haarlem telefoon 023-319130

Boekmanstichting-Bibliotheek

Herengracht 415 - 1017 BP Amsterdam Tel. 243739

(2)

Inhoudsopgave

1. De kern van de zaak pag. 3

2. De historie: de vestiging van een initiatief pag. 4

3. Identiteit en profielen pag. 6

4. Van vorm naar inhoud:

op naar de jaren '90 pag. 9

5. Zendingsarbeid of hoe win ik publiek pag. 10

6. Van vorm naar vent pag. 12

(3)

1. De kern van de zaak

Schrijf een stuk over het belang van kleine theaters. Zo luidde de opdracht van het Noordhollands Overleg van Kleine Theaters. Het relaas moet een rol spelen op de openingsmanifestatie op 2 november van de de eerste noordhollandse the- atermaand: "Noord-Holland toont veel theater dichtbij". Om een tekst te schrijven over de plaats van het kleine theater die moet figureren in zo'n klein theater komt dichtbij blasfemie: godslastering. Immers wie gaat het in de kerk over het belang of de waarde van godsdienst hebben. Die praktiseer je. In de mis. Dan blijkt de waarde (voor de gelovige). Kortom, in het ritueel, in de rituele handeling ligt de waarde van het geloof besloten. En de kerk is daar bij uitstek de plaats voor:

als huis van God. Daar stelt de priester God present.

De waarde van het theater - groot of klein - ligt evenzeer in de praktijk, in het vertoonde. In het theater of schouwspel dat het publiek meevoert. Niet in God maar in de (theater)kunst. Daar kan geen misverstand over bestaan. Het klopt dan ook - wanneer je komt te spreken met een man of vrouw van het kleine theater - dat hij het belang van zijn huis definieert in termen van een bijzonder aanbod: hij of zij is de brenger van eigentijds, kleinschalig theater. Zou hij of zij dat niet doen - en spreken in termen van de vraag: de wensen van het publiek - dan zou de lokale gemeenschap argwanend dienen te worden. Gaat het de prie- ster om het zieleheil of niet. Gaat het de theaterman om het artistieke, culturele belang of niet? Om kort te gaan: een priester is niet allereerst een pastoraal werker, laat staan een welzijnswerker. Een theatermaker is niet op de eerste plaats een amusementswerker.

Het moet de buitenstaander dus goed doen dat onlangs - bij een landelijke toogdag van kleine theatermedewerkers - de identiteit van het kleine theater gezocht werd in het aanbieden van bijzondere voorstellingen: in de liturgie dus.

Niet het bedienen van de vraag - het inspelen op het publiek - maar goed ouder- wets: in de praktisering van een artistieke credo - in het mogelijk maken van theaterontwikkelingen zonder modieuze concessies aan de huidige tijdgeest lijken de kleine, vlakke vloer theaters elkaar te vinden. Een Gideonsbende eigenlijk. Mis- schien niet geliefd bij de meerderheid; ook geen kind aan huis in de spraakmakende kringen, maar juist vanwege haar hardnekkige geloof op den duur respect afdwin- gend, hopelijk. Is dat het lot van de kleine theaters in de provinciesteden en stadjes? Een voorhoede die stuit op ongeloof? Gaan al die vergelijkingen wel op?

Is er sprake van een analogie tussen die voorhoede van gelovigen in een abstracte god - toendertijd absurd bevonden - die zich verzette tegen de aanbidders van de gouden kalveren van die tijd, en de brengers van allesbehalve gelikte produc- ties: van levende, fysiek nabije opvoeringen die niet passen in het "wasteland"

van de commerciële televisiecultuur? Zijn er overeenkomsten tussen die twee ben- des? Ter geruststelling, de Gideonsbende van deze tijd gaat niet brandschattend rond. Zij vormde (en vormt nog?) een contrapunt in een lokale samenleving: een plaats voor artistieke verbeelding in een op consumptie en amusement ingestelde vrijetijdsmaatschappij.

(4)

2. De historie: de vestiging van een initiatief ^

Een mooie schets: het kleine theater als een levendig, artistiek contrapunt in de lokale samenleving. Ter zake. Informatie is gewenst. Hoe is het ontstaan? Wat zijn de kenmerken en verschillen? Is er vraag naar? En waarom subsidiëren? Om bij het begin te beginnen: daar zijn allereerst de archetypische kleine theaters zoals die 20 jaar geleden ontstonden vanuit een tegenbeweging. Tegen het "geves- tigde" theater: de schouwburg: het lijsttoneel met pluche stoelen in de zaal. Op toneeigebied werd toendertijd de programmering gedomineerd door de vaste, gesut)- sidieerde gezelschappen. De namen van die alternatieve theaters doen nog aan die tijd herinneren: Provadja in Alkmaar, Witte Theater (ooit het Witte Tejater) in IJmuiden en als één van de founding fathers de Toneelschuur (in Haarlem).

Niet onvermeld mogen blijven de theaterboerderij Mickery in Loenersloot - net over de grens van Noord-Holland, later verhuisd naar Amsterdam - en natuurlijk het Shaffytheater. Het Shaffytheater werd de alternatieve theaterkeuken van Ne- derland op de voet gevolgd door de Toneelschuur in Haarlem: een vrijplaats voor nieuwe theatermakers: een werkplaats ook en niet alleen een "vertoningspiaats".

Het publiek kwam terecht op harde houten tribunes. Het keek niet óp naar het toneel maar neerwaarts naar het speelvlak. Het podium schoof de zaal in: kwam op de vlakke vloer te liggen. Kenmerkend voor het "margetheater" was de andere, veelal goedkopere wijze van produceren. Men ging vormexperimenten aan: multidis- ciplinaire voorstellingen, muziektheater zonder opera, bewegingstheater zonder tekst, nieuwe kleinschalige dansvoorstellingen, poppenspel zonder poppenkast voor volwassenen. En een groeiend aanbod voor kinderen kwam tot stand. Namen:

Werktheater, Bewegingstheater (BEWTH), Baal, Hauser Orkater, Funhouse etc. Die pasten niet in een van de schouwburgen. Onder het motto het aanbod roept de vraag op ontstond het Shaffy-circuit. Een podiumcircuit dat zich later verzelfstan- digde tot Theater Netwerk Nederland (T.N.N.). T.N.N, distribueert ai dat klein- schalige theateraanbod: doet de selectie, geeft voorlichting en bemiddelt en be- schikt daarbij over fondsen om de uitkoopsommen tot 50% te subsidiëren. Dat was het begin en hoe nu verder in Noord-Holland? ^

Naast - en in een aantal gevallen ook in plaats van - schouwburgen ontstonden twee soorten kleine theaters:

1) Theaters die vanuit particulier initiatief werden opgezet als speelplaats voor het alternatieve theateraanbod en

2) Theaters die vanuit een gemeentelijk sociaal cultureel beleid als voorziening werden geconcipieerd.

^. Deze paragraaf is grotendeels ontleend aan de scriptie van Frits van Erven Dorens, Kleine Theaters in Noord-Holland, de ontwikkeling van een alternatief.

Culturele studies. Universiteit van Amsterdam, juli 1989.

^. zie voor een overzicht van de schouwburgen en kleine zalen in Noord- Holland bijlage 1.

(5)

De eerste categorie van de alternatieve theaters werd gedragen door theateren- thousiastelingen die de expansie van het Shaffycircuit mogelijk maakten. Vaak voortgekomen uit het open jongerenwerk mag de opzet gerust sober, kleinschalig en provisorisch genoemd worden. Vrijwilligers pakken het theaterwerk aan waar betaalde stafkrachten ontbreken.

Het zijn deze theaters die vaak een heroïsche strijd hebben geleverd - en deels nog leveren - met hun gemeentelijke overheid om een marginale financiële armslag.

Sommigen hebben hun plaats weten te consolideren (Toneelschuur, Witte Theater en Provadja). Deze theaters verenigen vaak meer functies: theaterzaal, filmhuis, muziekcentrum (pop, jazz, eigentijds klassiek) en café.

In Noord-Holland zijn in de loop van de jaren de volgende kleine theaters ont- staan:

Toneelschuur Haarlem Provadja* Alkmaar Theaterkerk Wadway* Opmeer Theater Achterom Hilversum De Drommedaris* Enkhuizen Het Scagontheater* Schagen (verhuurt o.a. aan de Luxe)

De Fabriek* Zaandam Het Oude Raadhuis* Hoofddorp De Achterstraat* Hoorn

Nieuwe initiatieven al jaren in de weer voor een klein theater:

De Verbeelding*

Weespertheater*

Purmerend Weesp

Het andere spoor is dat van de multi-functionele centra ontstaan in de sfeer

van een dorpshuis en gemeenschapscentrum. Theateractiviteiten zijn omgeven door sociaal cultureel werk, jongerenwerk en ander welzijn. Van het gemeentelijk wel- zijnsbeleid hangt af in hoeverre er een budget voor theaterprogrammering is, of er een gekwalificeerde stafkracht is en of er werkelijk een kunstbeleid kan worden gevoerd. Vanwege de meestal eenvoudige technische faciliteiten zijn deze sociaal- culturele centra grotendeels op het kleine theateraanbod aangewezen. Om een breder publiek aan te spreken gaan deze theaters als eerste breder programmeren:

cabaret, koffieconcerten en vooral ook kindertheater (in de eerste categorie ge- beurt dat overigens ook o.a. vanwege de penibele financiële situatie). Voorbeelden:

De Schakel De Blinkerd De Beun

De Jansheeren*

Het Oude Slot*

Heerhugowaard SchoorI

Heiloo Heemskerk Heemstede

N.B. de met de ster aangeduide theaters zijn verenigd in het Noordhollands Overleg Kleine Theaters.

(6)

Met name zijn de Jansheeren en in mindere mate het Oude Slot tot "echte" kleine theaters met een gerichte, deels vernieuwende theaterprogrammering uitgegroeid.

Het ontmoetingscentrum "de Nieuwe Slof" in Beverwijk valt vanwege zijn omvang (400 stoeien) niet onder de definitie van het kleine theater (tot 200 stoelen; in de regel rond de honderd stoelen per zaal). Het cultureel centrum de Koepelkerk in Purmerend is eveneens een middentheater (waarvan de programmering gaandeweg commerciëler is geworden). De Koepelkerk is nu gesloten. Er komt een nieuw middentheater (wederom in een kerk) : de Purmaryn.

3. Identiteit en profielen

Al met al is het beeld van zelfstandige of - ingebouwde - kleine theaters uiterst gevarieerd geworden. Na de groei van het aantal kleine theaters in de jaren '70 tot in de jaren '80) trad een zekere consolidatie in. Die ontwikkeling werd me- de mogelijk gemaakt door het provinciale cultuurbeleid bestaande uit theater-, dans-, en muziekkredieten alsmede door subsidiëring van T.N.N.. Door aanstelling van een algemeen theaterconsulent kon o.a. het Noordhoilands Overleg van kleine theaters van de grond komen.

Gedurende de afgelopen 20 jaar is een veelheid van kleine theaters ontstaan die qua programmering, omvang, iokatie en "bemensing" van elkaar verschillen. Eigen- lijk is elk theater uniek, afhankelijk van plaats en omstandigheden. Van de historie en de personen in kwestie. In de schets hieronder laat ik de vooral op vrije pro- ducties of op amusementgerichte zalen en theaters buiten beschouwing (zoals de Beun in Heiloo, of de Schakel in Heerhugowaard).

Afgezien van alle verschillen (zie verder op) zijn er ook gemeenschappelijke ken- merken te bespeuren wat betreft:

1. programmering 2. situering

3. en bedrijfscultuur

Bedoelde theaters programmeren voorstellingen en uitvoeringen die betiteld worden als vernieuwend of verkennend en niet als conserverend of puur amusement. Ken- merkend voor die voorstellingen is dat de makers ervan - evenals enkele theater- makers in grote zalen - het onvoorspelbare willen. Nieuwe ervaringen willen creëren en niet de tevreden achterovergeleunde houding van het publiek dat komt voor herkenning. De aldaar geprogrammeerde voorstellingen bezitten een eigen waarde en dienen niet per sè een opstap te zijn voor het grote toneel. Een reeks van voorstellingen passen dan ook niet in een grote zaal met een zogenaamd lijst- toneel. Belangrijke groepen (als Maatschappij Discordia) of theaterproducties komen alleen tot hun recht in de directe confrontatie met het publiek.

Een opvallend tweede kenmerk is het speelvlak. Vandaar de aanduiding: vlakke vloer theater. Dan letten we op de inrichting van het kleine theater. In de meeste gevallen gaat het om een studio-achtige ruimte met een vlakke speelvloer en een demontabele tribune. De tribune valt neer te zetten al naar gelang de omvang en de aard van de voorstelling. De opstelling van het publiek schaart zich om de voorstelling. En de voorstelling komt beter tot zijn recht vanwege de fysieke nabijheid van dat publiek. Dat leidt tot andere speelstijlen, nieuwe gebarentaal, andere balansen: in en tussen de traditie van het inlevende spelen en de afstan- delijke traditie.

(7)

Tot slot - als derde kenmerk - valt de andere "bedrijfscultuur" op. Een klein theater is minder een theaterbedrijf, meer een theaterinitiatief. Minder gevestigd, meer verkennend, minder functiespecialisatie (geen directeur, staf en lijnfuncties en personeel voor de werkvloer) meer generalisten. Kenmerkend: de acteurs verzor- gen veelal zelf het toneelbeeld.

Naast overeenkomsten zijn er ook grote verschillen zoals blijkt uit een onlangs verschenen rapport "Cijfers van de Vlakke Vloer" ^). De theaters verschillen sterk naar grootte, naar aantal (on)betaalde medewerkers en naar soort programmering:

van breed naar gedifferentieerd en/of vernieuwend. Om een indruk te geven van de verschillende soorten kleine theaters volgt hier een korte impressie van een aantal van de belangrijkste theaters in Noord-Holland.

a. Allereerst zijn daar een aantal "kleine" kleine theaters zoals de Drommedaris in Enkhuizen, Tejater Achterom in Hilversum, De Jansheeren in Heemskerk en theaterkerk Wadway in de gemeente Opmeer ^). De meeste theaters pro- grammeren iets minder dan 20 professionele theatervoorstellingen per jaar (Wadway 31 voorstellingen). Het aantal bezoekers voor deze voorstellingen bedraagt tussen de 1500-2000. De aantallen lopen verder uiteen al naar gelang het aantal "overige" voorstellingen en uitvoeringen.

De Drommedaris programmeert een flink aantal klassieke muziekuitvoeringen, plus wat sociaal-culturele activiteiten. Dat alles in een kleine zaal tot 65 stoe- len gekoppeld aan een cafè-restaurant, gerund door èèn vrouw.

Theater Achterom kenmerkt zich door zijn vrij brede programmering, een 12- tal kindervoorstellingen en liefst 40 amateuractiviteiten. (De filmhuis- voorstellingen zijn in een aparte organisatie ondergebracht). Een pure vrijwil- ligersorganisatie met een omzet van f 50.000,- per jaar.

De Jansheeren programmeert nadrukkelijk voor de eigen gemeente: wil een

"theater om de hoek" zijn. Zij programmeert welbewust breed, gelet op de publieksopbouw van Heemskerk, met kindertheater en voorstellingen voor jon- geren. Daarnaast wordt binnen de Jansheeren een serie kamermuziek-concerten, filmhuisvoorstellingen en tentoonstellingen georganiseerd. Ook hier een flinke vrijwilligersorganisatie die gebruik maakt van een multi-functioneel gebouw met beheerder, waarin doordeweek ook bejaardensozen plaatsvinden.

Tot slot, de Theaterkerk Wadway, uniek gelegen met een geheel eigen gezicht ten opzichte van de Parkschouwburg in Hoorn. Een dertiental vrijwilligers brengen liefst 31 theatervoorstellingen per jaar die vrij vernieuwend te noe- men zijn. Men programmeert tevens kindervoorstellingen en -workshops. En jongerentheater i.s.m. scholen. Zonder een provinciaal subsidiebeleid zou Wadway ondenkbaar zijn geweest. Het gaat om een pure vrijwilligersorganisatie die eigenlijk meer financiële steun uit de gemeente en de regio behoeft. Al met al gaat het in deze categorie van theaters om initiatieven met een omzet van f 50.000,-- (tot f 150.000,- al naar gelang het aantal "overige" voorstellingen en uitvoeringen zoals film).

^. J.K. Mur, Cijfers van de Vlakke Vloer, een onderzoek naar de kosten van kleine theaters. Stichting Inkt, Amsterdam, 1989.

^. De Fabriek in Zaandam vertoont op dit moment geen theatervoorstellingen o.a. als gevolg van de verminderde subsidie.

(8)

8

b. Voorts zijn daar de "middelgrote" kleine theaters zoals Provadja in Alkmaar, het Witte Theater in iJmuiden en het Oude Raadhuis in Hoofddorp ^). Deze theaters programmeren rond de 50 theatervoorstellingen, rond de 20 concer- ten plus 50-80 film(huis)voorstellingen (met Provadja als uitschieter: 440 per jaar!). Bij die theatervoorstellingv3n komen gemiddeld rond de 4000 bezoekers plus het filmhuisbezoek (met Provadja als uitschieter: 10.000 bezoeken).

De omzet ligt tussen de 3 en 4 ton (het betaalde personeel meegerekend).

Provadja - met een theater- en een filmzaal met respectievelijk 80 en 65 stoe- len - kenmerkt zich door zijn vernieuwende programmering, zowel op theater- gebied (inclusief dans) en muziekgebied met een serie eigentijds- klassiek.

Bovendien produceert men ook zelf voorstellingen op (semi-)professioneel gebied.

Ontstaan uit een jongerencentrum zijn daarvan nog resten zoals workshops (gegeven door een particulier) aanwezig. Deze dragen bij aan de band van het publiek met dit theater. Een forse groep professionele vrijwilligers (60!) houden met steun van twee betaalde medewerkers (1 formatieplaats) het theater draai- ende via een werkgroepenstructuur.

Het Witte Theater heeft evenals Wadway een unieke locatie, alleen een heel andere: in plaats van een kerkje op het platteland is dit theater gevestigd in een voormalige - gekraakte - fabriek gelegen aan het Noordzeekanaal tegenover de Hoogovens. Vrij apart gelegen dus. Dit theater - met een nu goed geoutil- leerde theaterzaal onlangs opgeknapt - kenmerkt zich door zijn gedifferentieer- de, vrij vernieuwende programmering: toneel, dans, film, popconcerten, schooi- en kindervoorstellingen (i.s.m. scholen). Bovendien ook hier plaats voor de

"betere" amateurproducties. Het Witte Theater beschikt nu over vijf betaalde medewerkers (vier formatieplaatsen) in gemeentedienst die de kerntaken ver- richten met een flinke schare vrijwilligers: + 50.

Het Oude Raadhuis wil vrij breed programmeren; wil het aanbod herkenbaar laten zijn voor het publiek: "een vriendelijk en warm theater". Een brede gedif- ferentieerde programmering met een broedplaatsfunctie voor beginnende, theater- makers, m.n. cabaret. Via try-out voorstellingen komen ook de duurdere voor- stellingen binnen. Naast "kleinkunst"/cabaret ook ruimte voor bijzondere projec- ten - gedacht vanuit het aanbod van voorstellingen (een poppenspelweek bijv.).

Opvallend genoeg is dit levendige theater een gemeentelijke voorziening (gelijk een gemeentelijke dienst) met 2 betaalde medewerkers in dienst voor resp.

coördinatie en techniek plus 8 parttimers voor de publieksfuncties.

c. Ais "buitencategorie" in dit verband moet de Toneelschuur in Haarlem worden genoemd, dat met een omzet van f 1,5 miljoen, 9 formatieplaatsen (15 betaalde medewerkers), ruim 320 theatervoorstellingen (en 236 filmvoorstellingen)

geen klein theater meer is. De Toneelschuur heeft op theatergebied een lan- delijke betekenis als speelplaats en werkplaats voor vernieuwend toneel. Dit theater produceert dus ook voorstellingen in eigen beheer.

De conclusie mag luiden: de provincie Noord-Holland is gezegend met vele kleine theaterinitiatieven en is daarin redelijk uniek gelet op andere provincies.

^. Het Cleyntheater in Amsterdam Noord kan ook tot deze categorie worden gerekend.

(9)

Het hele Noordhollandse plaatje overziend kan nog een vierde gemeenschappelijk kenmerk worden aangegeven. Naast de trits vernieuwende programmering, de nabij- heid tot het speelvlak en de informele bedrijfscultuur (en de gunstige prijsstelling van het toegangskaartje) valt op dat vele theaters in de loop der jaren geen echte bezadigde kunstinstellingen zijn geworden. Wat dat aangaat mogen de theaters blij zijn dat de gemeenten hen niet stuk hebben gesubsidieerd tot een geprofes- sionaliseerd theaterinstituut. Gemeentelijke weerstanden hebben de kleine theaters slank en wendbaar gehouden. Dat is het voordeel van tegenwerking. Weerwerk maakt duidelijk of men werkelijk serieus bezig is en niet uit modieuze overwegin- gen. Tegenstand maakt dat je harder gaat werken: roept energie op (maakte Paul Koek, musicus en regisseur bij theatergroep Hollandia onlangs duidelijk in het blad Plug). En dat is een goede basis voor avontuurlijk ongeregeld theater.

Aan de andere kant kan een slank gehouden theaterinitiatief ook een anorexia- patiënt worden. De gemeente kan de horzel ook langzaam platdrukken. Of geen luis in de pels toestaan. Als de politieke lef ontbreekt om zich sterk te maken voor afwijkend cultureel vertoon, voor "tegentonen", dan wordt dit kleine theater een armoedige bedoening. En wie wil zich daar nog mee inlaten? Met de zaaglijn in zicht kan ook de verlamming toeslaan. En verliest de gemeente aan eigenzin- nigheid. Een culturele minderheid minder en een stukje saaier.

Is de gemeente gezegend met een stel - artistiek - gedrevenen, een groep par- ticulieren die zich sterk maken voor levend, avontuur theater - van nabij -, dan kan zij die minderheid ook passend belonen: Die Gideonsbende in staat stellen haar artistiek geloof, haar levensvatbaarheid te bewijzen.

4 Van vorm naar inhoud:

op naar de jaren '90

In de jaren '80 ging de wind uit een andere hoek waaien. Zeker ook op cultureel vlak. Het tijdperk Brinkman brak aan. Ook de kunsten moesten zich gaan bewijzen.

Geen nonsense of er moest vraag naar zijn. De kunsten dienden mede marktaf- hankelijker te worden. Waarom mocht er geen vraag zijn naar cultuurproducten?

Heeft een voorstelling eigenlijk wel plaats gevonden als er geen publiek in de zaal aanwezig is? Legitieme vragen? Voor een politicus die afhankelijk is van publieke instemming, die moet inspelen op zijn publiek in ieder geval wel. De tijdgeest voelt Brinkman goed aan: meer markt, minder overheid en meer eigen initiatief van de burger (alsmede een zorgzame samenleving voor de minder be- deelde).

En hoe reageren de kleine theaters in het verzakelijkt cultureel klimaat? Ook hier ontstaat meer aandacht voor het publiek. Met name het gebrek aan comfort en service wordt een steen des aanstoots. Eindelijk behoorlijke w.c.'s, behoorlijke stoelen, geen geluidsoverlast en een beetje akoestiek. Warme koffie en koude pils worden norm in plaats van warm bier en slappe thee. Het imago van een open jongerencentrum wordt een schrikbeeld. De theaters behoeven nu een face-lift:

donker wordt licht en grijs, met een geel design streepje. Meer aandacht voor de entourage en de aankleding. Men krijgt oog voor stilering. Stijl wordt een kwestie. Men moet herkenbaar worden. Het publiek moet zich op zijn gemak weten en op zijn plaats. Gezelligheid en intimiteit worden belangrijke items. Klein maar fijn dus.

(10)

10

Een heleboel nieuwe woorden doen opgang: marketing, promotie, publiciteit en public relations, publieksonderzoek, imago en beeldvorming. De slag op de vrije tijdsmarkt - waar de benarde consument van alle kanten wordt bestookt om toch vooral tijd en geld te besteden aan zijn of haar product of dienst - moet aan- gegaan worden. Men moet zelfs voor de plaatselijke middenstand een interessant reclame medium worden. Kunstsponsering moet een inkomstenbron worden. Zelfs in de relatie met de gemeente moet men P.R. bedrijven in plaats van bakkelijen.

Het kleine theater dient aan te geven welke bijdrage zij kan leveren aan de leven- digheid van het stadscentrum. Misschien draagt zij wel bij aan de allure of uit- straling van het stadje. Kan de waarde van het theater liggen in haar bijdrage aan het toeristisch-recreatieve product van een gemeente? En misschien valt het spin off-effect nog wel te berekenen. Kortom, het belang van het kleine theater wordt rondom zijn plaats gezocht.

En hoe houden de kleine theaters zich onder deze mode? Tweeslachtig. Natuurlijk is een betere publieksservice nooit weg. In veel gevallen hard nodig, wil het ver- toonde enigszins tot zijn recht komen. Ook qua programmering wordt meer gelet op het te vullen aantal zitplaatsen. Het aanbod wordt breder en het theater toe- gankelijker. Aan de andere kant wordt deze ontwikkeling toch ook ervaren als een concessie aan het ideaal. Gelukkig maar. Marketing, promotie en imago, het doet toch ook modieus aan. De meeste kleine theaters blijven uitgaan van de autonomie van de theatermaker. Zij blijven hun taak allereerst zien als vertoner van bijzonder producties. Met desnoods weinig publiek (liever niet, maar toch).

Van binnen wil men een Gideonbende blijven. Alleen het is nu meer schipperen geblazen. Zo u wilt, meer aanpassen of accommoderen. Voor de vorm past men zich aan en leert daarmee te leven (en zijn graantje mee te pikken).

5. Zendingsarbeid of hoe win ik publiek

Einde verhaal? Laat mij nog eenmaal terugkeren naar het begin van dit verhaal.

Naar de kerk, naar de liturgie, de rituele handelingen, het presentstellen van God, en de priester als man van God. De waarde van de kerk lag op bovenmenselijk vlak. Maar de kerk leeft niet alleen van de religie. Zij is ook een plaats van samenkomst. Rituelen vervullen ook sociale functies. God is eveneens een concept waaraan de mens zijn lijden afmeet (met dank aan John Lennon). Het geloof brengt vertroosting en verlichting in de dood. Vervang kerk door theater, liturgie door toneelspel, het sacrale door het theatrale. God wordt (absurde) Schoonheid. En de priester wordt een toneelspeler. Maar ook kunst is meer. Het theater is ook een ontmoetingsplaats waar ons ons kan leren kennen.

Theater werkt ook bevestigend en geruststellend en brengt misschien wel verlicht- ing van het lijden (voor een ogenblik). Beide instituten vervullen kortom sociale functies. En passen zich daaraan aan. De kerkbanken kregen kussentjes; de kerk wordt nu verwarmd; de kerkganger blijft na en drinkt gezellig koffie.

En onze kleine theaters dan? Onze Gideonsbende? Die is toch niet te vergelijken met de grote kerk? Maar wel met de kringen van kritische, radicale gelovigen;

met de vrijzinnigen.

Echter ook zij zien zich voor de opgave geplaatst hun kring te vergroten behalve als zij genoeg aan zichzelf en hun eigen gelijk hebben. En dat met een alles- behalve gemakkelijke boodschap. Hoe doe je dat. De verbreiding van een (artistiek) geloof? De kerk wist er wel raad mee. Zij verspreidde het geloof onder heidenen:

(11)

11 1. met kralen en spiegeltjes

2. door het deels overnemen van afgoden en heidense gebruiken en 3. via missiewerk en catechesatie

Kortom via beschavingsarbeid en anders met het zwaard.

Hoe gaan de theaters om met hun cultuurbarbaren en halfgevormden? En in ons geval, hoe doen de kleine theaters het? Onze Gideonbende? Die oude bende sloeg de afgodsbeelden en gouden kalveren aan diggelen. Ontnam het volk zijn geloof in de weelde door het te vuur en te zwaard te bestrijden. Ik vrees dat onze bende het iets pedagogischer moet aanpakken. Beginnen wij bij de eerste methode, het lijkt er op dat sommige kleine theaters nog zijn blijven steken in de fase van de kralen en spiegeltjes. Dat zou het geval zijn als zij ter verbreiding van hun geloof alleen met verbeterde folders, artistieke affiches en een fraai logo zouden werken. Het stadium van de buttons en stickers. Een aantal zijn verder gegaan en passen methode twee toe. Zij hebben amusante voorstellingen, "kleinkunst" en vlotte muziek op hun programma gezet. Het feit dat zij daarin selecteren, on- derscheid maken tussen goed en platvloers, tussen goed en "commercieel" maakt duidelijk dat zij (nog) niet van hun artistieke geloof zijn afgevallen. Maar hoe staat het met het missiewerk en de catechesatie? Het echte bekeren van de on- gelovigen?

Want ook hier gaat het niet alleen om het bedienen van het publiek, maar om het w/innen van publiek voor bijzondere voorstellingen waar zij niet om gevraagd hebben (zoals het redden van de ziel niet direct het probleem van de heiden was).

Moet het kleine theater aan missiewerk en bekering gaan doen? Methode drie dus.

Moet zij noden gaan opvangen, mensen uit hun isolement halen, een sociëteit beginnen, een ontmoetingsplek zijn voor cultureel ontheemden of cultureel be- hoeftigen? Een deel van het klein theatercircuit heeft die achtergrond. Hebben relaties met het jongerenwerk, amateuristische kunstbeoefening en kunstzinnige vorming. Wat een vloek lijkt - zeker als sociaal-cultureel werk, welzijnswerk is geworden - kan wanneer het primaat ligt op het culturele, een belangrijke pré zijn. Workshops, kindertoneel, scholierenfestivals, het betere amateurtoneel, aller- hande projecten; het kleine theater blijkt meer te zijn dan een uitgaansgelegenheid voor fijnproevers. Zoals we zagen, een aantal van die theaters pakken deze cul- turele activiteiten op. En misschien is nog wel meer mogelijk in samenwerking met muziekscholen, centra voor kunstzinnige vorming en/of balletscholen. Waar in de kerken de leken zich actief betonen in liturgische werkgroepen en vierin- gen, zo kunnen kleine theaters eveneens aan "actieve cultuurparticipatie" doen om het eens in beleidsjargon te gieten.

Het kleine theater heeft nog meer pijlen op zijn boog, zo bleek. Velen brengen differentiatie in hun programmering aan. Zij kunnen dus verschillende publieks- groepen aan zich binden. Gelet op de fragmentatie van het publiek in vele doel- groepen kan de programmering (en publiciteit) meer afgestemd worden op liefheb- bers van (kleinschalig) toneel, moderne dans en/of eigentijds klassiek, en/of lite- raire avonden, op specifieke groepen en het brede popaanbod, wereldmuziek, ka- mermuziek, op cabaret, op amateurproducties, film, exposities en noem maar op.

De kunst zal nog zijn in die veelheid een zekere identiteit te bewaren opdat geen chaotisch, maar een kaieidoscopisch beeld ontstaat. Het kleine theater wordt op deze manier een multi-cultureel centrum (en geen multi-functioneel centrum,

wat afbreuk doet aan het bijzondere culturele belang).

(12)

12

Maar op èèn gebied liggen kleine theaters nog achter. Op het gebied van de cate- chesatie: op het gebied van de vorming en ontwikkeling van het potentiële publiek.

Publiek werven, publiek winnen betekent niet alleen informeren, maar vooral op- voeden. Beginnerscursussen (en voor gevorderden) in samenwerking met volksuni- versiteiten of educatieve centra bieden mogelijkheden om van al dat nieuws en moderns te leren genieten. (Overigens schouwburgen en concertzalen doen hier al aan i.s.m. volksuniversiteiten). Kunst- of cultuureducatie biedt uitkomst. In feite bieden kleine theaters (en filmhuizen) in het beginstadium al aanzetten in die richting. Immers contact met de spelers lag altijd al in de bedoeling. Alleen nu zou dat gestructureerd moeten worden. En er zijn projecten waarin naast rekenen, taal en sociale vaardigheden, culturele ontwikkeling in het basispakket zat: Bach in de basiseducatie. In ons geval moet Bach Brecht zijn misschien.

6. Van Vorm naar Vent

Wat is de moraal van dit verhaal? Die is altijd kort. Het kleine theater valt op door zijn gedrevenheid. Een inzet van weinigen. Een paar bevlogenen die anderen aan zich weten te binden. Een kern van getrouwen door de jaren heen die met schaarse middelen iets ongelooflijks brengen: eigenzinnig theater. Het is de vent - man of vrouw - die de vorm of de uitstraling bepaalt. Heeft u zo'n vent beste gemeente, geef hem of haar de ruimte om het waar te maken: die schone, absurde illusie van het theater. Amen.

(13)

De Kampanje 1965

Het Park 1969

De Speeldoos 1969 Stadsschouwburg na '45 Stadsschouwburg 1918

't Spant 1968

Gooiland 1936

Singer 1956

Drie in één

13

BIJLAGE 1 Een overzicht van de schouwburgen in Noord-Holland.

In Noord-Holland stonden in 1970 de volgende schouwburgen:

Den Helder Hoorn Zaanstad Velsen/IJmuiden Haarlem

Bussum Hilversum Laren Huizen

Aan deze lijst van theaters werden nadien toegevoegd:

Amstelveen - Cultureel Centrum 1979 Alkmaar - De Vest 1978 Een aantal van deze schouwburgen hebben kleine zalen:

Den Helder - Kamphönerzaal Alkmaar - kleine zaal de Vest

Zaandam - Kijkschuur de Lelie (aparte locatie) Amstelveen - Theater Oscar

Bussum - Schouwburg 't Spant Huizen - De Boerderij (aparte locatie)

Het theateraanbod blijft in deze kleine zalen vrijwel beperkt tot cabaret en mu- ziekuitvoeringen.

I

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van een vraag van de heer Coolen antwoordt mevrouw Gerits dat in het kader van subsidiering Slachtofferhulp momenteel een discussie gevoerd wordt over de vraag of

Elk van de vier zijden van de pizza wordt verdeeld in n gelijke delen en de verdeelpunten worden via rechte sneden verbonden met de overeenkomstige verdeelpunten op

Henk Boogaard brengt deze en andere liedjes uit. de dagelijkse praktijk

Middels de samenwerking met Oostpool en De Nieuwe Oost worden de kwaliteiten van een BIS-gezelschap en – productiehuis naar Nijmegen gehaald; met de premières brengen we

9) Heeft u problemen met andere regelgeving op het gebied van verkeer en vervoer?. O

Door een werk van overtuiging en aanklacht van het geweten en wettische vernedering, welke gewoonlijk een Evangeliseer en een zaligmakende verandering voorafgaan, past Hij

De periode 2020 – 2023 gebruiken we voor de inhoudelijke ontwikkeling van het educatieve aanbod in of vanuit ons nieuwe theater, voor het inrichten van onze organisatie voor

- Een leider zou meer uit moeten gaan van kleine veranderingen in de nabije toekomst, meer van zijn eigen kunnen uit moeten gaan (dus beperkingen) en daarbij realistisch