Eindverslag van de recertificeringsaudit voor het verlengen van het WHO/UNICEF certificaat Zorg voor Borstvoeding bij
GGD Hollands Noorden
Datum: juli 2016
stichting Zorg voor Borstvoeding ©
2
Inhoud
1 Inleiding ... 3
2 Samenvatting van de verkregen gegevens per stap ... 4
2.1 Stap 1 ... 4
2.2 Stap 2 ... 7
2.3 Stap 3 ... 8
2.4 Stap 4 ... 9
2.5 Stap 5 ... 11
2.6 Stap 6 ... 13
2.7 Stap 7 ... 14
4 Verbeterpunten, aanbevelingen en conclusie ... 16
5 Voortgang ... 18
Juli 2016
stichting Zorg voor Borstvoeding ©
3
1 Inleiding
In februari 2013 behaalde GGD Hollands Noorden het WHO/UNICEF-certificaat Zorg voor Borstvoeding voor de Jeugdgezondheidszorg in Nederland.
Om de kwaliteit te blijven waarborgen voert de Zorg voor borstvoeding certificering elke vier jaar een recertificeringsaudit uit.
Kanttekening
Het consultatiebureau is voor veel ouders één van de vele informatiebronnen die zij kunnen raadplegen.
Bij de beoordeling van de gegevens is voortdurend de afweging gemaakt of de medewerkers JGZ verantwoordelijk gesteld kunnen én mogen worden voor de gevonden resultaten.
Algemene informatie
GGD Hollands Noorden is verantwoordelijk voor de JGZ in 17 gemeenten in het noorden van de provincie Noord Holland. Er zijn ongeveer 20 zelfsturende teams. Momenteel is de organisatie in een transitieperiode. In het werkgebied van de organisatie zijn ongeveer 6.000 geboortes. Er zijn 35
consultatiebureaulocaties, 34 jeugdartsen en 67 verpleegkundigen JGZ. Er zijn gemiddeld 5 contactmomenten per half jaar per gezin.
Aantallen interviews
Er zijn tijdens dit onderzoek interviews afgenomen met:
- Stafgesprek met staflactatiekundige, prenatale voorlichter en een voormalig manager
- 25 moeders met een baby tussen 5 weken en 7 maanden. 8 Baby’s waren jonger dan 3 maanden. 13 Baby’s waren het eerste kind van de moeders.
- 3 jeugdartsen
- 5 verpleegkundigen JGZ Conclusie
De organisatie heeft vooruitgang geboekt, zowel in kennis als in
borstvoedingsresultaten. Op stap 7 na worden alle stappen als voldoende beoordeeld.
Gezien het resultaat van dit onderzoek is het bestuur gekomen tot een positief besluit:
Verlenging -onder voorwaarde dat aan het verbeterpunt wordt voldaan- van het WHO/UNICEF certificaat Zorg voor Borstvoeding tot juli 2020 voor GGD Hollands Noorden.
4
2 Samenvatting van de verkregen gegevens per stap
De ‘Zeven stappen voor ondersteuning van borstvoeding in de JGZ’ liggen ten grondslag aan de recertificeringsaudit.
Hieronder volgt per stap een samenvatting van de gegevens.
2.1 Stap 1
Een beleid ten aanzien van borstvoeding op papier hebben, dat standaard bekend wordt gemaakt aan alle medewerkers.
Beleid
Het beleid voldoet aan de criteria van Zorg voor borstvoeding certificering. Alle zeven stappen staan in het beleid. De staf-lactatiekundige is inhoudelijk
verantwoordelijk voor het borstvoedingsbeleid. De lactatiekundige is
bereikbaar bij onduidelijkheden of vragen over dit beleid. Zij werkt zestien uur als staf-lactatiekundige. De landelijke multidisciplinaire richtlijn borstvoeding wordt gebruikt, die op de site van NCJ te vinden is. Daarnaast hanteert de organisatie nog een eigen borstvoedingsbeleid met bijlagen waarin onder andere de scholingen en het omgaan met de WHO-code vermeld staan.
Meerjarenplan borstvoeding, actiepunten
In een traject van drie jaar gaat gewerkt worden naar een platte organisatie met zelfsturende/zelforganiserende teams. Zij worden verantwoordelijk voor een eigen jaarplan, doelen en kwaliteit voor borstvoeding. Zij moeten
inschrijven voor scholingen over borstvoeding en competentietrainingen.
Zichtbaarheid beleid
We hebben geen consultatiebureaus bezocht. Het certificaat wordt benoemd op de site. Kort wordt beschreven wat het certificaat inhoudt.
Evaluatie van het beleid
De KTO en de borstvoedingscijfers worden gebruikt om de effectiviteit van het beleid te toetsen.
Cliënten evaluatie
Er wordt elke twee jaar een klanttevredenheidsonderzoek (KTO) gedaan met vragen over de begeleiding bij borstvoeding. De lactatiekundige gebruikt informatie uit het KTO voor de scholingen.
Beleid WHO code
Beleid WHO code staat beschreven in het borstvoedingsbeleid en voldoet aan de criteria. De stafverpleegkundige voeding is verantwoordelijk voor contacten met de kunstvoedingsfabrikanten. In het een regionaal platform Noord Holland Noord (hierna: platform) worden ketenpartners bij overtreding aangesproken indien nodig. Medewerkers worden niet ondersteund in geld en tijd bij
scholingen die worden aangeboden door de industrie.
Bevindingen medewerkers/stafgesprek
De beschikbaarheid en toegankelijkheid van het beleid is nog niet optimaal.
Twee medewerkers geven aan dat informatie lastig is terug te vinden. Twee
5
gaven aan dat het nieuwe systeem het opzoeken makkelijker maakt. Mogelijk moeten andere medewerkers nog wennen aan dit systeem.
Borstvoedingscijfers
GGD Hollands Noorden leverde de volgende borstvoedingscijfers aan:
uitsluitend
borstvoeding N= Aantal
verzorgingen dag 14 4 wkn 3 mnd 6 mnd
2013 N= 60% 57% 36% 21% (5%+16%)*
2014 N= 61% 51% 31% 20% (3%+17%)*
2015 N= 76% 60% 43% 23% (6%+17%)*
*eerstgenoemd % is exclusief BV; tweede % betreft voortgezette volledige BV in combinatie met vast voedsel
uitsluitend
kunstvoeding N= Aantal
verzorgingen dag 14 4 wkn 3 mnd 6 mnd
2013 N=
2014 N=
2015 N=
Gemengde
voeding N= Aantal
verzorgingen dag 14 4 wkn 3 mnd 6 mnd
2013 N=
2014 N=
2015 N=
Zorg voor borstvoeding stelt het op prijs om het overzicht van de percentages en de aantallen (N en %) in de gevraagde format te ontvangen.
Uit de ontvangen stukken kunnen we opmaken dat ook cijfers over
mengvoeding en kunstvoeding worden geregistreerd. De vertaalslag naar percentage en N ontbrak echter.
Toegestuurde documenten ten behoeve van de certificering:
Aanbevelingen ZvB 2013
Algemeen rapport KTO JGZ
Rapport KTO borstvoeding
Jaarverantwoording borstvoeding (cijfers)
Resultaten KTO borstvoeding 2015
Resultaten KTO borstvoeding
Borstvoedingsbeleid JGZ 2015-12-15
Borstvoedingsbeleid bijlagen
Checklist bv onderwerpen contactmomenten
Kennistest bv artsen
Kennistest bv verpleegkundigen JGZ
PowerPoint presentatie bv docentenversie
Samenwerkingsafspraken met de JGZ en afdeling neonatologie WFG
6
Stroomschema’s aanlegproblemen, candida, mastitis, onvoldoende groei, te veel melk
Aanbeveling
A.1.1 De toegankelijkheid van documenten over borstvoeding behoeft aandacht.
Conclusie
GGD Hollands Noorden voldoet aan de internationaal gestelde criteria voor Stap 1.
7
2.2 Stap 2
Alle betrokken medewerkers leren de vaardigheden aan die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het beleid.
Aanbeveling vorige audit:
- Kennis vergroten bij de medewerkers
- Nieuwe medewerkers een uitgebreidere nulmeting kennistoets afnemen, laten meelopen met een lactatiekundige en de inwerkperiode afsluiten met een toets
- Aandacht voor de gevolgen van fopspeengebruik Wat de organisatie heeft gedaan:
- Jaarlijkse kennistoets in januari
- Inwerkperiode afsluiten met een toets - Fopspeengebruik meenemen in scholing Beleid
Het beleid voldoet aan de criteria van Zorg voor borstvoeding certificering.
Borstvoeding komt voor in de scholing in een drie jaarlijkse cyclus.
Onderwerpen komen uit de audit, de klanttevredenheidsonderzoeken, nieuwe ontwikkelingen en kennisbehoefte bij de medewerkers.
Bevindingen stafgesprek
Er is een inwerkprogramma voor nieuwe medewerkers. De staf-lactatiekundige gaat jaarlijks de teams langs. Scholingen zijn voor artsen en
verpleegkundigen.
Bevindingen medewerkers
Vijf verpleegkundigen (100%) bevestigden dat ze instructie of een korte training over borstvoeding hebben ontvangen. Vijf verpleegkundigen (100%) konden over tenminste vijf vragen uit de praktijk de juiste informatie geven.
Alle jeugdartsen (100%) bevestigden dat ze instructie of een korte training over borstvoeding hebben ontvangen. Alle jeugdartsen (100%) konden over de vragen uit de praktijk de juiste informatie geven.
Positieve punten/complimenten
De kennis over verschillende borstvoedingsonderwerpen is goed.
Conclusie
GGD Hollands Noorden voldoet aan de internationaal gestelde criteria voor Stap 2.
8
2.3 Stap 3
Alle zwangere vrouwen worden voorgelicht over de voordelen en de praktijk van borstvoeding geven.
Beleid
Het beleid voldoet aan de criteria van Zorg voor borstvoeding certificering. De inhoud van de presentatie voor ouders die een baby krijgen bevat voldoende en juiste informatie over de praktijk van borstvoeding geven.
Bevindingen stafgesprek
De staf bevestigt dat er voorlichtingsavonden over borstvoeding worden georganiseerd. Ouders komen vanaf ongeveer 25 weken zwangerschap naar de voorlichting die in heel het gebied wordt gegeven door de JGZ. Er zijn geen kosten aan verbonden. Verloskundigen adviseren de zwangere vrouwen de voorlichting te bezoeken.
Het is mogelijk om vrouwen al prenataal te bezoeken in het kader van ‘Stevig Ouderschap’. Tussen de vierde en achtste dag is het eerste contact, rond de veertiende dag is er een uitgebreid huisbezoek.
Bevindingen moeders
Veertien moeders hebben in de zwangerschap een informatiebijeenkomst over borstvoeding gevolgd. Zes deden dit bij de GGD Hollands Noorden.
Opmerking
Er zijn vanwege het gebruikelijke recertificeringsschema bij dit onderzoek geen zwangere vrouwen geïnterviewd.
Compliment
Het aantal vrouwen dat een borstvoedingsvoorlichting volgt (56%) neemt toe ten opzichte van 2013. Buiten dit percentage maken vrouwen ook gebruik van de livestreams die de organisatie te beschikking stelt om zich voor te
bereiden. Gezien het landelijk cijfer voor borstvoedingsinitiatie van 80% en gezien het feit dat moeders bij een tweede en verdere zwangerschap minder vaak behoefte hebben aan voorlichting, is de deelname aan de prenatale voorlichting hoog te noemen.
Conclusie
GGD Hollands Noorden voldoet aan de internationaal gestelde criteria voor Stap 3.
9
2.4 Stap 4
De instelling zorgt ervoor dat vrouwen die borstvoeding geven daarin worden gestimuleerd en ondersteund met aandacht voor de preventie en oplossing van problemen.
Beleid
Het beleid voldoet aan de criteria van Zorg voor borstvoeding certificering.
Bevindingen stafgesprek
Indien nodig worden folders gebruikt van het Voedingscentrum als niet- commerciële informatiebron.
Mogelijkheden voor (extra) contact
Naast de vaste contactmomenten zijn er mogelijkheden voor extra huisbezoeken.
Bevindingen medewerkers
Alle medewerkers geven goede informatie over voeden op verzoek. Alle medewerkers hebben voldoende kennis van oorzaken van pijnlijke tepels en tepelkloven en alle medewerkers kunnen adviezen geven om dit probleem op te lossen. Zes van de acht medewerkers kunnen enkele oorzaken van
onvoldoende melkproductie noemen en adviezen om de melkproductie te verhogen. Alle drie jeugdartsen kennen de symptomen van een dreigende mastitis en kunnen adviezen geven. Alle medewerkers kunnen vertellen wat een moeder moet weten om zelf te beoordelen of haar kind voldoende moedermelk krijgt. Alle medewerkers kunnen de klachten noemen die een moeder ervaart bij een teveel aan melkproductie en kunnen daarvoor adviezen geven. Alle vijf verpleegkundigen JGZ noemen meer dan alleen zuigverwarring als risico van frequent fopspeengebruik.
Bevindingen moeders
Zestien van de vijfentwintig (64%) moeders ervoeren positieve ondersteuning op het consultatiebureau.
Dertien moeders hadden problemen met het geven van borstvoeding.
Klaarblijkelijk vinden niet alle vrouwen vinden de weg naar het
consultatiebureau als bron van informatie en voor hulp bij problemen. Dit heeft mogelijk te maken met het landelijk imagoprobleem van de
consultatiebureaus.
Elf moeders bespraken hun probleem bij borstvoeding op het
consultatiebureau. Tien van die moeders (91%) waren positief over de bereikbaarheid en negen moeders (82%) waren positief over het gekregen advies.
Al deze moeders (100%) werden gewezen op waar ze hulp en advies kunnen krijgen over borstvoeding.
aantal procent
Geen advies 0 0%
Telefoonnummer cb 20/25 80%
10
Inloopspreekuur 20/25 80%
Extra huisbezoek 5/25 20%
Borstvoedingsorganisaties
Schriftelijk 14/21
10/14 folder 67%
71%
Lactatiekundige 13/25 52%
Fopspeen
Vijftien baby’s kregen een fopspeen. Sommige moeders die geen fopspeen gaven, hadden informatie gekregen over fopspeengebruik. Andere moeders die wel een fopspeen gebruikten, hadden geen informatie gekregen over fopspeengebruik. In totaal hadden vijftien moeders informatie gekregen van de JGZ over de risico’s van het geven van een fopspeen bij borstvoeding. Acht moeders konden ook vertellen dat ze de voedingssignalen kunnen missen bij frequent fopspeengebruik.
Aanbeveling
A.4.1 De JGZ wordt door moeders niet altijd gevraagd of geconsulteerd als er problemen zijn. Het kennisniveau bij artsen en verpleegkundigen is voldoende om standaard problemen aan te pakken.
We bevelen aan dat de organisatie een plan maakt om ervoor te zorgen dat ouders bij problemen of twijfels hun problemen bij het consultatiebureau bespreken.
Conclusie
GGD Hollands Noorden voldoet aan de internationaal gestelde criteria voor Stap 4.
11
2.5 Stap 5
Aan vrouwen wordt uitgelegd dat het kind tot een leeftijd van ongeveer zes maanden over het algemeen geen andere voeding nodig heeft dan
moedermelk en dat borstvoeding, gecombineerd met andere
voedingsmiddelen, daarna kan doorgaan zolang moeder en kind dat wensen.
Uit de vorige audit:
Eenduidige advisering over het tijdstip van introductie van vaste voeding voor alle baby’s, ongeacht het soort voeding. De nieuwe landelijke richtlijnen vragen om een zorgvuldige implementatie om de borstvoeding niet in gevaar te brengen
Wat heeft de organisatie gedaan:
Staflactatiekundige en stafverpleegkundigen gaven scholing rondom implementatie landelijke richtlijn.
Beleid
Het beleid voldoet aan de criteria van Zorg voor borstvoeding certificering. Bij het drie maanden consult vertellen artsen over de richtlijnen voor het
beginnen met vaste voeding.
Bevindingen medewerkers
Alle artsen noemen de leeftijd van zes maanden om te beginnen met vaste voeding. Twee verpleegkundigen noemen zes maanden, twee noemen vier tot zes maanden en een verpleegkundige noemt vier maanden. De laatste zegt dat ze speels kunnen beginnen.
Al met al raden 5 van 8 medewerkers aan om te wachten tot zes maanden.
Alle medewerkers stimuleren moeders door te gaan met borstvoeding naast vaste voeding. Alle medewerkers kijken bij de beoordeling van de groei van een borstgevoed kind naar de conditie van het kind.
Bevindingen moeders
Vijftien moeders hadden hun drie maanden consult gehad op het
consultatiebureau. Aan twaalf van die moeders (80%) is verteld wanneer ze kan beginnen met vaste voeding. Zes moeders (40%) werd aangeraden te wachten tot zes maanden. Zes moeders werd verteld dat ze na vier maanden mochten beginnen. Een aantal moeders was al gestopt met borstvoeding.
Negen van elf moeders (82%) voelden zich gesteund om met de borstvoeding door te gaan zolang moeder en kind dit willen.
Een moeder gaf aan dat ze bij haar vorige bezoek advies had willen krijgen over het beginnen met vaste voeding. Nu kreeg ze de informatie van een kunstvoedingsfabrikant. Een andere moeder wilde graag concretere informatie.
Aanbeveling
A.5.1 We bevelen aan om een plan te maken hoe eenduidige informatie over het introductiemoment van vaste voeding verstrekt kan worden en onder welke omstandigheden eerder dan zes maanden geadviseerd wordt om te beginnen met de introductie van vaste voeding.
12
Conclusie
GGD Hollands Noorden voldoet aan de internationaal gestelde criteria voor Stap 5.
13
2.6 Stap 6
Vrouwen worden voorgelicht over de mogelijkheden het geven van borstvoeding te combineren met werk of studie buitenshuis.
Uit de vorige audit:
Vrouwen verzamelen op allerlei plekken informatie over borstvoeding en werken. Het is aan de JGZ om mee te denken met klant (de moeder) en de juiste begeleiding te geven/de weg te wijzen om de juiste keuze te kunnen maken met betrekking tot doorgaan of stoppen met borstvoeding naast hun werk en hoe zij dat dan kunnen organiseren.
De moeder heeft tijdig de juiste informatie nodig over afkolven, het oefenen met kolven, het leren drinken uit een fles en andere praktische zaken die daarmee samenhangen. Samen met de moeder deze informatie ordenen en nagaan of zij informatie mist is een belangrijke taak van de JGZ die nu nog niet overal goed uit de verf komt. Dit is een onderwerp dat uitermate geschikt is om vrijwilligers in te schakelen voor informatie, een lactatiekundige voor aanvullende specifieke hulp of te verwijzen naar een Babycafé.
Dit heeft de organisatie gedaan:
Onderwerp scholing/discipline-overleg: inventariseren of gebruik wordt gemaakt van overzicht taken borstvoeding.
Beleid
Het beleid voldoet aan de criteria van Zorg voor borstvoeding certificering.
Bevindingen medewerkers
Zeven van acht medewerkers (87%) bevestigen dat het beleid voor eigen medewerkers actief en uitnodigend is en dat werknemers worden gestimuleerd om werk en borstvoeding of kolven te combineren. Een medewerker geeft deze bevestiging, zonder zelf op de hoogte te zijn van het beleid. Voor de twee medewerkers die het beleid niet zeggen te kennen is dit beleid gezien hun leeftijd niet persoonlijk relevant.
Bevindingen moeders
Niet alle vrouwen vinden de weg naar het consultatiebureau als bron van informatie en voor hulp bij problemen. Dit heeft mogelijk te maken met het landelijk imagoprobleem van de consultatiebureaus. Slechts negen van 25 moeders (36%) kregen informatie over werk en borstvoeding combineren.
Van de elf vrouwen die terugkeren naar het werk kregen negen moeders
(82%) vooraf informatie over borstvoeding en werk van het consultatiebureau.
Alle moeders die informatie kregen waren uitermate positief over de verkregen informatie en waardeerden dit gemiddeld met een acht.
Aanbeveling
De aanbeveling A.4.1 is ook hier van toepassing.
Conclusie
GGD Hollands Noorden voldoet aan de internationaal gestelde criteria voor Stap 6.
14
2.7 Stap 7
De instelling onderhoudt contacten met andere instellingen en disciplines over de begeleiding bij borstvoeding en verwijst de ouders naar borstvoeding- organisaties.
Uit de vorige audit:
Verwijzing naar de vrijwilligersorganisaties wordt meer door de kraamzorg dan door de JGZ gedaan terwijl bij 75% van de moeders de problemen zich na de kraamtijd voordeden. Een deel van die moeders met onzekerheden en
problemen heeft lactatiekundige zorg gehad, maar een deel had ook bij de vrijwilligers van VBN en LLL terecht gekund. Wellicht kan een flyer van borstvoedingsforum.nl worden uitgedeeld door de JGZ.
Tijdens bijscholing vrijwilligers VBN / LLL uitnodigen. Internet en social media zijn de informatiebronnen van tegenwoordig. Goede links opnemen in de GroeiGids.
Dit heeft de organisatie gedaan:
Inventariseren tijdens scholing wat medewerkers weten over
vrijwilligersorganisaties en vragen op welke manier verwijzing gemakkelijker wordt gemaakt.
Jgz Nieuws en GGinsiDe
Lijst maken met organisaties en hun rol/functie, aandacht voor sociale kaart.
Beleid
Het beleid voldoet aan de criteria van Zorg voor borstvoeding certificering.
Deelvraag 1 Contacten met ketenzorgpartners
Contacten met ketenzorgpartners: het regionale platform Noord Holland Noord.
Gezamenlijke projecten: zij zijn nu bezig met de Wereld Borstvoedingsweek.
Casuïstiek wordt besproken.
Deelvraag 2 Overdracht naar ketenzorgpartners
Overdracht kraamzorg/JGZ: De intake neemt de overdracht van de kraamzorg door. Er is een warme overdracht mogelijk naar de JGZ.
Deelvraag 3 Verwijzen naar borstvoedingsorganisaties
Contact management met borstvoedingsorganisaties: Er is contact met borstvoedingsorganisaties via het platform.
Alle medewerkers (100%) kunnen beschrijven hoe ouders en aanstaande ouders worden verwezen naar de borstvoedingsorganisaties. Ze doen dit door middel van een folder.
N=8 aantal procent
Op de hoogte bestaan bv org 8 100%
Op de hoogte activiteit regio 3 38%
Beschrijven hoe wordt verwezen folders
Bekend verschil lactatiekundige / bv org 8 100%
15
Standaard verwijzen 4/5 80%
Bevindingen moeders
Veertien moeders (67%) kregen informatie over borstvoedingsorganisaties.
Tien van deze moeders (71%) ontvingen schriftelijk materiaal.
Twee moeders werden verwezen naar VBN Facebook groep.
Verbeterpunt
V.7.1 We bevelen aan een plan te maken om ervoor te zorgen dat
medewerkers concretere verwijzingen naar moeder-tot-moeder-organisaties kunnen doen. Als medewerkers meer regionale activiteiten kennen (meer dan de huidige 38%), kunnen ze ook concretere informatie doorgeven aan ouders.
Conclusie
GGD Hollands Noorden voldoet niet aan de internationaal gestelde criteria voor Stap 7.
16
4 Verbeterpunten, aanbevelingen en conclusie
Omschrijving algemene indruk en samenvatting/opsomming van
verbeterpunten en aanbevelingen. De organisatie dient de verbeterpunten aan te pakken voor de genoemde data. Aanbevelingen dienen ter inspiratie en als idee om de kwaliteit verder te verhogen. Soms is bij krap onvoldoende
percentages voor een aanbeveling gekozen in plaats van een onvoldoende met bijbehorend verbeterpunt.
Aanbevelingen
A.1.1 De toegankelijkheid van documenten over borstvoeding behoeft aandacht.
A.4.1 De JGZ wordt door moeders niet altijd gevraagd of geconsulteerd als er problemen zijn. Het kennisniveau bij artsen en verpleegkundigen is voldoende om standaard problemen aan te pakken.
We bevelen aan dat de organisatie een plan maakt om ervoor te zorgen dat ouders bij problemen of twijfels hun problemen bij het
consultatiebureau bespreken.
A.5.1 We bevelen aan om een plan te maken hoe eenduidige informatie over het introductiemoment van vaste voeding verstrekt kan worden en onder welke omstandigheden eerder dan zes maanden geadviseerd wordt om te beginnen met de introductie van vaste voeding.
Verbeterpunt
V.7.1 De organisatie dient een plan te maken om ervoor te zorgen dat medewerkers concretere verwijzingen naar moeder-tot-moeder- organisaties en/of activiteiten kunnen doen. Als medewerkers meer regionale activiteiten kennen (meer dan de huidige 38%), kunnen ze ook concretere informatie doorgeven aan ouders. Op of voor 7 oktober 2016 ontvangen we dit plan graag ter inzage.
De resultaten van deze recertificeringsaudit zijn voorgelegd aan het bestuur van de stichting Zorg voor Borstvoeding. Zes stappen laten een voldoende score zien. Het bestuur heeft er alle vertrouwen in dat de verbeterpunten en aanbevelingen ter harte zullen worden genomen en complimenteert de organisatie met het goede resultaat. Zij komt tot het positieve besluit:
verlenging van het WHO/UNICEF certificaat Zorg voor Borstvoeding aan GGD Hollands Noorden.
17
Bijlage opmerkingen ouders
Bij het huisbezoek lactatiekundige benoemen. Langvoeders positief benaderen en beleid op maken en samen slapen aanmoedigen
Een moeder zonder problemen maar had het wel fijn gevonden om een adres te hebben van een lactatiekundige mocht er wel een probleem geweest zijn.
Vraag altijd naar wat de moeder wil
Een moeder had graag al vroeg extra informatie gehad willen hebben over de bv patronen van de baby
Een moeder had liever een groter aanbod aan borstvoedingsvoorlichting bijeenkomsten gehad
Een moeder wilde graag vermeld dat zij het erg vond dat haar werd aangeraden om te stoppen met borstvoeding na 1 jaar in verband met tandbederf. Bovendien erge starheid in het volgen van vaste richtlijnen.
Heeft daarom geen vertrouwen in de gegeven adviezen en zoekt haar informatie elders.
Vooraf op tijd informeren. Heeft zelf veel opgezocht.
Graag curves van borstgevoede baby’s gebruiken
Ze rollen de loper voor haar uit omdat ze borstvoeding geeft
Er wordt teveel gestuurd op het moeten geven van borstvoeding
Het CB doet het heel goed.
Het is goed zoals het gaat. Mist wel voedingsschema’s
CB doet het super, komen ook thuis. Je kunt erheen. Bureau Schagen is erg goed. Niet dwingend.
Wist bij het eerste bezoek niet goed waar ze heen moest. Afspraken lopen vaak uit.
CB is fijn, goede informatie.
Heel goed geadviseerd en haar de keuze gegeven. Heel tevreden
Genoeg informatie, ook schriftelijk
Ze zijn voorstanders van borstvoeding en dit wordt toegejuicht.
Perfect. Ze voelt zich nooit alleen.
18
5 Voortgang
Zorg voor borstvoeding certificering wil graag betrokken blijven bij de ontwikkelingen en uitgaven op het gebied van de bevordering en ondersteuning van borstvoeding. Over twee jaar zal de kwaliteit van
begeleiding bij borstvoeding middels een schriftelijke tussentijdse toets, op basis van formats van Zorg voor borstvoeding certificering worden beoordeeld.
Vervolgens vindt over vier jaar een recertificeringsaudit plaats.
Juli 2016
Auditor Hester Hillegers
Beoordeeld door Caroline Kruger, beleidsmedewerker Ondertekend door Anna Krüger, voorzitter van
het bestuur van de stichting Zorg voor Borstvoeding