• No results found

VROEGSIGNALERING, DE HERZIENE MELDCODE EN SHAKEN BABY SYNDROOM

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "VROEGSIGNALERING, DE HERZIENE MELDCODE EN SHAKEN BABY SYNDROOM"

Copied!
99
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

WERKBOEK

VROEGSIGNALERING, DE HERZIENE MELDCODE EN SHAKEN BABY SYNDROOM

’Kindermishandeling is elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders - of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat - actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.’

Foske van Puffelen

HWC Opleidingen

(2)

Hoe werkt deze E-learning:

Je ontvangt bij deze online training een werkboek waarin je alle lesstof en opdrachten aantreft. Je doorloopt één voor één de video’s die voor elke module in jouw trainingsomgeving staan, en gebruikt jouw werkboek als naslagwerk. Lees de stof goed door voordat je aan de volgende module begint. Naast de informatie in je werkboek zijn er bij veel van de modules nog bijlagen en checklists te vinden bij de downloads. Daar vind je belangrijke aanvullende informatie.

Download

Tijdens of na het doorlopen van de modules in het werkboek kan je de checklists en de bijlagen downloaden.

Vragenuurtje en coachinggesprek

De E-learning bevat veel informatie en de aard van de leerstof kan ook persoonlijke gevoelens bij je losmaken. Daarom krijg je halverwege de training de mogelijkheid om een coachingsgesprek met je trainer in te plannen voor een coaching via video.

Rond week 2 is een vragenuurtje ingepland waarin je in een online webinar samen met de groep vragen kunt stellen aan elkaar en aan de trainer. Gegevens voor het inplannen en volgen van het vragenuurtje en het coachingsgesprek ontvang je later.

Toets en certificaat

Aan het eind van de training doorloop je een toets en als je geslaagd bent, wordt het proces om je certificaat aan te vragen in gang gezet.

V R O E G S I G N A L E R I N G ,

D E H E R Z I E N E M E L D C O D E E N

S H A K E N B A B Y S Y N D R O O M

(3)

M O D U L E 0 1 M E L D C O D E H U I S E L I J K G E W E L D E N K I N D E R - M I S H A N D E L I N G 5 1.1 Huiselijk geweld en kindermishandeling en doel van de meldcode 6

1.2 De 5 stappen van het basismodel 8

M O D U L E 0 2 H U I S E L I J K G E W E L D 1 1

2.1 Achtergronden huiselijk geweld 12

2.2 Vormen en feiten van huiselijk geweld 13

2.3 Gevolgen van huiselijk geweld 15

M O D U L E 0 3 K I N D E R M I S H A N D E L I N G 1 7 3.1 Enkele kenmerken van kindermishandeling 18

3.2 Vormen van kindermishandeling 19

3.3 Wat is het Shaken Baby Syndroom? 21

3.4 Het Shaken Baby Syndroom is mishandeling! 23 3.5 Hoe ontstaat het vermoeden van Shaky Baby Syndroom? 25

M O D U L E 0 4 D E TA A K VA N D E K R A A M V E R Z O R G E N D E2 6 4.1 Voorkomen van mishandeling: heb oog voor de ouder! 27

4.2 Wat heeft de baby nodig? 29

4.3 Tips voor de ouders en landelijk protocol van het KCKZ 31

I N H O U D S O P G A V E

(4)

M O D U L E 0 5 A C H T E R G R O N D E N VA N K I N D E R M I S H A N D E - L I N G 3 3

5.1 Opvoeden 34

5.2 Waarom mishandelen ouders hun kinderen? 35

5.3 Gevolgen van kindermishandeling 36

5.4 Risicofactoren 38

M O D U L E 0 6 S I G N A L E R E N E N H A N D E L E N 4 2

6.1 Wat is signaleren? 43

6.2 Het gesprek 47

6.3 De zeven gouden regels 51

B I J L A G E N E N C H E C K L I S T S

BIJLAGE: Vragenlijst ter verheldering van zorgelijke signalen 55

BIJLAGE: Signalenlijst kindermishandeling 56

BIJLAGE: Gevolgen van Baby mishandeling 65

BIJLAGE: Stappenplan verbeterde meldcode 71

BIJLAGE: Vroegsignalering & werken met de meldcode 72

BIJLAGE: Balansmodel van Bakker 78

BIJLAGE: Checklist vroegsignalering in de kraamtijd 79 Toelichting bij checklist vroegsignalering in de kraamtijd 81

BIJLAGE: Risicofactoren 84

BIJLAGE: Communicatie hulpjes en TIPS voor het rapporteren 88 BIJLAGE bij les 4.3: Stappenplan volgens het Landelijk Protocol van

het KCKZ 91

Eigen aantekeningen 96

I N H O U D S O P G A V E

(5)

M E L D E C O D E H U I S E L I J K G E W E L D E N K I N D E R M I S H A N D E L I N G

BESCHRIJVING

Module 1 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in de praktijk bestaat uit 2 online lessen:

1. Huiselijk geweld en kindermishandeling en doel van de meldcode 2. De 5 stappen van het basismodel

De doorlooptijd van deze module is ongeveer 1,5 uur.

Deze module wordt begeleid door Foske van Puffelen.

Aanvullende informatie vind je in je werkboek.

M O D U L E 1

(6)

H U I S E L I J K G E W E L D E N K I N D E R M I S - H A N D E L I N G E N D O E L V A N D E M E L D - C O D E

Beroepskrachten die direct met ouders en kinderen werken, zien vaak als eerste dat het niet goed gaat thuis als het gaat om opvoed- en opgroeiproble- men. Het is niet altijd jouw verantwoordelijkheid hierin hulp te verlenen, maar wel om de zorgen te signaleren en eventuele vervolgstappen te ondernemen.

Dit is een belangrijke taak.

In de praktijk blijkt dat mensen veel zien en signaleren, maar niet altijd goed weten wat dan te doen. Onderzoek wijst uit dat beroepskrachten die met een meldcode werken drie keer zo vaak ingrijpen dan collega’s waar zo’n code niet voorhanden is. De overheid heeft daarom op 1 juli 2013 de ‘Wet verplich- te meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ aangenomen.

Deze wet geldt voor organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de (jeugd)gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang, de jeugdzorg, de maatschappelijke ondersteuning en voor politie en justitie.

Om beroepskrachten te ondersteunen bij de implementatie van de meldcode, heeft de overheid een zogeheten ‘basismodel meldcode huiselijk geweld / kindermishandeling’ ontwikkeld. Dit basismodel kan aangepast worden voor de eigen organisatie of praktijk.

L E S 1 . 1

(7)

Het doel van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is om jou als beroepskracht te ondersteunen in de omgang met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Een meldcode beschrijft een stappenplan vanaf het moment van het vermoeden van huiselijk geweld / kindermishandeling door een beroepskracht, tot het moment waarin je een beslissing neemt over het doen van een melding.

L E S 1 . 1

(8)

D E 5 S T A P P E N V A N H E T B A S I S M O D E L

Er zijn 5 stappen waaruit het basismodel meldcode in elk geval moet bestaan:

Stap 1: in kaart brengen van signalen

Als jij signalen opvangt van huiselijk geweld of kindermishandeling, wordt van jou gevraagd om deze signalen in kaart te brengen. Je legt deze signa- len vast, evenals (de uitkomsten van) de gesprekken die je over de signalen voert, de stappen die je zet en de besluiten die je neemt.

Stap 2: collegiale consultatie

Om de signalen die je in kaart zijn brengt goed te kunnen duiden, is overleg met een deskundige collega noodzakelijk. Denk bijvoorbeeld aan de aan- dachtfunctionaris huiselijk geweld of kindermishandeling binnen je eigen organisatie. Ook kan op basis van anonieme cliëntgegevens Veilig Thuis worden geraadpleegd. Ook kan je een deskundige op het gebied van letsel- duiding raadplegen.

Stap 3: gesprek met de cliënt

Na het collegiaal overleg en eventueel het adviesgesprek met Veilig Thuis volgt er een gesprek met de ouder(s). Omdat openheid een belangrijke grondhouding is, wordt in het stappenplan geadviseerd om zo snel mogelijk een gesprek met de ouder(s) aan te gaan om de signalen te bespreken.

Soms zal het vermoeden door het gesprek worden weggenomen, dan zijn de volgendestappen van het stappenplan niet nodig. Worden de zorgen door het gesprek niet weggenomen, dan zet je ook de volgende stappen. heb je behoefte aan ondersteuning bij deze stap, dan kan je daarover advies vragen aan een collega, aan een aandachtfunctionaris binnen je eigen organisatie of praktijk en/of aan Veilig Thuis.

L E S 1 . 2

(9)

Stap 4: wegen van het geweld of de kindermishandeling

Na de eerste drie stappen beschik je al over redelijk veel informatie: de beschrijving van de signalen die je hebt vastgelegd, de uitkomsten van het gesprek met de ouders en het advies van deskundigen. In deze stap komt het erop aan dat je de informatie weegt. Dat je het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling inschat, evenals de aard en de ernst van dit geweld. Bij twijfel is het van belang om ook hier advies in te winnen bij deskundigen van Veilig Thuis.

Stap 5: hulp organiseren of melden

Na de weging van stap 4 kom je tot een besluit: zelf hulp organiseren of een melding doen. Waar het bij deze afweging om gaat is dat je beoordeelt of je zelf, gelet op jouw competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, in voldoende mate effectieve hulp kunt bieden of organiseren. In alle gevallen waarin jij meent dat dit niet of maar gedeeltelijk het geval is, doe je een melding.

Bij een melding moet je zoveel mogelijk jouw signalen melden, dit wil zeggen de feiten en gebeurtenissen die zijn waargenomen. Meld je ook feiten en gebeurtenissen die anderen hebben gezien of gehoord, dan moet je deze

‘andere bron’ duidelijk in de melding noemen.

Als hoofdregel geldt dat je, voordat je een melding doet, contact zoekt met de ouder(s) over de melding. Je legt hen uit dat je een melding wil doen, wat een melding betekent en wat het doel van de melding is.

In sommige gevallen kan er worden besloten om een melding te doen zonder gesprek met de ouder(s) vooraf. Het gaat om situaties waarin de veiligheid van één van de betrokkenen in het geding zou kunnen komen.

L E S 1 . 2

(10)

Ook kan van een gesprek worden afgezien als er goede redenen zijn om aan te nemen dat de ouder(s) het contact met de beroepskracht zal verbreken, waardoor de ouder(s) en de kinderen uit het zicht raken.

Het basismodel meldcode is bedoeld als handreiking voor organisaties en zelfstandige beroepsbeoefenaren bij het opstellen van een code voor de ei- gen organisatie of praktijk. Het basismodel is zo geschreven dat het met een aantal kleine wijzigingen op maat kan worden gemaakt.

Voor meer informatie over de meldcode huiselijk geweld en kindermishande- ling, raadpleeg ook:

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/meldcode en bekijk de bijlagen ‘stappenplan verbeterde meldcode’ en ‘Vroegsignalering

& werken met de meldcode’.

L E S 1 . 2

(11)

H U I S E L I J K G E W E L D

BESCHRIJVING

Module 2 Huiselijk geweld bestaat uit 3 online lessen:

1. Achtergronden huiselijk geweld 2. Vormen en feiten van huiselijk geweld 3. Gevolgen van huiselijk geweld

De doorlooptijd van deze module is ongeveer 2 uur.

Deze module wordt begeleid door Foske van Puffelen.

Aanvullende informatie vind je in je werkboek.

M O D U L E 2

(12)

A C H T E R G R O N D E N H U I S E L I J K G E W E L D

Omdat het begrip huiselijk geweld (nog) niet wettelijk is omschreven, wordt de omschrijving die de overheid al een aantal jaren hanteert gebruikt.

Voor het begrip kindermishandeling wordt de begripsomschrijving uit de Wet op de jeugdzorg gebruikt. Als het kind getuige is van huiselijk geweld tussen andere huisgenoten wordt ook als kindermishandeling gezien.

Elk jaar komen duizenden kinderen en volwassenen in aanraking met geweld in de ‘huiselijke kring’. Naast de slachtoffers van het geweld zijn veel kinde- ren getuige van huiselijk geweld. Getuige zijn van huiselijk geweld betekent opgroeien in een omgeving waarin agressief gedrag wordt geuit. Er is altijd sprake van een machtsverschil, het slachtoffer is op de één of andere manier afhankelijk van de pleger. De gevolgen voor kinderen die in een sfeer van geweld en spanning opgroeien moet niet onderschat worden. Kinderen die getuige zijn van geweld lopen namelijk een verhoogd risico om uiteindelijk zelf slachtoffer van het geweld te worden. Daarnaast lopen zowel kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld als slachtoffers van het geweld grote risico’s om op korte of lange termijn daarvan de gevolgen te ondervinden.

Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Geweld betekent in dit verband aantasting van de persoonlijke integriteit.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen geestelijk en lichamelijk geweld en on- der lichamelijk geweld valt ook seksueel geweld). Met het begrip ‘huiselijke kring’ krijgt de relatie tussen de pleger en het slachtoffer meer de nadruk en niet de locatie. Hierbij gaat het om (ex) partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden.

L E S 2 . 1

(13)

V O R M E N E N F E I T E N V A N H U I S E L I J K G E W E L D

• kindermishandeling en seksueel kindermisbruik, verwaarlozing;

• (ex-)partnergeweld in alle denkbare verschijningsvormen, ook psy- chische mishandeling;

• mishandeling, uitbuiting of verwaarlozing van ouderen;

• eerwraak, waaronder ook vrouwelijke genitale verminking (vrouwen- besnijdenis);

• stalking;

• mensenhandel;

• gedwongen prostitutie.

Om het begrip huiselijk geweld nader toe te lichten heb ik nog een aantal feiten voor je.

Huiselijk geweld

• komt voor in alle lagen van de bevolking ongeacht leeftijd, etniciteit, opleiding en beroep;

• komt voor in intieme relaties;

• heeft te maken met herhaling van gedrag, inclusief verschillende vor- men van mishandeling, zoals lichamelijk, psychologisch, emotioneel en economisch geweld en het inzetten van de kinderen;

• wordt gebruikt om slachtoffers op een systematische manier te in- timideren, vernederen en bang te maken om controle en macht over hen uit te oefenen;

L E S 2 . 2

(14)

Huiselijk geweld

• is gedrag dat in de meeste gevallen is aangeleerd (vaak is gedrag overgenomen uit de eigen familiesituatie, het gedrag wordt beloond met wenselijke resultaten voor de pleger);

• wordt veroorzaakt door de pleger en niet door het slachtoffer of de relatie;

• is strafbaar wanneer sprake is van daadwerkelijk of dreigen met fysiek of seksueel geweld;

• betreft zowel mannen als vrouwen. De mate en ernst van het geweld is bij vrouwen groter dan bij mannen;

• heeft grote gevolgen voor de slachtoffers en de kinderen. Ook de periode waarin pleger en slachtoffer van elkaar gescheiden zijn heeft effect op de kinderen;

• resulteert in overlevingsgedrag bij het slachtoffer. Dit betekent onder andere het geweld ontkennen of minimaliseren, verantwoordelijkheid nemen voor het geweld, de dader beschermen, alcohol en/of drugs gaan gebruiken, zelfverdediging, hulp zoeken, niet uit de geweldsre- latie stappen.

L E S 2 . 2

(15)

G E V O L G E N V A N H U I S E L I J K G E W E L D

Het is van belang om andere soorten van geweld niet los te zien van huiselijk geweld. De diepere oorzaken van meer openlijke geweldpleging moeten in het privé-domein worden gezocht. Kinderen die van jongs af aan (als slacht- offer of als getuige) met geweldpleging worden geconfronteerd, lopen een verhoogd risico om later in hun leven zelf als dader betrokken te raken bij verschillende vormen van criminaliteit (De Bie en De Haan, 1999).

Het gevoel van stabiliteit en veiligheid van jonge mensen wordt aangetast bij het zien, of horen of later te weten komen dat een ouder slachtoffer is geweest van huiselijk geweld.

Kinderen en jongeren lopen grote kans om in toenemende mate emotionele en gedragsproblemen te ervaren.

Sommige jonge mensen die problemen ervaren, vertonen traumatische stressreacties zoals flashbacks, nachtmerries, intense schrikreacties en con- stante zorg over mogelijk gevaar. Kinderen en adolescenten die opgroeien in een omgeving van huiselijk geweld lopen groot risico slachtoffer te worden van kindermishandeling.

Een pleger van huiselijk geweld gebruikt soms kinderen en jongeren als een controlemiddel ten opzichte van het volwassen slachtoffer.

L E S 2 . 3

(16)

Bijvoorbeeld door:

• te claimen dat het slechte gedrag van de kinderen de reden is van het geweld ten opzichte van het slachtoffer.

• te dreigen om geweld tegen de kinderen en hun huisdieren te gebrui- ken.

• de kinderen gijzelen of ontvoeren om op die manier het slachtoffer te straffen.

• zich negatief uit te laten tegenover de kinderen over het gedrag van het volwassen slachtoffer.

Kinderen en jongeren kunnen sterke tegenstrijdige gevoelens ervaren ten op- zichte van de gewelddadige ouder; affectie gaat gepaard met gevoelens van afkeuring en teleurstelling. En jongeren kunnen het gewelddadige gedrag, dat voor hen een voorbeeldfunctie heeft, gemakkelijk imiteren.

L E S 2 . 3

(17)

K I N D E R M I S H A N D E L I N G

BESCHRIJVING

Module 3 Kindermishandeling bestaat uit 5 online lessen:

1. Enkele kenmerken van kindermishandeling 2. Vormen van kindermishandeling

3. Het Shaken Baby Syndroom

4. Het Shaken Baby Syndroom is mishandeling!

5. Hoe ontstaat het vermoeden van Shaken Baby Syndroom?

De doorlooptijd van deze module is ongeveer 3 uur.

Deze module wordt begeleid door Foske van Puffelen.

Aanvullende informatie vind je in je werkboek.

M O D U L E 3

(18)

E N K E L E K E N M E R K E N V A N K I N D E R M I S - H A N D E L I N G

Het woord zegt het al: kinderen behandelen op een manier die slecht voor hen is en hen (soms voor altijd) beschadigt. Bij kindermishandeling blijven de opvoeders ernstig in gebreke.

Zij onthouden het kind de zorg die het nodig heeft of bedreigen het met agressie. Kindermishandeling gebeurt systematisch en stelselmatig. De relatie ouder-kind wordt niet hersteld. Er is sprake van een vicieuze cirkel waar opvoeders en kind niet meer uitkomen. Een kenmerk van mishandeling is dan ook het isolement waarin het gezin verkeert.

Het is voor kinderen heel moeilijk om, zonder hulp van buitenaf, zelf het mis- handelende gedrag van de ouder(s) of verzorger(s) te stoppen. Hierbij spelen de afhankelijkheid van en de loyaliteit tegenover de ouders een belangrijke rol.

Het maken van ernstige opvoedingsfouten door ouders of verzorgers, het

“mis”-handelen van kinderen is moeilijk bespreekbaar. Ouders en kinderen schamen zich ervoor en omstanders weten niet of, en zo ja in hoeverre, zij zich in de privésfeer van deze gezinnen kunnen mengen.

Mede door dit laatste aspect speelt kindermishandeling zich af in de gebor- genheid van het gezin. Het isolement van de gezinnen is groot. Hulpverlening bij kindermishandeling is vaak een zaak van lange duur, met soms weinig perspectief op verbetering. De gevolgen van kindermishandeling voor het slachtoffer kunnen zeer ernstig en langdurig zijn.

L E S 3 . 1

(19)

V O R M E N V A N K I N D E R M I S H A N D E L I N G

Er wordt onderscheid gemaakt tussen actieve mishandeling van kinderen (kinderen lichamelijk of psychisch actief iets aandoen) en passieve mishan- deling van kinderen (nalaten van de noodzakelijke lichamelijke en emotionele zorg).

Men onderscheidt verder:

Lichamelijke mishandeling: slaan, schoppen, door elkaar schudden, branden, snijden, krabben, hardhandig wegduwen, dwingen om schadelijke dingen te eten. Kortom: een handelwijze die lichamelijk letsel (kwetsuren) tot gevolg heeft.

Lichamelijke verwaarlozing: het onthouden van de noodzakelijke lichamelij- ke verzorging in de vorm van voedsel, kleding, huisvesting, voldoende slaap, hygiëne en medische verzorging.

Psychische mishandeling: voortdurend pesten, treiteren, kleineren, bang maken en bedreigen met geweld, achterstellen bij andere kinderen uit het ge- zin, verbieden om met vriendjes buiten te spelen, te zware en onrealistische eisen aan het kind stellen.

Psychische verwaarlozing: het ontzeggen van de noodzakelijke emotionele koestering als warmte, respect, aandacht en contact.

L E S 3 . 2

(20)

Seksueel misbruik: het kind onder bedreiging, dwang, lichamelijk geweld of emotionele druk aanzetten tot seksuele handelingen en het kind het gevoel geven dat het niet kan weigeren deze handelingen te verrichten of te onder- gaan.

Huiselijk geweld: geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Onder de ‘huiselijke kring’ worden (ex)partners, gezins- en familieleden en huisvrienden bedoeld.

Shaken baby syndroom: Een bijzondere en zeer ernstige vorm van lichame- lijke kindermishandeling is het shakenbabysyndroom of inflicted traumatic brain injury, waarbij een ouder of verzorger een baby zo hard door elkaar schudt dat het kind daar allerlei klachten aan overhoudt. Het shakenbabysyn- droom betekent letterlijk: het syndroom van de door elkaar geschudde baby.

L E S 3 . 2

(21)

W A T I S H E T S H A K E N B A B Y S Y N D R O O M ?

De wetenschappelijke term voor Shaken Baby Syndroom is Inflicted Trauma- tic Brain Injury. Een baby wordt geboren met een relatief groot hoofd dat ba- lanceert op de nek, maar nog niet gedragen kan worden door de nekspieren, waardoor het hoofd de eerste periode ondersteunt moet worden gedurende het optillen en dragen van de pasgeborene.

In het hoofd bevindt zich het centrale aansturingscentrum waarin alle prik- kels van onze zintuigelijke waarnemingen via impulsen binnen komen en vandaaruit door middel van reflexen, spieraanspanningen enz. tot actie over- gaan, zoals bewegen, geluiden maken, groeien, drinken, poepen, plassen enz.

Dit proces vindt plaats in de hersenen die door de schedel beschermt worden.

Op de hersenen liggen bloedvaten die naar het hersenvlies toegaan. Door het schudden komt er spanning op de bloedvaten en het hersenvlies, waardoor deze kunnen knappen met alle gevolgen van dien.

Ook de zenuwbanen in de nek krijgen dan een grote klap te verduren. De nek waarin de verbindingskanalen tussen de hersenen en de rest van je lijf zit.

De zenuwbanen spelen een belangrijke rol in de ademhaling en een bescha- diging hierin brengt dan ook direct zuurstof problemen.

Er kan ook een zwelling van de hersenen optreden door het schudden, ook wel hersenoedeem genoemd, wat je kunt zien als bloeduitstortingen in de hersenen waarbij blijvende schade het gevolg is. De gevolgen hiervan zijn niet te overzien. De hersenen kunnen op vele gebieden beschadigen, waar-

L E S 3 . 3

(22)

Een Amerikaans onderzoek heeft aangetoond dat het bij SBS niet gaat om grove mishandeling, maar om een mishandeling die regelmatig plaats vindt.

Wanneer je een baby 5 tot 20 seconden door elkaar schudt, kan er al Shaken Baby Syndroom ontstaan. Het onderzoek wees ook uit dat het door elkaar schudden van een baby minder dan 40 keer plaats vindt en toch werd er Shaken Baby Syndroom geconstateerd. Ook kwam er naar voren dat mach- teloosheid van de ouders een duidelijke aanleiding was tot dit gedrag.

Er zijn verschillende studies die laten zien dat het geven van mondelinge, schriftelijke en beeldende voorlichting in de perinatale periode (28ste zwan- gerschapsweek-10 dagen na de partus) effectief is in het terugdraaien van het aantal geschudde baby’s (altman et al., Barr et al., 2009; Dias et al., 2005).

De aanpak hierbij bestaat uit het verstrekken van informatie aan de ouders kort na de geboorte van hun kind en het geven van aanvullende voorlichting over het huilgedrag van de pasgeborene.

L E S 3 . 3

(23)

H E T S H A K E N B A B Y S Y N D R O O M I S M I S H A N D E L I N G !

Het Shaken Baby Syndroom is een onderdeel van kindermishandeling. Jaar- lijks worden er in Nederland 119.000 kinderen mishandelt. Het Shaken Baby Syndroom is een vorm van kindermishandeling die voornamelijk bij baby’s en jonge kinderen tot 4 jaar voorkomt. Nauwkeurige cijfers ontbreken, maar uit onderzoek (Reijneveld e.a, 2004) blijkt dat 5,6% van de Nederlandse ouders hun zuigeling schudt, slaat of smoort. Jaarlijks belanden er ongeveer 80 kinderen in het ziekenhuis op de eerste hulp met ernstige hersenbeschadi- gingen. Bij ongeveer 30 kinderen blijkt het om het Shaken Baby Syndroom te gaan. 3 á 4 kinderen per jaar overlijden aan deze vorm van lichamelijke mishandeling (volgens de cijfers van het Centraal bureau van Statistiek).

Vaak melden mensen uit angst niet dat de baby door elkaar geschud is.

Om verergering (zoals zwelling van de hersenen) te voorkomen en de juiste diagnose te stellen, is het van belang dat de baby/peuter zo snel mogelijk terechtkomt op de spoedeisende hulp. Het bewustzijn en de erkenning van de machteloosheid van de ouder, bij de ouder, kan ervoor zorgen dat ze wél naar het ziekenhuis gaan en openstaan voor hulp en ondersteuning en dat ze verantwoordelijkheid kunnen/durven dragen voor hun proces van het ouder- schap.

L E S 3 . 4

(24)

De eerste 4 jaar van een kind zijn het hoofd, de nek en de ruggenwervel zo hard aan het groeien/ontwikkelingen dat het bewustzijn van dit kwetsbare proces van groot belang is.

Kort samengevat de gevolgen die zich inwendig voordoen en hoe deze zicht- baar zijn:

- De hersenen botsen tegen de schedel aan, waardoor hersenschade ontstaat.

- De zenuwbanen in de nek krijgen een optater en raken daardoor be schadigd.

- Er kunnen bloedingen in de ogen ontstaan, omdat de ogen mee wor den geschud.

- De armen zwaaien gedurende het schudden, waardoor er botbreuken en bloedingen in de armen kunnen ontstaan.

- Ook wordt de baby vaak hard geknepen tijdens het schudden, waar door zijn ribben kunnen breken.

- De hersenen van een baby zijn zeer kwetsbaar en de bloedvaten zijn nog dun. Het gevolg is dat ze gedurende het schudden dan ook mak kelijk kunnen scheuren met een hersenbloeding als gevolg.

- Bloedingen in beide ogen (50-80% van de slachtoffers heeft hiermee te maken).

- Lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen. Enkele voorbeelden:

doofheid, blindheid, verlammingen, niet kunnen slikken, spu gen, ademhalingsproblemen enz.

- Ontwikkelingsachterstand, leerproblemen, gedragsproblemen.

- Coma.

- Overlijden.

Spelletjes als hop-paardje-hop op de rug van een ouder veroorzaken het syn- droom niet.

L E S 3 . 4

(25)

H O E O N T S T A A T H E T V E R M O E D E N V A N S H A K E N B A B Y S Y N D R O O M ?

Er zijn een aantal kenmerken waaraan je kunt zien of er eventueel sprake is van Shaken Baby Syndroom of andere vormen van mishandeling:

- blauwe plekken in het nekje van de baby;

- bloedingen in de ogen;

- verminderde alertheid of verlies van bewustzijn;

- doofheid;

- overgeven;

- ademhalingsproblemen.

Er zijn ook een aantal kenmerken die alleen door onderzoek in het ziekenhuis gesignaleerd kunnen worden:

- hersenbloeding;

- hersenoedeem;

- schedelkneuzing;

- hersencontusie, ook wel hersenkneuzing genoemd (met als gevolg functiestoornissen).

Inzicht in de onmacht geeft de handvaten tot het voorkomen van het Shaken Baby Syndroom.

L E S 3 . 5

(26)

D E T A A K V A N D E K R A A M V E R Z O R G E N D E

BESCHRIJVING

Module 4 De taak van de kraamverzorgende bestaat uit 3 online lessen:

1. Voorkomen van mishandeling: heb oog voor de ouder 2. Wat heeft de baby nodig?

3. Tips voor de ouders en Landelijk protocol van het KCKZ

De doorlooptijd van deze module is ongeveer 2,5 uur.

Deze module wordt begeleid door Foske van Puffelen.

Aanvullende informatie vind je in je werkboek.

M O D U L E 4

(27)

V O O R K O M E N V A N M I S H A N D E L I N G : H E B O O G V O O R D E O U D E R !

Als kraamverzorgende kun jij gedurende de kraamperiode al veel inzicht geven in het voorkomen van mishandelingen waaronder Shaken Baby Syndroom.

Het onderwerp is spannend. Je kunt je wel voorstellen dat dit onderwerp een schokmoment kan veroorzaken. Benoem de gevolgen wel, maar doe dit mild en zorgzaam vanuit vertrouwen.

Onderzoek in hoeverre het gezin de werking van de hersenen begrijpt. Als je merkt dat het gezin niet zo goed weet wat de functie is van de ruggenwervel en de verbinding en werking van de bloedvaten en de hersenen, dan is het fijn als het op een eenvoudige manier uitgelegd wordt, zodat er een duidelijk beeld wordt gecreëerd over de gevolgen van Shaken Baby Syndroom.

Creëer een plaatje waarin je een duidelijk beeld geeft van het Shaken Baby Syndroom. Zorg ervoor dat je ontspannen bent gedurende dit gesprek. Maak de theorie eigen, zodat je het ook ontspannen kunt overdragen, zonder teveel gedoe. Jouw vertrouwen met de materie zorgt voor vertrouwen gedurende het gesprek, waardoor het gezin de materie ook begrijpt. Indien dit niet ge- beurt creëer je onzekerheid die de machteloosheid vergroot, wat jij juist wilt voorkomen.

Het Shaken Baby Syndroom is voor jouw als kraamverzorgende belangrijk om aan te kaarten. Maar dat niet alleen, jij kunt al - voordat je het gesprek over Shaken Baby Syndroom aangaat -informatie geven die al betrekking heeft op het Shaken Baby Syndroom.

L E S 4 . 1

(28)

Tijdens de kraamweek pak jij ieder moment waarbij de baby iets laat zien van zichzelf, als informatiemoment voor het gezin. Leer het gezin te kijken naar het gedrag van de baby en leer het luisteren naar de geluiden die de baby maakt. Doe dit zorgzaam en geruststellend en onderzoek samen wat de baby wil vertellen. Moedig de ouder aan om te vertrouwen op zijn intuïtie. Moedig de ouder aan om te onderzoeken en geef vertrouwen. Leer de ouders ook dat ze niet perfect hoeven te zijn en dat hun kindje alle vertrouwen in hen heeft en dat het weet dat zij het allerbeste met hem of haar voorhebben, ook als het een keer even niet lukt.

De eerste dagen leg je de focus op het slaapritme: het doel van het vele sla- pen en rust die een pasgeborene nodig heeft. Je vertelt over de geluiden die gehoord worden door de pasgeborene en dat het hierop kan reageren, ook op een later moment. Denk hierbij aan het rustig slapen in de box terwijl het huis vol visite is. Ogenschijnlijk lijkt de baby hier geen last van te hebben, maar in de avond kan daar toch veel ontrust vandaan komen. Als kraamverzorgende biedt jij deze informatie, waardoor het gezin begrip heeft dat hun baby vanuit deze situatie onrust ervaart.

Je kunt ook vanaf dag één samen onderzoeken welke huiltjes de pasgebore- ne maakt en hoe je als ouder kunt communiceren vanuit deze huiltjes. Is het een honger-huil dan geef je eten, is het een huiltje dat een boertje weergeeft dan bied je de ruimte om de kleine te laten boeren voordat je doorgaat met wat je aan het doen was.

Bij elke zorg die het gezin uit omtrent het gedrag van de pasgeborene, ga je samen onderzoeken wat het kindje wil vertellen. Je legt een basis van verbin- ding waarbij de gevoelsveiligheid het uitgangspunt is.

Let op! Dit betekent niet dat alles perfect moet lopen. Leer een gezin ook dat ze fouten mogen maken. Dit is een belangrijk onderdeel van het ouderschap.

L E S 4 . 1

(29)

W A T H E E F T D E B A B Y N O D I G ?

Een pasgeborene kan al snel duidelijk maken wat hij/zij nodig heeft. Naarma- te de baby ouder wordt zal het steeds duidelijker worden welke signalen de baby uitzendt op het moment dat hij/zij moe is. Bij een pasgeborene kun je dit horen aan de huil. Het is een bijna gapend gehuil waarbij de mond open gaat en er een soort zuchtend geluid uitkomt, die we kunnen omschrijven als

‘auw’. In de kraamperiode zal dit geluid niet zo sterk te horen zijn, maar na een dag of zeven á acht zal dit geluid sterker worden.

In de eerste weken van het slaap/waakritme is het advies om de baby zoveel mogelijk te volgen. Het is een feit dat pasgeborenen niet veel slapen. Jij hebt als verzorgende de taak om dit zorgzaam maar duidelijk uit te leggen, zodat de jonge ouders er niet onzeker van worden. Dat een pasgeborene al binnen twee weken doorslaapt is eerder een uitzondering dan een gegeven.

Het is fijn als je als ouder weet wat je kunt verwachten, zoals de gebroken nachten en weinig slaap. Dit is makkelijker te accepteren als het duidelijk in het fundament is neergezet.

Voor de verzorgende hebben we een aantal slaapfeiten op een rij gezet, om- dat slaapgebrek een grote aanleiding kan zijn tot machteloosheid, dat kan leiden tot ongewenst handelen, ook wel mishandelen:

• Een slaappatroon is bij een pasgeborene niet aanwezig, je kunt hier als ouder alleen volgzaam in zijn. De baby komt in een vreemde wereld en om daarmee in verbinding te komen hebben ze vooral hun ouder(s) nodig.

L E S 4 . 2

(30)

• Voor een baby maakt de slaapplek niet zoveel uit, hij slaapt of dommelt overal wel weg.

• Gedurende 24 uur slapen pasgeboren baby’s 18 uur, maar dit is niet aanéénsluitend en het zal de ouder dus geen mogelijkheid geven om ook zoveel uur achter elkaar te kunnen slapen. Het slaapje van de pas- geborene duurt gemiddeld maar één á twee uur; dat is de reden dat het zo vermoeiend is in de eerste periode.

• Een pasgeborene is vaak maar kort wakker, maximaal 30-45 min. Dat betekent vaak dat er na de voeding, een schone luier en een knuffel weer een slaapmoment is.

Het is erg vervelend wanneer je niet tot rust kunt komen vanwege een on- rustige baby. Uit studies van het Wilhelmina kinderziekenhuis blijkt dat regel- maat, voorspelbaarheid en een rustige omgeving een positief effect heeft op huilbaby’s.

De baby kan in het begin niet zoveel prikkels op een snelle manier verwerken.

Onbewust worden wij, als volwassenen, veel geconfronteerd met verschil- lende prikkels. Ze komen tot ons in een verhoogd tempo. De pasgeborene krijgt dezelfde prikkels binnen, maar kan ze nog niet op zo’n hoge snelheid verwerken en zal hierdoor sneller overprikkeld raken en dit uiten in huilgedrag en onrustig slapen.

L E S 4 . 2

(31)

T I P S V O O R D E O U D E R S E N L A N D E L I J K P R O T O C O L V A N H E T K C K Z

Jij kunt de ouders verschillende zaken adviseren om overprikkeld raken van de baby en huilgedrag en onrustig slapen te beperken of te voorkomen.

Een greep uit verschillende tips die je kunt geven:

• Breng structuur aan in het dagritme van het kind. Doe alle handelin- gen constant in dezelfde volgorde; slapen, voeden, knuffelen, alleen zijn in de box, weer slapen enz. Het advies is om de baby direct te voeden nadat hij wakker is geworden.

• Plan per dag niet meer dan één uitstapje met de baby. Als je bijvoor- beeld boodschappen hebt gedaan, ga dan dezelfde dag niet meer op visite of wandelen.

• Vermijdt teveel prikkels. Zet de radio en tv niet te vaak aan, laat je kind weinig in de wipstoel zitten en beperk bezoek tot tijden waarop de baby slaapt.

• Speelgoed op batterijen kan -voorlopig- te druk zijn voor het kind, net als een baby-gym.

Wat als het de ouder toch niet lukt om de controle te krijgen over de machte- loosheid?

• Wordt het de ouder allemaal even teveel? Laat hem/haar de baby in zijn box of bedje leggen en zorg dat hij kalmeert, door bijvoorbeeld even de kamer uit te lopen en pas teruggaan als hij/zij weer helemaal rustig is. Het is belangrijk dat de ouders hun zelfbeheersing niet ver-

L E S 4 . 3

(32)

• Laat de ouder om hulp uit de omgeving vragen. Als er niemand in de buurt is, laat ze naar iemand bellen die hem kan kalmeren, of beter nog; iemand die even voor je baby kan zorgen zodat je tot rust kan komen.

• Geef aan: durf om hulp te vragen, ook bij experts. Bijvoorbeeld bij het Consultatie bureau, de huisarts, kindercoach enz.

• Laat ze inzien dat zij niet in een uitzichtloze situatie zitten: er komt een moment dat het vele huilen weer overgaat.

Lukt het de ouder niet om de rust te vinden in het ouderschap, met gevolg dat de machteloosheid steeds groter wordt? Laat hen dan hulp inschakelen in de vorm van een gezins/kindercoach, die zich richt op de communicatieve verbinding tussen de ouder en de baby.

Binnen HWC hebben wij ook een coach die hierin gespecialiseerd is en on- dersteuning kan bieden. Dit kan telefonisch, samen met andere ouders, in de praktijk of bij de ouder thuis.

Het is ook mogelijk om ondersteuning te krijgen bij het CJG.

Het landelijk protocol van het KCKZ biedt een duidelijk stappenplan omtrent de informatie rondom het ‘omgaan met huilgedrag van de pasgeborene’.

Hierin staan nog meer tips, en informatie voor jouw rol als kraamverzorgende en de ouders om Shaken Baby Syndroom te voorkomen. Lees het volledige stappenplan goed door in de bijlage Stappenplan volgens het Landelijk pro- tocol van het KCKZ en pas het toe.

L E S 4 . 3

(33)

A C H T E R G R O N D E N

V A N K I N D E R M I S H A N D E L I N G

BESCHRIJVING

Module 5 Achtergronden van kindermishandeling bestaat uit 4 online lessen:

1. Opvoeden

2. Waarom mishandelen ouders hun kinderen?

3. Gevolgen van kindermishandeling 4. Risicofactoren

De doorlooptijd van deze module is ongeveer 2,5 uur.

Deze module wordt begeleid door Foske van Puffelen.

Naast de opdrachten, vind je de aanvullende informatie in je werkboek.

M O D U L E 5

(34)

O P V O E D E N

Opvoeden kan op veel manieren. De verschillen in omgang tussen ouders en kind zeggen op zich niets over de kwaliteit van de relatie en het uiteinde- lijke resultaat. Wat de één raar vindt, of waarvan hij denkt ‘dat zou ik anders aanpakken’ is voor een ander de gewoonste zaak van de wereld. Ongewoon betekent nog niet onjuist. Een opvoedingspatroon dat je zelf niet vertrouwd is of dat je niet wenselijk vindt, is daarom nog geen kindermishandeling.

De stijl van opvoeden is immers ook afhankelijk van de cultuur waarin men leeft of waarin men zelf is grootgebracht. In elke cultuur gelden weer andere normen en waarden, ook wat betreft de manier waarop men kinderen straft.

In sommige culturen is het gebruikelijk het kind door lijfstraffen duidelijk te maken dat bepaald gedrag ongeoorloofd is. In westerse culturen ligt het accent meer op verbale vormen van kritiek en emotionele afwijzing.

Bovendien gaat opvoeden niet altijd van een leien dakje. Overal komen wel eens spanningen en conflicten voor. Opvoeden blijft mensenwerk. Zolang ouders het belang van hun kind voor ogen hebben en zich van hun verant- woordelijkheid bewust zijn, hoeven klappen en harde woorden, waarvan men later spijt heeft, niet direct te wijzen op kindermishandeling.

L E S 5 . 1

(35)

W A A R O M M I S H A N D E L E N O U D E R S H U N K I N D E R E N ?

Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Een gecompliceerd probleem als kindermishandeling kan niet met een eenduidig oorzaak-gevolgmodel worden verklaard.

Wanneer er zich problemen in een gezin voordoen, levert dat een zekere span- ning op. En als er een oplossing voor de problemen gevonden kan worden, zal die spanning van korte duur zijn. Bij sommige mensen raakt het even- wicht verstoord: de moeilijkheid en het belang van het probleem zijn groter dan de mogelijkheden om het probleem op te lossen. Met andere woorden:

de draaglast is groter geworden dan de draagkracht. De problemen worden niet meer in de juiste proporties gezien en men ziet geen mogelijkheden om iets aan de problemen te doen. Een structureel gevoel van machteloosheid en hulpeloosheid maakt zich van de ouders meester en de spanning binnen het gezin loopt steeds verder op. Wanneer zich maar iets voordoet op een verkeerd moment, bijvoorbeeld het eten brandt aan, of erger, iemand verliest zijn baan (de aanleiding), kan die spanning zich uiten in kindermishandeling.

Dit draagkracht-draaglastmodel geldt overigens niet voor alle ouders. Zie hierover in de bijlagen ook het “Balansmodel van Bakker”.

L E S 5 . 2

(36)

G E V O L G E N V A N K I N D E R M I S H A N D E - L I N G

Een kind dat door zijn ouders wordt mishandeld, draagt een last van negatie- ve ervaringen die vaak zó schadelijk zijn dat ze een stempel drukken op zijn hele verdere leven.

Bij het bepalen van de gevolgen van kindermishandeling is een aantal zaken van belang:

• De leeftijd van het kind tijdens de mishandeling. De invloed van kindermishandeling op de emotionele ontwikkeling van het kind is groter naarmate het kind jonger is.

• De duur van de mishandeling. Een kind dat gedurende zijn hele jeugd regelmatig mishandeld of verwaarloosd wordt, zal daar meer gevolgen van ondervinden dan een kind dat gedurende een bepaal- de periode in zijn jeugd aan één of andere vorm van mishandeling blootstaat.

• De ernst van de mishandeling.

• De veerkracht van het kind. Het ene kind kan meer aan dan het an- dere kind.

• De omgeving van het kind. Het kind dat door zijn ouders wordt mis- handeld, maar kan terugvallen op een aardige opa of buurvrouw, zal minder geschaad worden door de mishandeling dan een kind dat op niemand kan terugvallen.

L E S 5 . 3

(37)

Mogelijke gevolgen van kindermishandeling:

• Ondermijnd zelfvertrouwen en weinig gevoel van eigenwaarde. Het kind heeft het gevoel dat het niets waard is en nergens voor deugt.

• Wantrouwen tegenover andere mensen. Door dit wantrouwen is het kind niet in staat om bevredigende relaties met anderen aan te gaan;

het is steeds op zijn hoede.

• Een negatief zelfbeeld door de afwijzende houding van de ouders.

• Lichamelijk letsel, zoals botbreuken, hersenletsel en gehoorbescha- digingen. In sommige gevallen (vooral bij jonge kinderen) zijn de verwondingen zó ernstig dat het kind aan de gevolgen ervan overlijdt of blijvend gehandicapt raakt.

• Ontwikkelingsachterstand, zoals een groeistoornis of een vertraagde taalontwikkeling.

• Shaken baby syndroom. Een geschudde baby hoeft in eerste instantie niet anders te reageren. Letsel is niet altijd direct zichtbaar, maar kan zich ontwikkelen in de uren na het schudden. Kinderen kunnen aller- lei symptomen krijgen als gevolg van het hersenletsel, bijvoorbeeld verminderde eetlust, overgeven, moeite met ademhalen of slikken, verminderd bewustzijn of zelfs een coma, epileptische aanvallen, verlaagde spierspanning/slapheid. Ongeveer een kwart van de ge- schudde baby’s overlijdt. Van de kinderen die overleven heeft zo’n 80 procent levenslang last van de gevolgen van het schudden. Lan- getermijn gevolgen kunnen zijn: fysieke beperkingen zoals doofheid en blindheid, verstandelijke beperkingen, leer- en gedragsproblemen, taal-spraakproblemen en ontwikkelingsachterstanden.

Lees ook de bijlage ‘Gevolgen van kindermishandeling’ goed door.

L E S 5 . 3

(38)

R I S I C O FA C T O R E N

Kindermishandeling wordt veroorzaakt door een combinatie van:

1. de achtergronden van de ouders;

2. kenmerken van het kind;

3. omgevingskenmerken.

Achtergronden van de ouders

Traumatische jeugdervaringen. Denk daarbij aan ouders die als kind zelf mishandeld, verwaarloosd of misbruikt zijn, kunnen moeite hebben om zelf liefde en warmte aan hun kinderen te geven. Ze zijn dan niet bij machte om hun kind anders op te voeden dan op de manier die zij zelf ervaren hebben.

Alcohol- of druggebruik: verslaafde ouders zijn zo met zichzelf bezig dat de zorg voor de kinderen erbij inschiet. Bovendien veroorzaakt het alcohol- en druggebruik nogal eens agressieve uitbarstingen.

Overspannen verwachtingen: veel (aanstaande) ouders hebben een geïdea- liseerd beeld van wat het inhoudt om kinderen te hebben. Ze realiseren zich onvoldoende dat een kind een voortdurend appèl op hen doet en dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is. Als het dan tegenvalt, kan het kind daar de dupe van worden.

Onwetendheid: vaak weten ouders niet wat ze van een kind op een bepaalde leeftijd kunnen verwachten. Ze stellen dan niet-realistische eisen en zijn te- leurgesteld als het kind daar niet aan voldoet. Onterecht wordt het kind dan voor ongehoorzaam, onwillig of stout uitgemaakt en gestraft.

L E S 5 . 4

(39)

Hele jonge ouders: deze ouders kunnen vaak de verantwoordelijkheid niet aan die het hebben van een kind met zich meebrengt. Jonge meisjes willen soms een kind om hun eigen tekort aan liefde aan te vullen. De baby is dan een vervanging.

Ouders met een psychiatrische problematiek. In hoeverre zij de kinderen kunnen bieden wat ze nodig hebben om veilig op te kunnen groeien, zal af- hankelijk zijn van de ernst van hun problematiek en hoe ze daarmee omgaan.

Ouders met een verstandelijke beperking: deze ouders missen veelal het ver- mogen om begrip op te brengen voor de wisselende en de minder in het oog springende behoeften van hun kind. Zij zijn daarom veelal minder in staat hun verzorging aan te passen aan de ontwikkeling van hun kind.

Kenmerken van het kind

Als kinderen in een minder gunstige situatie opgroeien lopen zij, zonder dat zij daar zelf iets aan kunnen doen, een groter risico om het slachtoffer van mishandeling te worden. Voorbeelden hiervan zijn:

Te vroeg geboren kind. Doordat de baby in de couveuse moet liggen, komt de band tussen ouders en kind moeizamer tot stand. Bovendien hebben deze baby’s vaak voedingsstoornissen en huilen ze veel. Deze problemen kunnen ouders het gevoel geven dat ze het niet goed doen en dat het kind hen afwijst.

Een baby die veel huilt. Een constant huilende baby kan ouders tot het uiterste drijven, zeker bij oververmoeidheid of het ontbreken van steun uit de omge- ving. Dit wordt nog versterkt als ouders elkaar gaan verwijten dat zij het kind niet stil kunnen houden.

L E S 5 . 4

(40)

Een niet gewenst en/of niet geaccepteerd kind. Sommige kinderen zijn niet gewenst door hun ouders; zij worden niet geaccepteerd. Redenen kunnen zijn: het kind is een meisje terwijl de ouders liever een jongen hadden, of het kind lijkt op een gehaat familielid.

Zeer beweeglijke, drukke kinderen. Dit soort kinderen stelt het geduld van ouders zeer op de proef.

Geestelijk of lichamelijk gehandicapte kinderen. Soms hebben gehandicapte kinderen gedragsstoornissen. De ouders kunnen zich schuldig voelen of het kind afwijzen; het is voor ouders moeilijk te accepteren dat hun kind zo is.

Stiefkinderen. Acceptatieproblemen in stiefgezinnen kunnen een grote rol spelen.

Adoptie en pleegkinderen; dit zijn kinderen die vaak al veel hebben meege- maakt en hierdoor beschadigd zijn. Zij kunnen heftige gedragsproblemen vertonen, waar (pleeg)ouders geen raad mee weten.

Omgevingskenmerken

Sociaal economische factoren. Factoren als geldgebrek, werkloosheid en slechte behuizing oefenen extra druk uit op omstandigheden in een gezin.

Spanningen in het gezin. Ouders die veel stress te verduren hebben door ziekte, overbelasting, huwelijksproblemen of problemen op het werk, reage- ren deze spanningen soms op hun kinderen af. Dit gevaar is vooral aanwezig als de draaglast die de ouders ‘op hun schouders krijgen’, de draagkracht te boven gaat.

L E S 5 . 4

(41)

Sociaal isolement. Het gezin kan extra onder druk komen te staan als er weinig contact met buurt, familie en kennissen is. Ook gezinnen die veel verhuizen en nergens ‘wortelen’ kunnen in een dergelijk isolement terechtkomen. De ouders staan er dan alleen voor. Ze hebben geen ondersteuningsmogelijkhe- den en er is weinig sociale controle op hun doen en laten. Bij alleenstaande ouders weegt dit isolement extra zwaar. Sommige ouders kiezen ook zelf voor isolement om de mishandeling verborgen te houden.

Lees nu de bijlage ‘Risicofactoren’ goed door.

L E S 5 . 4

(42)

S I G N A L E R E N E N H A N D E L E N

BESCHRIJVING

Module 6 Signaleren en handelen bestaat uit 3 online lessen:

1. Wat is signaleren?

2. Het gesprek 3. Veilig thuis

De doorlooptijd van deze module is ongeveer 2,5 uur.

Deze module wordt begeleid door Foske van Puffelen.

Naast de opdrachten, vind je de aanvullende informatie in je werkboek.

M O D U L E 6

(43)

W A T I S S I G N A L E R E N ?

Signaleren heeft meerdere synoniemen. Enkele hiervan zijn: aanwijzen, bekijken, bemerken, gadeslaan, gewaarworden, horen, merken, observeren, opmerken, voelen, waarnemen, zien.

Een signaal is volgens het van Dale woordenboek:

1. een teken om iets te doen of na te laten => sein;

2. een instrument waarmee seinen gegeven worden.

Signaleren is het opmerken, het waarnemen van een signaal. Hierdoor kan er een eerste vermoeden ontstaan dat er iets gaande is. Op het moment dat je alerter wordt, merk je dat je soms meer aanwijzingen krijgt. Je gaat dan waarschijnlijk gerichter kijken, ofwel observeren waardoor het vermoeden sterker wordt of juist afzwakt.

Vaak zijn er meerdere signalen tegelijkertijd zichtbaar. Zelden is er één aan- wijzing die onomwonden aantoont dat en wat er aan de hand is.

Soms verloopt het proces van signaleren snel; de signalen zijn duidelijk en de te ondernemen actie ligt voor de hand. Soms kan dit proces langere tijd in beslag nemen. De signalen zijn vaag en niet eenduidig en meningen over wat wordt waargenomen verschillen.

Eigen normen en waarden

Dat de één signaalgevoeliger is dan de ander of dat de één iets zorgelijk vindt terwijl de ander dat helemaal niet deelt, hangt nauw samen met de eigen achtergrond. Je opvoeding, je persoonlijkheid, je eigen ervaring, je omgeving, je werksituatie en het nieuws spelen hierbij een belangrijke rol. Al deze as-

L E S 6 . 1

(44)

Alles wat je waarneemt wordt hierdoor gekleurd. Die kleuring zal jealtijd meenemen en dat is op zich niet erg. Wel is het belangrijk dat je je hiervan bewust bent. Jouw werkelijkheid hoeft niet de werkelijkheid van de ouders of het kind te zijn. Maar jouw zorgen kunnen zeer terecht zijn en daarom is het belangrijk er iets mee te doen. Naast de eigen normen en waarden, is ook de mate van kennis over welke signalen kinderen en ouders kunnen afgeven bepalend voor de signaalgevoeligheid.

Signaleren is dus een kwestie van weten en voelen. Zowel de kennis als de intuïtie bevorderen dat u als beroepskracht in staat bent om aan het gedrag van ouders en kinderen af te lezen dat er iets niet in orde is.

Wat komt u tegen bij signaleren

Je moet bereid zijn om signalen te willen en te durven zien. Signaleren heeft consequenties. Indien nodig kan een actie namelijk niet uitblijven. Vaak is deze actie met de ouders gaan praten en dat is niet altijd gemakkelijk. Dus op het moment dat je opziet tegen het gesprek, kan het zijn dat je de signalen niet wilt zien. Als je bang bent dat je van alles overhoop haalt in het gezin, of je twijfelt aan je eigen waarneming of interpretatie, kan het zijn dat je niet durft te signaleren. In beide gevallen ga je de verantwoordelijkheid uit de weg.

Want als jij het niet doet, wie doet het dan wel? Wie helpt dan wel?

Als je twijfelt aan je eigen waarneming, ‘zie ik het wel goed en is dit echt zorgelijk of het trekt wel weer bij’, is het zinvol om goed bij jezelf te onderzoe- ken waaraan je twijfelt. Het kan helpen om gerichter te gaan observeren en vooral het waarneembare concrete gedrag van de signalen op te schrijven.

Het is de kunst om signalen zo objectief mogelijk te beschrijven en deze te onderscheiden van interpretatie. Wat je ziet zegt iets over wat er is gebeurd.

Hoe je het interpreteert zegt iets over jezelf.

L E S 6 . 1

(45)

Dit neemt niet weg dat je niet aan interpretatie kunt ontkomen, je wilt na- melijk bepalen hoe zorgelijk de opgevangen signalen zijn (het erkennen). Dit bepaalt de te ondernemen actie. En juist omdat het jouw actie stuurt, moet je je bewust zijn van het verschil tussen waarnemen en interpreteren.

Omgaan met signalen

Het helpt om, zodra je zorgelijke signalen ziet, deze te bespreken met ouders of voor te leggen aan een deskundige collega. Dit kan zijn een aandachts- functionaris binnen je organisatie/praktijk of advies te vragen bij Veilig Thuis.

Het is helpend om de signalen die je hebt waargenomen, vooraf helder te hebben en op papier te zetten.

Soms is het een verhaal van een ander dat ervoor zorgt dat jij je ogen opent en is dit de aanleiding om aan de bel te trekken. Een collega of een ander vertelt bijvoorbeeld wat hij of zij heeft gezien of gehoord. De constateringen van een ander kunnen een bevestiging zijn van wat je al vermoedde. Besef dat het gaat om informatie uit de tweede hand. Neem dit niet minder serieus, maar scheid het wel van je eigen waarneming.

Als beroepskracht hoef je het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling niet te bewijzen. Je hoeft dus niet op zoek te gaan naar je gelijk. Het is be- langrijk dat je je vermoedens - ofwel jouw signalen - verzamelt en de zorgen die je hebt voor te leggen aan deskundige collega’s. Zijn deze zorgen zodanig dat de veiligheid van de kinderen en/of ouder(s) in gevaar zijn, dan moet je gelijk actie ondernemen en contact op te nemen met de politie of Veilig Thuis. Zij kunnen dan vervolgstappen ondernemen.

L E S 6 . 1

(46)

We hebben voor jou als deelnemer van deze E-Learning een ‘Checklist Vroeg- signalering in de kraamtijd’ met toelichting bijgevoegd en een ‘Vragenlijst ter verheldering van zorgelijke signalen’. Je vindt beide lijsten bij de downloads.

Lees ook de bijlage ‘Signalenlijst kindermishandeling’ goed door en gebruik de lijst wanneer het van toepassing is.

L E S 6 . 1

(47)

H E T G E S P R E K

Je hebt je zorgen over de thuissituatie op een rij gezet. Je hebt overleg gehad met een deskundige collega of met Veilig Thuis. Zij hebben allen geadviseerd om met de ouder(s) in gesprek te gaan. Dit zijn niet altijd makkelijke gesprek- ken. Je wil aan de ene kant je zorgen bespreken en tegelijkertijd wil je de relatie met de ouder(s) goed houden en hen niet zomaar ‘beschuldigen’.

Voordat je aan het gesprek begint, is het belangrijk om het doel van het ge- sprek helder te hebben en dit bij de start van het gesprek aan de ouder(s) uit te leggen.

Vervolgens vertel je jouw zorgen en bespreekt de waargenomen signalen in concreet waarneembare feiten, waarop de ouders dan kunnen reageren. Pas daarna kun je, zo nodig, komen tot een interpretatie van wat je gezien of gehoord heeft. Het kan zijn dat de zorgen na het gesprek weggenomen zijn, of dat juist vervolgstappen genomen moeten worden.

Gesprekstips:

• Maak duidelijk waarover het gesprek gaat en waarom je het gesprek wilt voeren.

• Benoem je oprechte zorg over de situatie.

• Benoemen wat je ziet kan duidelijkheid verschaffen.

• Zoek balans in het niet willen veroordelen van de ouder en het naar voren brengen van je zorgen.

• Wanneer je confronteert, geef de ander dan de ruimte daarop te reageren:

ruimte voor het gevoel en ruimte voor het geven van een reactie.

• Probeer om medestander in plaats van tegenstander te worden.

• Realiseer je dat zorgelijke signalen in eerst instantie weerstand kunnen

L E S 6 . 2

(48)

• Geef ruimte aan de ouder(s) het eigen standpunt en gevoel te verwoor- den. Vraag daarnaar.

• Praat niet te snel. Geef de ander de tijd om te reageren. Maak gebruik van stiltes.

• Stel één vraag tegelijk. Een vraag kan veel oproepen, het heeft soms tijd nodig te bezinken.

• Kijk goed. Lichaamstaal geeft aanknopingspunten.

• Een ‘felle’ blik van de ander betekent dat er iets gebeurt. Mogelijk wordt wat daarvoor is gezegd als bedreigend ervaren. Benoem wat je ziet en ga na of het klopt.

• Wanneer je spanning ervaart, loop daar niet voor weg, maar probeer om daarop door te gaan.

• Wanneer je ergens geen raad mee weet, benoem dat dan. Het kan om een vorm van lichaamstaal gaan, maar het kan ook uw eigen gevoel betreffen.

U kunt bijvoorbeeld zeggen dat u het even niet meer weet.

• Ga er niet te snel vanuit dat je weet wat de ander bedoelt; vraag door.

Wanneer je iemand hulp voorstelt en deze persoon wil deze hulp (nog) niet:

• Ga niet overtuigen.

• Onderzoek deze weigering.

• Zet je idee er gelijkwaardig naast.

Weeg vervolgens de ernst van de situatie en neem op basis hiervan eventuele vervolgstappen.

Er zijn ook situaties waarbij het beter is om van een gesprek af te zien. Het gaat dan om situaties waarbij de veiligheid van de betrokkenen in het geding komt. Het is dan belangrijk om deze overweging mee te nemen in het overleg met collega’s en met Veilig Thuis.

L E S 6 . 2

(49)

Weerstand

Het kan zijn dat ouders je zorgen niet delen en weerstand laten zien. Schenk aandacht aan deze weerstand en onderzoek waar dit mee te maken heeft.

Weerstandsuitingen van de ouder:

• In discussie gaan: de ouder betwist jouw deskundigheid, trekt in twijfel wat je zegt, neemt jouw en je zorgen niet serieus en is vijandig.

• Interrumperen: de ouder valt je op een defensieve manier in de reden, praat erdoorheen en onderbreekt je constant.

• Ontkennen: de ouder geeft anderen de schuld van de problemen, maakt verklarende excuses of beweert dat je overdrijft en dat het allemaal niet zo erg is.

• Negeren: de ouder laat duidelijk merken niet te luisteren, geeft geen ant- woord nadat je een vraag hebt gesteld of verandert van onderwerp.

Bronnen van weerstand bij de ouder

De weerstand kan te maken hebben met het feit dat de ouder:

• onvoldoende informatie over een probleem of de gevolgen heeft;

• angst heeft om iets bekends te verliezen;

• nog niet toe is aan het nieuws;

• het idee heeft dat de situatie toch niet te veranderen is;

• het gevoel van competentie mist;

• iets niet begrijpt maar het niet durft te zeggen;

• inperking van handelingsvrijheid ervaart;

• andere doelen heeft die duidelijk voorgaan.

Om weerstand te verkleinen kunt u het beste begrip tonen en meeveren. Hier- bij is het belangrijk om gebruik te maken van de basisgesprekstechnieken luisteren, samenvatten, doorvragen en reflecties geven.

L E S 6 . 2

(50)

Het gesprek aangaan is voor velen een lastig onderdeel van de signalering.

In de bijlagen van het werkboek vind je nog uigebreide “Tips voor rapporte- ren’ en ‘Communicatiehulpjes’. Bestudeer ze rustig en pak ze erbij als dit van toepassing is!

L E S 6 . 2

(51)

V E I L I G T H U I S

Veilig Thuis is er voor iedereen die met zorgen en vragen over kindermishan- deling rondloopt. Je kunt er terecht als je twijfelt of iets kindermishandeling is of als je advies wilt over wat je zelf kunt doen. Maar ook als je meent dat zij onderzoek moeten doen. Wil je niet dat uw naam genoemd wordt, dan kunt je anoniem blijven.

Veilig Thuis adviseert

Iedereen die zich zorgen maakt over een kind en denkt aan kindermishan- deling, of je nu privé of beroepsmatig betrokken bent, kan hierover advies vragen bij Veilig Thuis. Bij een vermoeden van kindermishandeling kun je met ze bellen. Ook kinderen en jongeren die over hun eigen situatie willen praten kunnen bellen.

Je kunt advies vragen over alles wat met huiselijk geweld/kindermishande- ling te maken heeft, bijvoorbeeld:

• Hoe ga ik om met de zorgen over het gezin?

• Hoe schat ik een situatie in?

• Hoe voer ik een gesprek met de ouder(s) of met het kind?

• Hoe terecht zijn mijn zorgen?

• Wat kan ik doen om te helpen?

Samen met Veilig Thuis overlegt je over de ernst van de situatie, wat de sig- nalen zijn en wat het vervolgtraject kan zijn binnen je eigen mogelijkheden.

Niemand komt te weten dat je advies bij hen hebt ingewonnen; Veilig Thuis zal naar aanleiding van een advies geen actie ondernemen.

L E S 6 . 3

(52)

Je kunt meerdere malen overleggen over hetzelfde gezin. Aantekeningen van uw gesprek worden door Veilig Thuis maximaal één jaar bewaard, zodat je er later nog over terug kunt bellen.

Veilig Thuis onderzoekt

Iedereen die zich zorgen maakt over een kind en denkt aan huiselijk geweld/

kindermishandeling kan dit dus melden bij Veilig Thuis. Kinderen en jongeren die over hun eigen situatie willen praten kunnen er ook terecht. Een maat- schappelijk werker of een vertrouwensarts zal samen met je een inschatting maken van de zorgen en bespreken of er een onderzoek nodig is.

Bij een onderzoek gaat Veilig Thuis na of het kind inderdaad verwaarloosd, mishandeld of misbruikt wordt. Daarvoor gaan zij in gesprek met de ouders, met het kind en met mensen in de omgeving van het kind die betrouwbare informatie kunnen verstrekken. Zo wordt er overlegd met de huisarts, het consultatiebureau, de school en met andere beroepskrachten die contact hebben met het gezin. Beroepskrachten hebben het recht om - zo nodig zon- der toestemming van ouders - informatie aan Veilig Thuis te verstrekken, ook wanneer zij een beroepsgeheim hebben.

Op grond van deze informatie vormt Veilig Thuis zich een oordeel over de si- tuatie en neemt een besluit over het vervolgtraject dat ingezet moet worden.

Daarbij zijn er de volgende mogelijkheden:

Hulpverlening: het overdragen van het gezin naar één of meerdere vormen van hulpverlening of behandeling.

Bescherming: het overdragen van het gezin aan de Raad voor de Kinder- bescherming, om aan de kinderrechter een verzoek voor te leggen voor het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel.

Strafrechtelijke vervolging: het doen van aangifte bij de politie indien de veiligheid van het kind of de ernst van de gemelde feiten daartoe aanleiding geeft.

L E S 6 . 3

(53)

Veilig Thuis probeert in de meeste gevallen samen met de ouders geschikte hulp te vinden. Wanneer die hulp is gevonden vindt er een overdracht plaats aan de desbetreffende hulpverleningsinstantie en sluit Veilig Thuis het dos- sier af.

Na de onderzoeksfase brengt Veilig Thuis je op de hoogte of ouders en kind hulp krijgen. Je krijgt geen inhoudelijke informatie van het onderzoek, tenzij je wordt ingeschakeld bij de verdere hulpverlening.

Wie kan anoniem blijven?

Bij het voorleggen van uw zorgen aan Veilig Thuis hoeft je je naam niet te noemen. Bij een adviesvraag hoeven zij geen namen te weten: niet van het kind, niet van het gezin en niet van jou. Het gezin komt dus niet te weten dat je contact met Veilig Thuis heeft gezocht.

Indien Veilig Thuis, naar aanleiding van uw melding, onderzoek wil doen naar de situatie van een kind, hebben zij vanzelfsprekend wel de namen van het kind en het gezin nodig. Je kunt ook hier anoniem blijven. Anoniem betekent in dit geval dat Veilig Thuis uw naam wel weet en zij je daarmee op de hoogte kan houden over het verdere verloop van het onderzoek, maar dat uw naam niet bekend wordt gemaakt bij de ouders. In het dossier zal geen informatie te vinden zijn over de melder.

Bent je als professionele hulpverlener betrokken bij het gezin en richt je je zich op de opvoeding van de kinderen, dan kan je niet anoniem blijven tenzij de veiligheid van het kind of de melder in het geding is.

Jouw beroepsgeheim staat een melding niet in de weg. Bij het doorbreken van uwberoepsgeheim gaat het om het tegen elkaar afwegen van belangen.

L E S 6 . 3

(54)

De belangen van het kind dat recht heeft op hulp en bescherming. En de belangen van ouders die recht hebben op vertrouwelijkheid en privacy. De vertrouwensartsen en maatschappelijk werkers van Veilig Thuis kunnen je adviseren bij dit dilemma.

Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Landelijk advies- en meldnummer:

0800 - 2000 (gratis) www.vooreenveiligthuis.nl

L E S 6 . 3

(55)

Deze vragenlijst kunt u gebruiken om verheldering te krijgen over de zorgen die u heeft over de thuissituatie.

• Wat heeft u feitelijk waargenomen? (probeer dit zoveel mogelijk concreet te beschrijven)

• Wanneer heeft u dit waargenomen?

• Wie waren erbij?

• Hoe vaak heeft u dit waargenomen?

• Voor wie is wat u waargenomen heeft een probleem?

• Is, wat u waargenomen heeft, te bespreken met ouders?

• Staan ouders open voor hulpverlening

• Wat hebben collega’s / anderen gezien of verteld (indien van toepassing)?

• Maak een inschatting van de mate van uw zorg:

- Ik maak me matig zorgen - Ik maak me ernstig zorgen - Ik maak me zeer ernstig zorgen

B I J L A G E : V R A G E N L I J S T T E R V E R - H E L D E R I N G V A N Z O R G E L I J K E

S I G N A L E N

(56)

Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan echter ook iets anders zijn dan kindermishandeling, zoals een echtscheiding of een overlijden van een familielid.

Hoe meer signalen van deze lijst een kind laat zien, hoe groter de kans dat er sprake kan zijn van kindermishandeling.

Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het ‘bewijs’ te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen!

De signalen die in deze lijst vermeld worden, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling (lichamelijke en psychische mishandeling, lichamelijke en psychische verwaarlozing en seksueel misbruik). Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. Daarom wordt ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd.

B I J L A G E : S I G N A L E N L I J S T

K I N D E R M I S H A N D E L I N G

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ben ik, of iemand anders in mijn school of/en ketenpartner in staat om effectieve hulp te bieden of te organiseren en kan de dreiging voor mogelijk huiselijk geweld

• dat de AHK een meldcode wenst vast te stellen zodat de medewerkers die binnen de AHK werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld

- Kraamzorg Het Groene Kruis heeft deze meldcode vast gesteld zodat de medewerkers die binnen Kraamzorg Het Groene Kruis werkzaam zijn, weten welke stappen van hen worden verwacht

Daarnaast bevat deze meldcode een route hoe te handelen bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door een collega en een route hoe te handelen wanneer er sprake is

Veilig Thuis kan een eerste weging maken of het terecht is dat wij ons zorgen maken over deze situatie en of er mogelijk sprake kan zijn van kindermishandeling of huiselijk

▪ dat van de medewerkers die werkzaam zijn bij [naam basisschool] op basis van deze verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met leerlingen en

- Dat OBS Groenehoek, een meldcode wenst vast te stellen zodat de medewerkers die binnen OBS Groenehoek werkzaam zijn, weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen

Benoem duidelijk dat er een meldplicht is voor wanneer er vermoedens zijn van een mogelijk geweld- of zedendelict door een collega en dat er een stappenplan wordt gehanteerd wanneer